direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Tike - Master de Jongwei
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BP2014DPN007-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Master de Jongwei, direct ten zuiden van het dorpshuis, zijn plannen om in totaal 7 nieuwe woningen te bouwen. Het bestaande woonhuis met bijbehorende bebouwing op het perceel wordt gesloopt. Hiervoor in de plaats worden 2 twee-onder-één kap woningen en 3 vrijstaande woningen gebouwd. In figuur 2 is de globale ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2014DPN007-0401_0001.png"

Figuur 1. De ligging van het plangebied (bron: Bing Maps)

Het realiseren van de 7 woningen is op basis van het geldende bestemmingsplan Kleine kernen Noord niet toegestaan. De gemeente Smallingerland heeft aangegeven positief tegenover de voorgenomen ontwikkeling te staan. Om de realisatie van de woningen mogelijk te maken, is een nieuw juridisch-planologisch kader noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Geldend bestemmingsplan

Het plangebied is grotendeels gelegen in het bestemmingsplan Kleine kernen Noord (vastgesteld 10 januari 2012). Voor het perceel geldt de bestemming "Wonen - 1", waarbinnen woonhuizen zijn toegestaan. Per bouwvlak is één hoofdgebouw (dus een woning) toegestaan. Qua maatvoering is een maximale goot- en bouwhoogte opgenomen van respectievelijk 4 en 9 meter. Er moet een minimale en maximale dakhelling van respectievelijk 30 en 60 graden aangehouden worden.

Een klein gedeelte van het plangebied ligt in het bestemmingsplan Buitengebied. De plangrens van het bestemmingsplan Kleine kernen noord loopt hier, ten opzichte van de Master de Jongwei, schuin. Deze grens wordt met dit bestemmingsplan recht getrokken. Het handhaven van deze schuine grens zou resulteren in een kavel met een schuine grens. Dit is uit stedebouwkundig en verkooptechnisch oogpunt ongewenst.

In figuur 2 is een fragment van het geldend bestemmingsplan met de globale grens van het nieuwe bestemmingsplan weergegeven.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2014DPN007-0401_0002.png"

Figuur 2. Fragment bestemmingsplan Kleine kernen noord met de plangrens van dit bestemmingsplan in rood (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

1.3 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgezet:

  • in hoofdstuk 2 volgt een beschrijving van de huidige situatie;
  • hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders;
  • in hoofdstuk 4 vindt een toetsing plaats aan de wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten;
  • hoofdstuk 5 geeft een beschrijving van het plan
  • hoofdstuk 6 gaat in op de juridische regeling van het plan;
  • in hoofdstuk 7 ten slotte, komen de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan aan de orde.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

Op het perceel waar de nieuwe woningen gebouwd worden, staat momenteel een woning. Ook staan er nog enkele schuren en andere bouwwerken op het perceel. Dit is vroeger agrarisch gebruikt. Het plangebied heeft nu een groen karakter. Langs de Master de Jongwei loopt ter hoogte van de huidige woning een vrij lage haag. Meer naar de zuidkant staan enkele bomen en ander opgaand groen. Het groen ontneemt het zicht op het achterliggende gebied. Op het perceel zelf staan daarnaast rond de bestaande bebouwing en langs de sloot aan de westkant enkele relatief grote bomen. In figuur 3 is een luchtfoto van het plangebied te zien. Een aanzicht van het plangebied vanaf de Master de Jongwei is in figuur 4 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2014DPN007-0401_0003.png"

Figuur 3. Luchtfoto plangebied met globale begrenzing in rood (bron: Bing Maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2014DPN007-0401_0004.png"

Figuur 4. Aanzicht plangebied met huidige bebouwing (bron: Google Streetview)

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het ruimtelijk beleid dat het kader vormt voor dit bestemmingsplan. Hierbij komt het rijks-, provinciaal en het gemeentelijk beleid aan bod.

