direct naar inhoud van Regels
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied Polder
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0093.BP2013BUITENGEBIED-VG03

Regels

Het bestemmingsplan Buitengebied Polder met identificatienummer NL.IMRO.0093.BP2013BUITENGEBIED-VG01 is bij raadsbesluit van 24 november 2015, door de gemeenteraad van Terschelling, opnieuw vastgesteld.

Het raadsbesluit van 24 november 2015 betreft het herzien van het onderdeel kamperen bij de boer, naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 juni 2015.

Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 juni 2015 maakt de bestemming 'Sport - Manege', toegekend aan het perceel Boddelenweg 5 te Hoorn, geen onderdeel meer uit van het voorliggende bestemmingsplan. De tekst van de bestemming is doorgehaald.

Voor het overige vinden geen wijzigingen plaats ten opzichte van het bestemmingsplan Buitengebied Polder met identificatienummer NL.IMRO.0093.BP2013BUITENGEBIED-VG01.

Het raadsbesluit van 24 november 2015 is in het voorliggende bestemmingsplan Buitengebied Polder verwerkt en aangegeven met:

  • a.   vette geelgearceerde tekst(gedeelten) indien het bestemmingsplan Buitengebied Polder is aangevuld ;
  • b.  Doorgehaalde tekst(gedeelten) indien tekst(gedeelten) in het bestemmingsplan Buitengebied Polder zijn vervallen.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het Bestemmingsplan Buitengebied Polder met identificatienummer NL.IMRO.0093.BP2013BUITENGEBIED-VG03 van de gemeente Terschelling;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbijbehorende bijlagen;

1.3 aan-/uitbouw en aangebouwd bijgebouw:

een gebouw dat constructief verbonden is met een (hoofd)gebouw en dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 agrarisch aanverwant bedrijf:

een bedrijf, dat in nauwe relatie staat tot het agrarisch bedrijf, waarvan de werkzaamheden in hoofdzaak bestaan uit het verlenen van diensten aan derden in de vorm van het houden van dieren en/of het telen en bewerken van gewassen;

1.7 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.8 agrarisch dienstverlenend bedrijf:

een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven;

1.9 appartement:

het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid, bedoeld voor verblijfsrecreatie, in een groter gebouw;

1.10 archeologisch monument:

terreinen welke van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde en die daarom op grond van de Monumentenwet worden beschermd;

1.11 archeologisch waardevol terrein:

een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;

1.12 bassin:

een mest- of waterbak voor de opslag van mest of water ten behoeve van agrarische activiteiten;

1.13 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.14 bed and breakfast:

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt binnen de woning aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.15 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.16 bedrijfsmatige exploitatie:

het via een bedrijf voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat in de logiesverblijven daadwerkelijke recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden;

1.17 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten;

1.18 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.19 bestaand:

het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, krachtens een bouwvergunning (vóór 1 oktober 2010)/omgevingsvergunning voor het bouwen (ná 1 oktober 2010);

1.20 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.21 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.22 boerderijpand:

het gebouw behorende tot het voormalige agrarische bedrijf, waarin oorspronkelijk het woongedeelte en de stal was ondergebracht en dat oorspronkelijk als het hoofdgebouw van het agrarisch bedrijf is gebouwd;

1.23 bewoning:

de huisvesting van een persoon (en diens/haar gezin of een daarmee gelijk te stellen groep personen):

  • a. recreatieve bewoning:
    • 1. de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
  • b. permanente bewoning:
    • 1. het gebruiken van woonruimte als vaste woonplaats;
1.24 bijgebouw:

een gebouw, dat in bouwkundig en/of visueel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw;

1.25 boomteelt:

de teelt van boomkwekerijgewassen;

1.26 boomteeltbedrijf:

een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die specifiek is gericht op het telen van bomen, struiken, (tuin-)planten en aanverwante gewassen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van containerteelt en glasopstanden;

1.27 bosbouw:

het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie;

1.28 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.29 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.30 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.31 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.32 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.33 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.34 cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, niet zijnde gronden in gebruik ten behoeve van een agrarische bedrijfsvoering;

1.35 cultuurlandschappelijk waardevol terrein:

een terrein met een toegekende waarde, ontstaan door het gebruik van dat terrein in de loop van de geschiedenis door de mens;

1.36 demontabele constructie:

een constructie die erop gericht is dat het bouwwerk in onderdelen binnen een korte periode kan worden afgebroken en (weer) kan worden opgebouwd;

1.37 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.38 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw, al dan niet zijnde een hoofdgebouw, en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.39 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.40 extensief dagrecreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;

1.41 fruitteelt:

de teelt of het kweken van fruit aan houtige gewassen;

1.42 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.43 gebouwen ten behoeve van beheer en dienstverlening:

gebouwen ten behoeve van beheer en dienstverlening op een kampeerterrein, zoals een kantoor, een ziekenboeg en een kantine, welke in hoofdzaak ten dienste staan van het kampeerterrein;

1.44 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

1.45 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.46 geluidsgevoelige functies:

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of een terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

1.47 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.48 groepsaccommodatie:

een groepsverblijf met meer dan tien slaapplaatsen, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere verblijfsrecreatieve doeleinden;

1.49 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;

1.50 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.51 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.52 horecabedrijf en/of -instelling:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.53 houtteelt:

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend het kweken van bomen ten behoeve van de houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de meldings- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;

1.54 jaarstandplaats:

het terreingedeelte dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel dat gedurende het gehele jaar aldaar aanwezig mag zijn;

1.55 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een camper of een caravan dan wel enig ander voertuig of onderkomen, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.56 kampeerterrein;

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.57 kampwinkel:

een winkel op een kampeerterrein, waarin de bedrijfsuitoefening is gericht op detailhandel in hoofdzaak ten dienste van dat kampeerterrein;

1.58 kantine:

een ruimte in of bij een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van maaltijden, eenvoudige etenswaren en dranken, niet in de vorm van bruiloften, partijen en naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen van horeca, in hoofdzaak ten dienste van de gelet op de bestemming van het gebouw aanwezige hoofdfunctie;

1.59 kas:

een bouwwerk, niet zijnde een tunnelkas of een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groente, vruchten, bloemen of planten;

1.60 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, zoals genoemd in Bijlage 1 Bedrijvenlijst kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bij deze regels, waarvoor geen vergunningplicht op grond van milieuwetgeving geldt;

1.61 landschappelijke waarden:

de cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap, zoals die zijn beschreven in 4.1.4. van de toelichting;

1.62 manege-activiteiten:

bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en/of pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen);

1.63 natuurlijke waarden:

de abiotische en biotische waarden van een gebied. Bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zal de Natuurbeschermingswet (1998) en de Flora- en faunawet steeds onderdeel van het toetsingskader zijn;

1.64 netto horecavloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor horeca, inclusief keuken en dergelijke, exclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.65 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt, en die als zodanig niet afhankelijk is van agrarische gronden als productiemiddel;

1.66 normaal agrarisch gebruik:

het gebruik dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goede grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en grondgebonden agrarisch gebruik van de gronden;

1.67 normaal onderhoud:

het onderhoud dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.68 ondergeschikte tweede tak:

een ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsomvang van een agrarisch bedrijf;

1.69 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;

1.70 paardenhouderij:

een agrarisch aanverwant bedrijf dat is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen, stallen en verhuren, waaronder huifkarverhuur, van paarden, pony's en/of ezels;

1.71 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld;
1.72 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.73 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.74 recreatieappartement:

het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid ten behoeve van verblijfsrecreatie in een groter gebouw;

1.75 recreatieverblijf:

een vrijstaand gebouw, al dan niet behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en qua afmetingen ondergeschikt aan dat (hoofd)gebouw, dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;

1.76 recreatiewoning:

een gebouw dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.77 relatie:

ter plaatse van de aanduiding "relatie" wordt de verbinding aangegeven tussen twee of meer afzonderlijk begrensde bouwpercelen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel" of bouwvlakken, waarmee die bouwpercelen of bouwvlakken één geheel vormen;

1.78 risicogevoelig bouwwerk c.q. object:

een bouwwerk c.q. object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, dat kan worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;

1.79 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.80 seizoenstandplaats:

het terreingedeelte dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel voor ten hoogste de periode van 1 maart tot 1 november;

1.81 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.82 sierteelt:

de teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken;

1.83 silo:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van opslagdoeleinden;

1.84 stacaravan:

een caravan, die, ook al is hij niet omgevingsvergunningplichtig, toch als een gebouw

valt aan te merken;

1.85 toeristische standplaats:

het terreingedeelte dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel, niet zijnde een bouwwerk, dat slechts gedurende een beperkte periode van ten hoogste enige weken (maximaal drie maanden) op het kampeerterrein aanwezig is; 

1.86 vaste woonplaats:

het gebruiken van woonruimte als hoofdverblijf zoals bedoeld in de Wet gemeenschappelijke basisadministratie. Als criterium voor de vaststelling of iemand een woonruimte als hoofdverblijf in gebruik heeft, geldt dat hij of zij op het betreffende adres staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie, terwijl tevens uit het geheel van feiten en omstandigheden blijkt dat het betreffende adres als zijn of haar hoofdverblijf fungeert;

1.87 voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.88 vrij beroep:

het beroep van:

  • a. huisarts, medisch-specialist, tandarts, tandarts-specialist, apotheker, fysiotherapeut, oefentherapeut, logopedist, verloskundige, dierenarts, bouwkundig architect, interieurarchitect, stedenbouwkundige, raadgevend ingenieur, notaris, advocaat, gerechtsdeurwaarder, registeraccountant, belastingconsulent, accountant, administratieconsulent, makelaar in onroerend goed, assurantiebemiddelaar, organisatieadviseur, tuin- en landschapsarchitect,
  • b. dan wel een naar de aard daarmee gelijk te stellen beroep, dat, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend in een hoofdgebouw en/of bijgebouw(en) dat is (die zijn) bestemd voor het permanent wonen;
1.89 vrijstaand bijgebouw:

een vrijstaand gebouw, dat ruimtelijk ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw;

1.90 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.91 woning:

een gebouw, uitsluitend bedoeld voor niet-recreatieve bewoning of een uitsluitend voor niet-recreatieve bewoning bedoeld gedeelte van een gebouw;

1.92 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

1.93 zorgboerderij:

een voorziening gericht op dagbesteding door en voor mensen met een geestelijke en/of lichamelijke beperking.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2. de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bouwonderdelen zoals goten, dakoverstekken en in dakoverstekken geïntegreerde goten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen met een minimale oversteek van 75 cm worden in de oppervlakte meeberekend;

2.6. de oppervlakte van een permanent woongedeelte:

de gebruiksoppervlakte overeenkomstig NEN 2580;

2.7. de vloeroppervlakte van een beroeps- en/of bedrijfsactiviteit:

de gebruiksoppervlakte overeenkomstig NEN 2580;

2.8. de oppervlakte van personeelsruimten:

de gebruiksoppervlakte overeenkomstig NEN 2580;

2.9. de breedte van randbeplanting/afschermende elzensingel:

de breedte gemeten tussen de horizontale projectie van de buitenste stammen van de randbeplanting/elzenzingels;

2.10. de goothoogte van een lessenaarsdak:

de goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald door de hoogte van de goot aan de hoge zijde van het dak.

