Plan: | Partiële herziening bestemmingsplan bedrijvenpark A7- Noord, omgeving Noorderend & Kelvinlaan |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0090.BP2019BA7002-0401 |
De aanleiding voor deze partiële herziening van het geldende bestemmingsplan is de functiewijziging van drie bedrijfseilanden op het bedrijvenpark A7-Noord. Door tegenvallende behoefte heeft de directieraad van het bedrijvenpark aan gemeente Smallingerland gevraagd om de bestemming te versoepelen. Het noordelijke deel als ook de twee bovenste eilanden worden verkocht aan de politie voor onder andere de uitbreiding van de regionale meldkamer. Een klein deel in de noordwesthoek wordt verkocht aan het COA ten behoeve van het creëren van een sportterrein voor het AZC Drachten. Met dit bestemmingsplan wordt invulling aan de nieuwe situatie gegeven.
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op een onderdeel van het bedrijventerrein Azeven Noord, ten oosten van Drachten, gelegen aan de noordkant van het knooppunt Drachten langs de A7 (ook wel bekend als Knooppunt Ureterpervallaat). De partiële herziening betreft alleen een deel van de gronden met de bestemming Bedrijvenpark zoals globaal weergegeven in figuur 1.
Het plangebied bestaat uit een grasland en momenteel nog twee eilanden (die worden samengevoegd), gescheiden van elkaar door de Nipkowlaan. Het noordelijke gelegen terrein wordt begrenst aan de noordkant door een asielzoekerscentrum, aan de oostkant grenst een watergang met daaraan parallel lopend de Janssenlaan. De westelijke grens van het grasland wordt gevormd door het Noorderend. De Nipkowlaan vormt de zuidelijke grens en is tevens de noordelijke grens van het plangebied van de twee bedrijfseilanden. De overige grenzen van dit stuk van het plangebied worden gevormd door de Kelvinlaan aan de oostkant, in het zuiden het derde eiland en vervolgens de de A7 en de Hegebrechsterleane aan de westkant.
Figuur 1. Indicatie van het plangebied omlijnd in het rood.
Het voorliggende plan voorziet in een partiële herziening van het geldend bestemmingsplan 'Bedrijvenpark A7-Noord' dat op 31 oktober 2017 is vastgesteld door de gemeenteraad. Deze partiële herziening maakt geen nieuw bedrijvenpark mogelijk maar zet in op een aanpassing van het bedrijvenpark.
Deze toelichting bestaat uit zes hoofdstukken. Na deze inleiding is in hoofdstuk 2 de bestaande situatie en de beoogde ontwikkeling voor het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 komen de relevante beleidskaders aan de orde. In hoofdstuk 4 is ingegaan op de verschillende milieuaspecten binnen het plangebied. Hoofdstuk 5 geeft de juridische toelichting op het bestemmingsplan weer. In hoofdstuk 6 is ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.
In de bestaande situatie hebben alle delen van het plangebied de enkelbestemming 'bedrijf - bedrijvenpark' (zie figuur 2). Deze bestemming is aangegeven in het donkerpaars.
De voor 'Bedrijf - Bedrijvenpark' aangewezen gronden zijn bestemd voor hoogwaardige en kennisintensieve bedrijfsactiveiten, die zijn genomend in Bijlage 1 (Staat van Bedrijven) van het geldend onder de vermelde catergorie welke ter plaatse is aangegeven met een aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf'. Deze categorieën variëren van 1 tot en met 4.2. De gronden van deze bestemming zijn tevens geschikt voor:
maar ook voor de daarbij behorende:
Geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven zijn niet in de bestemming begrepen.
Voor elk van de gronden binnen deze bestemming geldt dat:de gebouwen en overkappingen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
In het geval van de betreffende gronden met de enkelbestemming 'bedrijf - bedrijvenpark' binnen het plangebied geldt er een maximum bebouwingspecentage van 80% en een maximum bouwhoogte van 16 meter.
Figuur 2. Uitsnede van de planverbeelding van het geldende bestemmingsplan.