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 22 november 2011 onder aanvaarding van een aantal moties door de Tweede Kamer aangenomen en begin 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is vanaf 1 oktober geheel in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Deze 13 nationale belangen zijn:

  • 1. Rijksvaarwegen
  • 2. Mainportontwikkeling Rotterdam
  • 3. Kustfundament
  • 4. Grote rivieren
  • 5. Waddenzee en waddengebied
  • 6. Defensie
  • 7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen
  • 8. Elektriciteitsvoorziening
  • 9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen
  • 10. Ecologische hoofdstructuur
  • 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament
  • 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)
  • 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde

De ontwikkelingen binnen het bestemmingsplangebied raken geen rijksbelangen. Dit beleid geeft geen uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling is duurzame verstedelijking het uitgangspunt. Hiertoe wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking gevolgd die is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6. lid 2 Bro). Deze ladder bestaat uit de volgende drie treden:

  • 1. De voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte; de ontwikkeling vormt een kleinschalig uitbreiding van het dorp. De ladder is meegenomen in het gemeentelijke beleid. In het woningbouwprogramma 2013-2019 van de Gemeente Smallingerland heeft de gemeente het aantal te bouwen woningen vastgelegd. Dit programma is vastgesteld naar aanleiding van een onderzoek naar de behoefte. Op het programma wordt verder ingegaan in 3.3.
  • 2. De ontwikkeling van het voorgenomen woonmilieu kan niet gerealiseerd worden binnen het bestaand bebouwd gebied. In dit geval wordt er gedeeltelijk binnen het bestaand bebouwd gebied gebouwd en gedeeltelijk er buiten. Het geheel vormt een locatie die aansluit bij de bestaande bebouwing.
  • 3. Het woongebied sluit aan op bestaand dorpsgebied en is goed ontsloten. Het plangebied sluit aan de op de Master de Jongwei, deze straat vormt het grootste gedeelte van het dorp.

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan 2007

Het Streekplan Fryslân 2007 is op 13 december 2006 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Streekplan wordt het provinciaal omgevingsbeleid verwoord. De provincie Fryslân zet in op de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit bij veranderingen in het gebruik en de inrichting van de ruimte. Ruimtelijke kwaliteit dient zowel voor economische, sociale als culturele belangen en is daarmee voor alle functies in Fryslân essentieel. De structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte', zoals vastgesteld op 26 maart 2014, vormt voor dit onderdeel een uitwerking.

In het Streekplan staan de relaties tussen stad en platteland centraal, waarbij sprake is van een wisselwerking tussen beide gebieden. De provincie zet in op een concentratie van verstedelijking (wonen, werken en voorzieningen) in de stedelijke gebieden, zonder dat dit ten koste gaat van de vitaliteit van het omringende platteland. In de omgeving van de Tike ligt Drachten, dit is volgens het Streekplan een stedelijk centrum.

Om het toekomstige ruimtebeslag van wonen te beperken, worden nieuwe woningen zoveel mogelijk eerst in het bestaande bebouwde gebied van kernen opgevangen. Door het bestaande bebouwde gebied optimaal te benutten wordt bijgedragen aan een efficiënt gebruik van de ruimte en daarmee aan een duurzame ruimtelijke inrichting. Hier wordt ook onder verstaan dat rekening wordt gehouden met de ruimtelijke kwaliteiten en milieukwaliteiten in het bestaande bebouwde gebied. Aan gemeenten wordt de taak toebedeeld de herstructureringsopgave te bekijken in relatie tot de totale kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwopgave.

Op de vraag of er sprake is van bebouwing binnen bestaand bebouwd gebied wordt ingegaan bij de Verordening Romte Fryslân 2014 verderop in dit hoofdstuk.

Structuurvisie 'Grutsk op'e Romte'
Volgens de kaart bij de structuurvisie ligt het plangebied in het deelgebied Noordelijke Wouden. Van belang is de kleinschaligheid van het gebied met hoge dichtheid aan opstrekkende percelen (richting aan het landschap gevend), grensbeplanting van houtwallen en elzensingels ('in' de slootrand) en een dicht netwerk van kleinschalige infrastructuur (zandpaden en sloten), veenontginningsdorpen met verspreide bebouwing of dun bebouwde linten met een grillig verloop. In en nabij de dorpskernen is sprake van dichter bebouwde linten en buurten. De landschappelijke/stedenbouwkundige bebouwingsstructuren moeten gerespecteerd worden.

In dit plan wordt gebouwd op één perceel. De woonfunctie wordt uitgebreid van 1 naar 7 woningen. Hierbij is rekening gehouden met de verkavelingsstructuur en richting van de straat. De twee-onder-een-kap woningen en vrijstaande woningen komen aan de straat te staan. Hiermee wordt het lint voller. Daarachter is ruimte gemaakt voor nog een woning. Dit gaat niet verder dan de bestaande bebouwing, het dorpshuis staat namelijk verder van de straat. Het bestaande groen wordt zoveel mogelijk behouden, zo wordt de bestaande verkaveling nog minder aangetast. Hierop wordt dieper ingegaan in Hoofdstuk 5.