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het grondgebonden agrarisch gebruik;
  • b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering al dan niet in combinatie met verkoop en ambachtelijke bewerking en verwerking van eigen producten, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel";
  • c. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in combinatie met een paardenhouderij, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "paardenhouderij";
  • d. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in combinatie met een landbouwmuseum en kinderboerderij, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - landbouwmuseum";
  • e. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in combinatie met een boerengolf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - boerengolf";
  • f. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in combinatie met een zorgboerderij, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "zorgboerderij";
  • g. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel";
  • h. cultuurgrond;
  • i. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de open polder en de binnenduinrand, zoals die zijn weergegeven op de gebiedsvisiekaart in Bijlage 2 Gebiedsvisiekaart;
  • j. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, aardkundige, cultuurhistorische en natuurlijke waarden van de gronden, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduidingen "specifieke vorm van agrarisch - hoge en zeer hoge waarde" en "specifieke vorm van agrarisch - middelhoge waarden";
  • k. parkeer- en/of speelterreinen ten behoeve van aangrenzende kampeerterreinen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein";
  • l. recreatieverblijven, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - recreatieverblijf";
  • m. een recreatieappartement, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduidingen "specifieke vorm van recreatie - recreatieappartement";
  • n. het gebruik voor de opslag van zand ten behoeve van de cranberryteelt, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - opslag zand";
  • o. een weerstation, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch- weerstation";
  • p. kamperen bij de boer, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - kamperen bij de boer” ,

met daaraan ondergeschikt:

  • q. agrarisch natuurbeheer;
  • r. openbare nutsvoorzieningen;
  • s. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • t. infrastructurele voorzieningen;
  • u. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder waterberging,

met de daarbijbehorende:

  • v. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen;
  • w. bedrijfswoningen;
  • x. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;
  • y. een agrarische schuur, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - agrarische schuur";
  • z. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen voor de in lid 3.1, sub a tot en met g genoemde functies gelden de volgende regels:
    • 1. er zullen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van grondgebonden agrarische bedrijven worden gebouwd;
    • 2. er zullen geen kassen, tunnelkassen en torensilo's worden gebouwd, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "kas";
    • 3. de gebouwen en overkappingen zullen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel";
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 1 en 3 zijn nieuwe gebouwen ten behoeve van het stallen van vee uitsluitend toegestaan, indien is aangetoond dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie van het betreffende bedrijf;
    • 5. per aanduidingsvlak van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel", zullen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van 1 grondgebonden agrarisch bedrijf worden gebouwd;
    • 6. de bedrijfswoningen zullen aan de wegzijde van het bouwperceel worden gebouwd;
    • 7. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste 1 per aanduidingsvlak met de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel" bedragen, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - twee bedrijfswoningen" waar 2 bedrijfswoningen per bouwperceel zijn toegestaan;
    • 8. de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning zullen tenminste 1,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd, danwel op tenminste de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
    • 9. de maatvoering van een gebouw zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte in m²   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw   -   -   4,00   15   60   10,00  
Bedrijfswoning   150 m²   -   3,50   30   60   10,00  
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   -   40 m²   3,00   -   60   -  

  • b. In aanvulling op het bepaalde in sub a, zal, als de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen, met meer dan 100 m² wordt vergroot, een inrichtingsplan worden opgesteld dat door het bevoegd gezag is goedgekeurd in het kader van de besluitvorming over de omgevingsvergunning voor het bouwen, met dien verstande dat een inrichtingsplan dient te worden opgesteld volgens de richtlijn opgenomen in Bijlage 3 Handreiking erfinrichting.

  • c. Voor het bouwen van recreatieverblijven gelden de volgende regels:
    • 1. het aantal recreatieverblijven zal per aanduidingsvlak ten hoogste 1 bedragen;
    • 2. de oppervlakte van een recreatieverblijf zal ten hoogste 55 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van een recreatieverblijf zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
    • 4. de goothoogte van een recreatieverblijf zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
    • 5. de dakhelling van een recreatieverblijf zal ten hoogste 60° bedragen.

  • d. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van een agrarische schuur gelden de volgende regels:
    • 1. het aantal gebouwen zal per aanduidingsvlak ten hoogste 1 bedragen;
    • 2. de oppervlakte van een gebouw zal ten hoogste 60,00 m² bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

  • e. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. silo's, platen en bassins zullen uitsluitend worden gebouwd op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel";
    • 2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal binnen het bouwperceel ten hoogste 5,00 m bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal buiten het bouwperceel ten hoogste 1,50 m bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2 sub a, onder 4 voor het bouwen van veestallen, mits is aangetoond dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie in een Natura2000-gebied, danwel dat de toename van de depositie geen negatieve gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelen van het Natura2000-gebied;
  • b. het bepaalde in lid 3.2, sub e, onder 2 en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwperceel wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
    • 1. het opslaan van mest, hooi- en/of kuilbalen en/of overige landbouwproducten buiten het bouwperceel, anders dan tijdelijk gedurende een periode van 9 maanden per jaar en met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - mestopslag";
    • 2. het afgraven en/of vergraven en/of ophogen van gronden, niet zijnde de inrichting en het normale onderhoud van gronden ten behoeve van de cranberrycultuur;
    • 3. het gebruik van de gronden en/of bouwwerken voor houtteelt, bosbouw, bollenteelt, boomkwekerijbedrijven, sier- en/of fruitteelt, niet zijnde de cranberryteelt, en/of naar de aard en invloed daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid;
    • 4. het opslaan op het perceel van bagger en organisch materiaal anders dan tijdelijk op de oever van het water waaruit de bagger en het organisch materiaal is verkregen, waarbij verwerking van de bagger en het organisch materiaal op het betreffende perceel is toegestaan;
    • 5. het opslaan van niet-agrarische producten en goederen en/of het stallen van auto's, boten en caravans, anders dan in gebouwen;
    • 6. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan 1 bedrijfswoning;
    • 7. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de verkoop van agrarische of direct aanverwante producten die in de hoofdzaak op het eigen bedrijf zijn geproduceerd;
    • 8. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van het hebben van recreatieappartementen en andere verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - recreatieverblijf" en "specifieke vorm van recreatie - recreatieappartement";
    • 9. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten, anders dan ten behoeve van grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten;
    • 10. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
    • 11. het gebruik van de gronden als parkeer- en/of speelterrein, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein";
    • 12. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbij behorende bouwwerken, met uitzondering van de bestaande paardrijbakken;
    • 13. (lees: 8a uit vaststellingsbesluit) het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van het kamperen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - kamperen bij de boer”, mits:
      • a. het kamperen bij de boer uitsluitend plaats vindt bij volwaardige agrarische bedrijven met een minimale omvang van 0,75 volwaardige arbeidskracht/mensjaar. Zodra de agrarische functie wordt beëindigd of de agrarische bedrijfsvoering wordt afgebouwd, dient het kamperen bij de boer te worden beëindigd;
      • b. er alleen tenten worden geplaatst in de periode van 1 maart tot 1 november;
      • c. er niet meer dan 10 tenten per kampeerterrein worden geplaatst;
      • d. de omvang van het kampeerterrein ten hoogste 0,5 hectare zal bedragen waarbij per standplaats een maximale omvang geldt van 500 m2 bruto oppervlakte, inclusief beplanting, speeltoestellen, en dergelijke;
      • e. sanitaire voorzieningen uitsluitend worden ondergebracht binnen het agrarisch bouwvlak of in de tenten;
      • f. de randbeplanting opgenomen in het inrichtingsplan behorend bij de bestaande omgevingsvergunning voor het kamperen bij de boer is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

  • b. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, voor zover de gronden op de verbeelding zijn aangeduid met "specifieke vorm van agrarisch - hoge en zeer hoge waarden", wordt aanvullend op lid 3.4, sub a, tevens gerekend:
    • 1. het aanplanten van bomen en/of ander houtgewas;
    • 2. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of het verharden en/of verbreden van wegen en paden;
    • 3. het afgraven en/of vergraven en/of ophogen van gronden;
    • 4. het aanbrengen van drainage, anders dan het uitsluitend aanbrengen van greppels;
    • 5. het graven en/of verbreden van sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
    • 6. het dempen van greppels, sloten, kreken en slenken, het ploegen, diepwoelen en egaliseren van gronden en het frezen van de zode dieper dan 10 cm;
    • 7. het opslaan van bagger en hekkelmateriaal anders dan tijdelijk op de oever van het water waaruit de bagger en het hekkelmateriaal is verkregen;
    • 8. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
    • 9. het aanleggen van paardrijdbakken;
    • 10. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen;
    • 11. het opslaan van mest, hooi- en/of kuilbalen en/of overige landbouwproducten.

