direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Tijnje Kom
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0086.15BPKom-0301

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de dorpskom van Tijnje Kom in de gemeente Opsterland. Met dit bestemmingsplan wordt een actuele juridisch-planologische regeling gegeven voor het gebied.

1.1 Aanleiding en doel

Het is een wettelijke verplichting om elke 10 jaar een nieuw bestemmingsplan vast te stellen. Het vorige bestemmingsplan dateert van 2003 (vastgesteld 3 november 2003) en is in 2013 'vervangen' door een beheersverordening. Deze beheersverordening is echter uitsluitend gebaseerd op de bestaande (legale) situatie en biedt geen ontwikkelingsmogelijkheden. In het kader van de actualisering van de huidige regelingen in combinatie met het toestaan van ontwikkelingsmogelijkheden voor de komende 10 jaar, is het gewenst om een nieuw bestemmingsplan voor het dorp vast te stellen.

Begrenzing plangebied

De dorpskom van Tijnje vormt het plangebied. De begrenzing is hierbij afgestemd op logische geografische begrenzingen en de begrenzing van het Bestemmingsplan Buitengebied (onherroepelijk 16 september 2015). In figuur 1 is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.15BPKom-0301_0001.jpg"

Figuur 1. De ligging en begrenzing van het plangebied

Geldende regelingen

Dit bestemmingsplan heeft tot doel om een actuele juridisch-planologische regeling te geven voor het plangebied. Daarmee herziet dit plan, naast de Beheersverordening Tijnje (vastgesteld op 3 juni 2013), ook het volgende bestemmingsplan: Tijnje - Riperwei 22 (vastgesteld op 14 november 2011 en goedgekeurd op 10 januari 2012).

1.2 Opzet van de toelichting

Deze toelichting is opgezet als een objectgerichte toelichting. Dit betekent dat elke bestemming afzonderlijk wordt toegelicht. Op deze manier is vanuit de bestemming op de verbeelding net als bij de regels al het geval was, een directe link gelegd met zowel de toelichting. Deze opzet is bepaald door de digitale opzet van het bestemmingsplan.

In hoofdstuk 2 staat een beschrijving per bestemming (object). Dit hoofdstuk beschrijft per object de uitgangspunten van de juridische regeling en de basisinformatie die daaraan ten grondslag ligt, in dit plangebied de huidige situatie en beleid. Tot slot zijn per bestemming links naar verdere achtergrondinformatie opgenomen.

De omgevingsaspecten zijn in hoofdstuk 3 opgenomen. De omgevingsaspecten zijn niet per object aan te geven, maar zijn voor grotere delen van het plangebied geldig. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de voor het plangebied van belang zijnde aspecten. Waar nodig zijn in dit hoofdstuk links opgenomen naar uitgevoerde onderzoeken.

Hoofdstuk 4 ten slotte gaat globaal in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid, waaronder de grondexploitatie.

Hoofdstuk 2 De bestemmingen

In dit hoofdstuk volgt, per bestemming, een toelichting op die bestemming. Bij iedere bestemming zijn ook de belangrijkste uitgangspunten van de bestemmingsregeling opgenomen. In veel gevallen is de basis van de uitgangspunten de huidige situatie en/of het geldende beleid. Ook deze worden daarom per bestemming kort genoemd. Wanneer mogelijk en nodig zijn links naar achtergrondinformatie opgenomen.

2.1 Agrarisch - Cultuurgrond

De bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' maakt het gebruik van gronden voor agrarische cultuurgrond en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.1.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Zoals de naam van de bestemming zegt is de bestemming bedoeld voor agrarische cultuurgronden (hoofdfunctie). Voor een optimaal functioneren van de hoofdfunctie zijn ook andere functies mogelijk. Daarbij kan gedacht worden aan sloten, nodig voor de waterhuishouding rond de agrarische gronden (meestal weilanden), en paden, nodig voor de ontsluiting van de weilanden. De kuilbulten zijn expliciet uitgesloten, zodat deze niet overal op de agrarische gronden gerealiseerd kunnen worden. Het toestaan van meerdere functies naast de hoofdfunctie geeft bovendien de nodige flexibiliteit in het gebruik van de gronden.

Bouwmogelijkheden

Het is niet mogelijk om gebouwen in deze bestemming te bouwen. Hiervoor geldt één uitzondering. In verband met de verplaatsing van een schuur die nu aan de Riperwei 2a gevestigd is en waar woningbouw is gepland (zie paragraaf 2.17), wordt in oostelijke richting daarvan de mogelijkheid geboden voor de bouw van een nieuwe schuur.

Verder worden bouwwerken ten behoeve van deze bestemming toegelaten, zoals erf- en terreinafscheidingen.

2.1.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Het huidige extensief gebruikte agrarische gebied moet zo veel mogelijk gehandhaafd blijven;
  • Bij het agrarisch gebied horende functies zijn mogelijk binnen de bestemming, daarbij gaat het bijvoorbeeld om water en ontsluitingswegen;
  • De huidige ruimtelijke structuur van de agrarische gronden behouden;
  • Gebouwen is op de agrarische gronden niet toegestaan, bouwwerken voor bijvoorbeeld afrastering zijn toegestaan.

Uitgangspunten beleid

  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming, moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.
2.1.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Het dorp is aan alle zijden omgeven door agrarische gronden, vooral in gebruik als weiland (veeteelt). In delen binnen de bebouwde kom van Tijnje liggen ook gronden die agrarisch in gebruik zijn. Deze sluiten aan op percelen buiten de bebouwde kom. De gebieden liggen verspreid rondom het dorp, waarvan een grote aan de oostkant en twee kleinere gebieden aan de noord-west kant. De gronden bestaan hoofdzakelijk uit grasland, dat gebruikt wordt als weidegrond en hooiland. Het gebruik is extensief.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. De agrarische gronden binnen de bebouwde kom kunnen te maken hebben met de historie van het gebied. In die gevallen is speciale aandacht ervoor van belang. Bij de agrarische gronden in dit bestemmingsplan is dit niet het geval. Dit beleid geeft geen concrete uitgangspunten voor deze bestemming.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Op de agrarische gronden in het plangebied zijn meerdere welstandsgebieden van toepassing, waaronder; 'buitengebied (open landschap) en 'bedrijventerreinen'. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.1.4 Achtergrondinformatie

2.2 Bedrijf

De bestemming 'Bedrijf' maakt het gebruik van gronden voor de individueel aanwezige bedrijven in de kern van Tijnje en de daarbij horende bebouwing mogelijk. De bedrijven langs de Riperwei maken ook onderdeel uit van deze bestemming.

2.2.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Het uitgangspunt is om de bestaande individuele bedrijven in het plangebied te regelen. Individuele bedrijven met milieucategorieën 1 en 2 zijn in deze bestemming bij recht toegestaan. Daar waar in de bestaande situatie sprake is van bedrijven uit een hogere categorie, dan zijn deze bedrijven via een aanduiding inbestemd. Door alleen lichte milieucategorieën toe te staan, wordt (grote) milieuhinder voor de omgeving voorkomen.

Enkele bedrijfsfuncties zijn bij recht specifiek uitgesloten. Voorbeelden daarvan zijn geluidzoneringsplichtige inrichtingen, vuurwerkbedrijven en risicovolle inrichtingen. Hierdoor ontstaat geen grotere gevaarzettende situatie en/of overlast voor de omgeving.

Bij de bedrijven, waar al een bedrijfswoning is gebouwd dan wel planologisch mogelijk is op grond van het vorige bestemmingsplan, is deze specifiek aangeduid en geregeld. Nieuwe bedrijfswoningen bij individuele bedrijven worden niet toegestaan. Wel is het met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk de bedrijfsbestemming om te zetten naar een woonbestemming (zie artikel Algemene wijzigingsregels).

Andere, voor het bedrijf van belang zijnde voorzieningen wegen, erven en parkeervoorzieningen zijn ook mogelijk binnen de bestemming. Hierdoor is een maximale flexibiliteit in het gebruik van de gronden voor het bedrijf mogelijk.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn de volgende gebouwen en bouwwerken toegestaan: bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Bedrijfsgebouwen moeten in het bouwvlak worden gebouwd. De bouwmogelijkheden voor de gebouwen zijn deels op de ruimtelijke verbeelding en deels in de regels bij de bestemming opgenomen. Het is op de verbeelding opgenomen, omdat voor de verschillende percelen geen eenduidige regeling in de regels opgenomen kan worden. Dit heeft te maken met de diversiteit van de bebouwing. Met de regels blijft het bestaande beeld in ieder geval gehandhaafd, maar is geringe uitbreiding ook mogelijk.

Voor de bouwmogelijkheden van bedrijfswoningen is gerefereerd aan de 'gewone' woningen in het plangebied. Bepaald is dat per bedrijf één bedrijfswoning is toegestaan binnen het met 'bedrijfswoning' aangeduide vlak. Door de bedrijfswoningen alleen in het aangeduide vlak mogelijk te maken, verandert de situatie voor omliggende bedrijven niet. Deze bedrijven worden dan niet beperkt in hun milieucontouren en daarbij horende bedrijfsactiviteiten. De bouwmogelijkheden van de woningen zijn uniform en geregeld in de regels. Daarvoor is aansluiting gezocht bij het bestaande beeld.

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen is een specifieke regeling opgenomen. Deze bouwwerken horen functioneel nadrukkelijk meer bij de bedrijfswoning dan bij het bedrijf. De functie van de bouwwerken komt ruimtelijk tot uiting in een kleinere schaal dan de bedrijfsgebouwen. Er is een onderscheid gemaakt tussen aangebouwde en vrijstaande bouwwerken, in verband met het ruimtelijk beeld bij de bedrijfswoning. In de regels is een erfbebouwingsregeling opgenomen die aansluit bij de regeling voor gewone woningen.

Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten en lichtmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Hierbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouw- en gebruiksregels van de bestemming. Het gaat onder meer om afwijking voor het in geringe mate bouwen buiten het bouwvlak. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

2.2.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Bestaande individuele bedrijven zijn ondergebracht in deze bestemming, om ze te kunnen behouden.
  • Bij bestaande bedrijven is bij recht geen bedrijfswoning mogelijk, alleen daar waar een specifieke regeling is getroffen op basis van geldende rechten;
  • De bestaande bedrijfswoningen worden door middel van een aanduiding vastgelegd op de bestaande locatie.
  • Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan de bedrijfsgebouwen en -woningen .

Uitgangspunten beleid

  • Nieuwe individuele bedrijven worden niet mogelijk gemaakt binnen het plangebied.
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.

Uitgangspunten omgevingsaspecten

In principe mogen uitsluitend bedrijven uit maximaal categorie 2 worden gevestigd om overlast voor de omgeving te voorkomen. Bestaande bedrijven uit een hogere categorie worden specifiek aangeduid. Alleen die specifieke bedrijven zijn daar -naast bedrijven uit maximaal categorie 2- toegestaan.

2.2.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

In het noordwesten van Tijnje zijn bedrijven gevestigd met milieucategorie 2 en in het zuiden bedrijven met categorie 1. In het zuidoosten van Tijnje is ruimte gemaakt voor een bedrijventerrein. De bedrijven binnen deze bestemming zijn vrijstaande bedrijven die niet op het bedrijventerrein zijn gesitueerd.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten.

Tijnje is in de verordening niet expliciet genoemd. Er is geen sprake van een regionaal centrum of een bedrijfsconcentratiekern. Voor overige kernen is van belang dat daarbij geldt dat in een ruimtelijk plan niet zijn toegestaan:

  • a. een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 600 m²;
  • b. een bedrijf in de milieucategorieën 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 5.1, 5.2, 5.3 of 6;
  • c. een bedrijf met een kavelomvang groter dan 2.500 m²;
  • d. een voorziening met een bovenlokaal, regionaal of bovenregionaal verzorgingsgebied.