Verordening Romte Fryslân 2014

Op 15 juni 2011 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is vooral beschreven in het Streekplan Fryslân 2007.

In de verordening heeft een begrenzing van het bestaand stedelijk gebied plaatsgevonden. Het plangebied ligt voor het grootste gedeelte binnen het gebied dat als dusdanig is aangewezen. Ook op basis van het bestemmingsplan Kleine kernen Noord zijn er al bouwmogelijkheden voor het perceel.

In de verordening geeft de provincie aan dat onder voorwaarden woningbouw op een uitbreidingslocatie, in aansluiting op het bestaand stedelijk gebied, mogelijk is. De voorwaarden hierbij zijn dat in de plantoelichting van een bestemmingsplan voor een dergelijke ontwikkeling:

  • 1. is gemotiveerd dat de behoefte aan nieuwe woningen waarin wordt voorzien voldoet aan het bepaalde in de artikelen 4.1.1 en 4.1.2 (van de verordening);
  • 2. is afgewogen in hoeverre binnen het bestaand stedelijk gebied van de kern door middel van herstructurering, transformatie of intensivering de behoefte aan nieuwe woningen kan worden opgevangen.

De artikelen 4.1.1. en 4.1.2 van de verordening schrijven voor dat het uitbreidingsplan moet voldoen aan een gemeentelijk woonplan. De ontwikkeling past binnen het gemeentelijke woonplan. Hier wordt in de volgende paragraaf (Actualisatie woningbouwprogramma 2013-2019) op ingegaan.

Zoals in figuur 5 te zien is, beslaat het plangebied ongeveer het halve perceel. In figuur 5 valt de woning binnen bestaand bebouwd gebied, maar het tweede deel (het perceel voor landbouwgrond) valt er net buiten.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2014DPN007-0401_0005.png"

Figuur 5. Uitsnede kaart Begrenzing bestaand bebouwd gebied

Wel sluit deze ontwikkeling aan de bij de bestaande bebouwing. Aan de andere kant van de straat staan bijvoorbeeld wel al woningen. De lint wordt zo doorgetrokken.

In de rest van het dorp zijn geen nieuwbouwlocaties aangewezen. Dit plan heeft dan ook geen negatieve gevolgen voor andere projecten in de Tike.

3.3 Gemeentelijk beleid

Actualisatie woningbouwprogramma 2016-2025

De gemeente Smallingerland heeft haar woningbouwprogramma verwoord in de Actualisatie gemeentelijk woonbeleid en woningbouwprogramma 2016-2025. Per gebiedstype zijn ook maximale aantallen vastgelegd. Voor de dorpen bevat het woningbouwprogramma tussen 2016 en 2025 een beleidsruimte van 35 woningen plus 122 woningen in projecten. Voor de dezelfde periode is in De Tike ruimte voor 7 woningen. Dit bestemmingsplan betreft het slopen van één woning en de nieuwbouw van 7 (koop)woningen. De woningvoorraad neemt per saldo met 6 woningen toe, hetgeen past binnen de gemeentelijke beleidskaders.

Welstand- en reclamenota Smallingerland 2014

Op 9 juni 2015 is de Welstand- en reclamenota Smallingerland 2014 vastgesteld. Dit welstandsbeleid van Smallingerland is opgesteld vanuit de overtuiging dat de lokale overheid het belang van een aantrekkelijke bebouwde omgeving dient te behartigen. de gevels van gebouwen en andere bouwwerken vormen samen met de openbare ruimte de dagelijkse leefomgeving van de mensen in Smallingerland. Dat betekent dat de verschijningsvorm van een bouwwerk geen zaak is van de eigenaar alleen; elke voorbijganger wordt ermee geconfronteerd, of hij nu wil of niet. Een aantrekkelijke, goed verzorgde omgeving verhoogt bovendien de waarde van het onroerend goed en versterkt het vestigingsklimaat.

Het doel van het welstandstoezicht is een bijdrage te leveren aan de belevingswaarde van de gemeente Smallingerland.