  • c. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, voor zover de gronden op de verbeelding zijn aangeduid met "specifieke vorm van agrarisch - middelhoge waarden", aanvullend op lid 3.4, sub a tevens gerekend:
    • 1. het aanplanten van bomen en/of ander houtgewas;
    • 2. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of het verharden en/of verbreden van wegen en paden;
    • 3. het afgraven en/of vergraven en/of ophogen van gronden;
    • 4. het aanbrengen van drainage, anders dan het uitsluitend aanbrengen van greppels;
    • 5. het graven en/of verbreden van sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
    • 6. het dempen van greppels, sloten, kreken en slenken, het ploegen dieper dan 30 cm, diepwoelen en egaliseren van gronden;
    • 7. het opslaan van bagger en hekkelmateriaal anders dan tijdelijk op de oever van het water waaruit de bagger en het hekkelmateriaal is verkregen;
    • 8. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
    • 9. het aanleggen van paardrijdbakken;
    • 10. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen;
    • 11. het opslaan van mest, hooi- en/of kuilbalen en/of overige landbouwproducten.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.1 onder b, c en d toestaan dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van de in Bijlage 4 Specifieke toetsingscriteria ondergeschikte tweede tak of deeltijdfunctie opgenomen bedrijvigheid, mits:
    • 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 2. er geen onevenredige toename van het aantal verkeersbewegingen plaatsvindt;
    • 3. het parkeren ten behoeve van het gebruik plaats moet vinden binnen het bouwperceel;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. met de recreatieappartementen het maximaal toegestane aantal bedden binnen de beddenboekhouding niet wordt overschreden;
    • 6. er tevens wordt voldaan aan de specifiek per gebruik gestelde criteria, zoals opgenomen in Bijlage 4 Specifieke toetsingscriteria ondergeschikte tweede tak of deeltijdfunctie bij de regels;

  • b. het bepaalde in lid 3.4, sub a, onder 1 en toestaan dat gronden buiten het bouwperceel worden gebruikt voor het opslaan van mest, hooi- en/of kuilbalen en/of overige landbouwproducten, mits:
    • 1. dit door een gebrek aan fysieke ruimte op het bouwperceel noodzakelijk is;
    • 2. sprake is van een goede landschappelijke inpassing;
    • 3. deze omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor opslag ten behoeve van een als zodanig van een bouwperceel voorzien agrarisch bedrijf of ten behoeve van bedrijven in de bestemmingen 'Agrarisch - Paardenhouderij' of 'Sport - Manege';
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijk en natuurlijke waarden, de archeologische en cultuurhistorische waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • c. het bepaalde in lid 3.4, sub a, onder 2 en toestaan dat gronden worden afgegraven en/of vergraven en/of opgehoogd, mits;
    • 1. dit noodzakelijk is voor de teelt van de binnen de bestemming toegestane gewassen;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijk en natuurlijke waarden, de archeologische en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • d. het bepaalde in lid 3.4, sub a, onder 3 en toestaan dat de gronden en/of bouwwerken worden gebruikt voor sier- en/of fruitteelt, houtteelt, bosbouw, bollenteelt, het kweken van bomen en struiken, en/of naar de aard en invloed daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, mits:
    • 1. deze omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend binnen de binnenduinrand, zoals die is weergegeven op de gebiedsvisiekaart in Bijlage 2 Gebiedsvisiekaart;
    • 2. deze omgevingsvergunning niet wordt verleend voor de gronden ter plaatse van de aanduidingen "specifieke vorm van agrarisch - hoge en zeer hoge waarden" en "specifieke vorm van agrarisch - middelhoge waarden";
    • 3. geen onevenredige schade ontstaat aan het agrarisch gebruik van aangelegen gronden of de waarden van aangrenzende percelen, die op de verbeelding zijn voorzien van de aanduidingen "specifieke vorm van agrarisch - hoge en zeer hoge waarden" en "specifieke vorm van agrarisch - middelhoge waarden";
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de binnenduinrand;
    • 5. bij de afweging van de toelaatbaarheid van bosbouw, houtteelt en andere opgaande teeltvormen, de landschaps- en beheersvisie uit het Landschapsontwikkelingsplan 2005, zoals opgenomen in paragraaf 4.1.4. van de toelichting, uitgangspunt zal zijn;

  • e. het bepaalde in lid 3.4, sub a, onder 6 en toestaan dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor meer dan 1 bedrijfswoning, mits:
    • 1. deze omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend, indien de extra bedrijfswoning noodzakelijk is voor de huisvesting van de bedrijfsopvolger;
    • 2. de maximale oppervlakte van de bedrijfswoning niet meer dan 150 m² zal bedragen en er niet meer dan twee bedrijfswoningen worden gevestigd;
    • 3. de tweede bedrijfswoning in de bestaande bedrijfswoning en/of het oorspronkelijke boerderijpand wordt gerealiseerd;
    • 4. er overeenstemming is met de uitgangspunten van het Woonplan;
    • 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 6. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere waarde;
    • 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • f. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4, sub a, onder 6 en toestaan dat de gebouwen worden gebruikt voor het inrichten van ruimten ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de ruimten ten behoeve van de huisvesting van personeel ten hoogste 50 m² zal bedragen;
    • 2. de personeelsverblijven uitsluitend worden ingericht ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel;
    • 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • g. het bepaalde in lid 3.4, sub a, onder 13 (lees: 8a uit vaststellingsbesluit)  en toestaan dat de gronden, tevens worden gebruikt voor kamperen bij de boer, ten behoeve van toeristische  seizoen standplaatsen, waarbij de omgevingsvergunning telkens voor de duur van ten hoogste 4 jaar wordt verleend, mits:
    • 1. het kamperen bij de boer uitsluitend is toegestaan binnen de agrarische bouwpercelen dan wel op percelen direct aansluitend op de agrarische bouwpercelen;
    • 2. het kamperen bij de boer uitsluitend is toegestaan bij volwaardige agrarische bedrijven met een minimale omvang van 0,75 volwaardige arbeidskracht/mensjaar. Zodra de agrarische functie wordt beëindigd of de agrarische bedrijfsvoering wordt afgebouwd, dient het kamperen bij de boer te worden beëindigd;
    • 3. er per agrarisch bedrijf ten hoogste 1 kampeerterrein wordt toegestaan;
    • 4. er ten hoogste 7 kampeerterreinen zullen worden toegestaan;
    • 5. er ten hoogste 2 kampeerterreinen per hemrik, zoals die zijn weergegeven op de kaart in Bijlage 8 Hemrikken, zullen worden toegestaan;
    • 6. er alleen tenten worden geplaatst;
    • 7. er niet meer dan 10 kampeermiddelen  tenten per kampeerterrein worden geplaatst in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    • 8. de omvang van het kampeerterrein ten hoogste 0,5 hectare zal bedragen waarbij per standplaats een maximale omvang geldt van 500 m² bruto oppervlakte, inclusief beplanting, speeltoestellen, en dergelijke;
    • 9. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de beginselen van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur en mogelijk verlies aan areaal binnen de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur kwalitatief en/of financieel wordt gecompenseerd;
    • 10. deze omgevingsvergunning in ieder geval niet wordt verleend indien er onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie op nabijgelegen erven. Aangenomen wordt dat deze woonsituatie onevenredig wordt geschaad, als het perceel waar gekampeerd zal gaan worden op minder dan 50 m afstand is gelegen van de bestemmingsgrenzen van nabijgelegen woonhuizen;
    • 11.  sanitaire voorzieningen worden uitsluitend ondergebracht binnen de bestaande gebouwen behorende bij het agrarische bedrijf. De bebouwing mag worden gebruikt voor recreatiedoeleinden uitsluitend voor de eigen kampeergasten; sanitaire voorzieningen worden uitsluitend ondergebracht binnen het agrarisch bouwvlak of in de tenten;
    • 12. er een inrichtingsplan dient te worden overgelegd volgens de richtlijn opgenomen in Bijlage 3 Handreiking erfinrichting;
    • 13. met de kampeerplaatsen het maximaal toegestane aantal bedden binnen de beddenboekhouding niet wordt overschreden;
    • 14. de activiteit geen gevolgen heeft voor de natuurwaarden. Zo nodig dient dit door aanvrager te worden aangetoond door middel van een deugdelijk ecologisch onderzoek;

 

  • h. het bepaalde in lid 3.4, sub b, onder 6 en sub c, onder 6 en toestaan dat greppels worden gedempt, mits:
    • 1. deze omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend, indien er sprake is van een landbouwkundige noodzaak om de greppels op een andere wijze op het perceel aan te leggen;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, aardkundige, cultuurhistorische en natuurlijke waarden van de gronden.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verwijderen van bomen en/of houtgewas, niet zijnde bomen en/of houtgewas onderdeel uitmakend van een grondgebonden agrarische teelt;
    • 2. het aanplanten van bomen en/of houtgewas buiten het bouwperceel, niet zijnde bomen en/of houtgewas onderdeel uitmakend van een grondgebonden agrarische teelt;
    • 3. het graven en/of dempen en/of verbreden van sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
    • 4. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
    • 5. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen buiten het bouwperceel;
    • 6. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, en/of het verharden en/of verbreden van bestaande wegen en bestaande paden buiten het bouwperceel;
    • 7. de aanleg van cranberryteeltpercelen;
    • 8. de aanleg van ontsluitingswegen/-paden ten behoeve van de ontsluiting van agrarische bouwpercelen.

  • b. Het in sub a vervatte verbod is niet van toepassing op:
    • 1. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of het normaal agrarisch gebruik betreffen;
    • 2. al in uitvoering waren op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

  • c. De in sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke, aardkundige, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de open polders of de binnenduinrand. Bij de afweging van de toelaatbaarheid van vergunningplichtige werken en werkzaamheden, zullen de landschaps- en beheersvisie uit het Landschapsontwikkelingsplan 2005, zoals opgenomen in paragraaf 4.1.4. van de toelichting en Bijlage 7 Inventarisatie Cultuurlandschap Terschelling resultaten, steeds onderdeel van het toetsingskader zijn.