Verder is er op het oostelijk deel van het plangebied een gebiedsaanduiding van kracht. Het betreft hier de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - laagvliegroute'. Dit houdt in dat er een maximale bouwhoogte van 40 meter bestaat voor bebouwing met het oog op een laagvliegroute voor de luchtvaart. De huidige bestemmingen in het gebied limiteren dit verder tot een maximum bouwhoogte van 16 meter.
In de nieuwe situatie zal een klein deel van het grasland worden verkocht aan het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA). Het betreft hier een gebied met een oppervlakte van 1312 m2, gelegen in de westelijke hoek van het plangebied. De grond zal worden gebruikt voor het realiseren van een sportterrein voor het AZC Drachten. De ligging van dit sportterrein is weergeven in figuur 3. In de nieuwe situatie krijgt dit sportterrein de enkelbestemming 'maatschappelijk - 1' waarbij de functieaanduiding 'asielzoekerscentrum' uit het geldende bestemmingsplan wordt overgenomen.
Figuur 3. De ligging van het nieuw te realiseren sportterrein van het AZC Drachten.
Het overige deel van het grasland ten noorden van de Nipkowlaan wordt aangekocht door de politie en zal worden gebruikt voor een uitbreiding van de westelijk gelegen regionale meldkamer. Dit overige deel van het grasland krijgt in de nieuwe situatie de enkelbestemming 'Bedrijventerrein' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - noordelijke meldkamer voor hulpdiensten'. De vastgestelde functieaanduidingen met betrekking tot de verschillende milieucategorieën uit het geldende bestemmingsplan, blijven in de nieuwe situatie van kracht. De overige aanduidingen met betrekking tot de maximum bouwhoogte en bebouwingspercentage worden ook in stand gehouden.
De beide noordelijke eilanden ten zuiden van de Nipkowlaan zullen worden omgevormd tot één eiland. Het is de bedoeling dat hier onderdelen van de politie zullen worden gevestigd. De bestemmingsgrens wordt hierop aangepast. In bijlage 2 bij deze toelichting is het ambitiedocument opgenomen, waarin de inrichting van de eilanden en de te realiseren bebouwing zijn toegelicht. Door voortschrijdend inzicht zijn de plannen op onderdelen gewijzigd en is onderstaand in figuur 4 het meest recente schetsvoorstel bijgevoegd. Het ambitiedocument komt niet helemaal overeen met de nieuwe situatie maar het plan wordt wel gerealiseerd in lijn met de uitgangspunten, ambities en inpassing zoals opgenomen in het ambitiedocument.
Figuur 4. Schetsvoorstel ten behoeve van politiefuncties.
Ten tijde van het ontwerpbestemmingsplan was het de bedoeling dat ook het zuidelijkste eiland ten zuiden van de Nipkowlaan een funciewijziging zou ondergaan. Dit eiland was meegenomen om mogelijk de plannen van de politie te faciliteren (die waren ten tijde van het ontwerpbestemmingsplan nog niet uitgekristalliseerd). Inmiddels is gebleken dat de politie dit perceel niet nodig heeft. Inmiddels is een deel van dit eiland (perceel) uitgegeven en bebouwd. Het bedrijf dat gevestigd is op deze locatie heeft de intentie om het gehele eilandperceel in bezit te krijgen. Dit bedrijf kan uit de voeten met de huidige bestemming. Omdat er geen planologische wijzigingen hoeven plaats te vinden op dit perceel is dit eiland buiten dit bestemmingsplan gelaten.
Ten slotte blijft in de nieuwe situatie de eerder genoemde gebiedsaanduiding met betrekking tot de laagvliegroute van kracht.
Het voorliggende plan is een bescheiden aanpassing van het geldende bestemmingsplan. Dat betekent dat wat betreft beleidsaspecten, in belangrijke mate kan worden verwezen naar het geldende bestemmingsplan "Bedrijvenpark A7-Noord".