De geactualiseerde welstandsnota is bedoeld om een helder, controleerbaar welstandstoezicht mogelijk te maken. Teksten en criteria zijn hiertoe helder en leesbaar geformuleerd. De huidige interpretatieruimte die in de vorige welstandsnota aanwezig is, is daarbij zoveel mogelijk behouden. De welstandnota bestaat uit een geactualiseerde welstandsnota (digitaal) met daarin onder meer de volgende onderwerpen;

  • Criteria voor kleine veelvoorkomende bouwplannen;
  • Geactualiseerde bestaande welstandsgebieden;
  • Nieuwe welstandsgebieden op basis van de bestaande beeldkwaliteitplannen;
  • Geactualiseerde bestaande objectgerichte criteria;
  • Nieuwe objectgerichte criteria ten behoeve van; woonschepen/woonarken en woonwagens;
  • Criteria voor het opstellen van beeldkwaliteitplannen in de lijn van de systematiek van de welstandsnota;
  • Aangepaste excessenregeling ten behoeve van het tegengaan van verpaupering;
  • Implementatie van de bestaande reclamecriteria in de bestaande welstandsnota en afstemming op de bestaande systematiek; daarnaast controle op werkbaarheid.

De gehele gemeente is in een groot aantal gebieden opgedeeld, met elk hun eigen toepasselijke welstandskader. Nieuw- en verbouwplannen moeten zich voegen binnen de betreffende welstandskaders.

Specifiek voor het onderhavige nieuwbouwplan is een beeldkwaliteitplan als aanvulling op de welstandsnota in voorbereiding. De vaststelling hiervan zal worden afgestemd op de uitvoering van dit bestemmingsplan.

Voordat in het plangebied gebouwd wordt, geldt als uitgangspunt dat een positief welstandsadvies is verkregen.

Hoofdstuk 4 Planologische randvoorwaarden

Voor het plangebied en omgeving kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden een rol spelen. Een belangrijk uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In de volgende paragrafen zijn het toetsingskader en de randvoorwaarden die voortvloeien uit de milieu- en omgevingsaspecten beschreven.

4.1 Kabels en leidingen

In en om het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig, waarmee in dit bestemmingsplan rekening gehouden dient te worden. Bij de uitvoering van de werkzaamheden zal uiteraard rekening gehouden worden met de aanwezige kabels en leidingen die door het plangebied lopen.

4.2 Milieuzonering bedrijven

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.

Ten noorden van de woningen ligt het Dorpshuis De Tike. Met dit bestemmingsplan wordt de uitbreiding van het dorpshuis mogelijk gemaakt. Ook ligt hier een basisschool. Het dorpshuis en de school zijn beide functies die aan te merken als een categorie 2-functie, waar op basis van de VNG-brochure een richtlijnafstand van 30 meter aangehouden dient te worden. Echter, gezien de ligging van het plangebied in de nabijheid van deze en andere functies, zoals een bedrijfslocatie, kan het gebied aangemerkt worden als een gemengd gebied. Daarmee kan één afstandsstap lager gehanteerd worden. Er geldt dus tussen het dorpshuis en de nieuwe woningen een richtlijnafstand van 10 meter. Voor de woningen direct aan de Master de Jongwei wordt hieraan voldaan. Echter, de meest westelijke woning ligt op minder dan 10 meter afstand van de grens van de inrichting van het dorpshuis. Hier is ook een uitbreiding van het dorpshuis voorzien.

Voor de uitbreiding van het dorpshuis is een Omgevingsvergunning verleend op 9 januari 2015. De uitbreiding van het dorpshuis is op grond van het Activiteitenbesluit milieumeldingsplichtig. Bij de melding is aangegeven welke activiteiten in de uitbreiding van het dorpshuis plaats zullen vinden. Deze activiteiten zijn niet geluidsproducerend (o.a. open tafel, leescafé, computerles, lezingen, workshops). Het uitvoeren van geluidsonderzoek is niet nodig.

Door de geplande verbouw wordt de geluidssituatie t.a.v. de huidige situatie (enkel steens buitenmuur) juist verbeterd. Een extra zaal en de nieuwe buitenmuur zorgen voor een betere geluidsisolatie van de activiteiten in de grote zaal. Gelet hierop is in dit geval een afwijking van de VNG afstand aanvaardbaar.