Hiervan kan worden afgeweken ten behoeve van een incidenteel kantoor, bedrijf, of voorziening, mits in de plantoelichting is onderbouwd dat aard en schaal van de functie aansluiten bij aard en schaal van de overige kern.

In het ontwikkelingsgebied A7-zone (een gebied met daarin onder meer de dorpen Ureterp, Beetsterzwaag, Gorredijk, Terwispel, Tijnje en Nij Beets) is het bedrijvenpark Azeven van belang voor versterking van de economische structuur. Door bundeling van werk- en woongebieden (en daarmee verkeersstromen) zo dicht mogelijk bij de A7, kan voorkomen worden dat het autoverkeer in het landelijke gebied al te zeer toeneemt. Tijnje is hierbij aangewezen voor opvang van kleinere, subregionale bedrijven. Bij Tijnje is een terrein van ongeveer 2 hectare aangelegd. Het is een gunstige locatie om het vlak bij de A7 ligt en geen verkeershinder voor het dorp veroorzaakt.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Voor deze gronden in het plangebied gelden verschillende welstandsgebieden, bijvoorbeeld 'bedrijventerrein' en 'nieuwbouw seriematig', afhankelijk van de omgeving waar de bedrijven gevestigd zijn. De in het bestemmingsplan opgenomen regels zijn afgestemd op de voor deze gebieden geldende gebiedscriteria uit de welstandsnota.

2.2.4 Achtergrondinformatie

2.3 Bedrijf - Nutsvoorziening

De bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' is bedoeld voor het behoud van nutsvoorzieningen in het plangebied. In het plangebied is de bestemming gelegd op de nutsvoorzieningen die niet vergunningvrij gerealiseerd mogen worden (hoger dan 3 meter en groter dan 15 m2. Deze gebouwen dienen planologisch te worden geregeld in tegenstelling de vergunningvrije nutsvoorzieningen.

2.3.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Binnen de bestemming zijn nutsvoorzieningen mogelijk. Voor een goed functioneren van de bestemming zijn ook daarbij horende bouwwerken toegestaan. Ondergeschikt is het mogelijk groenvoorzieningen en water, wegen en paden, erven en parkeervoorzieningen bij deze bestemming te realiseren. Zo kan de functie maximaal uitgeoefend worden.

Bouwmogelijkheden

Het is mogelijk binnen de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen. Het gaat daarbij om gebouwen die niet vergunningvrij zijn, dus hoger zijn dan 3 meter en de oppervlakte groter is dan 15 m2. Wanneer een nutsvoorziening onder deze afmetingen blijft is deze vergunningvrij, mits de bestemming nutsvoorzieningen toelaat (Besluit omgevingsrecht). Voor de nutsvoorzieningen mogen gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak. De maximale bouwhoogte van het nutsgebouwtje staat op de ruimtelijke verbeelding van het plan aangeduid en is gerelateerd aan de bestaande situatie.

De afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bijvoorbeeld een erfafscheiding, zijn afgestemd op de functie van het betreffende bouwwerken en aangepast op de mogelijkheden vanuit het Besluit omgevingsrecht.

2.3.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • de bestaande nutsvoorziening aan de blijft mogelijk;
  • de bestaande afmetingen worden mogelijk gemaakt.
2.3.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Aan de Breewei is een gebouw aanwezig dat in gebruik is als nutsvoorziening. Het is een bakstenen gebouw van een bouwlaag met kap. De bouwhoogte is circa 5,00 meter met de bouwhoogte van een overkapping van 3,50 meter.

Beleid

Voor deze bestemming is geen specifiek provinciaal en gemeentelijk beleid van toepassing.

2.3.4 Achtergrondinformatie

2.4 Bedrijventerrein

De bestemming 'Bedrijventerrein' is van toepassing op het bedrijventerrein aan de Brêgeleane. Dit bedrijventerrein maakt de vestiging van bedrijven tot en met milieucategorie 3.2 mogelijk.

2.4.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Binnen de bestemming is de vestiging van bedrijven tot en met milieucategorie 3.2 mogelijk. Als gebouw mogen alleen bedrijfsgebouwen worden gebouwd.Voor een goed functioneren van de bestemming zijn ook daarbij horende bouwwerken toegestaan. Ondergeschikt is het mogelijk groenvoorzieningen en water, wegen en paden, erven, tuinen, terreinen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen bij deze bestemming te realiseren. Zo kan de functie maximaal uitgevoerd worden.

Bouwmogelijkheden

Het bebouwingspercentage bedraagt per perceel 70% tot een maximum van 1.000 m2 voor alle gebouwen en overkappingen gezamenlijk. De minimale afstand van een gebouw of overkapping is 5 meter tot aan de perceelgrens en minimaal 10 meter tot aan de weg. De onderlinge afstand tussen gebouwen en overkappingen is minimaal 5 meter. De maximale bouwhoogte is voor gebouwen 10 meter en voor overkappingen 3,50 meter. Voor overige bouwwerken, geen bouwwerken zijnde, bedraagt de bouwhoogte maximaal 10 meter. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter met dien verstande dat de bouwhoogte achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw maximaal 2 meter bedraagt.

2.4.2 Uitgangspunten van de regeling
  • Positief bestemmen bestaande bedrijventerrein als uitgangspunt vanuit de bestaande situatie.
  • De milieucategorie is uitgangspunt vanuit de bestaande situatie/regeling en/of het beleid.
  • Bij bestaande bedrijven is bij recht geen bedrijfswoning mogelijk, alleen daar waar een specifieke regeling is getroffen op basis van geldende rechten;
  • De bestaande bedrijfswoningen worden door middel van een aanduiding vastgelegd op de bestaande locatie.
  • Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan de bedrijfsgebouwen en -woningen .
2.4.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Aan de zuidoost kant van Tijnje, ten noorden van de Brêgeleane, is een bedrijventerrein aanwezig. Het gebied sluit aan bij de bestaande bedrijven aan de Breewei. Het bedrijventerrein is inmiddels volledig volgebouwd.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten.

Tijnje is in de verordening niet expliciet genoemd. Er is geen sprake van een regionaal centrum of een bedrijfsconcentratiekern. Voor overige kernen is van belang dat daarbij geldt dat in een ruimtelijk plan niet zijn toegestaan:

  • a. een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 600 m²;
  • b. een bedrijf in de milieucategorieën 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 5.1, 5.2, 5.3 of 6;
  • c. een bedrijf met een kavelomvang groter dan 2.500 m²;
  • d. een voorziening met een bovenlokaal, regionaal of bovenregionaal verzorgingsgebied.

Hiervan kan worden afgeweken ten behoeve van een incidenteel kantoor, bedrijventerrein, of voorziening, mits in de plantoelichting is onderbouwd dat aard en schaal van de functie aansluiten bij aard en schaal van de overige kern.

In het ontwikkelingsgebied A7-zone (een gebied met daarin onder meer de dorpen Ureterp, Beetsterzwaag, Gorredijk, Terwispel, Tijnje en Nij Beets) is het bedrijvenpark Azeven van belang voor versterking van de economische structuur. Door bundeling van werk- en woongebieden (en daarmee verkeersstromen) zo dicht mogelijk bij de A7, kan voorkomen worden dat het autoverkeer in het landelijke gebied al te zeer toeneemt. Tijnje is hierbij aangewezen voor opvang van kleinere, subregionale bedrijven. Bij Tijnje is een terrein van ongeveer 2 hectare aangelegd. Het is een gunstige locatie om het vlak bij de A7 ligt en geen verkeershinder voor het dorp veroorzaakt.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Voor deze gronden in het plangebied gelden verschillende welstandsgebieden, bijvoorbeeld 'bedrijventerrein' en 'nieuwbouw seriematig', afhankelijk van de omgeving waar de bedrijven gevestigd zijn. Door de ligging in de economische ontwikkelingszone kan Tijnje de werkgelegenheidsfunctie versterken door de ontwikkeling van een kleinschalig bedrijfsterrein voor bedrijven, die qua aard en schaal, bij het dorp passen. De in het bestemmingsplan opgenomen regels zijn afgestemd op de voor deze gebieden geldende gebiedscriteria uit de welstandsnota.

2.4.4 Achtergrondinformatie

2.5 Bos

De bestemming 'Bos' maakt het gebruik van gronden voor ruimtelijk en/of functioneel structurerende groenvoorzieningen mogelijk.

2.5.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

In relatie tot het doel zijn groenvoorzieningen en bos toegestaan. Daarbij gaat het dus om zowel lagere groenvoorzieningen (grasvelden) als opgaande vormen (bomen / bosjes). Deze bosstroken scheiden de kern duidelijk van het omliggende landschap. Naast de groenvoorzieningen zijn ook veelvoorkomende bijbehorende functies toegestaan. Daarbij gaat het om wegen, paden en speelvoorzieningen.

Ondergeschikt zijn binnen de bestemming onder wegen en paden, nuts- en parkeervoorzieningen toegestaan. Door dit soort functies bij recht toe te staan, ontstaat flexibiliteit en uitwisselbaarheid in het plan. Wanneer in de bestaande situatie blijkt dat een dergelijke voorziening – in ondergeschikte mate – al binnen de bestemming aanwezig is, dan is de functie niet in strijd met de bestemming. Op de bosstrook die ten noorden van het bedrijventerrein ligt, is de mogelijkheid opgenomen voor evenementen op een evenemententerrein.

Bouwmogelijkheden

Op gronden met deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 meter bedragen en van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 3 meter. Op deze gronden is geen omgevingsvergunning voor het kappen van bomen opgenomen.

2.5.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Behoud van de bestaande groenstructuren met een ruimtelijk en/of functioneel belang;
  • Het groen kent een passieve gebruiksfunctie en is in ieder geval niet bedoeld als agrarisch, sport- of recreatiegebied;
  • Veelvoorkomende functies in het groen, bijvoorbeeld voet- en rijwielpaden, en speelvoorzieningen mogelijk maken;
  • Het mogelijk maken van uitwisselbaarheid van de hoofdfunctie met andere ondergeschikte
  • Toestaan van ontwikkelingen voor het onderhoud en beheer;
  • Het onder voorwaarden toestaan van werken en werkzaamheden aan de verschillende functies in het groen, om zo de functionaliteit te verbeteren.

Uitgangspunten milieu- en omgevingsaspecten

  • Behoud bestaande beheergebieden.
2.5.3 Huidige situatie en beleid

In het zuidoosten van Tijnje, tussen het bedrijventerrein en de woningen, ligt een strook met een bosbestemming. Verder ligt tussen de Riperwei en de Warrewei een strook met de bestemming 'Bos'. Beide gebieden zijn langgerekte maar smalle stroken.

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. Met betrekking tot het groen geeft de visie geen concrete aanwijzingen. De verordening stelt vooral eisen aan cultuurhistorisch waardevolle elementen en kenmerkende landschapstypen. Deze kenmerkende landschapstypen zijn binnen het plangebied niet aangewezen. Het beleid heeft geen invloed op deze bestemming.