De politie gaat zich vestigen op bedrijvenpark Azeven-Noord. Ten opzichte van de bestaande planologische situatie (het 'moederplan' bedrijvenpark A7-Noord) wordt ongeveer 3000-4000 m2 bedrijventerrein toegevoegd. Dit komt (mede) door de samenvoeging van twee eilanden tot één. Deze meters zijn nodig om de Politie op de betreffende locatie te kunnen faciliteren. Het is niet voor de hand liggend, in verband met een goede bedrijfsvoering van de politie, om een deel van de vestiging elders in Drachten te faciliteren en daarmee deze vestiging op te knippen. De komst van de politie is daarnaast, met de gemoeide werkgelegenheid, een belangrijke economische impuls voor de gemeente Smallingerland.
Hierbij is het wel zo dat de bouwvlakken ten opzichte van het moederplan kleiner worden. Waar in het moederplan de volledige voor Bedrijf - Bedrijvenpark bestemde gronden voorzien waren van een bouwvlak is dat in onderhavig plan enkel opgenomen voor die gebieden waar de bebouwing is voorzien inclusief de mogelijkheid voor een toekomstige uitbreiding. Zie figuur 4.
De bescheiden aanpassing is niet in strijd met de diverse beleidsaspecten.
Normstelling en beleid
De Wet natuurbescherming (hierna: ‘Wnb’) is het wettelijke stelsel voor bescherming van Natura 2000-gebieden, soorten (flora en fauna) en houtopstanden. Het beschermingsregime gaat uit van het ‘nee, tenzij-principe’. Dit betekent dat de genoemde verbodsbepalingen in de Wnb altijd gelden. Het afwijken hiervan is alleen onder voorwaarden toegestaan. Gedeputeerde Staten (GS) van de provincie Friesland is het bevoegd gezag voor het verlenen van toestemming door middel van een vergunning of ontheffing. Provinciale Staten (PS) van de provincie Friesland kunnen bij verordening vrijstelling verlenen van verbodsbepalingen met betrekking tot beschermde soorten. Naast de Wnb geldt vanuit provinciale ruimtelijke beleidsregels ook regelgeving met betrekking tot beschermde gebieden zoals het Natuurnetwerk Nederland (hierna: ‘NNN’).
In het kader van de uitvoerbaarheid van ruimtelijke plannen is noodzakelijk om aandacht te besteden aan de effecten op natuurwaarden. Effecten dienen te worden beoordeeld in relatie tot geldende wet- en regelgeving op het terrein van soortenbescherming en gebiedsbescherming. Deze beoordeling vindt plaats in relatie tot de Wet natuurbescherming (Wnb) en het provinciale gebiedsgerichte natuurbeleid. Voor wat betreft de effecten op natuurwaarden moet onder meer aangegeven worden of er als gevolg van een plan vergunningen of ontheffingen noodzakelijk zijn en, zo ja, of deze verkregen kunnen worden.
Ecologische inventarisatie
Om de feitelijke situatie binnen het projectgebied vast te stellen, is op 14 februari 2019 ecologisch veldwerk uitgevoerd op de planlocatie door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs. De rapportage van dit onderzoek is te vinden onder Bijlage 1 bij deze toelichting. Op basis van de uitgevoerde ecologische inventarisatie is gezien de aangetroffen terreinomstandigheden en de aard van de ontwikkeling in eerste aanleg onvoldoende beeld van de natuurwaarden ontstaan. Dat had te maken met de aanwezige bomen binnen het plangebied. Ten tijde van het ecologisch onderzoek was nog niet duidelijk of de bomen konden blijven staan of dat ze zouden moeten worden verwijderd. Inmiddels is duidelijk dat de bomen kunnen blijven staan. Daarmee is uitgesloten dat een eventuele essentiële vliegroute richting foerageergebied van vleermuizen onderbroken wordt. Daarmee is ook uitgesloten dat verblijfplaatsen van vleermuizen in deze bomen verdwijnen. Op basis van het nader onderzoek kan worden bepaald of negatieve effecten op vleermuizen optreden en of een ontheffing van de Wnb moet worden aangevraagd.
In verband met de soortbescherming van de Wnb is het nodig om bij de planning van de werkzaamheden rekening te houden met het broedseizoen van vogels.