Er zijn geen andere functies aanwezig die van invloed kunnen zijn op het plangebied.

4.3 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder is voor wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/u en spoorwegen een geluidzone van kracht. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen of de ontwikkeling voldoet aan de in de wet bepaalde voorkeursgrenswaarde (48 dB).

De gehele bebouwde kom van De Tike, waaronder de Master de Jongwei, is aangewezen als 30 km/u-zone. De weg is ook als zodanig ingericht en kent daarmee geen wettelijke geluidzone. Om deze reden is akoestisch onderzoek niet nodig.

Het bestemmingsplan wordt op dit punt uitvoerbaar geacht.

4.4 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn op grond van het Besluit niet in betekenende mate daarbij vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden.

Met dit bestemmingsplan worden 7 woningen mogelijk gemaakt. Een dergelijke ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. In de gemeente Smallingerland zijn geen knelpunten met betrekking tot de luchtkwaliteit bekend. Het bestemmingsplan wordt op dit punt uitvoerbaar geacht.

4.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen.

Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water geldt de Circulaire Risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen. Op grond van deze circulaire geldt een grenswaarde ten opzichte van het plaatsgebonden risico (PR) en een oriënterende waarde voor het groepsrisico (GR). Nieuwe ontwikkelingen binnen het invloedsgebied, die een wezenlijke toename teweegbrengen van het GR, moeten (bestuurlijk) worden verantwoord.

Inrichtingen

In het plangebied zijn geen gevaarzettende inrichtingen aanwezig. De vestiging van dergelijke bedrijven is op basis van dit bestemmingsplan niet mogelijk. In de omgeving zijn geen gevaarzettende functies aanwezig, die van invloed kunnen zijn op het plangebied.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Over de wegen in en nabij het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats.

Buisleidingen

Ten oosten van De Tike loopt een buisleiding met een diameter van 6 inch en een maximale werkdruk van 89 bar. De leiding loopt op ongeveer 300 meter ten westen van het plangebied. Gezien de werkdruk en de afstand tot het plangebied, heeft de buisleiding geen invloed op het plangebied.

4.6 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op beschermenswaardige natuurwaarden, rekening worden gehouden met de regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet. Wanneer ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het provinciaal beleid voor de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS).

Het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied is 'De Alde Feanen' en ligt op ongeveer 5 kilometer afstand. Ten oosten van De Tike ligt het meer De Leijen. Dit meer maakt deel uit van de EHS. Het tot EHS aangewezen gebied ligt op ongeveer 700 meter van het plangebied. Gezien de afstand tot de genoemde natuurgebieden en de aard van de ontwikkeling (de bouw van 7 woningen) is een significante negatieve invloed niet te verwachten.

Soortenbescherming

De te slopen delen van de bebouwing is mogelijk geschikt voor de vestiging van beschermde soorten. Er is daarom een ecologisch onderzoek uitgevoerd. Dit is als bijlage 1 is opgenomen. Geconcludeerd is dat er binnen het plangebied diverse licht beschermde soorten aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor geldt de zorgplicht. Bij verstoring van deze dieren tijdens de werkzaamheden moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving. Tijdens de werkzaamheden moet verder rekening worden gehouden met broedvogels. Broedende vogels mogen niet worden verstoord. Conflicten met de Flora- en faunawet op dit punt zijn te voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen aan te vangen.

Het voorkomen van jaarrond beschermde nesten van de huismus en vaste verblijfplaatsen van vleermuizen kan op voorhand niet worden uitgesloten. Daarom is aanvullend onderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van deze soorten binnen het plangebied. Hieronder zijn de resultaten weergegeven.

Vervolg: huismussen

Uit de resultaten van het veldonderzoek dat heeft plaatsgevonden op 4 en 14 mei 2015 blijkt dat geen nestplaatsen zijn aangetroffen. De plannen veroorzaken daarom geen conflict met de Flora- en faunawet ten aanzien van jaarrond beschermde nestplaatsen van Huismus.