Op basis van deze verordening en de Planologische Ecologische Hoofdstructuur kaart zijn de gebieden rondom Tijnje aangewezen als beheergebieden en natuur buiten de EHS. Een uitsnede van deze kaart is opgenomen in figuur 3. Zoals hierop te zien is, zijn tussen de Riperwei en Warrewei twee stroken bos opgenomen als beheergebied en natuur buiten EHS. Het meest westelijk gelegen deel, valt buiten dit plangebied. Daarnaast ligt een strook ten westen van de Hein Voswei en de Stokkershagen die valt onder de beheergebieden. Voor deze stroken is geen extra bescherming opgenomen in vergelijking met de andere stroken met de bestemming 'Bos'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.15BPKom-0301_0002.jpg"

Figuur 3. Natuur rond het plangebied: bron www.fryslan.frl/kaarten

2.5.4 Achtergrondinformatie

2.6 Groen

De bestemming 'Groen' maakt het gebruik van gronden voor ruimtelijk en/of functioneel structurerende groenvoorzieningen en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.6.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

In relatie tot het doel zijn groenvoorzieningen en bebossing toegestaan. Daarbij gaat het dus om zowel lagere groenvoorzieningen (grasvelden) als opgaande vormen (bomen / bosjes). Naast de groenvoorzieningen zijn ook veelvoorkomende bijbehorende functies toegestaan. Daarbij gaat het om wegen, paden en speelvoorzieningen.

Ondergeschikt zijn binnen de bestemming onder meer waterlopen en -partijen, in- en uitritten en parkeervoorzieningen toegestaan. Door dit soort functies bij recht toe te staan, ontstaat flexibiliteit en uitwisselbaarheid in het plan. Wanneer in de bestaande situatie blijkt dat een dergelijke voorziening – in ondergeschikte mate – al binnen de bestemming aanwezig is, dan is de functie niet in strijd met de bestemming.

Bouwmogelijkheden

Gebouwen zijn in deze bestemming niet toegestaan. In de hele bestemming is het wel mogelijk om erf- en terreinafscheidingen met een maximale bouwhoogte van 2,00 meter te bouwen. Daarnaast zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijn, mogelijk tot een maximale hoogte van 3,00 meter. Hieronder vallen onder meer kleinschalige bouwwerken als palen en masten.

2.6.2 Uitgangspunten voor de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Behoud van de bestaande groenstructuren met een ruimtelijk en/of functioneel belang;
  • Het groen kent een passieve gebruiksfunctie en is in ieder geval niet bedoeld als agrarisch, sport- of recreatiegebied;
  • Veelvoorkomende functies in het groen, bijvoorbeeld voet- en rijwielpaden, en speelvoorzieningen mogelijk maken;
  • Het mogelijk maken van uitwisselbaarheid van de hoofdfunctie met andere ondergeschikte functies, in verband met de flexibiliteit;
  • Gebouwen zijn in het groen niet toegestaan;
  • Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen ten behoeve van de toegestane functies worden gebouwd, echter met beperkte afmetingen;
  • Toestaan van ontwikkelingen voor het onderhoud en beheer;
  • Het onder voorwaarden toestaan van werken en werkzaamheden aan de verschillende functies in het groen, om zo de functionaliteit te verbeteren.

Uitgangspunten beleid

  • Mogelijkheden bieden voor het behoud, het herstel en de versterking van de bestaande groenstructuren.
2.6.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

De gronden met deze bestemming hebben vooral een ruimtelijk belang voor het dorp. Dit zijn groenstructuren die in belangrijke mate het ruimtelijk beeld van (een deel van) het dorp bepalen. De gronden met de groenbestemming liggen verspreid door het dorp. Met name in de woonwijk.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. Met betrekking tot het groen geeft de visie geen concrete aanwijzingen. De verordening stelt vooral eisen aan cultuurhistorisch waardevolle elementen en kenmerkende landschapstypen. Deze kenmerkende landschapstypen zijn binnen het plangebied niet aangewezen. Het beleid heeft geen invloed op deze bestemming.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

2.6.4 Achtergrondinformatie

2.7 Horeca

De bestemming 'Horeca' regelt het gebruik en de bebouwing van de horecavoorzieningen die niet opgenomen zijn in andere bestemmingen.

2.7.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Op de gronden en in de gebouwen binnen deze bestemming zijn horecabedrijven in de categorieën A t/m C toegestaan. Categorie A staat voor lichte horecabedrijven en categorie C voor de qua effecten op de omgeving zwaarste vorm:

  • horecabedrijf categorie A: centrumgerichte horeca (ijssalons, croissanterieën e.d.);
  • horecabedrijf categorie B: restaurants en café-restaurants;
  • horecabedrijf categorie C: cafetaria en/of snackbar (hoge bezoekersfrequentie);

Horecabedrijven categorie D (café of bar) en E (discotheek of nachtclub) zijn niet toegestaan. Horecabedrijven categorie F (hotel of pension) komen niet voor in Tijnje.

De bedrijven zijn hierbij qua functie vastgelegd op de bestaande locatie, met dien verstande dat de hoogste categorie (meest milieubelastende functie) bepalend is voor de toegestane functies. Zo mag ter plaatse van een horecabedrijf categorie C, ook een horecabedrijf uit categorie A of B worden gevestigd. Andersom mag ter plaatse van een horecabedrijf B geen horecabedrijf categorie C worden gevestigd.

Bij de horecabedrijven is conform de voorheen geldende regeling een (inpandige) bedrijfswoning toegestaan. Andere, bij de toegestane functies horende voorzieningen, zijn ook mogelijk binnen de bestemming. Daarbij gaat het om onder meer groenvoorzieningen, wegen en parkeervoorzieningen. Door dit mogelijk te maken kunnen de gronden en gebouwen maximaal benut worden voor de hoofdfunctie.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen, overkappingen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

De bouw van een bedrijfsgebouw, bedrijfswoningen en overkappingen is alleen toegestaan wanneer deze ten dienste is van een of meerdere van de toegestane functies binnen de bestemming. Bovendien is het gebouw alleen binnen het bouwvlak mogelijk. Zo kan de bestaande situatie gehandhaafd blijven. De bouwmogelijkheden zijn in de ruimtelijke verbeelding aangeduid en in de regels geregeld. Dit is gedaan vanwege het specifieke ruimtelijke beeld van de gebouwen.

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning zijn eigen regels opgenomen. Deze maken het mogelijk bij een bedrijfswoning, net als bij een reguliere woning, dergelijke bebouwing te bouwen. De maximale maten die daarbij zijn toegestaan zijn in de regels opgenomen en afgestemd op de regeling hiervan bij reguliere woningen (bestemming 'Wonen').

Daarnaast is de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten en lichtmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Hierbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouw- en gebruiksregels van de bestemming. Het gaat onder meer om afwijking voor een geringe uitbreiding van het gebouw buiten het bouwvlak. Of voor het gebruik van bestaande bebouwing voor de uitoefening van horecabedrijven in de categorie F (een hotel en/of pension). Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

2.7.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Deze bestemming maakt de horecabedrijven in het plangebied mogelijk, al dan niet in combinatie met een bedrijfswoning.
  • De bestaande bebouwing wordt in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt.

Uitgangspunten beleid

  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • De hoofdvorm van het gebouw moet behouden blijven, vanwege het cultuurhistorische belang ervan.
  • De bestemming staat alleen horecabedrijven toe in de lichtere categorieën A t/m C, om overlast voor de omgeving te voorkomen.
2.7.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

In Tijnje zijn twee horecagelegenheden gevestigd. Aan de Breewei 52 is een café-restaurant gevestigd, waar sprake is van een zelfstandige caféfunctie. Dit bedrijf valt onder horecacategorie C. Het horecabedrijf aan de Heawei 9 is een café-restaurant en conform de voorheen geldende planologische regeling als horeca categorie B bestemd. Hier is geen sprake van een zelfstandige caféfunctie.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. Met betrekking tot de horeca stellen de visie en verordening geen specifieke regels. Deze hebben dan ook geen invloed op deze bestemming.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Voor deze gronden in het plangebied geldt het welstandsgebied "dorpskern". De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.7.4 Achtergrondinformatie

2.8 Maatschappelijk

De bestemming 'Maatschappelijk' maakt de het gebruik van gronden voor maatschappelijke voorzieningen en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.8.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

In de bestemming zijn maatschappelijke voorzieningen mogelijk. Daarbij gaat het onder meer om algemene maatschappelijke voorzieningen als onderwijsdoeleinden en religieuze doeleinden. Ondergeschikte, voor de hoofdfunctie van belang zijnde functies als parkeervoorzieningen en sport- en speelterreinen, zijn ook bij recht mogelijk. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk. Door middel van de specifieke gebruiksregels zijn de functies detailhandel en horeca binnen deze bestemming uitgesloten. Dit geldt niet voor detailhandel en horeca die ten dienste staat van de maatschappelijke functie.

Bouwmogelijkheden 

Binnen de bestemming zijn de gebouwen en overkappingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. De gebouwen en overkappingen mogen binnen het op de ruimtelijke verbeelding aangeduide bouwvlak worden gebouwd. De toegestane afmetingen zijn zowel op de ruimtelijke verbeelding als in de regels aangegeven. Dit heeft te maken met de verscheidenheid in hoofdvorm en afmeting van de verschillende maatschappelijke voorzieningen in het plangebied.

Daarnaast zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Het gaat bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten en lichtmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden en een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Bij de afwijkingsmogelijkheden gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouwregels van de bestemming. Het gaat onder meer om afwijking voor het in geringe mate bouwen buiten het bouwvlak. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

Bij de wijzigingsbevoegdheid gaat het om de mogelijkheid voor de uitbreiding van de hoofdfunctie, met dienstverlenende bedrijven en/of instellingen en bijzondere woonvormen. Ook daarbij zijn voorwaarden aangegeven waaraan voldaan moet worden. Een specifieke voorwaarde betreft dat een onevenredige toename van de parkeer- en verkeersdruk niet is toegestaan.

2.8.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Maatschappelijke functies als onderwijs en religie zijn mogelijk binnen de bestemming;
  • Wanneer sprake is van ondergeschikte andere (maatschappelijke) functies dan de hoofdfunctie, dan is die ondergeschikte functie ook mogelijk;
  • De ruimtelijke verschijningsvorm is per functie op de verbeelding geregeld;

Uitgangspunten beleid

  • Bij de bestaande maatschappelijke functies worden de nodige ontwikkelingsmogelijkheden geboden (in ruimtelijke en functionele zin);
  • Wanneer geen sprake is van een bestemming 'Maatschappelijk' zijn nieuwe maatschappelijke functies niet toegestaan;
  • Een voorziening met een bovenregionaal verzorgingsgebied wordt niet mogelijk gemaakt;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.
2.8.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Het dorp kent drie maatschappelijke voorzieningen , namelijk een kerk, een schoolgebouw en het dorpshuis aan de Master Roordawei. Het gaat hier om vrij van elkaar staande maatschappelijke voorzieningen. De ruimtelijke verschijningsvorm van een gebouw met een maatschappelijke functie is bepaald door het gebruiksfunctie ervan. Waar het gaat om het schoolgebouw dan bestaat het hoofdgebouw in de regel uit één bouwlaag, met een plat dak. De kerk is hoger, door de aanwezigheid van een toren. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn in alle gevallen ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten.

Tijnje valt binnen de beschrijving van 'overige kern' zoals deze is beschreven in de verordening. Voor deze bestemming is van belang dat daarbij geldt dat in een ruimtelijk plan voor een overige kern niet zijn toegestaan:

  • een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 600 m²;
  • een voorziening met een bovenregionaal verzorgingsgebied.

