Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het De Tike, Susterwei met identificatienummer: NL.IMRO.0090.BP2023BGB099-0401 van de gemeente Smallingerland;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan- of uitbouw
een toevoeging dan wel een vergroting van een ruimte aan een hoofdgebouw, die in directe verbinding staat met het hoofdgebouw en qua afmetingen ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw;
1.6 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde;
1.7 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.8 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.9 bêd en brochje
het bieden door de bewoner van recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt in of bij een woning, waarbij de ruimte die gebruikt wordt voor bêd en brochje een onzelfstandige woonruimte is en waarbij de bewoning afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;
1.10 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor werk aan huis c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.11 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.12 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.13 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.14 bijgebouw
een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand, gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw die qua afmetingen ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw;
1.15 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen van een standplaats;
1.16 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.17 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.18 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.19 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.20 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.21 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.22 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.23 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.24 gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden
de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;
1.25 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, de functie en de bouwmassa als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.26 houtsingel:
houtwal zonder wallichaam;
1.27 huishouden
één of twee personen, al dan niet met hun biologische, geadopteerde, pleeg- en/of kinderen en/of kleinkinderen, die gebruik maken van één (bedrijfs- of tussen)woning, woonhuis of een woning in een woongebouw;
1.28 internetwinkel
een winkel voor de verkoop van goederen via internet, waarbij:
- er geen fysiek klantencontact plaatsvindt,
- er geen afhaal van goederen plaatsvindt;
- er ter plaatse geen uitstalling van de koopwaar plaatsvindt;
- er geen reclame-uitingen bij de woning zijn toegestaan;
- het noodzakelijk transport van goederen gebeurt in de dagperiode (07:00 -19:00 uur).
1.29 kap
een dakafdekking van een gebouw met een geheel of gedeeltelijk hellend dakvlak;
1.30 kunstobject
voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde;
1.31 kunstwerk
een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
1.32 maatvoering
de regels met betrekking tot de toegestane goothoogte en/of bouwhoogte en/of dakhelling en/of het bebouwingspercentage;
1.33 meetverschil
een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een op de verbeelding aangegeven bestemmings- of bouwgrens;
1.34 milieusituatie
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;
1.35 overkapping
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
1.36 peil
de bouwhoogte van het afgewerkte bouwterrein;
1.37 permanente bewoning
het gebruik van een (bedrijfs- of tussen)woning, woonhuis of een woning in een woongebouw als vaste woonplaats;
1.38 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.39 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.40 steiger
een constructie van in de grond en/of waterbodem gefixeerde palen met planken langs een oever;
1.41 straat- en bebouwingsbeeld
de waarde van een gebied in stedebouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede bouwhoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
1.42 verkeersveiligheid
de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
1.43 voorgevel
de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.44 voorgevelbouwgrens
de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde bouwgrens, met dien verstande dat indien een bouwvlak gericht is op meerdere wegen of is gericht op meerdere openbare ruimtes, de bouwgrens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.45 voorkeursgrenswaarde
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.46 wonen
het huisvesten van één (afzonderlijk) huishouden in een (bedrijfs- of tussen)woning, woonhuis of in een woning van een woongebouw, waarbij een (bedrijfs- of tussen)woning, woonhuis of een woning in een woongebouw uitsluitend mag worden gebruikt voor permanente bewoning;
1.47 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.48 wooneenheid
1.49 woonhuis
een woning van ten hoogste drie bouwlagen, die qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
1.50 woonsituatiede waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder;
1.51 vaste woonplaats
woonplaats voor degene die op het betreffende adres staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie, het adres waar de post wordt bezorgd en waarbij tevens uit het geheel van feiten en omstandigheden blijkt dat het betreffende adres als zijn of haar centrale levensplaats fungeert;
5.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel anders dan ondergeschikt aan en direct voortvloeiend uit de activiteiten van een bedrijf;
- het gebruik van gronden en bouwwerken voor werk aan huis en/of bêd en brochje en/of een internetwinkel, waarvan:
- de bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 30% van de totale gezamenlijke begane grondvloeroppervlakte van de bebouwing op het perceel;
- de bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 50 m²;
- de activiteiten op grond van de Wet milieubeheer en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vergunnings- of meldingplichtig zijn;
- de activiteiten worden uitgeoefend door een ander dan de hoofdbewoner van het perceel;
- de hoofdbewoner personeel in dienst heeft;
- omwonenden onevenredig veel hinder kunnen ondervinden;
- detailhandel onderdeel vormt, waarbij goederen worden verhandeld die ergens anders worden gemaakt of verwerkt, hieronder niet begrepen een internetwinkel;
- verkeers- of parkeeroverlast kan worden ondervonden;
- het aantal eenheden voor bêd en brochje per adres meer dan 2 is en de eenheden niet in een hoofdgebouw worden gerealiseerd.
- het stallen van vlieg-, vaar- en voertuigen, anders dan ten behoeve van het woongenot en van de bedrijfsvoering;
- het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
- het gebruik en/of inrichten ten behoeve van reclame-uitingen, anders dan omschreven in de gemeentelijke Nota Reclamebeleid, vastgesteld op 1 maart 2011
Voorwaardelijke verplichting
- het gebruik van hoofdgebouwen zonder de aanleg en instandhouding van de volgende landschapsmaatregelen:
- ter plaatse van de aanduiding ‘houtsingel’, zowel binnen de bestemming ‘Wonen – Werken’ als binnen de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Besloten gebied’ wordt een houtsingel aangelegd en/of aangevuld en in stand gehouden, overeenkomstig de ‘Richtlijnen voor de inrichting van houtsingel’, zoals opgenomen in bijlage 1;
- de op hetzelfde bouwperceel gelegen gebouwen, verhardingen en beplantingen worden overeenkomstig het inrichtingsplan in bijlage 3 gesitueerd;
- de onder f. genoemde landschapsmaatregelen worden binnen twee jaar na onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor de bouw van het eerste hoofdgebouw uitgevoerd.
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
7.1.3 Afwijken van de gebruiksregels
7.1.3.1 Afwijkingsbevoegdheden
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het begrip 'huishouden', zoals bepaalde in artikel 1, en toestaan dat een ander type huishouden zich vestigt, mits is voldaan aan hetgeen is gesteld in de op vastgestelde beleidsnota 'Verruimen begrip huishouden, dan wel diens rechtsopvolger.
7.1.3.2 Beoordelingscriteria
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.1.3 kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- de woonsituatie;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.2 Beoordelingscriteria
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.1 kan slechts worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;