Vervolg: vleermuizen

Veldonderzoek naar zomer-/kraamverblijfplaatsen van vleermuizen dat plaats heeft gevonden op 19 mei 2015 (avondbezoek), 24 juni 2015 (avondbezoek) en op 26 juni 2015 (ochtendbezoek) heeft uitgewezen dat er geen verblijfplaatsen van vleermuizen zijn aangetroffen. Tijdens het onderzoek in het najaar (15 augustus en 6 september 2015) zijn geen baltsende vleermuizen in het plangebied aangetroffen. Wel is even buiten het plangebied, bij de naastgelegen school, een baltsverblijfplaats van een Ruige dwergvleermuis aangetroffen. Dit heeft geen invloed op het plangebied.In de beoordeling van Faunax (2012) werd geconcludeerd dat de aanwezigheid van vliegroutes van vleermuizen aan de westkant van het plangebied niet kon worden uitgesloten. Tijdens het aanvullend onderzoek zijn geen duidelijke vliegroutes aangetroffen die door grote groepen vleermuizen werden gebruikt. Daanaast zijn geen lijnvormige elementen gevonden die onderdeel vormen van essentiële vliegroutes van vleermuizen.

De functie die het plangebied voor vleermuizen heeft, is foerageergebied. Dit foerageergebied zal naar verwachting tijdens en na de werkzaamheden niet in kwaliteit worden aangetast. Er is daarnaast voldoende alternatief foerageergebied aanwezig in de directe omgeving. Om deze reden mag worden geconcludeerd dat de functionaliteit, van de eventueel in de omgeving aanwezige verblijfplaatsen van vleermuizen ten aanzien van foerageergebied in het plangebied niet achteruit zal gaan.

Conclusie

Op basis van de resultaten van de onderzoeken wordt het plan uitvoerbaar geacht. Het aanvullend ecologisch rapport is opgenomen in bijlage 2.

4.7 Waterparagraaf

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument die moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder.

Voor dit plan is een wateradvies aangevraagd bij het waterschap 'Wetterskip Fryslân' via www.dewatertoets.nl.

Uit dit wateradvies blijkt onder meer dat er 60 m2 aan nieuw oppervlaktewater moet worden aangelegd. Het Wetterskip adviseert om de bestaande watergangen nabij het plangebied te verbreden. In de benodigde 60 m2 aan water wordt voorzien door aan de zuidzijde van het plangebied een sloot van twee meter breed te graven. Dit levert zelfs 192 m2 aan oppervlaktewater op.

De sloot wordt gegraven aan de buitenzijde van het plangebied. Dit betekent dat het gebeurt op het perceel dat op basis van het Bestemmingsplan Buitengebied 2013 van de Gemeente Smallingerland de bestemming 'Agrarisch met waarden - Besloten gebied' heeft. Binnen deze bestemming is in artikel 3.7.1 sub h onder 2 aangegeven dat voor het veranderen van de verkavelingsstructuur, waaronder het aanleggen van watergangen, een omgevingsvergunning nodig is. Er kan vanuit worden gegaan dat deze wordt verleend, gelet op de landschappelijke structuur van het plangebied.

Verder worden er in het advies een aantal aanbevelingen gedaan die moeten worden opgevolgd en meegenomen in de verdere planvorming. Deze aanbevelingen zijn opgenomen in de watertoets die als bijlage 3 is bijgevoegd.

4.8 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging moet ten minste een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

Voor het perceel is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek dat is opgenomen in bijlage 4 blijkt dat er licht verhoogd gemeten concentraties aan barium, lood, nikkel en zink in het grondwater zijn aangetroffen, alsmede matig tot sterk verhoogde concentraties aan koper. Deze verontreiniging is echter aangetroffen in het gebied ten zuiden van de beoogde woonlocatie en maakt geen deel uit van het plangebied. Het bestemmingsplan wordt op dit punt uitvoerbaar geacht.

4.9 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Deze nieuwe wet maakt deel uit van de (gewijzigde) Monumentenwet. Op de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE), onderdeel van de cultuurhistorische waardenkaart, is informatie opgenomen over archeologische waarden.

Op de FAMKE heeft het plangebied een lage archeologische verwachtingswaarde. Bij ingrepen groter dan 2,5 hectare is een archeologisch onderzoek noodzakelijk. Er worden geen bodemingrepen groter dan 2,5 hectare beoogd. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk. Omdat het bestemmingsplan geen mogelijkheden biedt voor ingrepen groter dan 2,5 hectare, hoeft er geen aanvullende regeling opgenomen te worden. Op dit punt wordt het bestemmingsplan uitvoerbaar geacht.