  • d. De in sub a bedoelde vergunningen worden niet verleen d voor gronden ter plaatse van de aanduidingen "specifieke vorm van agrarisch - hoge en zeer hoge waarden" en "specifieke vorm van agrarisch - middelhoge waarden", gelet op het bepaalde in Artikel 3, lid 3.4, sub b en c.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. een bouwperceel ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel", met inbegrip van een wijziging of verwijdering van het daarbinnen gelegen bouwvlak, geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits de bedrijfsvoering geheel of gedeeltelijk is beëindigd;
  • b. een bouwperceel ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel" bij gelijkblijvende omvang qua situering wordt gewijzigd, met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:
    • 1. het bouwperceel niet geheel of gedeeltelijk wordt gesitueerd op de gronden die op de verbeelding zijn voorzien van de aanduidingen "specifieke vorm van agrarisch - hoge en zeer hoge waarden" en "specifieke vorm van agrarisch - middelhoge waarden";
    • 2. er een bedrijfstechnische noodzaak is om ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, of het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten, de situering van het bouwperceel/-vlak te wijzigen;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Natuur', mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van Artikel 12 Natuur van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 3. de wijziging niet eerder plaats zal vinden dan nadat de betreffende gronden voor de daadwerkelijke natuurontwikkeling zijn verworven;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. de bestemming 'Agrarisch', uitsluitend voorzover voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel", inclusief het daarbinnen gelegen bouwvlak, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel, mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van Artikel 20 Wonen van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel" inclusief het bouwvlak van de verbeelding wordt verwijderd;
    • 3. een nieuw bouwvlak op de verbeelding wordt aangegeven, waarbij de grenzen van het bouwvlak worden bepaald door de contouren van de voormalige bedrijfswoning, dan wel het voormalige boerderijpand;
    • 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 5. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning, dan wel het voormalige boerderijpand;
    • 6. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
    • 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de bestemming 'Agrarisch', uitsluitend voorzover voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel", inclusief het daarbinnen gelegen bouwvlak, wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' of 'Dienstverlening - Agrarisch', ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel, mits:
    • 1. deze wijzigingsbevoegdheid niet wordt toegepast, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - uitzonderingsregeling";
    • 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de bepalingen van Artikel 4 Agrarisch - Paardenhouderij of Bijlage 5 Bestemming 'Dienstverlening - Agrarisch' van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 3. de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel" inclusief het bouwvlak van de verbeelding wordt verwijderd;
    • 4. een nieuw bouwvlak op de verbeelding wordt aangegeven, waarbij de grenzen van het bouwvlak worden bepaald door de contouren van de bestaande gebouwen;
    • 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 6. de functie ondergebracht wordt in de bestaande gebouwen;
    • 7. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning, dan wel het voormalige boerderijpand;
    • 8. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als karakteristieke verschijningsvorm worden gehandhaafd;
    • 9. er geen onevenredige toename van het aantal verkeersbewegingen plaatsheeft;
    • 10. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Recreatie - 1', ten behoeve van de sanering van een kampeerterrein elders, mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van Artikel 13 Recreatie - 1 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de uitbreiding van bestaande kampeerterreinen op gronden met de aanduiding "wetgevingszone - wijzigingsgebied";
    • 3. de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid past binnen de uitgangspunten van de Beleidsregels kamperen 2008;
    • 4. ten behoeve van deze wijzigingsbevoegdheid van een bestaand kampeerterrein elders de oppervlaktes zoals opgenomen in de kampeervergunning in zijn geheel wordt worden overgenomen en verplaatst, en de kampeermiddelen van het bestaande kampeerterrein worden verwijderd, en waarbij tegelijkertijd de verblijfsrecreatieve bestemming van het bestaande kampeerterrein wordt verwijderd c.q. wordt gewijzigd zodanig dat verblijfsrecreatie niet langer is toegestaan;
    • 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de beginselen van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur;
    • 6. het bestaande aantal m² van de jaarstandplaatsen op het bestaande kampeerterrein en van het gesaneerde kampeerterrein tezamen, zoals weergegeven in de kampeervergunning dan wel op de verbeelding, niet wordt vergroot;
    • 7. het nieuwe kampeerterrein wordt voorzien van de aanduiding "specifieke bouwregelsuitgesloten - bebouwing";
    • 8. het nieuwe kampeerterrein wordt omgeven door randbeplanting met een breedte van ten minste 7,00 m, tenzij er sprake is van toeristische standplaatsen in welk geval de breedte ten minste 3,00 m zal bedragen;
    • 9. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden, de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Recreatie - 1', ten behoeve van kwaliteitsverbetering/herinrichting van een kampeerterrein, mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van Artikel 13 Recreatie - 1 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de uitbreiding van bestaande kampeerterreinen op gronden met de aanduiding "wetgevingszone - wijzigingsgebied";
    • 3. de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid past binnen de uitgangspunten van de Beleidsregels kamperen 2008;
    • 4. het bestaande aantal m² van de jaarstandplaatsen op het bestaande kampeerterrein, zoals weergegeven op de verbeelding, niet wordt vergroot;
    • 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de beginselen van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur;
    • 6. het nieuwe kampeerterrein wordt voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing";
    • 7. het nieuwe kampeerterrein wordt omgeven door randbeplanting met een breedte van ten minste 7,00 m, tenzij er sprake is van toeristische standplaatsen in welk geval de breedte ten minste 3,00 m zal bedragen;
    • 8. de bestaande gezamenlijke oppervlakte van de kampeerterreinen en recreatiewoningenterreinen binnen de gemeente, zoals die bestond op 1 januari 2011, met niet meer dan 11 hectare wordt vergroot;
    • 9. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden, de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Recreatie - 1', ten behoeve van toeristisch kamperen in het hoogseizoen, mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van Artikel 13 Recreatie - 1 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de uitbreiding van bestaande kampeerterreinen op gronden met de aanduiding "wetgevingszone - wijzigingsgebied";
    • 3. het nieuwe kampeerterrein wordt voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing";
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de beginselen van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur;
    • 5. het bestaande aantal m² van de jaarstandplaatsen op het bestaande kampeerterrein, zoals weergegeven op de verbeelding, niet wordt vergroot;
    • 6. het nieuwe kampeerterrein wordt omgeven door een afschermende elzensingel met een breedte van ten minste 3,00 m;
    • 7. de bestaande gezamenlijke oppervlakte van de kampeerterreinen en recreatiewoningenterreinen binnen de gemeente, zoals die bestond op 1 januari 2011, met niet meer dan 11 hectare wordt vergroot;
    • 8. met de kampeerplaatsen het maximaal toegestane aantal bedden binnen de beddenboekhouding niet wordt overschreden;
    • 9. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden, de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Agrarisch - Paardenhouderij

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van een paardenhouderij, al dan niet in combinatie een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • b. een hondenopvang, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - dierenpension";
  • c. een bedrijfswoning;
  • d. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning,

 

alsmede in beperkte mate voor:

  • e. wegen en paden;
  • f. water,

met de daarbij behorende:

  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van de in lid 4.1 onder a t/m d genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:
    • 1. per bestemmingsvlak zullen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van 1 paardenhouderij, al dan niet in combinatie met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, worden gebouwd;
    • 2. de bedrijfswoning en de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, zullen binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
    • 3. de maatvoering van een bouwwerk zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw   Maximale
oppervlakte in m²  
Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  Per gebouw   Gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw en overkapping   -   -   4,00   20   60   6,00  
Bedrijfswoning   150   -   3,50   30   60   6,00  
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   -   40   3,00   -   60   -  

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2, sub a, onder 3, en toestaan dat bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, worden voorzien van een plat dak, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in lid 4.2, sub b, onder 2 en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van manegeactiviteiten met de daarbijbehorende horecadoeleinden;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • d. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • f. het opslaan van niet-agrarische producten en goederen en/of het stallen van auto's, boten en caravans, anders dan in gebouwen.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4, sub d en toestaan dat de gebouwen worden gebruikt voor het inrichten van ruimten ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de ruimten ten behoeve van de huisvesting van personeel ten hoogste 50 m² zal bedragen;
  • b. de personeelsverblijven uitsluiten worden ingericht ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. een bouwvlak wordt verschoven, mits:
    • 1. de oppervlakte van het bouwvlak niet wordt vergroot;
    • 2. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere waarde;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij', met inbegrip van de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken, wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', ten behoeve van agrarische cultuurgrond en/of de bestemming 'Wonen', mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels van Artikel 3 Agrarisch en/of Artikel 20 Wonen van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 3. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij', met inbegrip van de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken, wordt gewijzigd in de bestemming 'Dienstverlening - Agrarisch', mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Bijlage 5 Bestemming 'Dienstverlening - Agrarisch' van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. de agrarisch dienstverlenende functie uitsluitend in combinatie met de woonfunctie wordt uitgeoefend;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. terreinen en gebouwen ten behoeve van de energievoorziening, waterregulering, en naar de aard daarmee gelijk te stellen nutsvoorzieningen, niet zijnde geluidzoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven,

met de daarbij behorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen.

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

Artikel 6 Bedrijf - Opslag en stalling tbv loonwerkbedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Opslag en stalling tbv loonwerkbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van de opslag en stalling van werktuigen en materiaal,

niet zijnde geluidzoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven,

alsmede in beperkte mate voor:

  • b. wegen en paden;
  • c. water,

met de daarbijbehorende:

  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van de in lid 6.1 sub a genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:
    • 1. per bestemmingsvlak zullen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van 1 bedrijf worden gebouwd;
    • 2. de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, zullen binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
    • 3. de maatvoering van een bouwwerk zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte in m²   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw en overkapping   -   -   5,50   20   60   10,00  

  • b. In aanvulling op het bepaalde in sub a, zal, als de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen meer dan 100 m² wordt, een inrichtingsplan worden opgesteld dat door het bevoegd gezag is goedgekeurd in het kader van de besluitvorming over de omgevingsvergunning voor het bouwen, met dien verstande dat een inrichtingsplan dient te worden opgesteld volgens de richtlijn opgenomen in Bijlage 3 Handreiking erfinrichting.