Natuurtoets twee eilanden
Om de feitelijke situatie binnen het projectgebied vast te stellen, is voor het samenvoegen van beide eilanden in 2021 door Tauw een natuurtoets twee eilanden Kelvinlaan, Drachten uitgevoerd. De uitgevoerde natuurtoets concludeert dat negatieve effecten op beschermde soorten niet met zekerheid zijn uitgesloten. De natuurtoets is als Bijlage 4 bijgevoegd. In deze toets werd in het kader van gebiedsbescherming nog geconcludeerd dat om effecten als gevolg van stikstofdepositie uit te sluiten is in beginsel een berekening in AERIUS Calculator benodigd. Op het moment van schrijven van de natuurtoets was de vrijstelling van vergunningsplicht op het aspect stikstof voor de realisatiefase (bouw-, sloop- en aanleg) nog van toepassing. Toetsing van effecten in Natura 2000-gebieden als gevolg van een tijdelijke projectbijdrage aan stikstofdepositie in de realisatiefase was op dat moment dus niet noodzakelijk. Wel is in de natuurtoets opgemerkt dat er twijfel heerst over de juridische houdbaarheid van de huidige bouwvrijstelling en dat gebruik van de vrijstelling een projectrisico betreft. Het is niet uitgesloten dat de bouwvrijstelling op termijn komt te vervallen.Nu de bouwvrijstelling is vervallen is alsnog een berekening met AERIUS uitgevoerd. Onderstaand wordt hier nader op ingegaan.
Aanvullend onderzoek soortenbescherming
Omdat uit de natuurtoets blijkt dat negatieve effecten op beschermde soorten niet met zekerheid zijn uitgesloten is door TAUW soortgericht onderzoek uitgevoerd om de functie van het plangebied voor bunzing, hermelijn, wezel, poelkikker en waterspitsmuis te bepalen. Het aanvullend onderzoek, dat als Bijlage 5 is bijgevoegd, doet verslag van het soortgericht onderzoek en geeft antwoord op de vraag of een ontheffing van de Wet natuurbescherming nodig is. Uit de onderzoeken is gebleken dat er geen negatieve effecten op het leefgebied van kleine marterachtigen en verblijfplaats van waterspitsmuis en poelkikker ontstaan door de werkzaamheden.
Stikstof
De depositie van stikstof ten gevolge van de bouw en het gebruik van het plangebied is berekend. Het plan maakt de bouw van 6.000 m2 bedrijfsgebouwen met bijhorende verharding mogelijk op een locatie in het matig stedelijk woonmilieu. Daarnaast worden er op de locatie twee eilanden samengevoegd. De depositie van stikstof in stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden ten gevolge van de emissie van NOx en NH3 van deze ontwikkeling, alsmede van het verkeer van en naar de locatie is berekend met het programma-pakket AERIUS (29 mei 2023).
De berekening met AERIUS genereert een rekenresultaat en een pdf-bestand waarin wordt geconstateerd dat er geen stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden zijn met een overschrijding van een planbijdrage van meer dan 0,00 mol N/ha/jaar. Dit pdf-bestand is als bijlage toegevoegd. Er treedt door de stikstofdepositie geen negatief effect op in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) beschermde Natura 2000-gebieden. Het aspect stikstof staat nadere besluitvorming niet in de weg. De AERIUS-berekening is als Bijlage 6 bijgevoegd.
Conclusie
Een nadere analyse in het kader van de gebiedenbescherming van de Wnb of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid is niet noodzakelijk. Het plan heeft geen negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van natuurlijke habitats en soorten. Externe effecten zoals extra stikstofdepositie treedt als gevolg van het plan niet op. Voor deze activiteit is daarom geen vergunning op grond van de Wnb nodig. De ontwikkeling is daarnaast op het punt van provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet in strijd met de Verordening Romte Fryslân. Het planvoornemen kan op het gebied van ecologie uitvoerbaar geacht worden.
Normstelling en beleid
Bedrijven (of andere milieubelastende bedrijvigheid) in de directe omgeving van woningen (of (andere) milieugevoelige gebieden) kunnen daar (milieu)hinder vanwege geur, stof, geluid, gevaar en dergelijke veroorzaken. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, zoals dat uitgangspunt is van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), is het waarborgen van voldoende afstand tussen bedrijven en woningen noodzakelijk.
