direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Midsland Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0093.10640706-VG02

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het grondgebonden agrarisch gebruik;
  • b. cultuurgrond;
  • c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
  • d. parkeer- en/of speelterreinen ten behoeve van aangrenzende kampeerterreinen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer - parkeer- en/of speelterrein”;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. doeleinden van agrarisch natuurbeheer;
  • f. openbare nutsvoorzieningen;
  • g. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • h. infrastructurele voorzieningen;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder waterberging;

met de daarbijbehorende:

  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden zullen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

3.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 1,50 m bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • het bepaalde in artikel 3.2.2 onder b in die zin dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van mest, hooi- en/of kuilbalen en/of overige landbouwproducten;
  • b. het afgraven en/of vergraven en/of ophogen van gronden, niet zijnde het ophogen van gronden ten behoeve van graslandverbetering;
  • c. het gebruik van de gronden en/of bouwwerken voor sier- en/of fruitteelt, houtteelt, bosbouw, bollenteelt, boomkwekerijbedrijven en/of naar de aard en invloed daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid;
  • d. het opslaan van bagger anders dan op de oever van het water waaruit de bagger is verkregen;
  • e. het opslaan van niet-agrarische producten en goederen en/of het stallen van auto's, boten en caravans;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • h. het gebruik van de gronden als parkeer- en/of speelterrein, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer - parkeer- en/of speelterrein”.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.4 onder a in die zin dat gronden worden gebruikt voor het opslaan van mest, hooi- en/of kuilbalen en/of overige landbouwproducten, mits;
    • 1. dit om bedrijfseconomische, ontsluitings- of milieuredenen, bijvoorbeeld vanwege de nabijheid van woningen, noodzakelijk is;
    • 2. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast voor opslag ten behoeve van een als zodanig van een bouwperceel voorzien agrarisch bedrijf;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijk en natuurlijke waarden, de archeologische en cultuurhistorische waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • b. het bepaalde in lid 3.4 onder b in die zin dat gronden worden afgegraven en/of vergraven en/of opgehoogd, mits;
    • 1. dit noodzakelijk is voor de teelt van de binnen de bestemming toegestane gewassen;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijk en natuurlijke waarden, de archeologische en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • c. het bepaalde in lid 3.4 onder c in die zin dat de gronden en/of bouwwerken worden gebruikt voor sier- en/of fruitteelt, houtteelt, bosbouw, bollenteelt, het kweken van bomen en struiken, en/of naar de aard en invloed daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de binnenduinrand;
    • 2. bij de afweging van de toelaatbaarheid van bosbouw, houtteelt en andere opgaande teeltvormen, de landschaps- en beheersvisie uit het Landschapsontwikkelingsplan 2004, uitgangspunt zal zijn.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het verwijderen van bomen en/of houtgewas, niet zijnde bomen en/of houtgewas onderdeel uitmakend van een grondgebonden agrarische teelt;
  • b. het aanplanten van bomen en/of houtgewas, niet zijnde bomen en/of houtgewas onderdeel uitmakend van een grondgebonden agrarische teelt;
  • c. het graven en/of dempen en/of verbreden van sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
  • d. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
  • e. het ophogen van gronden ten behoeve van graslandverbetering;
  • f. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
3.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 3.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of het normaal agrarisch gebruik betreffen.

3.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke, aardkundige, natuurlijke en cultuurhistorische waarden. Bij de afweging van de toelaatbaarheid van vergunningplichtige werken en werkzaamheden, zal de landschaps- en beheersvisie uit het Landschapsontwikkelingsplan 2004, steeds onderdeel van het toetsingskader zijn.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:

  • a. de bestemming “Agrarisch” wordt gewijzigd in de bestemming “Recreatie - 1 (kampeerterreinen)”, ten behoeve van de sanering van een kampeerterrein elders, mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van artikel 8 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de uitbreiding van bestaande kampeerterreinen op gronden met de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 6 (Recreatie - 1)" ;
    • 3. de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid past binnen de uitgangspunten van de Beleidsregels kamperen 2008;
    • 4. bij uitbreiding de bij het kampeerterrein behorende aanduiding “specifieke vorm van verkeer - parkeer- en/of speelterrein” wordt verwijderd;
    • 5. ten behoeve van deze wijzigingsbevoegdheid van een bestaand kampeerterrein elders de oppervlaktes zoals opgenomen in de kampeervergunning in zijn geheel worden overgenomen en verplaatst, en de kampeermiddelen van het bestaande kampeerterrein worden verwijderd, en waarbij tegelijkertijd de verblijfsrecreatieve bestemming van het bestaande kampeerterrein wordt verwijderd c.q. wordt gewijzigd, zodanig dat verblijfsrecreatie niet langer is toegestaan;
    • 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de beginselen van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur;
    • 7. het bestaande aantal m² van de jaarstandplaatsen op het bestaande kampeerterrein en van het gesaneerde kampeerterrein tezamen, zoals weergegeven in de kampeervergunning dan wel op de verbeelding, niet wordt vergroot;
    • 8. het nieuwe kampeerterrein wordt voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen en overkappingen";
    • 9. het nieuwe kampeerterrein wordt omgeven door randbeplanting met een breedte van ten minste 7,00 m, tenzij er sprake is van toeristische standplaatsen in welk geval de breedte ten minste 3,00 m zal bedragen;
    • 10. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden, de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • b. de bestemming “Agrarisch” wordt gewijzigd in de bestemming “Recreatie - 1 (kampeerterreinen)”, ten behoeve van kwaliteitsverbetering/herinrichting van een kampeerterrein, mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van artikel 8 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de uitbreiding van bestaande kampeerterreinen op gronden met de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 6 (Recreatie - 1)" ;
    • 3. de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid past binnen de uitgangspunten van de Beleidsregels kamperen 2008;
    • 4. bij uitbreiding de bij het kampeerterrein behorende aanduiding “specifieke vorm van verkeer - parkeer- en/of speelterrein” wordt verwijderd;
    • 5. de uitbreiding niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van het bestaande kampeerterrein;
    • 6. het bestaande aantal m² van de jaarstandplaatsen op het bestaande kampeerterrein, zoals weergegeven op de verbeelding, niet wordt vergroot;
    • 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de beginselen van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur;
    • 8. het nieuwe kampeerterrein wordt voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen en overkappingen";
    • 9. het nieuwe kampeerterrein wordt omgeven door randbeplanting met een breedte van ten minste 7,00 m, tenzij er sprake is van toeristische standplaatsen in welk geval de breedte ten minste 3,00 m zal bedragen;
    • 10. de bestaande gezamenlijke oppervlakte van de kampeerterreinen en recreatiewoningenterreinen, zoals die bestond op 1 januari 2011, met niet meer dan 11 hectare wordt vergroot;
    • 11. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden, de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.