Deze bestemming biedt een nieuwe regeling voor een bestaande situatie met betrekking tot bedrijven en voorzieningen. In de regeling hiervoor is rekening gehouden met de provinciale verordening en het beleid.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Deze gronden in het plangebied vallen onder verschillende het welstandsgebieden. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.8.4 Achtergrondinformatie

2.9 Maatschappelijk - Begraafplaats

De bestemming 'Maatschappelijk - Begraafplaats' maakt de het gebruik van gronden voor een begraafplaats en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.9.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

In deze bestemming wordt alleen een begraafplaats, groenvoorzieningen en verhardingen, met de daarbij horende gebouwen voor onderhoud en beheer, erven en tuinen en bouwwerken geen gebouwen zijnde. Hierdoor wordt flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming gegarandeerd.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn gebouwen voor onderhoud en beheer, gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. De gebouwen mogen alleen binnen een bouwvlak worden gebouwd. Hierbij is in de regels rekening gehouden met een maximale bouwhoogte van 3,50 meter en een maximale goothoogte van 3,00 meter.

Daarnaast zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Hieronder vallen erf- en terreinafscheidingen en overige. In de hele bestemming is het mogelijk om erf- en terreinafscheidingen met een maximale bouwhoogte van 2,00 meter te bouwen. Daarnaast zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijn, mogelijk tot een maximale hoogte van 5,00 meter. Hieronder vallen onder meer palen en lichtmasten.

2.9.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Behoud van de begraafplaats als specifieke maatschappelijke functie binnen de dorpskom.
  • Kleinschalige bebouwing ten behoeve van de functie is toegestaan, de maatvoering is opgenomen in de regels.

Uitgangspunten beleid

  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.
2.9.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

In het plangebied is één begraafplaats aanwezig. De begraafplaats ligt aan de Breewei, ter hoogte van de zijstraat Master Roordawei. Deze maatschappelijke functie heeft een eigen bestemming, onder meer vanwege de verkeersaantrekkende werking en de parkeervraag. Het parkeren voor de begraafplaats is ten zuiden van de functie geregeld. Bij de begraafplaats is functiespecifieke bebouwing aanwezig. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om een baarhuisje en een schuurtje voor de opslag van materiaal van de grafdelver. Een andere specifieke functie is een klokkenstoel of vergelijkbaar bouwwerk. Dit soort bebouwing neemt weinig ruimte in beslag. Het is van belang deze functie met daarbij horende bebouwing te behouden.

Beleid

Voor deze bestemming is geen specifiek provinciaal en gemeentelijk beleid van toepassing.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Voor deze gronden in het plangebied geldt het welstandsgebied "sport- en recreatiegebieden, parken en begraafplaatsen". De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.9.4 Achtergrondinformatie

2.10 Sport

De bestemming 'Sport' maakt de het gebruik van gronden voor sportvoorzieningen en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.10.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De bestemming is bedoeld voor sport- en speelterreinen, daarbij gaat het om zelfstandige sport- en speelterreinen. Het Sportpark De Kampen is een dergelijk terrein. Daarnaast is geregeld dat de gebouwen, ten behoeve van de hoofdfunctie zijn toegestaan. Ondergeschikte functies, die van belang zijn voor de hoofdfunctie zijn ook toegestaan. Daarbij gaat het om onder meer wegen en paden, parkeervoorzieningen en waterlopen en -partijen. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.

Bouwmogelijkheden 

Binnen de bestemming zijn de gebouwen en overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. De gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen mag maximaal 1.000 m2 bedragen. Daarbij zijn in de regels de nodige maximale afmetingen aangegeven. Deze regels gelden voor alle gronden binnen de bestemming. Deze zijn gebaseerd op de huidige situatie.

Daarnaast zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Hieronder vallen lichtmasten, ballenvangers en overige. De lichtmasten en ballenvangers hebben vooral een doel bij de sportvoorzieningen. Deze bouwwerken mogen hoog worden, namelijk 15,00 en 10,00 meter hoog. Dit is gebaseerd op de werkelijke maten van dergelijke bouwwerken. Voor de antennemasten is een uitzondering gemaakt, hierdoor is een maximale hoogte van 40,00 meter toegestaan. Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijn, mogelijk tot een maximale hoogte van 5,00 meter. Hieronder vallen onder meer vlaggenmasten, maar ook erf- en terreinafscheidingen.

Flexibiliteitsbepalingen

In de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen, daarbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouwregels van de bestemming. Het gaat om afwijking voor het verhogen van de maximale bouwhoogte van een gebouw naar 10,00 meter. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

2.10.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • De activiteiten op het sportcentrum worden mogelijk gemaakt in de bestemming.
  • Bij de hoofdfuncties horende voorzieningen zijn mogelijk, daarbij gaat het om bijvoorbeeld parkeerterreinen.
  • De ruimtelijke verschijningsvorm voor de hoofdgebouwen voor de genoemde functies is specifiek geregeld.
  • Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn ruimtelijk en functioneel ondergeschikt aan de hoofdgebouwen.
  • Bouwwerken die nodig zijn voor de functies zijn mogelijk gemaakt, daarbij gaat het bijvoorbeeld om terreinafscheidingen en masten.

Uitgangspunten beleid

  • Het behoud van het huidige Sportpark De Kampen is van belang, specifieke uitbreidingswensen zijn niet bekend;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.
2.10.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Aan de zuidelijke zijde van de begraafplaats ligt Sportpark De Kampen, waarop sportvelden, tennisbanen en een zwembad zijn aangelegd. Het zwembad ligt buiten het dorp. Binnen de sportfunctie vallen onder andere de voetbalvelden en de tennisvelden.

De bebouwing daarbij, zoals bijvoorbeeld kantines en kleedruimten, hoort bij de genoemde functies. Bij de hoofdfunctie horende voorzieningen zijn aanwezig in de vorm van wandelpaden, parkeerterreinen en speelterreinen. De vorm van de bebouwing is bepaald door de hoofdfunctie ervan.

Voor de functionaliteit van de sport- en recreatievoorzieningen zijn verschillende bouwwerken aanwezig. Daarbij horen onder andere de hekwerken rond de voorzieningen en de ballenvangers achter de goals op de voetbalvelden en de tennisbanen. Daarnaast zijn er ook (grotere) lichtmasten en vlaggenmasten die dienst doen voor de hoofdfuncties.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. Met betrekking tot sport geven de visie en verordening geen specifieke regels.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Voor deze gronden in het plangebied geldt het welstandsgebied "sport- en recreatiegebieden, parken en begraafplaatsen". De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.10.4 Achtergrondinformatie

2.11 Verkeer

De bestemming 'Verkeer' maakt het gebruik van gronden voor verkeersafwikkeling en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.11.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Het doel van de bestemming wordt mogelijk gemaakt door in de bestemming de functies wegen, straten, voet- en rijwielpaden bij recht mogelijk te maken. Ook daarbij horende, maar ondergeschikte, functies als groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en nutsvoorzieningen zijn toegestaan. In de specifieke gebruiksregels is bepaald dat nieuw aan te leggen wegen en straten niet meer dan twee rijstroken hebben, zodat de wettelijke geluidszones niet wijzigen. Onder deze bestemming vallen alle wegen met een externe (doorgaande) functie. In dit bestemmingsplan betreft dit alleen de Breewei.

Bouwmogelijkheden

De bestemming biedt alleen ruimte voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de in de bestemming toegestane functies. Gebouwen en overkappingen zijn uitgesloten, om zo hinder voor de verkeersfunctie te voorkomen. De bouwwerken die zijn toegestaan, zijn erf- en terreinafscheidingen en overige.

Voor erf- en terreinafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 2,00 meter. Deze hoogte garandeert dat dergelijke afscheidingen voldoende bescherming en afscherming bieden. Overige bouwwerken mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Gedacht kan worden aan bouwwerken als lichtmasten, die nodig kunnen zijn voor de sociale en verkeersveiligheid op en rond de wegen, voet- en rijwielpaden.

2.11.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Het mogelijk maken van uitwisselbaarheid van de hoofdfunctie met andere ondergeschikte functies, in verband met de flexibiliteit;
  • De verkeersfunctie staat voorop ten opzichte van de verblijfsfunctie, de inrichting van de wegen is hierop aangepast.

Uitgangspunten beleid

  • De herinrichting van de wegen in het plangebied mogelijk maken, met inachtneming van de voorwaarden en inrichtingseisen vanuit het Uitvoeringsplan van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan 2010;

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Het aantal rijbanen van de wegen binnen de bestemming blijft gelijk, zodat toename van geluid wordt voorkomen.
2.11.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Zoals eerder is genoemd, is alleen de Breewei expliciet bestemd met de bestemming 'Verkeer'. In het plangebied liggen wel enkele ontsluitingswegen voor het dorp, onder meer de Breewei van noord tot zuid in het plangebied, de Riperwei in het noordoosten van het plangebied, de Warrewei in het oosten van het plangebied. Deze laatste twee sluiten aan op de Breewei. Via deze wegen kunnen de bewoners en bezoekers in de dorpskern komen.

Op een deel van deze wegen is, vanwege de (voormalige) ontsluitingsfunctie, buiten de bebouwde kom een snelheid van 80 km/uur (N392) en binnen de bebouwde kom 30 km/uur toegestaan. In sommige gevallen is er daarom ook sprake van vrijliggende voet- en/of fietspaden naast de weg, bijvoorbeeld langs de Brêgeleane. Ook parkeerstroken en/of -plaatsen horen bij de inrichting van dergelijke wegen.

De overige wegen in het plangebied zijn erfontsluitingswegen, voet- en fietspaden. Deze hebben vooral een verblijfsfunctie en zijn daarom niet binnen deze bestemming opgenomen. Gebouwen zijn in de gebieden met deze bestemming niet aanwezig. Wel komen gebouwtjes voor nutsvoorzieningen en bouwwerken, zoals hekwerken, voor. Deze hebben een beperkte afmeting in oppervlakte en hoogte.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. De N392 (Nijewei) is een provinciale weg. Deze is in de verordening en structuurvisie niet specifiek aangewezen. In het plangebied zijn verder ook geen ontwikkelingen gepland die een wezenlijke invloed hebben op de verkeersstromen en -bewegingen over de bestaande infrastructuur. De verordening heeft geen invloed op de regeling van deze bestemming.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

Verder geldt het beleid van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan (GVVP) 2010. In het GVVP 2010 wordt voor de wegen in het plangebied onderscheid gemaakt tussen (gebieds)ontsluitingswegen, verzamelwegen en woonstraten. De laatste twee vallen onder de erftoegangswegen.

Verder zijn de wegen in Tijnje bijna volledig ingericht als 30 km/uur zone.

2.11.4 Achtergrondinformatie

2.12 Verkeer - Verblijf

De bestemming 'Verkeer - Verblijf' maakt de het gebruik van gronden voor de verkeers- en verblijfsfunctie en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.12.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De functies binnen deze bestemming zijn gericht op zowel de verkeers- als de verblijfsfunctie in het plangebied. Daarom zijn naast wegen en straten, voet- en rijwielpaden en parkeervoorzieningen bijvoorbeeld ook speelvoorzieningen overal in de bestemming mogelijk. Hierdoor komt de verblijfsfuncties naast de verkeersfunctie nadrukkelijk naar voren. Ondergeschikt zijn tuinen, erven, terreinen en nutsvoorzieningen mogelijk. Dit maakt geringe wijziging van begrenzingen van dergelijke functies bijvoorbeeld mogelijk.

Bouwmogelijkheden

In deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan. De bestemming biedt wel ruimte aan de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de in de bestemming toegestane functies. De bouwwerken die zijn toegestaan, zijn erf- en terreinafscheidingen en overige. Voor erf- en terreinafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 2,00 meter. Deze hoogte garandeert dat dergelijke afscheidingen voldoende bescherming en afscherming bieden. Overige bouwwerken mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Gedacht kan worden aan bouwwerken als lichtmasten, die nodig kunnen zijn voor de sociale veiligheid op en rond de wegen, voet- en rijwielpaden. Maar ook bouwwerken als bruggen, duikers en dammen zijn mogelijk in de bestemming.