In de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) wordt de richtafstandenlijst voor milieubelastende activiteiten gehanteerd, zowel voor bedrijven als maatschappelijke instellingen als scholen en sportvoorzieningen. Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de minimale afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woningen om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. De grootste afstand is bepalend. De genoemde maten zijn richtinggevend, maar met een goede motivering kan en mag hiervan worden afgeweken.
Er dient te worden aangetoond dat het plan buiten de invloedssfeer van bedrijvigheid in de nabije omgeving valt. Tevens dient te worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor de nabijgelegen functies.
Onderzoek
Er zullen geen nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden die niet op basis van het geldende bestemmingsplan reeds planologisch mogelijk gemaakt werden. Er zal dus geen toename zijn van onderlinge hinder tussen hindergevoelige functies en functies die juist hinder voor de omgeving zouden kunnen veroorzaken. Om dit juridisch te borgen, is een milieuzonering op de verbeelding aangebracht.
Conclusie
Vanuit het oogpunt van hinder van bedrijven mag het plan uitvoerbaar worden geacht.
Alle andere planologisch relevanten omgevingsaspecten zijn in het kader van het bestemmingsplan ''Bedrijvenpark A7-Noord'' reeds beoordeeld of niet van toepassing. In de berekeningen die gemaakt zijn voor het aanpassen van de twee eilanden tot een eiland is ervan uitgegaan dat de totale oppervlakte na de samenvoeging gelijk blijft. Er is dus van een gesloten grondbalans uitgegaan. Dit heeft dus geen gevolgen voor de watertoets. Er is geen sprake van ander gebruik dan het bestemde gebruik, noch is er sprake van uitbreiding van de bedrijfsbestemming op grond waarvan de omgevingsaspecten opnieuw beoordeeld zouden moeten worden. Met andere woorden, het type bedrijf dat op de locatie wordt toegestaan verandert weliswaar, echter blijven de aangeduide miliecategorieën in stand. Ook worden met het bestemmingsplan ten opzichte van het geldende bestemmingsplan, geen extra hindergevoelige functies beoogd. Er bestaat dan ook geen aanleiding om deze omgevingsaspecten opnieuw te beoordelen.
Conclusie
De overige omgevingsaspecten vormen geen belemmering voor het uitvoeren van het planvoornemen.
Algemeen
Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn de Wro, het Bro en de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) toegepast. In het Bro is een formulering opgenomen ten aanzien van de antidubbeltelregel en het overgangsrecht. Deze bepalingen zijn opgenomen in de planregels.
Inleidende regels
Artikel 1: Begrippen
In artikel 1 van de regels worden waar nodig de in de regels gebruikte begrippen verklaard. Dit is alleen het geval wanneer begrippen niet op voorhand voor een eenduidige uitleg, conform normaal spraakgebruik, vatbaar zijn.
Artikel 2: Wijze van meten
De wijze waarop maten, afstanden en dergelijke gemeten moeten worden, is opgenomen in artikel 2.
Bestemmingsregels
Artikel 3: Bedrijventerrein
Het grootste deel van het plangebied is bestemd voor 'Bedrijventerrein'. Ter plaatse zijn bedrijven in de milieucategorieën 1 tot en met 4.2 toegestaan, die zijn genoemd in de bij de planregels behorende Staat van bedrijven. Door middel van aanduidingen is weergegeven op welke locatie de afzonderlijke milieucategorieen zijn toegestaan.
Voor bedrijven die niet zijn genoemd, maar die qua milieubelasting wel vergelijkbaar zijn met bedrijven die wel zijn genoemd, is een afwijkingsregeling opgenomen. Ook zijn bij afwijking van de regels bedrijven in een naasthogere milieucategorie mogelijk en kunnen zich na afwijking productiegebonden detailhandel, detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen en detailhandel in volumineuze goederen vestigen.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – noordelijke meldkamer voor hulpdiensten' is alleen een meldkamer (voor de noordelijke hulp-diensten) toegestaan.
