Plan: | De Swetten |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0090.BP2010SSWO01-0401 |
In 1992 is het Europees Verdrag van Malta ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder ook Nederland. Het doel hiervan is het veiligstellen van het (Europese) archeologisch erfgoed. Dit moet met name gestalte krijgen in het ruimtelijke ordeningsbeleid, wat betekent dat bij de voorbereiding van bestemmingsplannen meer aandacht moet worden besteed aan de (mogelijke) aanwezigheid van archeologische waarden en dat een beschermende regeling moet worden opgenomen ten aanzien van die archeologische waarden.
Ter implementatie van het Verdrag van Malta is op 1 september 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Deze wet regelt onder andere dat er in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening gehouden wordt met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. Deze bestaat uit een advieskaart voor de steentijd - bronstijd en uit een advieskaart voor de ijzertijd - middeleeuwen. Door de gemeente Smallingerland is een archeologische verwachtingskaart voor de gemeente opgesteld, als verdieping van de FAMKE-advieskaarten.
Figuur 7: Advieskaart steentijd-bronstijd
De advieskaart steentijd - bronstijd geeft het volgende aan. Voor het overgrote deel van het plangebied wordt vermoed dat eventuele aanwezige archeologische resten al ernstig verstoord zijn, maar dit is niet met zekerheid te zeggen. De provincie beveelt daarom aan om bij ingrepen van meer dan 5000 m² een quickscan te verrichten.
Voor een klein deel van het plangebied (in het zuidwesten) kunnen zich archeologische resten uit de steentijd vlak onder de oppervlakte bevinden, afgedekt door een dun veen- of kleidek. De conservering van eventueel aanwezige resten is nu nog goed, maar de archeologische resten zijn wel zeer kwetsbaar. De provincie beveelt daarom aan om bij ingrepen van meer dan 500 m² een karterend (boor)onderzoek uit te laten voeren.
Figuur 8: Advieskaart ijzertijd-middeleeuwen
Volgens de advieskaart voor de ijzertijd - middeleeuwen is het gehele plangebied aangewezen als gebied waar zich archeologische resten kunnen bevinden uit de periode midden-bronstijd – vroege Middeleeuwen. Het gaat hier dan met name om vroeg- en vol-middeleeuwse veenontginningen. Daarbij bestaat de kans dat er zich huisterpjes uit deze tijd in het plangebied bevinden. Ook de wat oudere boerderijen kunnen archeologische sporen of resten afdekken, hoewel de veengronden eromheen al afgegraven zijn. De provincie beveelt aan om bij ingrepen van meer 5000 m² een historisch en karterend onderzoek te verrichten, waarbij speciale aandacht moet worden besteed aan eventuele Romeinse sporen en/of vroeg-middeleeuwse ontginningen.
Mochten er, als gevolg van het karterend archeologisch onderzoek, een of meerdere vindplaatsen worden aangetroffen, dan zal uit nader (waarderend) onderzoek moeten blijken hoe waardevol deze vindplaatsen zijn. De aard van dit waarderend (vervolg)onderzoek hangt af van het type aangetroffen vindplaats, en de strategie van onderzoek dient te worden bepaald door het desbetreffende onderzoeksbureau. Indien de vindplaats een nieuw aangetroffen terp betreft, geldt het advies: ‘waarderend onderzoek op terpen’. De resultaten van het karterend onderzoek kunnen ook uitwijzen dat de voorgenomen ingreep niet bezwaarlijk is, of met welke randvoorwaarden in het plan rekening dient te worden gehouden. Tevens dient in de onderzoeksstrategie rekening te worden gehouden met recente verstoringen die zich kunnen hebben voorgedaan.
Gelet op het stadium waarin het plangebied verkeert (vrijwel geheel gerealiseerd) kan worden gesteld dat het bestemmingsplan ingrepen met een omvang groter dan voornoemde oppervlakten niet mogelijk maakt, zodat nader onderzoek in het kader van dit bestemmingsplan niet noodzakelijk wordt geacht.
Hiermee is dan ook aangegeven dat de eventueel aanwezige archeologische waarden in het plangebied geen belemmering vormen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Bij nieuwe ontwikkelingen met een ruimtebeslag van meer dan 500 of 5000 m2 (afhankelijk van de locatie) dient door middel van archeologisch onderzoek worden aangetoond op welke wijze om moet worden gegaan met de archeologische waarden.