2.12.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten bestaande situatie

  • Behoud van de verblijfsfunctie naast de verkeersfunctie, door naast de wegen voet- en rijwielpaden, parkeerterreinen en dergelijk toe te staan;
  • Flexibiliteit bieden voor aanpassing van de wegen, door (ondergeschikt) andere functies toe te staan, zoals groen- en watervoorzieningen;
  • Bieden van veiligheid door toestaan van bouwwerken als hekwerken en lichtmasten;

Uitgangspunten beleid

  • Behoud van erftoegangswegen als dusdanig;
  • De herinrichting van de wegen in het plangebied mogelijk maken, met inachtneming van de voorwaarden en inrichtingseisen vanuit het Uitvoeringsplan van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan 2010;

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Behoud en waar mogelijk uitbreiding van de 30 km/uur-zones om geluidhinder voor omwonenden te voorkomen of te verminderen.
2.12.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Een groot deel van de infrastructuur in het plangebied heeft naast de verkeersfunctie een nadrukkelijke verblijfsfunctie. Het gaat daarbij vooral om woonstraten/ erfontsluitingswegen, voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen. Enkele (kleinere) groenstroken, waterpartijen en/of waterlopen horen bij deze infrastructuur, bijvoorbeeld als scheiding tussen weg en fietspad. Op de woonstraten/ erfontsluitingswegen geldt een maximale snelheid van 30 km/uur, zodat de verblijfsfunctie gegarandeerd kan worden. Rondom deze infrastructuur zijn op sommige plaatsen bouwwerken, zoals hekwerken en lichtmasten, aanwezig. Deze dienen voor de sociale en verkeersveiligheid van de gebruikers van de infrastructuur.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. De N392 (Nijewei) is een provinciale weg. Deze is in de verordening en structuurvisie niet specifiek aangewezen. In het plangebied zijn verder ook geen ontwikkelingen gepland die een wezenlijke invloed hebben op de verkeersstromen en -bewegingen over de bestaande infrastructuur. De verordening heeft geen invloed op de regeling van deze bestemming.

Verder geldt het beleid van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan (GVVP) 2010. In het GVVP 2010 wordt voor de wegen in het plangebied onderscheid gemaakt tussen (gebieds)ontsluitingswegen, verzamelwegen en woonstraten. De laatste twee vallen onder de erftoegangswegen.

Verder zijn de wegen in Tijnje bijna volledig ingericht als 30 km/uur zone.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

2.12.4 Achtergrondinformatie

2.13 Verkeer - Parkeerterrein

De bestemming 'Verkeer - Parkeerterrein' maakt de het gebruik van gronden voor parkeergelegenheid en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.13.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De functies binnen deze bestemming zijn gericht op de parkeergelegenheid in het plangebied. Ondergeschikt zijn groen- en nutsvoorzieningen mogelijk. Dit maakt geringe wijziging van begrenzingen van dergelijke functies bijvoorbeeld mogelijk.


Bouwmogelijkheden
In deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan. De bestemming biedt wel ruimte aan de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de in de bestemming toegestane functies. De bouwwerken die zijn toegestaan, zijn erf- en terreinafscheidingen en overige. Voor erf- en terreinafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 2,00 meter. Deze hoogte garandeert dat dergelijke afscheidingen voldoende bescherming en afscherming bieden. Overige bouwwerken mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Gedacht kan worden aan bouwwerken als lichtmasten, die nodig kunnen zijn voor de sociale veiligheid op en rond de wegen, voet- en rijwielpaden. Maar ook bouwwerken als bruggen, duikers en dammen zijn mogelijk in de bestemming.

2.13.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten bestaande situatie

  • Behoud van de parkeerfunctie naast de verkeersfunctie, door naast de wegen voet- en rijwielpaden, parkeerterreinen toe te staan;
  • Flexibiliteit bieden voor aanpassing van de wegen, door (ondergeschikt) andere functies toe te staan, zoals groen- en nutsvoorzieningen;
2.13.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

In het plangebied zijn drie gebieden aangewezen voor parkeergelegenheid. Deze parkeergelegenheden dienen ter ondersteuning van een naastgelegen functie. Zo is er parkeergelegenheid naast de kerk, de begraafplaats en de sportvelden. Alle drie genoemde parkeerterreinen zijn ook daadwerkelijk bestemd als 'Verkeer - Parkeerterrein'.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. De N392 (Nijewei) is een provinciale weg. Deze is in de verordening en structuurvisie niet specifiek aangewezen. In het plangebied zijn verder ook geen ontwikkelingen gepland die een wezenlijke invloed hebben op de verkeersstromen en -bewegingen over de bestaande infrastructuur. De verordening heeft geen invloed op de regeling van deze bestemming.

Verder geldt het beleid van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan (GVVP) 2010. In het GVVP 2010 wordt voor de wegen in het plangebied onderscheid gemaakt tussen (gebieds)ontsluitingswegen, verzamelwegen en woonstraten. De laatste twee vallen onder de erftoegangswegen.

Verder zijn de wegen in Tijnje bijna volledig ingericht als 30 km/uur zone.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

2.13.4 Achtergrondinformatie

2.14 Water

De bestemming 'Water' maakt het gebruik van gronden voor een waterlopen en/of waterpartijen en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.14.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Binnen de bestemming vallen de waterlopen en -partijen, bermen en beplanting in het plangebied. Het gaat hier om relatief kleine waterlopen en -partijen. Ondergeschikt zijn andere functies mogelijk, bijvoorbeeld groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen. Door deze functies bij recht toe te staan ontstaat flexibiliteit en uitwisselbaarheid binnen bestemmingen.

Bouwmogelijkheden

De bestemming biedt alleen ruimte aan de bouw van bouwwerken, voor de in de bestemming toegestane functies. De bouwwerken die zijn toegestaan, zijn erf- en terreinafscheidingen, oeverbeschoeiingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Steigers en daarmee vergelijkbare bouwwerken zijn binnen de bestemming niet toegestaan. Voor erf- en terreinafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 2,00 meter. Deze hoogte garandeert dat dergelijke afscheidingen voldoende bescherming en afscherming bieden. Oeverbeschoeiingen mogen een hoogte hebben van maximaal 0,40 meter. Door beschoeiingen van deze hoogte toe te staan, kan bijvoorbeeld verzakking van oevers voorkomen worden. Overige bouwwerken mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Gedacht kan worden aan bouwwerken als bruggen, duikers en/of dammen.

Omgevingsvergunning

Een vorm van bescherming van de waterlopen en -partijen is het openhouden ervan. Om die reden is het dempen van waterlopen en -partijen gebonden aan een omgevingsvergunning. Zonder vergunning kunnen deze werken en/of werkzaamheden niet worden uitgevoerd. Bovendien kan een dergelijke vergunning alleen verleend worden wanneer aangetoond wordt dat aan de voorwaarden en toetsingscriteria kan worden voldaan.

2.14.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Het behouden van waterhuishoudkundige en ruimtelijk van belang zijnde waterlopen en -partijen;
  • Het mogelijk maken van uitwisselbaarheid van de hoofdfunctie met andere ondergeschikte functies, in verband met de flexibiliteit;

Uitgangspunten beleid

  • Belangrijke waterlopen uit de structuurvisie behouden;

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Voor nieuwe ontwikkelingen die met een flexibiliteitsbepaling mogelijk worden gemaakt, moet een watertoets worden uitgevoerd;
2.14.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Het plangebied heeft meerdere watergangen en -partijen. Het gaat hier om sloten tussen de verschillende bestemmingen en functies. Met name binnen en rondom de woonwijk en rondom het bedrijventerrein. De aanwezige waterlopen hebben een ruimtelijke en waterhuishoudkundig belang.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. In de verordening is een regeling opgenomen voor vaarwegen met een CEMT-klasse. Deze zijn in het plangebied niet aanwezig.

Voor de gemeente is daarnaast specifiek waterbeleid vastgesteld; het Waterplan Opsterland 2008-2011 “Wetter yn 'e Wâlden” en het daarbij horende Maatregelenplan. Vanuit dit beleid wordt waarde gehecht aan schoon water, voldoende water en veiligheid. Deze drie thema's hebben raakvlakken met de ruimtelijke ordening. Vooral de thema's schoon water en voldoende water. Bij 'schoon water' is het beleid gericht op de realisatie van natuurvriendelijke oevers voor de grotere wateren. De natuurlijke oevers vormen een buffer voor van de omliggende wegen afstromend, mogelijk vervuild, regenwater. Bij 'voldoende water' is het beleid gericht op de trits 'vasthouden, bergen, afvoeren', om op die manier wateroverlast te voorkomen. Bij nieuwe ontwikkelingen laat de gemeente in het vervolg het aspect water nadrukkelijk meewegen. Het waterschap wordt daarom vroegtijdig bij de planvorming betrokken.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

2.14.4 Achtergrondinformatie

2.15 Wonen

De bestemming 'Wonen' maakt het gebruik van gronden voor een woonhuizen (grondgebonden woningen) en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.15.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Alle functies die bij de functie wonen horen, worden in deze bestemming mogelijk gemaakt. Allereerst gaat het om eengezins woonhuizen, deze vormen de hoofdfunctie, met de daarbij horen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Een combinatie met een ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit is mogelijk. In bestaande woonhuizen is een combinatie met andere functies mogelijk wanneer hiervoor een specifieke aanduiding is opgenomen. Ondergeschikt zijn onder andere woonstraten, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen mogelijk. Hierdoor is uitwisseling tussen functies mogelijk, wat de nodige flexibiliteit biedt.

Enkele functies zijn uitgesloten. Het gaat onder meer om de bewoning van vrijstaande bijgebouwen. Verder is het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca, detailhandel en bedrijvigheid strijdig, tenzij er een specifieke aanduiding voor een perceel geldt. Het gaat daarbij om functies die afwijken van hetgeen mogelijk is onder de regeling voor een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit. Een aan-huis-verbonden beroep is alleen bij recht toegestaan wanneer voldaan wordt aan oppervlaktevereisten. Een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit is alleen bij afwijking mogelijk. De regeling voor aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige activiteiten is opgenomen in de gebruiksregels.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn de volgende bouwwerken mogelijk gemaakt: hoofdgebouwen, aan en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De algemene regel is dat de maximaal te bebouwen oppervlakte van een bouwperceel maximaal 50% van het bouwperceel mag zijn. Binnen dat bouwperceel is een bouwvlak opgenomen waarbinnen de gebouwen en overkappingen gebouwd moeten worden. Deze algemene bouwregels bieden een richtlijn binnen de globale regeling, maar bieden ook flexibiliteit in de locatie en afmetingen van bouwwerken.

In de regels zijn voor de hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen maten aangegeven. Hierbij is veelal de kanttekening gemaakt dat indien de bestaande situatie hiervan afwijkt, dat de maatgeving van de bestaande situatie leidend is.

Voor de hoofdgebouwen geldt dat het in deze bestemming om woonhuizen gaat, omdat deze in ruimtelijke en functioneel opzicht de hoofdgebouwen op het perceel zijn. Uitgegaan wordt daarbij van vrijstaande hoofdgebouwen, mits dit op de ruimtelijke verbeelding anders is aangeduid (maximum aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen).