  • c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 6.2, sub a, onder 3 en toestaan dat bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, worden voorzien van een plat dak, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in lid 6.2, sub c, onder 2 en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor de opslag en stalling van werktuigen en materiaal buiten de bedrijfsgebouwen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor recreatieve doeleinden;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, tenzij het productiegebonden detailhandel betreft;
  • d. het gebruik van bedrijfsgebouwen vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een op de verbeelding aangegeven bouwvlak wordt verschoven, mits:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak niet wordt vergroot;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 7 Bos

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de elzensingels en elzenbossen,

met daaraan ondergeschikt:

  • b. infrastructurele voorzieningen;
  • c. openbare nutsvoorzieningen;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen,

met de daarbijbehorende:

  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
  • a. Op of in deze gronden zullen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het verwijderen van bomen en/of houtgewas anders dan ten behoeve van de ontsluiting van een perceel of het normale onderhoud;
  • b. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verwijderen van bomen en/of houtgewas ten behoeve van de ontsluiting van een perceel;
    • 2. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.

  • b. Het in lid 7.4, sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen.

  • c. De in lid 7.4, sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en de cultuurhistorische waarden en aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 8 Horeca

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen, ten behoeve van:
    • 1. horecabedrijven in categorie 3, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 3";
    • 2. horecabedrijven in categorie 4 uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 4",

zoals bedoeld in Bijlage 6 Indeling horecabedrijven;

  • b. een bedrijfswoning;
  • c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;
  • d. een evenemententerrein, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "evenemententerrein",

alsmede in beperkte mate voor:

  • e. wegen en paden;
  • f. water,

met de daarbij behorende:

  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van de in lid 8.1 onder a t/m c genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:
    • 1. per bestemmingsvlak zullen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van 1 horecabedrijf worden gebouwd;
    • 2. de bedrijfswoning en de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, zullen binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
    • 3. het aantal bedrijfswoningen zal per bestemmingsvlak ten hoogste 1 bedragen;
    • 4. de maatvoering van een bouwwerk zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw   Maximale
oppervlakte in m²  
Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw en overkapping   -   -   4,00   15   60   10,00*  
Bedrijfswoning   150   -   3,50   30   60   10,00*  
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning   -   40   3,00   -   60   -#  

* tenzij de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwhoogte", in welk geval de bouwhoogte ten hoogste 7 m zal bedragen.

# de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen zal ten minste 0,50 m lager bedragen dan de bouwhoogte van de bijbehorende bedrijfswoning.

  • b. Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 8.2, sub a, onder 4 en toestaan dat bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, worden voorzien van een plat dak, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in lid 8.2, sub b, onder 2 en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • c. het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • d. het gebruik van de bouwwerken als zelfstandige appartementen;
  • e. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbijbehorende bouwwerken, met uitzondering van bestaande paardrijbakken.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.4, sub a en toestaan dat de gebouwen worden gebruikt voor het inrichten van ruimten ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de ruimten ten behoeve van de huisvesting van personeel ten hoogste 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen op het perceel zal bedragen;
  • b. de personeelsverblijven uitsluiten worden ingericht ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. een bouwvlak wordt verschoven, mits:
    • 1. de oppervlakte van het bouwvlak niet wordt vergroot;
    • 2. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere waarde;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. de bestemming 'Horeca', met behoud van de aanduiding "evenemenenterrein", wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', ten behoeve van agrarische cultuurgrond, met de aanduiding "evenemententerrein" mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 3 Agrarisch van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een gebouw, waaronder een overkapping, ten behoeve van een landbouwschool, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - landbouwschool",

alsmede in beperkte mate voor:

  • b. wegen en paden;
  • c. water,

met de daarbij behorende:

  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van de in lid 9.1 onder a genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:
    • 1. per bestemmingsvlak zullen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van 1 maatschappelijke functie worden gebouwd;
    • 2. de gebouwen, waaronder overkappingen, zullen binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
    • 3. de maatvoering van een bouwwerk zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw   Maximale
oppervlakte in m²  
Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Gebouw, waaronder een overkapping, ten behoeve van een maatschappelijke voorziening   -   -   3,00   20   60   5,00  

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de gebouwen ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 9.2, sub a, onder 3 en toestaan dat bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, worden voorzien van een plat dak, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in lid 9.2, sub b, onder 2 en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden;
  • c. het gebruik van de gronden en gebouwen voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • d. het gebruik van gronden en gebouwen voor permanente bewoning.
9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. een op de verbeelding aangegeven bouwvlak wordt verschoven, mits:
    • 1. de oppervlakte van het bouwvlak niet wordt vergroot;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. de bestemming 'Maatschappelijk', voor wat betreft de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - landbouwschool" met inbegrip van de bouwvlakken, wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', ten behoeve van agrarische cultuurgrond, of 'Natuur, mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels van Artikel 3 Agrarisch of Artikel 12 Natuur van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. de functie ter plaatse is beëindigd;
    • 3. de voormalige gebouwen en overkappingen worden gesaneerd ten behoeve van de verbetering van de ruimtelijke en milieukwaliteit;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 10 Maatschappelijk - Begraafplaats

10.1 Bestemmingsomschrijving

De 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een begraafplaats, met bijbehorend dodenhuisje;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. verhardingen,

met de daarbij behorende:

  • d. terreinen;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder een klokkenstoel.
10.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van de in lid 10.1 sub a genoemde dodenhuisjes gelden de volgende regels:
    • 1. het dodenhuisje zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. de goothoogte van een kooihuisje zal ten hoogste 2,50 m bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van een kooihuisje zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
    • 4. de dakhelling zal niet ten minste 20° en ten hoogste 60° bedragen.

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van een klokkenstoel zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

Artikel 11 Maatschappelijk - Helihaven

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Helihaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een landingsplaats voor helikopters,

met de daarbij behorende:

  • b. verhardingen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
  • a. Op of in deze gronden zullen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de bestaande hoogte zal bedragen.
11.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de landingsplaats anders dan ten behoeve van veiligheids- en hulpdiensten en andere bijzondere omstandigheden.

Artikel 12 Natuur

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en de landschappelijke waarden;
  • b. eendenkooien met de daarbijbehorende kooihuisjes, indien de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding "eendenkooi";
  • c. sloten, plassen, dobbes, wielen en daarmee gelijk te stellen water,

met daaraan ondergeschikt:

  • d. waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterberging;
  • e. extensief dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik
  • f. infrastructurele voorzieningen;
  • g. openbare nutsvoorzieningen,

met de daarbijbehorende:

  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van de in lid 12.1 sub b genoemde kooihuisjes gelden de volgende regels:
    • 1. per aanduidingsvlak, zal ten hoogste 1 kooihuisje worden gebouwd;
    • 2. de oppervlakte van een kooihuisje zal ten hoogste 20,00 m² bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van een kooihuisje zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
12.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend

  • a. het opslaan van en/of andere landbouwproducten;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • c. het omzetten van gras- en/of schraalland ten behoeve van een ander agrarisch gebruik;
  • d. het ploegen, egaliseren en frezen van gronden;
  • e. het gebruik van gebouwen ten behoeve van bewoning.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het af- en/of vergraven en/of ophogen van gronden;
    • 2. het verwijderen van bomen en/of houtgewas, alsmede de verwijdering van bodem- en oevervegetaties;
    • 3. het graven, baggeren en/of verbreden van plassen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
    • 4. het dempen van sloten en/of andere watergangen en/of –partijen;
    • 5. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
    • 6. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
    • 7. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.

  • b. Het in sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. al in uitvoering waren op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

  • c. De in sub a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke, de cultuurhistorische en de archeologische waarden.

Artikel 13 Recreatie - 1

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. standplaatsen voor kampeermiddelen, waaronder stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens;
  • b. gebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van beheer en dienstverlening, sanitaire voorzieningen en onderhoud, tenzij de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing";
  • c. een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met ruimten ten behoeve van beheer en dienstverlening, "bedrijfswoning";
  • d. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning;
  • e. bergingen bij stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens,

met de daarbij behorende:

  • f. tuinen en terreinen;
  • g. sport- en speelterreinen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen en singelbeplanting;
  • j. wegen en paden;
  • k. water;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van de in lid 13.1 onder b, c en d genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:
    • 1. er zullen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing";
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, waaronder overkappingen, zal ten hoogste 3% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak bedragen, waarbij de ruimten voor beheer en dienstverlening in bedrijfswoningen worden meegerekend;
    • 3. de oppervlakte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 200 m² bedragen;
    • 4. de goothoogte van de gebouwen of overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
    • 5. de bouwhoogte van de gebouwen of overkappingen zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
    • 6. de dakhelling van de gebouwen of overkappingen zal ten hoogste 60º bedragen.

  • b. Voor het bouwen van de in lid 13.1 onder c, d en e genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:
    • 1. er zullen geen bouwwerken worden gebouwd op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduding uitgesloten - bebouwing";
    • 2. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste 1 per aanduidingsvlak met de aanduiding "bedrijfswoning" bedragen;
    • 3. een bedrijfswoning zal uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    • 4. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning zullen tenminste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
    • 5. de maatvoering van een bouwwerk zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte in m²   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Hoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfswoning   150#   -   3,50   30   60   10,00  
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   -   40   3,00   -   60   *  

# tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de maximale oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;

* de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen zal ten minste 0,50 m lager bedragen dan de bouwhoogte van de bijbehorende bedrijfswoning.

  • c. Voor het plaatsen van stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens gelden de volgende regels:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens zal niet meer bedragen dan de maximum oppervlakte, zoals per bestemmingsvlak is aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum oppervlakte (m²);
    • 2. de oppervlakte van een stacaravan of een naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomen zal ten hoogste 45 m² bedragen;
    • 3. de hoogte van een stacaravan of een naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomen zal ten hoogste 3,30 m bedragen.

  • d. Voor het bouwen van bergingen bij stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens gelden de volgende regels:
    • 1. per stacaravan of een naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomen zal ten hoogste 1 berging worden gebouwd;
    • 2. de afstand van de berging tot de naastgelegen stacaravan zal ten minste 3,00 m bedragen;
    • 3. de oppervlakte van een berging zal ten hoogste 6,00 m² bedragen;
    • 4. de hoogte van een berging zal ten hoogste 2,50 m bedragen;
    • 5. de dakhelling van een berging zal ten hoogste 30º bedragen.