Cultuurhistorie

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van bestemmingsplannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

In het plangebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle objecten of andere waarden aanwezig.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

De bestaande bebouwing in het plangebied wordt gesloopt. Dit zijn de woning en de bijbehorende bijgebouwen. Een deel van de groensingel langs de Master de Jongwei wordt gekapt. De grotere bomen langs de kant van de weg worden zoveel mogelijk gehandhaafd om het groene karakter te behouden.

In het plangebied worden 7 nieuwe woningen beoogd. Dit zijn ten eerste 2 blokken twee-onder-één-kap woningen. Deze worden in het noordoostelijke gedeelte van het plangebied gerealiseerd. Dit is ongeveer ter hoogte van de kruising van de Master de Jongwei met de Leijensreed. De twee-onder-één kap woningen worden in een rooilijn op circa 14 meter afstand van de weg gerealiseerd. Op deze plek is het ook mogelijk om twee vrijstaande woningen te bouwen in plaats van vier twee-onder-één-kap woningen.

Ten zuiden van de twee-onder-één kap woningen worden twee vrijstaande woningen gerealiseerd. De noordelijke van deze woningen wordt op circa 13 meter afstand van de weg gerealiseerd; de zuidelijke op circa 18 meter. Het nieuwe bebouwingslint langs de Master de Jongwei krijgt daardoor een verspringende rooilijn. Deze verspringing geeft een ruimtelijk beeld dat aansluit bij de karakteristiek van De Tike en zorgt voor een goede overgang van het bebouwingslint naar het achterliggende open landschap.

Tot slot wordt ten zuiden van het dorpshuis een vrijstaande woning gerealiseerd. Deze is bereikbaar via een weg die tussen de twee-onder-één kap woningen en de vrijstaande woningen wordt aangelegd.

In het plangebied en langs de Master de Jongwei zijn enkele vrij forse bomen aanwezig. In de planvorming is rekening gehouden met het behoud van deze bomen.

In figuur 5 is een impressie van de inrichting van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2014DPN007-0401_0006.png"

Figuur 5. Impressie inrichting plangebied

Hoofdstuk 6 Juridische toelichting

6.1 Inleiding

In het voorgaande hoofdstuk zijn de uitgangspunten van dit bestemmingplan geformuleerd. In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld. De SVBP is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro gemaakt moeten worden. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden, met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.

6.2 Toelichting op de bestemmingen

In het bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen gehanteerd. Bij de bestemmingen is aangesloten bij het handboek van de gemeente Smallingerland, met uitzondering van de erfbebouwingsregeling. Deze is geactualiseerd naar aanleiding van de uitbreiding van het vergunningvrij bouwen per 1 november 2014 (Besluit omgevingsrecht). Zo wordt nu gesproken over bijbehorende bouwwerken in plaats van bijgebouwen e.a. en zijn ook de maatvoeringen aan de nieuwe regeling aangepast.

Wonen - 1

Voor de vrijstaande woningen is de bestemming Wonen - 1 opgenomen. De ligging van de woningen is met bouwvlakken vastgelegd. Het aantal toegestane woningen is op de verbeelding aangegeven. Hoofdgebouwen (dus de vrijstaande woningen) moeten in de voorgevelrooilijn worden gerealiseerd. Wel kan hiervan worden afgeweken doordat de woningen maximaal 2 meter naar achteren mogen worden geplaatst. Voor de meest westelijke woning wordt een afwijkende plaatsing, dus niet parallel aan de Master de Jongwei, beoogd. Deze woning hoeft geen rooilijn, binnen het bouwvlak is de exacte plaats van de woning vrij. Daarmee is de stedebouwkundige opzet in de regels en de verbeelding vastgelegd. Op de verbeelding zijn de diverse maatvoeringen aangegeven. Met de afmetingen is aangesloten op het geldende bestemmingsplan Kleine kernen noord. Woningen mogen een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijke 4 en 9 meter hebben en moeten voorzien zijn van een kap. Deze moet een dakhelling hebben tussen de 30 en 60 graden.

De toegangsweg naar de meest westelijke vrijstaande woning maakt eveneens deel uit van deze bestemming.