Voor de hoofdgebouwen is geen maximale bouwdiepte aangegeven. Wel is een afstand tot de zijdelingse en achtererfgrens opgenomen, waar het hoofdgebouw minimaal vanaf gebouwd moet worden. Deze regels gelden niet op het moment dat in de bestaande situatie de genoemde afstanden al kleiner zijn, bijvoorbeeld bij rijen- en twee-onder-één-kap woningen. In die gevallen gelden de kleinere afstanden van de bestaande situatie. De maatvoering van de hoofdgebouwen is in het hele plangebied erg divers. Het is daarom per bouwvlak aangeduid. Het gaat daarbij om de maximale goothoogte en minimale en maximale dakhelling per woongebied aangeduid. Door deze bouwregels te hanteren kan de hoofdstructuur van een woongebied gehandhaafd blijven, maar zijn de plaatsing en afmetingen van de hoofdgebouwen vrijer dan voorheen.

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen is een specifieke regeling opgenomen. Deze bouwwerken horen nadrukkelijk bij het hoofdgebouw hoofdfunctie maar zijn daaraan ruimtelijk (aan- en uitbouwen en bijgebouwen) en functioneel (bijgebouwen) ondergeschikt. De ruimtelijke ondergeschiktheid komt tot in beginsel tot uitdrukking in de maatvoering ten opzichte van het hoofdgebouw (oppervlakte en/of hoogte). In bepaalde gevallen, zoals bij kleinere hoofdgebouwen, hoeft dit niet zo te zijn. Ook de positionering (achter het hoofdgebouw, of naast het hoofdgebouw maar naar achteren gerooid) of het materiaalgebruik kan de ruimtelijke ondergeschiktheid bepalen. Het gaat er vooral om dat het ruimtelijk en dus visueel waarneembaar is dat er sprake is van bebouwing dat niet tot het (oorspronkelijke) hoofdgebouw behoort, maar wel deel uitmaakt van de bebouwing bij dat hoofdgebouw. Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen is een maximale gezamenlijke oppervlakte opgenomen, uitgedrukt in vierkante meters (maximaal 100 m²) en in een percentage van het bouwperceel (50%). Met dit laatste wordt het volbouwen van kleine (achter)erven voorkomen.

Voor de goothoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwd bijgebouwen is een specifieke regeling opgenomen. Daarbij is gerefereerd aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw. Daardoor kan een dergelijk bouwwerk op een passende manier gebouwd worden aan het bestaande hoofdgebouw.

Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

In deze bestemming zijn regels opgenomen die het mogelijk maken - met een omgevingsvergunning - af te wijken van de bouw- en (specifieke) gebruiksregels. Afwijken kan alleen wanneer voldaan wordt aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de afwijkingsregels. Voorbeelden van mogelijke afwijkingen van de bouwregels zijn de een hogere maximale dakhelling en het bouwen van een hoofdgebouw kan tot een maximum van 5,00 meter vanaf de achterperceelgrens. Een voorbeeld van een mogelijke afwijking van de gebruiksregels is het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning voor maximaal één huishouden, waarbij aangetoond is dat er sprake is van zorgbehoefte die tijdelijk van aard is. Hierdoor is het mogelijk om, door toepassing van een relatief korte planologische procedure, ruimte te bieden aan nieuwe ontwikkelingen op de gronden of in de gebouwen in deze bestemming.

De begrenzing van de woonbestemming is in principe afgestemd op de feitelijke situatie en de kadastrale grenzen. Het komt echter regelmatig voor dat delen van openbare gebiedjes die een openbare bestemming hebben (Groen, Verkeer of Verkeer - Verblijf) bij het erf van de woningen worden betrokken en dat er vanuit de bestaande ruimtelijk-functionele situatie geen bezwaar tegen bestaat. Het gaat bijvoorbeeld om 'snippergroen' dat door de gemeente wordt afgestoten en aan particulieren wordt verkocht. Planologisch is op dat moment echter nog geen sprake van een woonbestemming, waardoor de grond bij de woning niet in gebruik mag worden genomen als erf. Om die reden is een bevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt deze percelen te wijzigen naar een (onbebouwde) woonbestemming. Het toekennen van een woonbestemming mag niet leiden tot de bouw van extra woningen. De wijzigingsbevoegdheid is uitsluitend bedoeld voor het creëren van erf bij bestaande woningen wat de mogelijkheid biedt voor het realiseren van erfbebouwing. De vergroting van het woonperceel mag echter geen afbreuk doet aan de ruimtelijke bebouwingskarakteristiek van de omgeving.

Voorts is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die bij verdwijning van niet-woonfuncties kan worden toegepast om de daar geldende rechten weg te bestemmen.

2.15.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • De functie van de hoofdgebouwen (woonhuizen) is wonen en deze blijft behouden;
  • Aan-huis-verbonden beroep is mogelijk in de woonhuizen, maar is ondergeschikt;
  • De bestaande ruimtelijke hoofdstructuur van de bebouwing blijft behouden, geringe afwijkingen zijn mogelijk;
  • De bestaande afmetingen van de hoofdgebouwen zijn leidend voor de toekomst, geringe afwijkingen zijn mogelijk;
  • De bebouwingsmogelijkheden voor hoofdgebouwen en daarbij horende bebouwing zijn verruimd;

Uitgangspunten beleid

  • De bestemming biedt in de regeling voldoende ruimte voor herstructurering van bepaalde delen van het woongebied;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid;

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Voordat grootschaligere nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, moet duidelijk worden of geen hinder door weg verkeerslawaai ontstaat;
  • Bij nieuwe ontwikkelingen moet advies worden gevraagd bij het Wetterskip Fryslân;
  • Voordat grootschaligere nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, moeten de effecten ervan op de ecologische, archeologische en cultuurhistorische waarden duidelijk zijn.
2.15.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Het plangebied bestaat voor een groot deel uit woongebieden, de hoofdfunctie van Tijnje is wonen. Er zijn verschillende deelgebieden in de woongebieden te onderscheiden, bijvoorbeeld de linten (langs de Breewei (zuidelijke deel) en de Heawei) en de meer planmatig gerealiseerde woonbuurten in de rest van het dorp. De genoemde woongebieden zijn in verschillende perioden ontstaan en onderscheiden zich nadrukkelijk in de ruimtelijke structuur. De lintbebouwing kent bijvoorbeeld een afwisselend bebouwingsbeeld in hoofdvorm en afmetingen van de bebouwing.

Deze bestemming richt zich op de grondgebonden woningen in de verschillende woongebieden. De woningen zijn in het hele dorp verschillend in verschijningsvorm. Per planmatig opgezette buurt is meer uniformiteit in plaatsing, hoofdvorm en afmetingen van de hoofdgebouwen. Dit vertaald zich onder meer in een vaste rooilijn of een vast ritme van bebouwing in het straatbeeld. Deze woongebieden zijn planmatig aangelegd vanaf circa 1950.

In de loop van de tijd hebben bewoners uitbreidingen gedaan bij de woningen, in de vorm van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. De gemeente Opsterland heeft in de meeste gevallen positieve medewerking aan dergelijke bouwwerken verleend en wil deze lijn doorzetten. Uiteraard worden de bouwwerken vanuit het Besluit omgevingsrecht ook bij de woningen toegestaan. Hiervoor is bij een bestemming een specifieke regeling gemaakt.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. In de verordening zijn regels over inbreiding en uitbreiding van woningbouw aangegeven. Deze regels zijn gericht op een evenredige verdeling van de woningbouwcontingenten over de verschillende kernen. Van belang is dat een woningbouwplan opgenomen is in een (gemeentelijk) woonplan. De regels van de verordening hebben daarom invloed op deze bestemming. Hierna wordt ingegaan op de manier waarop de inbreiding en uitbreiding van woningbouw is opgenomen in de gemeentelijk structuurvisie en het woonplan.

In het plangebied is geen sprake van nieuwe nieuwbouwlocaties. Wel is er op grond van de vorige planologische regeling nog ruimte voor woningbouw ten zuiden van de Riperwâlden via een uit te werken bestemming (zie paragraaf 2.17).

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

Het Woonplan gemeente Opsterland is door de raad vastgesteld op 6 mei 2002. Het Woonplan betreft een visie op de ontwikkeling van de gehele woningvoorraad. De herstructureringsopgave en de voornemens voor nieuwbouw komen in het woonplan aan de orde. Het woonplan bevatte een woningbouwprogramma voor de periode 2000-2010.

In 2009 is er een nieuw woningbouwprogramma opgesteld voor de periode 2008-2016. Met dit nieuwe woningbouwprogramma is rekening gehouden met de gemaakte regionale woningbouwafspraken tussen de provincie en zes A7-regio gemeenten (Smallingerland, Opsterland, Heerenveen, Skasterlân en Wymbritseradiel en Sneek) voor de periode 2008-2016.

In verband met de nadien veranderende situatie op de woningmarkt heeft de provincie in 2012 een evaluatie uitgevoerd van de in 2009 gemaakte woningbouwafspraken. Deze evaluatie heeft begin 2013 geleid tot nieuwe regionale woningbouwafspraken voor de periode tot 2020. In het kader van de nieuwe woningbouwafspraken is het beschikbare contingent voor de periode 2008-2016 doorgeschoven naar 2020. Tevens is er een nieuwe regio-indeling gekomen, waarbij Opsterland nu deel uit maakt van de regio Zuidoost Friesland (samen met de gemeenten Heerenveen, Smallingerland, Ooststellingwerf en Weststellingwerf). Enkele gemeenten uit deze regio, waaronder Opsterland hebben in het kader van de nieuwe woningbouwafspraken de afspraak met de provincie dat er binnenstedelijk een vrije ruimte is voor het toevoegen van woningen (plafondloos bouwen). Op basis van de nieuwe regionale woningbouwafspraken zal het gemeentelijk woningbouwprogramma nog gewijzigd moeten worden.

Zoals eerder aan de orde is geweest, is er in de gemeente Opsterland sprake van een behoorlijke groei van de werkgelegenheid. Om de groei van de mobiliteit te beperken moeten werknemers zoveel mogelijk in de gelegenheid gesteld worden om in de gemeente te gaan wonen. In de komende periode moet de herstructurering in heel Opsterland vorm krijgen, onder meer door vernieuwing van de bestaande woningvoorraad. Een gematigde groei van het juiste woningtype kan leiden tot doorstroming en verlichting van de druk in het huursegment. Voor het dorp Tijnje is geen specifiek beleid genoemd.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Afhankelijk van het woongebied is een specifiek welstandsregime geldend. De welstandscriteria die horen bij het welstandsregime zijn gerelateerd aan de stedenbouwkundige en architectonische kenmerken van het betreffende woongebied. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.15.4 Achtergrondinformatie

2.16 Wonen - Wooncentrum

De bestemming 'Wonen - Wooncentrum' maakt de het gebruik van gronden voor een wooncentrum en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.16.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De mogelijkheden van deze bestemming wijken af van andere woonbestemmingen, omdat het hier nadrukkelijk gaat om een combinatie van wonen met maatschappelijke voorzieningen. Daaronder vallen onder meer zorgvoorzieningen. Bij de bestemming zijn ondergeschikt parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, en waterlopen toegestaan. Bij de bestemming horende tuinen, erven en terreinen zijn bij recht mogelijk. Het gebruik van gronden voor bedrijfsdoeleinden en detailhandel is in de specifieke gebruiksregels uitgesloten.

Bouwmogelijkheden

Binnen deze bestemming wordt een onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen, bijgebouwen en overkappingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Algemeen geldt voor alle gebouwen en overkappingen dat deze in het bouwvlak gebouwd moeten worden. Het bouwvlak is in de meeste gevallen ruim om de bestaande bebouwing gelegd, zodat flexibiliteit in plaatsing ontstaat. Naast de verplichting dat deze in het bouwvlak moeten, is hiervoor ook een maximale bouwhoogte en dakhelling vastgelegd. Dit is op de verbeelding aangeduid, omdat dit per gebouw met deze bestemming kan variëren. Door maximale maten te hanteren is bijvoorbeeld een plat dak mogelijk.