  • e. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2, sub e, onder 2 en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor meer m² aan standplaatsen dan is aangegeven op de gronden ter plaatse van de aanduiding "maximum oppervlakte (m²)";
  • b. het gebruik van bouwwerken, met uitzondering van de bedrijfswoning en aan- en uitbouwen bij de bedrijfswoning, en kampeermiddelen voor permanente bewoning;
  • c. het gebruik van gronden ten behoeve van de plaatsing van kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens, in periode van 1 november tot 1 maart van ieder jaar;
  • d. het gebruik van bouwwerken voor horecadoeleinden, anders dan een kantine, waarbij de kantine is bedoeld voor eigen gasten van het kampeerterrein en de netto horecavloeroppervlakte niet groter mag zijn dan 100 m² en waarbij geen terras aan de weg is toegestaan;
  • e. het verwijderen van randbeplanting, anders dan in de vorm van normaal onderhoud;
  • f. het gebruik van een bedrijfswoning, inclusief de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning, voor recreatieve bewoning;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandelsdoeleinden en/of fietsenverhuur, met uitzondering van detailhandel en de fietsenverhuur ten dienste van de eigen gasten van het kampeerterrein.
13.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 13.1 en toestaan dat de gebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van beheer en dienstverlening, de bedrijfswoning en/of de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen worden gebruikt voor het inrichten van ruimten ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de ruimten ten behoeve van de huisvesting van personeel ten hoogste 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen op het perceel zal bedragen;
    • 2. de personeelsverblijven uitsluiten worden ingericht ten behoeve van de tijdelijk huisvesting van personeel;
    • 3. het parkeren ten behoeve van de huisvesting op het eigen erf plaatsvindt;
    • 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in lid 13.4, sub e, en toestaan dat randbeplanting wordt verwijderd, mits:
    • 1. de verwijdering uitsluitend noodzakelijk is ten behoeve van de realisatie van een goede ontsluiting van het recreatieterrein, dan wel noodzakelijk is als gevolg van een herinrichting van de plaatsing van de kampeermiddelen;
    • 2. de verwijdering incidenteel plaatsheeft en geen onevenredige afbreuk doet aan de afschermende werking van de singelbeplanting van het recreatieterrein ten opzichte van het omringende landschap;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het bepaalde in lid 13.4, sub f en toestaan dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in de bedrijfswoning, mits:
    • 1. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van de bedrijfswoning, inclusief de aan- en uitbouwen, niet minder mag bedragen dan 75 m²;
    • 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    • 3. met de recreatieappartementen het maximaal toegestane aantal bedden binnen de beddenboekhouding niet wordt overschreden;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. een bouwvlak wordt vergroot, mits:
    • 1. de oppervlakte van het bouwvlak met ten hoogste 20% wordt vergroot, waarbij de maximum oppervlakte van het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 150 m²;
    • 2. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. de oppervlaktes voor jaarstandplaatsen op de verbeelding worden aangepast, mits:
    • 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast, indien sprake is van uitruil van jaarstandplaatsen tussen kampeerterreinen onderling, waarbij de gezamenlijke aantallen m² aan jaarstandplaatsen, zoals weergegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum oppervlakte (m²)", niet worden vergroot;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de bestemming 'Recreatie - 1' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', ten behoeve van agrarische cultuurgrond of de bestemming 'Natuur', mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van Artikel 3 Agrarisch of Artikel 12 Natuur van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. deze wijziging wordt toegepast, indien de verblijfsrecreatie van het kampeerterrein geheel of gedeeltelijk wordt beëindigd, en alle voorzieningen daartoe worden verwijderd.

Artikel 14 Recreatie - Recreatiewoningen 2

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Recreatiewoningen 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een recreatiewoning, inclusief aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen,

met de daarbij behorende:

  • b. tuinen en terreinen;
  • c. sport- en speelterreinen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen en randbeplanting;
  • f. nuts- en communicatievoorzieningen;
  • g. wegen en paden;
  • h. water;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van de in lid 14.1, sub a genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:
    • 1. een recreatiewoning, de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen of de aangebouwde overkappingen, zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. de oppervlakte van een recreatiewoning, inclusief de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen of aangebouwde overkappingen zal ten hoogste 90 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
    • 3. er zullen geen kelders worden gebouwd;
    • 4. de goothoogte van een recreatiewoning, de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen of de aangebouwde overkappingen, zal ten hoogste 2,80 m bedragen;
    • 5. de dakhelling van een recreatiewoning, de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen of de aangebouwde overkappingen, zal ten hoogste 60º bedragen;
    • 6. de bouwhoogte van een recreatiewoning, de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen of de aangebouwde overkappingen, zal ten hoogste 7,00 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte zal bedragen.

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de recreatiewoningen ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 14.2, sub a, onder 3 in die zin dat een kelder wordt gebouwd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en ook toestemming is verkregen van het waterschap;
  • b. het bepaalde in lid 14.2, sub b, onder 2 en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • het verwijderen van randbeplanting anders dan in de vorm van normaal onderhoud.
14.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat en bouwvlak wordt verschoven, mits:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak niet wordt vergroot;
  • b. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere waarde;
  • c. de huidige situering vanuit de milieu- of woonsituatie belemmeringen oplevert voor de omgeving dan wel voor de bewoners zelf en er met een gewijzigde situering een verbetering in de milieu- of woonsituatie kan worden bewerkstelligd;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 15 Sport

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een sportveldencomplex,

met de daarbij behorende:

  • a. gebouwen, waaronder overkappingen;
  • b. terreinen;
  • c. wegen en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. water;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

15.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen, waaronder overkappingen, gelden de volgende regels:
    • 1. er zullen uitsluitend gebouwen, waaronder overkappingen, worden gebouwd ten behoeve van de in lid 15.1, sub a genoemde sportveldencomplexen;
    • 2. een gebouw of een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    • 3. de goothoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
    • 4. de dakhelling van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 60° bedragen;
    • 5. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 8,00 m bedragen.

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
    • 2. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen met uitzondering van lichtmasten en ballenvangers.
15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 15.2, sub b, onder 2 en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 20,00 m, ten behoeve van de plaatsing van lichtmasten, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in lid 15.2, sub b, onder 2 en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden anders dan een kantine, waarbij de netto horecavloeroppervlakte niet groter mag zijn dan 100 m²;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bewoning;
  • d. het verwijderen van singelbeplanting, anders dan in de vorm van normaal onderhoud.
15.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.4, sub d en toestaan dat singelbeplanting wordt verwijderd, mits:

  • a. de verwijdering uitsluitend noodzakelijk is ten behoeve van de realisatie van een goede ontsluiting van het sportterrein;
  • b. de verwijdering incidenteel plaatsheeft en geen onevenredige afbreuk doet aan de afschermende werking van de singelbeplanting van het sportterrein ten opzichte van het omringende landschap;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een op de verbeelding aangegeven bouwvlak wordt verschoven en/of van vorm wordt gewijzigd, mits:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak niet wordt vergroot;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden van de omgeving en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 16 Sport - Manege

16.1 Bestemmingsomschrijving

Devoor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van een manege annex paardenpension met de daarbijbehorende voorzieningen, zoals een kantine, logiesruimten en beheerruimten;
  • b. een bedrijfswoning;
  • c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning,

alsmede in beperkte mate voor:

  • d. wegen en paden;
  • e. water,

met de daarbij behorende:

  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van de in lid 16.1 onder a t/m c genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:
    • 1. per bestemmingsvlak zullen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van 1 manege worden gebouwd;
    • 2. de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, met een inpandige bedrijfswoning zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    • 3. de maatvoering van een bouwwerk zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw   Maximale
oppervlakte in m²  
Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw en overkapping met inpandige bedrijfswoning   -   -   4,00   15   60   10,00  
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning   -   40   3,00     60   -  

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfsgebouwen ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunnign afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 16.2, sub a, onder 3 en toestaan dat bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, worden voorzien van een plat dak, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in lid 16.2, sub b, onder 2 en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden anders dan in de vorm van een kantine, inclusief sanitair en kantoor, en logiesverstrekking ten behoeve waarvan de gezamenlijke oppervlakte respectievelijk ten hoogste 265 m² en 283 m² mag bedragen;
  • c. het gebruik van de bedrijfsgebouwen ten behoeve van een inpandige bedrijfswoning voorzover de gezamenlijke oppervlakte van de ruimten ten behoeve van de inpandige bedrijfswoning meer bedraagt dan 150 m²;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken anders dan ten behoeve van een bedrijfsmatige exploitatie van de in lid 16.1, sub a bedoelde manegeactiviteiten.

Artikel 17 Verkeer

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (ontsluitings)wegen;
  • b. fiets- en/of voetpaden;
  • c. dammen en/of duikers;
  • d. sloten, bermen en beplanting;
  • e. parkeerterreinen en -voorzieningen;
  • f. ondergrondse nutsvoorzieningen;
  • g. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • h. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, de natuurlijke en de cultuurhistorische waarden van de elzensingels en elzenbos,

met de daarbij behorende;

  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2 Bouwregels
  • a. Op of in deze gronden zullen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
    • 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2, sub b en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, de woonsituatie, de landschappelijke en natuurlijke waarden en het bebouwingsbeeld.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
    • 2. het verwijderen van elzensingels en/of elzenbos.

  • b. Het in sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. al in uitvoering waren op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

17.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Verkeer' wordt gewijzigd in de bestemmingen 'Agrarisch', ten behoeve van agrarische cultuurgrond, of de bestemming 'Natuur', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 3 Agrarisch of Artikel 12 Natuur van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de functie van weg of pad ter plaatse wordt beëindigd;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke, de cultuurhistorische en de archeologische waarden.

Artikel 18 Water

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. hoofdwatergangen ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, de waterberging en het behoud en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • b. oeverstroken en -beplanting;
  • c. bruggen, dammen en duikers,

met de daarbij behorende:

  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.2 Bouwregels
  • a. Op of in deze gronden zullen geen gebouwen worden gebouwd.