Artikel 4: Maatschappelijk - 1
Het sportterrein van het asielzoekerscentrum heeft de bestemming 'Maatschappelijk - 1' gekregen. Hiermee sluit het aan bij de bestemming die reeds van toepassing is op het asielzoekerscentrum. Er is geen bouwvlak aangebracht. Daarvoor bestaat ook geen aanleiding, omdat binnen het toegevoegde deel van het terrein geen gebouwen zullen worden gerealiseerd.
Algemene regels
Hoofdstuk 3 van de bestemmingsregels omvatten de algemene regels. De algemene regels gelden in het algemeen voor het gehele bestemmingsplan en staan min of meer los van de specifieke bestemmingsregels en worden om die reden altijd in een apart hoofdstuk opgenomen.
Anti-dubbeltelregel
De anti-dubbeltelregel ziet er op toe dat grond die reeds eerder bij een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen is meegenomen, niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning voor het bouwen mag worden meegenomen. De anti-dubbeltelregel heeft uitsluitend betrekking op situaties die plaatsvinden ten tijde van het geldende bestemmingsplan.
Algemene gebruiksregels
In de algemene gebruiksregels is vastgelegd welk gebruik in ieder geval strijdig is met de in de regels gegeven bestemmingsomschrijvingen.
Algemene afwijkingsregels
De algemene afwijkingsregels bieden enige flexibiliteit als het gaat om het afwijken van in het plan opgenomen maten en bieden ruimte om bepaalde voorzieningen te kunnen realiseren.
Overige regels
De overige regels zien erop toe dat er voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in standgehouden.
Overgangs- en slotregels
Overeenkomstig de in het Bro voorgeschreven formulering van het overgangsrecht en de SVBP2012 zijn de overgangs- en slotregels in de afsluitende artikelen 9 en 10 van de regels opgenomen.
Wettelijk bestaat volgens artikel 3.1.6 lid 1 sub f van het Besluit ruimtelijke ordening, de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidaspecten van een bestemmingsplan. In dat verband wordt in de onderstaande tekst ingegaan op de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
Daarnaast dient een bestemmingsplan volgens de Wet ruimtelijke ordening inzicht te geven in de wijze van financiering door middel van een exploitatieplan of een overeenkomst. Dit heeft een sterke samenhang met de economische uitvoerbaarheid en wordt daarom ook in dit hoofdstuk behandeld.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van donderdag 17 juni 2021 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn er geen zienswijzen ingediend.
Voortschrijdend inzicht heeft echter geleid tot enkele ambtshalve wijzigingen. Deze ambtshalve wijzigingen hebben betrekking op de volgende onderdelen:
Figuur 5. Wijzigingen tussen ontwerp en vastgesteld bestemmingsplan.
Op 12 maart 2024 is het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld.
Dit bestemmingsplan is een partiële herziening van het geldende bestemmingsplan 'Bedrijvenpark A7-Noord'. Met dit bestemmingsplan worden geen grootschalige nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen bij recht in het plangebied mogelijk gemaakt. Kleinschalige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied kunnen plaatsvinden door middel van het bij omgevingsvergunning afwijken van de bouw- of gebruiksregels. Dit betreft in alle gevallen particulier initiatief waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen voor omgevingsvergunning. Deze kosten worden door middel van leges gedekt.
Na vaststelling van het bestemmingsplan zijn planschadekosten de enige kosten die verder nog uit dit bestemmingsplan kunnen voortkomen. Planschadekosten zijn op voorhand niet uit te sluiten. De gemeente zal daarom bij iedere aanvraag die moet leiden tot een aanpassing van de planologie, bezien of er planschade kan ontstaan. Indien dit het geval kan zijn, zal met de belanghebbende aanvrager een overeenkomst worden gesloten, zoals bedoeld in artikel 6.4a van de Wro. Daarmee kan worden voorkomen dat de gemeenschap de planschadekosten moet betalen die gemaakt worden in het belang van de aanvrager. Gezien het bovenstaande is een exploitatieplan voor dit bestemmingsplan niet nodig.
Voorgaande betekent dat de uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan niet wordt belemmerd.