Verder zijn aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogelijk. Deze zullen ten minste 1,00 meter achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw worden gebouwd, tenzij anders is aangeduid. De gezamenlijke oppervlakte van aan-, uit-bijgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 100 m2. Hierop is uitzondering gemaakt om de 100m2 te vergroten tot maximaal 50% van de oppervlakte van het bouwperceel gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s). Verder zijn maten gegeven, waaraan deze aan-, uit-, bijgebouwen en overkappingen moeten voldoen.

Daarnaast zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

In deze bestemming zijn regels opgenomen die het mogelijk maken - met een omgevingsvergunning - af te wijken van de bouwregels. Afwijken kan alleen wanneer voldaan wordt aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de afwijkingsregels. Een voorbeeld van een mogelijke afwijking van de bouwregels is het buiten het bouwvlak bouw van ondergeschikte gebouwen. Hierdoor is het mogelijk om, door toepassing van een relatief korte planologische procedure, ruimte te bieden aan nieuwe ontwikkelingen op de gronden of in de gebouwen in deze bestemming.

2.16.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Naast de woonfunctie (niet grondgebonden wonen) zijn ondergeschikt ondersteunende functies toegestaan, bijvoorbeeld zorgvoorzieningen;
  • Bij een wooncentrum horende functies als parkeren en water zijn toegestaan binnen de bestemming;
  • De afmetingen van een wooncentrum worden specifiek geregeld, maar ruimte wordt geboden voor mogelijk toekomstige ontwikkelingen;
  • De maximale bouwhoogte voor het noordelijk deel van het wooncentrum mag hoger zijn dan de maximale bouwhoogte van het zuidelijk deel ervan;
  • Bouwwerken worden mogelijk gemaakt, maar daarbij zijn erf- en terreinafscheidingen uitgesloten;

Uitgangspunten beleid

  • De bestemming biedt ontwikkelingsmogelijkheden, zodat een kwalitatieve verbetering van speciale woongebouwen en woonzorgcomplexen mogelijk is;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.
2.16.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

In Tijnje is een wooncentrum gesitueerd op de hoek van de Romke van Damwei en de Van der Veldestrjitte. Het wooncentrum bevat woningen met ondersteunende functies. Gedacht kan worden aan zorgvoorzieningen en maaltijdverzorging. Bij het wooncentrum horen (ondergeschikt) voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groen- en watervoorzieningen.

De maatvoering en architectuur van de bebouwing van het wooncentrum is ingegeven door de periode waarin deze is gebouwd en de functie. Meestal is bij een wooncentrum geen sprake van aan- en uitbouwen en bijgebouwen. De functies daarvan zijn ondergebracht in de hoofdgebouwen. Dat is hier ook het geval. Rond een wooncentrum zijn vrijwel geen hekwerken aanwezig, alleen ter afsluiting van het terrein aan de zijkanten van de gevels.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. In de verordening zijn regels over inbreiding en uitbreiding van woningbouw aangegeven. Deze regels zijn gericht op een evenredige verdeling van de woningbouwcontingenten over de verschillende kernen. Van belang is dat een woningbouwplan opgenomen is in een (gemeentelijk) woonplan. De regels van de verordening hebben daarom invloed op deze bestemming. Hierna wordt ingegaan op de manier waarop de inbreiding en uitbreiding van woningbouw is opgenomen in de gemeentelijk structuurvisie en het woonplan.

In het plangebied is geen sprake van nieuwbouwlocaties. Wel is er een deel vrij gemaakt voor een uit te werken woonbestemming.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

Het Woonplan gemeente Opsterland is door de raad vastgesteld op 6 mei 2002. Het Woonplan betreft een visie op de ontwikkeling van de gehele woningvoorraad. De herstructureringsopgave en de voornemens voor nieuwbouw komen in het woonplan aan de orde. Het woonplan bevatte een woningbouwprogramma voor de periode 2000-2010.

In 2009 is er een nieuw woningbouwprogramma opgesteld voor de periode 2008-2016. Met dit nieuwe woningbouwprogramma is rekening gehouden met de gemaakte regionale woningbouwafspraken tussen de provincie en zes A7-regio gemeenten (Smallingerland, Opsterland, Heerenveen, Skasterlân en Wymbritseradiel en Sneek) voor de periode 2008-2016.

In verband met de nadien veranderende situatie op de woningmarkt heeft de provincie in 2012 een evaluatie uitgevoerd van de in 2009 gemaakte woningbouwafspraken. Deze evaluatie heeft begin 2013 geleid tot nieuwe regionale woningbouwafspraken voor de periode tot 2020. In het kader van de nieuwe woningbouwafspraken is het beschikbare contingent voor de periode 2008-2016 doorgeschoven naar 2020. Tevens is er een nieuwe regio-indeling gekomen, waarbij Opsterland nu deel uit maakt van de regio Zuidoost Friesland (samen met de gemeenten Heerenveen, Smallingerland, Ooststellingwerf en Weststellingwerf). Enkele gemeenten uit deze regio, waaronder Opsterland hebben in het kader van de nieuwe woningbouwafspraken de afspraak met de provincie dat er binnenstedelijk een vrije ruimte is voor het toevoegen van woningen (plafondloos bouwen). Op basis van de nieuwe regionale woningbouwafspraken zal het gemeentelijk woningbouwprogramma nog gewijzigd moeten worden.

Zoals eerder aan de orde is geweest, is er in de gemeente Opsterland sprake van een behoorlijke groei van de werkgelegenheid. Om de groei van de mobiliteit te beperken moeten werknemers zoveel mogelijk in de gelegenheid gesteld worden om in de gemeente te gaan wonen. In de komende periode moet de herstructurering in heel Opsterland vorm krijgen, onder meer door vernieuwing van de bestaande woningvoorraad. Een gematigde groei van het juiste woningtype kan leiden tot doorstroming en verlichting van de druk in het huursegment. Voor het dorp Tijnje is geen specifiek beleid genoemd.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Afhankelijk van het woongebied is een specifiek welstandsregime geldend. De welstandscriteria die horen bij het welstandsregime zijn gerelateerd aan de stedenbouwkundige en architectonische kenmerken van het betreffende woongebied. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.16.4 Achtergrondinformatie

2.17 Wonen - Uit te werken

De bestemming 'Wonen - Uit te werken' maakt het gebruik van gronden voor een woonhuizen (eengezinswoningen) en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.17.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Alle functies die bij de functie wonen horen, worden in deze bestemming mogelijk gemaakt. Allereerst gaat het om eengezins woonhuizen, deze vormen de hoofdfunctie, met de daarbij horen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Een combinatie met een ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep is mogelijk.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn de volgende bouwwerken mogelijk gemaakt: hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Als hoofdgebouwen mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd. Hierbij zijn regels gegeven ten aanzien van de goothoogte en dakhelling. Voor aan- uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen is bepaald dat de gezamenlijk oppervlakte bij een hoofdgebouw maximaal 150 m2 zal bedragen. Voor deze gebouwen is een lagere goothoogte vastgesteld.

Daarnaast zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 10,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

2.17.2 Uitgangspunten

Uitgangspunten huidige situatie

  • De functie van de hoofdgebouwen (woonhuizen) is wonen en deze blijft behouden;
  • Aan-huis-verbonden beroep is mogelijk in de woonhuizen, maar is ondergeschikt;
  • De bestaande ruimtelijke hoofdstructuur van de bebouwing blijft behouden, geringe afwijkingen zijn mogelijk;
  • De bestaande afmetingen van de hoofdgebouwen zijn leidend voor de toekomst, geringe afwijkingen zijn mogelijk;
  • De bebouwingsmogelijkheden voor hoofdgebouwen en daarbij horende bebouwing zijn verruimd;

Uitgangspunten beleid

  • De bestemming biedt in de regeling voldoende ruimte voor herstructurering van bepaalde delen van het woongebied;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid;

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Voordat grootschaligere nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, moet duidelijk worden of geen hinder door weg verkeerslawaai ontstaat;
  • Bij nieuwe ontwikkelingen moet advies worden gevraagd bij het Wetterskip Fryslân;
  • Voordat grootschaligere nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, moeten de effecten ervan op de ecologische, archeologische en cultuurhistorische waarden duidelijk zijn.
2.17.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

De uit te werken woonbestemming is geprojecteerd aan de noordoostzijde van Tijnje. Rondom deze bestemming is sprake van woningbouw, en cultuurgrond.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. In de verordening zijn regels over inbreiding en uitbreiding van woningbouw aangegeven. Deze regels zijn gericht op een evenredige verdeling van de woningbouwcontingenten over de verschillende kernen. Van belang is dat een woningbouwplan opgenomen is in een (gemeentelijk) woonplan. De regels van de verordening hebben daarom invloed op deze bestemming. Hierna wordt ingegaan op de manier waarop de inbreiding en uitbreiding van woningbouw is opgenomen in de gemeentelijk structuurvisie en het woonplan.

In het plangebied is geen sprake van nieuwbouwlocaties. Wel is er een deel vrij gemaakt voor een uit te werken woonbestemming.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

Het Woonplan gemeente Opsterland is door de raad vastgesteld op 6 mei 2002. Het Woonplan betreft een visie op de ontwikkeling van de gehele woningvoorraad. De herstructureringsopgave en de voornemens voor nieuwbouw komen in het woonplan aan de orde. Het woonplan bevatte een woningbouwprogramma voor de periode 2000-2010.

In 2009 is er een nieuw woningbouwprogramma opgesteld voor de periode 2008-2016. Met dit nieuwe woningbouwprogramma is rekening gehouden met de gemaakte regionale woningbouwafspraken tussen de provincie en zes A7-regio gemeenten (Smallingerland, Opsterland, Heerenveen, Skasterlân en Wymbritseradiel en Sneek) voor de periode 2008-2016.

In verband met de nadien veranderende situatie op de woningmarkt heeft de provincie in 2012 een evaluatie uitgevoerd van de in 2009 gemaakte woningbouwafspraken. Deze evaluatie heeft begin 2013 geleid tot nieuwe regionale woningbouwafspraken voor de periode tot 2020. In het kader van de nieuwe woningbouwafspraken is het beschikbare contingent voor de periode 2008-2016 doorgeschoven naar 2020. Tevens is er een nieuwe regio-indeling gekomen, waarbij Opsterland nu deel uit maakt van de regio Zuidoost Friesland (samen met de gemeenten Heerenveen, Smallingerland, Ooststellingwerf en Weststellingwerf). Enkele gemeenten uit deze regio, waaronder Opsterland hebben in het kader van de nieuwe woningbouwafspraken de afspraak met de provincie dat er binnenstedelijk een vrije ruimte is voor het toevoegen van woningen (plafondloos bouwen). Op basis van de nieuwe regionale woningbouwafspraken zal het gemeentelijk woningbouwprogramma nog gewijzigd moeten worden.

Zoals eerder aan de orde is geweest, is er in de gemeente Opsterland sprake van een behoorlijke groei van de werkgelegenheid. Om de groei van de mobiliteit te beperken moeten werknemers zoveel mogelijk in de gelegenheid gesteld worden om in de gemeente te gaan wonen. In de komende periode moet de herstructurering in heel Opsterland vorm krijgen, onder meer door vernieuwing van de bestaande woningvoorraad. Een gematigde groei van het juiste woningtype kan leiden tot doorstroming en verlichting van de druk in het huursegment. Voor het dorp Tijnje is geen specifiek beleid genoemd.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Afhankelijk van het woongebied is een specifiek welstandsregime geldend. De welstandscriteria die horen bij het welstandsregime zijn gerelateerd aan de stedenbouwkundige en architectonische kenmerken van het betreffende woongebied. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.17.4 Achtergrondinformatie

2.18 Leiding - Riool en - Water

De dubbelbestemmingen 'Leiding - Riool' en 'Leiding - Water' hebben tot doel de nodige bescherming te bieden voor de aanwezige rioolpersleiding en waterleiding.