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
    • 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
18.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden als permanente ligplaats voor vaartuigen en/of woonschepen

Artikel 19 Water - Waterkering

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Waterkering' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. werken ten behoeve van de waterkering;
  • b. het behoud van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
  • c. het agrarisch en extensief dagrecreatief medegebruik,

met de daarbij behorende:

  • d. gebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van sluizen en gemalen;
  • e. wegen en paden;
  • f. water;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder dammen, sluizen, uitlaten en/of duikers.
19.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen, waaronder overkappingen, gelden de volgende regels:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, waaronder overkappingen, zal ten hoogste 100 m² bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
    • 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2, sub b en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 20 Wonen

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen eventueel in combinatie met een vrij beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit als genoemd in Bijlage 1 Bedrijvenlijst kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bij deze regels;
  • b. een recreatieappartement, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduidingen "specifieke vorm van recreatie - recreatieappartement",

met de daarbij behorende:

  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. paden.
20.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. als hoofdgebouw zullen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
    • 2. per bestemmingsvlak zal ten hoogste 1 woonhuis worden gebouwd;
    • 3. een hoofdgebouw zal binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    • 4. de goothoogte van een hoofdgebouw zal de bestaande goothoogte bedragen;
    • 5. de dakhelling van een hoofdgebouw zal de bestaande dakhelling bedragen;
    • 6. de bouwhoogte zal de bestaande bouwhoogte bedragen.

  • b. Voor het bouwen van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
    • 1. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in het verlengde daarvan worden gebouwd;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal per hoofdgebouw ten hoogste 40 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
    • 3. de goothoogte van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
    • 4. de dakhelling van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 60° bedragen;
    • 5. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping zal ten minste 0,50 m lager zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.

  • c. Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de hoofdgebouwen ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 20.2, sub a, onder 3 in die zin dat een hoofdgebouw als gevolg van een uitbreiding en/of een te wijzigen situering deels buiten een bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van het hoofdgebouw ten hoogste 150 m² zal bedragen, dan wel de oppervlakte van het hoofdgebouw ten hoogste 120% van het op de verbeelding aangegeven bouwvlak zal bedragen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - uitbreidingsregeling";
    • 2. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in lid 20.2, sub a, onder 4 en toestaan dat de goothoogte van hoofdgebouwen voor ten hoogste 50% van de gootlengte van het hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 6,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het bepaalde in lid 20.2, sub b, onder 1 en toestaan dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen vóór een naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd, mits:
    • 1. deze omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend in hoeksituaties, waarbij in ieder geval de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen 1,00 m achter één van de naar de weg gekeerde gevels van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan, gesitueerd worden;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. het bepaalde in lid 20.2, sub b, onder 2 in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
    • 1. niet meer dan 50% van het achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw gelegen erf, exclusief de oppervlakte van het hoofdgebouw, wordt bebouwd;
    • 2. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen in ruimtelijke en stedenbouwkundige zin in goede verhouding staan tot het hoofdgebouw;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. het bepaalde inlid 20.2, sub c, onder 3 en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden;
  • c. het gebruik van gedeelten van de gebouwen voor de uitoefening van een vrij beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van het vloeroppervlak van het woonhuis;
    • 3. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen, minder bedraagt dan 75 m²;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. horeca en/of detailhandel plaatsvinden;
  • d. het gebruik van een woonhuis voor recreatieve bewoning, met uitzondering van:
    • 1. recreatieve bewoning waarvan het gebruik reeds plaatsvond op 1 juni 1994 en sindsdien onafgebroken en door dezelfde persoon/personen is voortgezet. Van dit persoonsgebonden overgangsrecht is geen sprake meer indien het recreatieve gebruik van de op deze gronden aanwezige woning wordt beëindigd door inschrijving in het GBA, indien uit gegevens van het Kadaster blijkt dat de gronden met bijbehorende woning in eigendom aan een derde zijn overgedragen, dan wel indien de gronden en woning op andere wijze aan een derde in gebruik zijn gegeven;
    • 2. de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - recreatieappartement";
  • e. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
  • f. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente bewoning.
20.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 20.4, sub d en toestaan dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in het hoofdgebouw, mits:
    • 1. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van het hoofdgebouw niet minder mag bedragen dan 75 m²;
    • 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    • 3. met de recreatieappartementen het maximaal toegestane aantal bedden binnen de beddenboekhouding niet wordt overschreden;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in lid 20.4, sub d en toestaan dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
    • 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen het bestaande hoofdgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
    • 2. er maximaal 4 slaapplaatsen en 2 kamers gerealiseerd worden;
    • 3. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
    • 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 5. met de logiesruimten het maximaal toegestane aantal bedden binnen de beddenboekhouding niet wordt overschreden;
    • 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een bouwvlak wordt verschoven, mits:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak niet wordt vergroot;
  • b. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere waarde;
  • c. de huidige situering vanuit de milieu- of woonsituatie belemmeringen oplevert voor de omgeving dan wel voor de bewoners zelf en er met een gewijzigde situering een verbetering in de milieu- of woonsituatie kan worden bewerkstelligd;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 21 Leiding - Gas

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een gasleidingstrook, met een belemmerde strook ter breedte van 5 meter aan weerszijden van de hartlijn ter plaatse van de aanduiding "hartlijn leiding – gas".

21.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. anders dan in de basisbestemming is bepaald, zullen op de in lid 21.1 bedoelde gronden geen bouwwerken voor de basisbestemming worden gebouwd, maar alleen bouwwerken voor de dubbelbestemming 'Leiding - Gas';
  • b. er zullen geen gebouwen worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2 meter zijn.
21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van lid 21.2 en toestaan dat in de basisbestemming genoemde gebouwen en andere bouwwerken toch mogen worden gebouwd, mits:

  • a. er geen schade wordt toegebracht aan de gasleiding en het functioneren daarvan niet nadelig wordt beïnvloed;
  • b. hierover advies is gevraagd van de gasleidingbeheerder.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden om op de gronden, bedoeld in lid 21.1, zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag of anders dan in zo'n vergunning is vastgelegd, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
    • 1. het planten van diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting, waaronder rietbeplanting;
    • 2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding en ophoging;
    • 3. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    • 4. het diepploegen;
    • 5. het permanent opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
    • 6. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
    • 7. het planten van beplantingen of bomen;
    • 8. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere manier ingraven of indrijven van voorwerpen;
    • 9. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • 10. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen.

 

  • b. Lid 21.2, sub a geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
    • 1. plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud of het beheer van de gasleiding of die nodig zijn voor het in stand houden van de leiding;
    • 2. al in uitvoering waren op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

  • c. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 21.2, sub a kan alleen worden verleend als:
    • 1. geen schade ontstaat aan de gasleiding en/of het doelmatige functioneren van de gasleiding niet in gevaar wordt gebracht;
    • 2. de veiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
    • 3. hierover advies is gevraagd van de gasleidingbeheerder.
21.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' op te nemen of te verwijderen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • 1. de aanleg van een nieuwe gasleiding of het verleggen van de gasleiding in verband met de gasvoorziening nodig is;
  • 2. een (her)inrichting van (delen van) het gebied, waardoor de leiding loopt of de beëindiging van het gebruik van de leiding maakt dit wenselijk of nodig;
  • 3. hierover is advies gevraagd aan de gasleidingbeheerder.

Artikel 22 Leiding - Riool

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een rioolleiding, met een belemmerde strook ter breedte van 3 meter aan weerszijden van de hartlijn ter plaatse van de aanduiding "hartlijn leiding – riool".

22.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. anders dan in de basisbestemming is bepaald, zullen op de in lid 22.1 bedoelde gronden geen bouwwerken voor de basisbestemming worden gebouwd, maar alleen bouwwerken voor de dubbelbestemming 'Leiding - Riool';
  • b. er zullen geen gebouwen worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2 meter zijn.
22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van lid 22.2 en toestaan dat in de basisbestemming genoemde gebouwen en andere bouwwerken toch mogen worden gebouwd, mits:

  • a. er geen schade wordt toegebracht aan de gasleiding en het functioneren daarvan niet nadelig wordt beïnvloed;
  • b. hierover advies is gevraagd van de rioolleidingbeheerder.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden om op de gronden, bedoeld in lid 22.1, zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag of anders dan in zo'n vergunning is vastgelegd, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
    • 1. het planten van diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting, waaronder rietbeplanting;
    • 2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding en ophoging;
    • 3. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    • 4. het diepploegen;
    • 5. het permanent opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
    • 6. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
    • 7. het planten van beplantingen of bomen;
    • 8. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere manier ingraven of indrijven van voorwerpen;
    • 9. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • 10. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen.

 

  • b. Lid 22.4, sub a geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
    • 1. plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud of het beheer van de rioolleiding of die nodig zijn voor het in stand houden van de leiding;
    • 2. al in uitvoering waren op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

  • c. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 22.4, sub a kan alleen worden verleend als:
    • 1. geen schade ontstaat aan de rioolleiding en/of het doelmatige functioneren van de rioolleiding niet in gevaar wordt gebracht;
    • 2. de veiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
    • 3. hierover advies is gevraagd van de rioolleidingbeheerder.
22.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' op te nemen of te verwijderen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de aanleg van een nieuwe rioolleiding of het verleggen van de rioolleiding in verband met de rioolvoorziening nodig is;
  • b. een (her)inrichting van (delen van) het gebied, waardoor de leiding loopt of de beëindiging van het gebruik van de leiding maakt dit wenselijk of nodig;
  • c. hierover is advies gevraagd aan de rioolleidingbeheerder.

Artikel 23 Leiding - Water

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een waterleiding, met een belemmerde strook ter breedte van 5 meter aan weerszijden van de hartlijn ter plaatse van de aanduiding "hartlijn leiding – water".

