Plan: | West - Terschelling 2012 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0093.086406-VA03 |
In deze regels wordt verstaan onder:
1. plan:
het Bestemmingsplan West-Terschelling 2012 van de gemeente Terschelling;
2. bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0093.086406-VA03 met de bijbehorende regels en bijlagen;
3. aan-/uitbouw en aangebouwd bijgebouw:
een gebouw dat constructief verbonden is met een (hoofd)gebouw en dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw;
4. aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
5. aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
6. appartement:
het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid, bedoeld voor verblijfsrecreatie, in een groter gebouw;
7. archeologisch monument:
terreinen welke van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde en die daarom op grond van de Monumentenwet worden beschermd;
8. archeologisch waardevol terrein:
een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;
9. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
10. bed and breakfast:
het bieden van de ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt binnen de woning aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
11. bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
12. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een vrij beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten;
13. bestaand:
1. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
- bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
2. ten aanzien van het overige gebruik:
- bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;
14. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
15. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
16. bijgebouw:
een gebouw, dat in bouwkundig en/of visueel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw;
17. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
18. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
19. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
20. bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
21. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
22. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
23. cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, niet zijnde gronden in gebruik ten behoeve van een agrarische bedrijfsvoering;
24. detailhandel:
het bedrijfsmatig, al dan niet vanuit een winkel, te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
25. dienstverlening:
een bedrijf of een instelling gericht op het bedrijfsmatige verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks, al dan niet via een balie, te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en een internetcafé;
26. erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw, al dan niet zijnde een hoofdgebouw, en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
27. erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
28. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
29. geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg;
30. geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
31. geluidsgevoelige functies:
in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of een terrein als een geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;
32. geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
33. groepsaccommodatie:
een groepsverblijf met meer dan tien slaapplaatsen, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, bestemd voor en gebruikt als verblijf voor vakantie- en andere verblijfsrecreatieve doeleinden;
34. hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
35. hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
36. horecabedrijf en/of -instelling:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
37. kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
38. kap:
een dak met een zekere helling;
39. kelder:
een
gedeelte van een gebouw dat geheel of vrijwel geheel onder de grond (onder het
maaiveld) is gelegen;
40. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, zoals genoemd in bijlage 1 bij deze regels, waarvoor geen vergunningsplicht op grond van milieuwetgeving geldt;
41. landschappelijke waarden:
de
cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap;
42. maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, medische, sociaal-medische, religieuze en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van opvang van mensen en dieren en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;
43. natuurlijke waarden:
de abiotische en biotische waarden van een gebied. Bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zullen de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet steeds onderdeel van het toetsingskader zijn;
44. normaal agrarisch gebruik:
het gebruik dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goede grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en het grondgebonden agrarisch gebruik van de gronden;
45. normaal onderhoud:
het onderhoud dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;
46. overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;
47. peil:
1. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de bouwhoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;
2. in andere gevallen: de gemiddelde bouwhoogte van het afgewerkte maaiveld;
48. productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
49. prostitutie:
het
zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een
ander tegen vergoeding;
50. recreatieverblijf:
een vrijstaand gebouw al dan niet behorende bij een binnen hetzelfde bestemmingsvlak gelegen (hoofd)gebouw en qua afmetingen ondergeschikt aan dat (hoofd)gebouw, dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;
51. recreatiewoning:
een gebouw dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
52. risicogevoelig bouwwerk c.q. object:
een bouwwerk c.q. object als bedoeld in het (ontwerp-)Besluit kwaliteitseisen externe veiligheid inrichtingen milieubeheer, dat kan worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;
53. risicovolle inrichting:
een
inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een
grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand
moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare
of beperkt kwetsbare objecten;
54. seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
55. uitstalling:
een los voorwerp geplaatst voor een pand op de weg, dat een
onmiskenbare relatie heeft met de handel van de in dat pand gevestigde onderneming en niet valt onder het gemeentelijke reclamebeleid;
56. vaste woonplaats:
het gebruiken van woonruimte als hoofdverblijf zoals bedoeld in de Wet gemeentelijke basisadministratie. Als criterium voor de vaststelling of iemand een woonruimte als hoofdverblijf in gebruik heeft, geldt dat hij of zij op het betreffende adres staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie, terwijl tevens uit het geheel van feiten en omstandigheden blijkt dat het betreffende adres als zijn of haar hoofdverblijf fungeert;
57. voorkeurgrenswaarde:
de bij een
bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van
geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de
Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
58. vrij beroep:
het beroep van huisarts, medisch-specialist, tandarts, tandarts-specialist, apotheker, fysiotherapeut, oefentherapeut (Cesar/Mensendieck), logopedist, verloskundige, dierenarts, bouwkundig architect, interieur-architect, stedenbouwkundige, raadgevend ingenieur, notaris, advocaat, gerechtsdeurwaarder, registeraccountant, belastingconsulent, accountant, administratieconsulent, makelaar in onroerend goed, assurantiebemiddelaar, organisatieadviseur, tuin- en landschapsarchitect,
dan wel een naar de aard daarmee gelijk te stellen beroep, dat, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend in een hoofdgebouw en/of bijgebouw(en) dat is (die zijn) bestemd voor het permanent wonen;
59. vrijstaand bijgebouw:
een vrijstaand gebouw dat ruimtelijk ondergeschikt is aan een binnen hetzelfde bestemmingsvlak gelegen (hoofd)gebouw;
60. vuurwerkbedrijf:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage of de handel in vuurwerk c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;
61. winkel:
een
gebouw dat blijkens zijn aard en indeling kennelijk is bedoeld te worden
gebruikt voor de uitoefening van detailhandel of als toonzaal (waaronder niet
wordt verstaan een lunchroom, een broodjeshuis of een verkooppunt van snacks,
zoals patat en dergelijke);
62. woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor niet-recreatieve bewoning of een uitsluitend voor niet-recreatieve bewoning bedoeld gedeelte van een gebouw:
1.
bewoning:
de huisvesting van een persoon (en diens/haar gezin of een daarmee gelijk te stellen groep personen);
2.
permanente bewoning:
het gebruiken van woonruimten als vaste woonplaats;
3. recreatieve bewoning:
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
4. weekend- en/of verblijfsrecreatie:
het doorbrengen van één of meer nachten buiten de vaste woonplaats, uitgezonderd sociale bezoeken aan familie, vrienden, kennissen en zakenbezoeken;
5. vaste woonplaats:
de
plaats waar een persoon (en diens/haar gezin of een daarmee gelijk te stellen
groep personen) gedurende 90 dagen van een halfjaar gehuisvest is;
63. woongebouw:
een
gebouw dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar
gelegen woningen omvat met één of meer gemeenschappelijke toegangen en dat qua
uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
64. woonhuis:
een gebouw dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.