11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
groenvoorzieningen;
bermen en beplanting;
speelvoorzieningen;
openbare nutsvoorzieningen;
waterlopen en waterpartijen, met dien verstande dat van de gronden ter plaatse van de aanduiding "water" minimaal 90% moet worden ingericht als oppervlaktewater;
een hertenkamp, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - hertenkamp";
voet- en fietspaden;
geluidswerende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding "geluidwal";
maar ook voor de daarbij behorende:
kunstobjecten;
verhardingen.
11.2 Bouwregels 11.2.1 Toegelaten bouwwerken Op de gronden, bedoeld in 11.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:
gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen en voor een hertenkamp, alleen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - hertenkamp";
andere bouwwerken, zoals kunstobjecten.
11.2.2 Bouwwerken Voor het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken geldt de volgende regel:
11.2.3 Gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
de inhoud van een gebouw mag maximaal 75 m³ zijn;
de hoogte van een gebouw mag maximaal 4 meter zijn.
11.2.4 Gebouwen voor een hertenkamp
Voor het bouwen van gebouwen voor een hertenkamp gelden de volgende regels:
de gebouwen mogen alleen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - hertenkamp";
de gebouwen mogen alleen worden gebouwen in een aangegeven bouwvlak;
de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van een gebouw mag respectievelijk ten minste en ten hoogste de in de aanduiding “minimale-maximale goot- en bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)” aangegeven minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen;
de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag maximaal 50 m² zijn.
11.2.5 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
ter plaatse van de aanduiding "water", mogen alleen bruggen, meerpalen, steigers, oeverbeschoeiingen, vlonders, duikers en zinkers worden gebouwd, in welk geval de volgende regel geldt:
de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 2,5 meter zijn;
de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 5 meter zijn.
11.3 Ontheffing van de bouwregels 11.3.1 Ontheffingsbevoegdheden Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
de regel van lid 11.2.2 en toestaan dat binnen een afstand van 5 meter andere bouwwerken worden gebouwd, mits hierover advies is gevraagd van het waterschap;
de regel van lid 11.2.4 sub d en toestaan dat de oppervlakte wordt vergroot tot maximaal 70 m².
11.3.2 Beoordelingscriteria Ontheffingen als bedoeld in lid 11.3.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
een goede waterhuishouding;
de verkeersveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.3.3 Ontheffingsprocedure Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden van lid 11.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 30.1.
11.4 Aanlegvergunning 11.4.1 Vergunningplicht
Ter plaatse van de aanduiding "water", is het verboden zonder een vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) of anders dan in zo'n vergunning is vastgelegd, de volgende werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
11.4.2 Uitzondering vergunningplicht
Lid 11.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
plaatsvinden in het kader van normaal onderhoud;
al in uitvoering waren op het moment van het van kracht worden van het plan.
11.4.3 Beoordelingscriteria Een vergunning als bedoeld in lid 11.4.1 kan alleen worden verleend als:
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterhuishoudkundige belangen;
hierover advies is gevraagd aan het waterschap.
|