Wonen - 2

De twee-onder-één-kap woningen hebben de bestemming Wonen - 2. Voor beide paren woningen is een bouwvlak opgenomen. Het aantal toegestane woningen is op de verbeelding vastgelegd. De woningen moeten in de voorgevelrooilijn gebouwd worden. Deze is vastgelegd op circa 14 meter van de Master de Jongwei. Daarmee is de stedebouwkundige opzet in de regels vastgelegd. Op de verbeelding zijn de diverse maatvoeringen aangegeven. Met de afmetingen is aangesloten op het geldende bestemmingsplan Kleine kernen noord. Woningen mogen een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijke 4 en 9 meter hebben en moeten voorzien zijn van een kap. Deze moet een dakhelling hebben tussen de 30 en 60 graden.

Waarde-Waardevolle boom

Ten behoeve van de bescherming van de aanwezige waardevolle te behouden (kastanje)bomen is op de kaart een dubbelbestemming opgenomen. Deze regelt binnen het aangegeven gebied dat er binnen een afstand van 5 meter vanaf de stam geen bebouwing kan komen. Ook is voor een aantal werken en werkzaamheden, die schade aan de bomen kunnen toebrengen een omgevingsvergunning vereist. Het kapverbod zelf is hierin niet opgenomen. Dit wordt al geregeld via de vergunningplicht in de Algemene Plaatselijke Verordening en de daarvoor geldende beleidsregels. Voorts is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de dubbelbestemming te verwijderen, bijvoorbeeld als de boom toch niet te handhaven is, bijvoorbeeld wegens ziekte.

Voorts blijft de houtsingel aan de westzijde van het plangebied gehandhaafd. Hiervoor is, conform het gemeentelijke beleid, binnen de beide woonbestemmingen, een vergunningenstelsel opgenomen.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

De beoogde ontwikkeling wordt door een particulier gerealiseerd. De gemeente Smallingerland heeft hier geen financiële bemoeienis mee. Voor de verkoop van de percelen zijn op dit moment gesprekken gaande. De verwachting is dat alle percelen verkocht worden. Het bestemmingsplan is daarmee financieel uitvoerbaar.

7.2 Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wro en het Bro beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestemmingsplan. Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, zodat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden. Indien sprake is van bepaalde bouwplannen, moet de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan vaststellen. Van het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien als voornoemde kosten 'anderszins verzekerd' zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten, en het stellen van eisen met betrekking tot kwaliteit en fasering niet noodzakelijk wordt geacht. Een combinatie van een exploitatieplan en overeenkomsten is ook mogelijk.

Tussen de gemeente en de initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst gesloten. Hierin zijn onder andere afspraken gemaakt over planschade. Het vaststellen van een exploitatieplan is daarmee niet aan de orde.

7.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde bestemmingsplanprocedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop een ieder een zienswijze op het plan kenbaar kan maken. De maatschappelijke uitvoerbaarheid is hiermee gewaarborgd.

7.3.1 Overleg en inspraak

Omdat de gemeente participatie van burgers en belangenorganisaties belangrijk vindt, biedt de gemeente deze partijen de mogelijkheid reacties op het voorontwerpbestemmingsplan kenbaar te maken. In dit kader is het voorontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd en is het plan opgestuurd naar de diverse overlegpartners.

De inspraak en overlegreacties en het gemeentelijk standpunt daarop, zijn opgenomen in bijlage 5. De reacties hebben niet geleid tot aanpassingen van het voorontwerpbestemmingsplan. Wel is in het kader van een ingekomen inspraakreactie vermeld dat vóór de vaststelling van het bestemmingsplan aanvullend ecologisch onderzoek zal plaatsvinden.

Wel zijn een aantal ambtshalve aanpassingen doorgevoerd in het ontwerpbestemmingsplan. Het betreft onder meer de volgende aanpassingen:

  • actualisering erfbebouwingsregeling;
  • het bestemmen van de toegangsweg als 'Wonen' (was 'Verkeer - Verblijf)'.

Voorts is het plan op een aantal onderdelen geactualiseerd en redactioneel aangepast.

7.3.2 Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 22 april 2016 gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze kenbaar maken. Er zijn drie zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de Nota beantwoording zienswijzen, die bij het vaststellingsbesluit s opgenomen.

7.3.3 Vaststelling bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is op 28 februari 2017 gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad. De bij de vaststelling behorende stukken zijn als los onderdeel bij het digitale bestemmingsplan gevoegd. Het vastgestelde bestemmingsplan wordt nogmaals zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode bestaat de mogelijkheid tot het indienen van beroep bij de Raad van State.