23.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. anders dan in de basisbestemming is bepaald, zullen op de in lid 23.1 bedoelde gronden geen bouwwerken voor de basisbestemming worden gebouwd, maar alleen bouwwerken voor de dubbelbestemming 'Leiding - Water';
  • b. er zullen geen gebouwen worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2 meter zijn.
23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van lid 23.2 en toestaan dat in de basisbestemming genoemde gebouwen en andere bouwwerken toch mogen worden gebouwd, mits:

  • 1. er geen schade wordt toegebracht aan de waterleiding en het functioneren daarvan niet nadelig wordt beïnvloed;
  • 2. hierover advies is gevraagd van de waterleidingbeheerder.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden om op de gronden, bedoeld in lid 23.1, zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag of anders dan in zo'n vergunning is vastgelegd, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
    • 1. het planten van diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting, waaronder rietbeplanting;
    • 2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding en ophoging;
    • 3. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    • 4. het diepploegen;
    • 5. het permanent opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
    • 6. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
    • 7. het planten van beplantingen of bomen;
    • 8. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere manier ingraven of indrijven van voorwerpen;
    • 9. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • 10. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen.

 

  • b. Lid 23.4, sub a geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
    • 1. plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud of het beheer van de waterleiding of die nodig zijn voor het in stand houden van de leiding;
    • 2. al in uitvoering waren op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

  • c. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 23.4, sub a kan alleen worden verleend als:
    • 1. geen schade ontstaat aan de waterleiding en/of het doelmatige functioneren van de waterleiding niet in gevaar wordt gebracht;
    • 2. de veiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
    • 3. hierover advies is gevraagd van de waterleidingbeheerder.
23.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de dubbelbestemming 'Leiding - Water' op te nemen of te verwijderen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • 1. de aanleg van een nieuwe waterleiding of het verleggen van de waterleiding in verband met de watervoorziening nodig is;
  • 2. een (her)inrichting van (delen van) het gebied, waardoor de leiding loopt of de beëindiging van het gebruik van de leiding maakt dit wenselijk of nodig;
  • 3. hierover is advies gevraagd aan de waterleidingbeheerder.

Artikel 24 Waarde - Archeologie

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden.

24.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij het bestaande oppervlak met niet meer dan 50 m² wordt vergroot;
  • b. bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek;
  • c. bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 50 m² ten behoeve van de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen.
24.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van lid 24.2, sub a en sub c, en toestaan dat bestaande bouwwerken worden uitgebreid en bouwwerken ten behoeve van de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen worden opgericht met een oppervlakte groter dan 50 m², mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, of;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;
  • c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. een verplichting de uitvoering van de bouwactiviteiten te laten begeleiden tot een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Indien aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden als bedoeld onder c, wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden, om op de gronden, bedoeld in lid 24.1, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
    • 1. het ontgronden, afgraven en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur over een oppervlakte groter dan 50 m² en dieper dan 30 cm;
    • 2. het graven, baggeren en dempen van sloten, vaarten en andere watergangen;
    • 3. het aanbrengen van drainage;
    • 4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm;
    • 5. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm, behalve indien deze in het kader van onderzoek naar mogelijke historische vindplaatsen worden uitgevoerd.

  • b. Lid 24.4, sub a geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
    • 1. die het normale onderhoud dan wel het normale agrarische gebruik betreffen tot een diepte in de grond van ten hoogste 30 cm;
    • 2. al in uitvoering waren op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
    • 4. op archeologisch onderzoek gericht zijn.
  • c. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 24.4, sub a kan alleen worden verleend als:
    • 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, of;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of;
    • 3. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden kunnen worden verstoord:
      • een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
      • een verplichting tot het doen van opgravingen, of;
      • een verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden tot een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Indien aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden als bedoeld onder 3, wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

24.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' op te nemen, mits door aanvullend historisch en/of archeologisch onderzoek archeologische waarden van terreinen naar voren komen;
  • b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' te verwijderen, mits na voldoende onderzoek van de vindplaats en het inwinnen van deskundigenadvies blijkt dat voor de archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen niet zijn te handhaven in relatie tot de functie van de gronden en de gebouwen, en de aanwezige bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.

Artikel 25 Waarde - Landschap

25.1 Bestemmingsomschrijving

De 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bestemd voor:

  • a. dijken, wegen en paden, waterlopen en oevers;
  • b. het behoud van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden,

met de daarbij behorende:

  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
25.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. anders dan in de basisbestemming is bepaald, zullen op de in lid 25.1 bedoelde gronden geen bouwwerken voor de basisbestemming worden gebouwd, maar alleen bouwwerken voor de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap';
  • b. er zullen geen gebouwen worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2,00 meter zijn.
25.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het wijzigen van het beloop en/of het profiel van de dijkenstructuur;
  • b. het ontgronden, afgraven, egaliseren en/of ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 26 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 27 Algemene bouwregels

De bouwgrenzen mogen in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.

Artikel 28 Algemene gebruiksregels

28.1 Algemene gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen en andere onderkomens, tenzij de gronden zijn voorzien van de bestemming 'Recreatie - 1', dan wel de gronden waar een kampeerterrein voor kleinschalig kamperen of kamperen bij de boer is toegestaan;
  • b. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbij behorende bouwwerken, met uitzondering van de bestaande paardrijbakken;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • e. het storten van puin en afvalstoffen;
  • f. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken voor culturele voorstellingen en/of evenementen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "evenemententerrein".
28.2 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 28.1, sub b in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijdbak met de daarbij behorende bouwwerken, mits:
    • 1. de paardrijdbak uitsluitend voor hobbymatig gebruik binnen een bestemmingsvlak wordt aangelegd;
    • 2. de paardrijdbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd;
    • 3. er geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 meter tot de woning van een derde);
    • 4. er geen verlichting bij een paardrijdbak wordt aangebracht;
  • b. het bepaalde in lid 28.1, sub g en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor culturele voorstellingen en/of evenementen, mits:
    • 1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor culturele voorstellingen en/of evenementen niet langer duurt dan ten hoogste zes weken per jaar;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 29 Algemene aanduidingsregels

29.1 vrijwaringszone - dijk
29.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - dijk" zijn, naast de andere op de verbeelding voor die gronden aangewezen bestemming (basisbestemming), tevens bestemd voor de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering met de daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

29.1.2 Bouwregels
  • a. In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemmingen zullen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de "vrijwaringszone - dijk".

  • c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de "vrijwaringszone - dijk" geldt de volgende regel:
    • 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.

29.1.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 29.1.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  • a. vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering.

29.1.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding "vrijwaringszone - dijk" wordt aangebracht, dan wel wordt verwijderd, mits:

  • het definitieve tracé van de reserveringszone is vastgesteld en het aanduidingsvlak aan dit tracé wordt aangepast.
29.2 Milieuzone
29.2.1 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  • een op grond van de daar voorkomende bestemmingen toelaatbaar geurgevoelig object, of de uitbreiding daarvan, mag slechts worden gebouwd indien de geurbelasting vanwege de rioolwaterzuivering van de geurgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarden.

29.2.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze gebiedsaanduiding, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van niet-geurgevoelige objecten als geurgevoelig object.

Artikel 30 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlaktematen, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits:

  • de afwijking om bouwtechnische redenen en/of redenen van doelmatigheid noodzakelijk en aantoonbaar is.

Artikel 31 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. enige bestemming wordt gewijzigd ten behoeve van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvangst- en antennemasten, mits:
    • 1. de antenne niet geplaatst kan worden op een bestaand bouwwerk;
    • 2. de mast radiografisch noodzakelijk is;
    • 3. bij plaatsing binnen de grenzen van een bouwperceel of binnen grenzen van een woon- of bedrijfsbestemming de hoogte van de mast ten hoogste 30,00 m mag bedragen;
    • 4. bij plaatsing binnen de grenzen van een bouwperceel of binnen grenzen van een woon- of bedrijfsbestemming gelegen aan een weg, de hoogte van de mast ten hoogste 15,00 m mag bedragen;
    • 5. het aantal masten binnen de gemeente niet meer mag bedragen dan het aantal dat strikt noodzakelijk is voor de realisatie van een adequaat dekkend netwerk van voldoende capaciteit;
  • b. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer' dan wel de bestemming 'Verkeer' wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van Artikel 17 Verkeer van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen, e.d. van wegen en paden;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke, de cultuurhistorische en de archeologische waarden en er geen significante negatieve aantasting plaatsvindt van de gebieden Duinen Terschelling, Waddenzee en Noordzeekustzone;
  • c. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Water' dan wel de bestemming 'Water' wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van Artikel 18 Water van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor de incidentele aanleg van opvaarten, verbredingen van waterlopen ten behoeve van waterberging en/of de aanleg van natuurvriendelijke oevers, bochtafsnijdingen, kleine verleggingen, e.d. van vaarwegen c.a.;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke, de cultuurhistorische en de archeologische waarden en er geen significante negatieve aantasting plaatsvindt van de gebieden Duinen Terschelling, Waddenzee en Noordzeekustzone;
  • d. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Water - Waterkering', waarbij de daarbijbehorende reserveringszone tevens zal worden voorzien van de aanduiding "vrijwaringszone - dijk", mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van Artikel 19 Water - Waterkering en 29.1 vrijwaringszone - dijk van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor het op de verbeelding vastleggen van het definitieve tracé van de Noordzeewering;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en er geen significante negatieve aantasting plaatsvindt van de gebieden Duinen Terschelling, Waddenzee en Noordzeekustzone.

Artikel 32 Overige regels

32.1 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

32.2 Saneringsregel

Na afwijking ten aanzien van bouwwerken die vallen onder de werking van de overgangsregels van Artikel 33 Overgangsrecht lid 33.1 kan worden toegestaan dat een krachtens de Woningwet aanwezig gebouw of meerdere gebouwen en overkappingen, binnen een bestemmingsvlak, eenmalig geheel mag of mogen worden vernieuwd, mits de gezamenlijke bebouwde oppervlakte binnen het bestemmingsvlak niet meer dan 70% van de gezamenlijke bebouwde oppervlakte van de in Artikel 33 Overgangsrecht lid 33.1 toegelaten bouwwerken zal bedragen.

32.3 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • b. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • c. de ruimte tussen bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 33 Overgangsrecht

33.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  • b. Het bevoegde gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 33.1 sub a een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 33.1 sub a met maximaal 10%.

  • c. Lid 33.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
33.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 33.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  • d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 34 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Bestemmingsplan Buitengebied Polder van de gemeente Terschelling.

Behorend bij het besluit van 24 november 2015.