2.18.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De gronden waarop deze bestemming ligt zijn, naast de gebruiksmogelijkheden van onderliggende bestemmingen, ook bedoeld voor een rioolpersleiding of een hoofdwaterleiding. Dit betekent dat bij het gebruik van de gronden altijd rekening gehouden moet worden met de aanwezigheid van de rioolpersleiding of de hoofdwaterleiding.

Bouwmogelijkheden

Ongeacht de regels van de onderliggende bestemmingen, zijn op de gronden met deze bestemming alleen gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze bestemming toegestaan. Deze mogen een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om erfafscheidingen.

Omgevingsvergunning

Werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden mogen alleen uitgevoerd worden na het verkrijgen van een omgevingsvergunning. Het kan daarbij gaan om het ontgronden en afgraven van gronden, of het aanleggen van oppervlakteverhardingen. Hieraan zijn toetsingscriteria gekoppeld. Door een omgevingsvergunning op te nemen worden werken en werkzaamheden toegestaan. Door de criteria op te nemen kan getoetst worden of een goede functionaliteit van de rioolpersleiding of de hoofdwaterleiding gewaarborgd blijft wordt na de ingreep.

De omgevingsvergunning is niet nodig voor normaal onderhoud van geringe omvang en al in uitvoering zijnde werken en werkzaamheden. Dit laatste geldt op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.

Flexibiliteitsbepalingen

In de bestemmingen is een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels opgenomen. Deze maakt het mogelijk, binnen de onderliggende bestemmingen, gebouwen en andere bouwwerken toe te staan, mits wordt voldaan aan de opgenomen voorwaarden. Hierdoor kunnen bestaande rechten toch worden uitgevoerd. Belangrijk daarbij is om tijdig advies in te winnen bij de leidingbeheerder.

2.18.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten vanuit omgevingsaspecten

  • De rioolpersleiding moet beschermd worden;
  • Aan weerszijden van de rioolpersleiding moet een zone van 5,00 meter vrij worden gehouden van bebouwing en diepwortelende beplanting;
  • Werkzaamheden rond de leidingen zijn toegestaan, mits vooraf een omgevingsvergunning is verkregen.
2.18.3 Huidige situatie en beleid

Door het plangebied loopt een rioolpersleiding. Een nadere toelichting op de rioolpersleiding is opgenomen bij de beschrijving van het omgevingsaspect 'Water'. Er is geen sprake van een hoofdwaterleiding binnen dit plangebied.

2.18.4 Achtergrondinformatie

2.19 Waarde - Archeologie 2

De bestemming 'Waarde - Archeologie 2' biedt een regeling voor de bescherming en bijbehorende onderzoeksplicht voor archeologische waarden (zie paragraaf 3.4).

2.19.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De gronden waarop deze bestemming ligt zijn, naast de gebruiksmogelijkheden van onderliggende bestemmingen, bedoeld voor de bescherming van de archeologische waarden in de gronden.

Bouwmogelijkheden

Om het doel van deze bestemming te halen is het, ongeacht de regels van de onderliggende bestemmingen, noodzakelijk om bij het bouwen over een grotere oppervlakte dan 500 m², archeologisch onderzoek te laten uitvoeren.

Omgevingsvergunning

Werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden mogen alleen uitgevoerd worden na het verkrijgen van een omgevingsvergunning. Het kan daarbij gaan om het ontgronden en afgraven van gronden. Hieraan zijn toetsingscriteria gekoppeld. Door een omgevingsvergunning op te nemen worden werken en werkzaamheden toegestaan. Door de criteria op te nemen kan getoetst worden of de archeologische waarden behouden kunnen blijven. De omgevingsvergunning is niet nodig voor normaal onderhoud en ingrepen over een oppervlakte van minder dan 500 m² en ondieper dan 50 cm.

2.19.2 Uitgangspunten van de regeling

Omgevingsaspecten

  • Bij ingrepen groter dan 500 m2 is onderzoek nodig, voordat een omgevingsvergunning voor ingrepen (bebouwing en gebruik) eventueel wordt verleend.
2.19.3 Huidige situatie en beleid

De huidige situatie en het beleid met betrekking tot archeologie zijn opgenomen in paragraaf 3.4.

2.19.4 Achtergrondinformatie

Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de omgevingsaspecten. Deze omgevingsaspecten kunnen invloed hebben op de (on)mogelijkheid van gewenste ontwikkelingen in het plangebied. In dit hoofdstuk volgt daarom een korte beschrijving van de aanwezige en te verwachten (negatieve) effecten van de verschillende aspecten op het plangebied en haar functies.

3.1 Milieuaspecten

Om inzicht te krijgen in potentiële hinder van bedrijven op het woongebied, wordt eerst gekeken naar de bedrijven en hun milieuzonering. Daarnaast en aan de hand van bedrijven en milieuzonering komen de milieuaspecten geluid, geur en bodem aan bod.

3.1.1 Bedrijven en milieuzonering

In en om het plangebied zijn bedrijven aanwezig die mogelijk hinder veroorzaken. Een eerste indicatie van mogelijke hinder is te achterhalen door het raadplegen van de VNG publicatie "Bedrijven en milieuzonering". De bedrijven in het plangebied vallen vooral in de categorieën 1 en 2. Dit zijn categorieën met een grootste afstand van respectievelijk 10 en 30 meter ten opzichte van een rustige woonwijk, of een rustig buitengebied. De bedrijven zijn verpreid over twee gebieden in het dorp. Het eerste gebied aan de noordzijde van de Warrewei en rondom de Riperwei. Het andere gebied aan de zuidzijde van de Breewei en aan de Heawei. Omdat tussen deze bedrijven woongebied ligt, moeten genoemde categorieën hier maximaal mogelijk zijn.

Op het bedrijventerrein aan de Brêgeleane is bedrijvigheid mogelijk tot de maximale categorie 3.2. De minimale afstand tussen bedrijven met deze categorie en gevoelige objecten is rond de 100 meter. Deze afstand gaat met name om geluidsoverlast te voorkomen.

Op dit terrein worden dus zwaardere bedrijven toegestaan dan op de bedrijfslocaties die zijn verspreid in het dorp. Dit is mogelijk omdat deze bedrijvigheid ook verder van de woningen is gesitueerd. De dichtsbijzijnde woningen staan op een afstand van minimaal 70 meter.

De (agrarische) bedrijven liggen allemaal op een ruime afstand van het plangebied. De woningen in het plangebied liggen niet binnen de grootste afstand (30 meter) van de (agrarische) bedrijven in het buitengebied. Het dichtstbijzijnde bedrijf ligt namelijk op minimaal 60 meter van de woningen. Door deze gereduceerde afstanden is in het plangebied bij woningen geen sprake van overlast van aanwezige veehouderijen. Bovendien is sprake van een bestaande (planologische) situatie, waarbij geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen nabij de bedoelde agrarische bedrijven. De afstanden rond de veehouderijen zijn bij ontwikkeling van (nieuwe) geurgevoelige objecten van belang.

3.1.2 Geluid

Het aspect geluid is in dit plangebied onder te verdelen in twee typen: wegverkeerslawaai en industrielawaai. Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie. Een wijziging van geluidhinder op bestaande gevoelige objecten wordt daarom niet verwacht. Mocht er sprake zijn van nieuwe ontwikkelingen, dan is in de meeste gevallen een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk.

Wegverkeerslawaai

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. In en rondom het dorp zijn geen spoorwegen aanwezig.


In de Wgh is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Wegen waar deze zone in principe niet geldt, zijn onder andere wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur. Dit is voor het overgrote deel van het dorp het geval. Voor de zoneplichtige wegen in en rond het dorp (dus met een maximumsnelheid van 50 km/uur of meer, waaronder ook de rondweg De Rakken valt) biedt het bestemmingsplan een regeling dat een (bestaand) geluidsgevoelig gebouw niet dichter naar een zoneplichtige weg kan worden gebouwd. Aangezien dit bestemmingsplan ook niet zonder meer nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt en zo veel mogelijk aansluit bij de bestaande situatie, vormen de 50 km/uur wegen geen belemmering voor dit plangebied.

Verder ligt Tijnje in de buurt van de snelweg A7 tussen Heerenveen en Drachten. Deze weg heeft een wettelijke geluidszone van 400 meter. Het gehele plangebied ligt buiten deze zone. De snelweg vormt dus ook geen belemmering voor het plangebied.

3.1.3 Bodem

Bodem is een belangrijk toetsingskader op het moment dat nieuwe ontwikkelingen spelen. Vooral bij nieuwe woningbouwontwikkelingen moet aangetoond worden dat woningen op een bodem van voldoende kwaliteit worden gebouwd. Dit bestemmingsplan heeft als uitgangspunt de bestaande situatie te voorzien van een actuele regeling.

 

In planologische zin worden bij recht geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Voor de ontwikkelingen in het plangebied die bij recht zijn toegestaan zijn in veel gevallen al bodemonderzoeken uitgevoerd, of deze ontwikkelingen zijn dusdanig van aard dat onderzoek niet noodzakelijk is. In figuur 3 is hiervan een weergave opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.15BPKom-0301_0003.jpg"

Figuur 3. Uitsnede kaart Bodemloket

De gebieden die paars zijn gemarkeerd, zijn onderzocht. Hier hoeft geen nader onderzoek plaats te vinden. Op de plaatsen die met bruin zijn aangegeven, is onderzoek uitgevoerd. Hierbij is wel nader onderzoek nodig. De met blauw gemarkeerde gebieden zijn gebieden waar historische activiteiten bekend zijn. Bij volledig nieuwe ontwikkelingen in dergelijke gebieden is een historisch onderzoek nodig. Een voorbeeld waarbij dit noodzakelijk is, is de toevoeging van gevoelige objecten als woningen.

3.2 Water

Bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen moet de watertoets worden toegepast. Dit houdt in dat alle ruimtelijke plannen een waterparagraaf moeten bevatten. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.

De wet en regelgeving rond het aspect water is opgenomen in onder meer de Waterwet, Nota Ruimte en Kaderrichtlijn Water.

Het plangebied valt onder het beheer van het Wetterskip Fryslân, dat zorgdraagt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in het gebied en dat de grotere boezemwateren en sloten beheert, alsmede de waterkeringen, zoals geregeld in de Waterwet. Ook is het waterschap belast met het peilbeheer.

Voor de watergangen en waterpartijen in het bestemmingsplangebied geldt dat de bestaande situatie niet wijzigt. Zo is de kwaliteit- en kwantiteitsfunctie van het water in het plangebied gewaarborgd.

Daar waar nog ontwikkelingen spelen wordt met het waterschap overlegd als dit wijzigingen betreffen ten opzichte van de oorspronkelijke plannen. Door de gewijzigde marktomstandigheden zijn mogelijk alternatieven noodzakelijk om de vereiste watercompensatie te realiseren. In het nieuwe bestemmingsplan wordt er in ieder geval voor gezorgd dat de benodigde watercompensatie overal in het plangebied mogelijk is. Verder maakt dit plan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, die niet in het voorgaand geldende plan van toepassing waren. Voor alsnog is deze optie voor watercompensatie niet nodig.

In het plangebied is een rioolpersleiding aanwezig. Deze leiding moet beschermd worden, waardoor hiervoor in het bestemmingsplan een dubbelbestemming opgenomen is. Deze bestemming regelt dat aan weerszijden van de leidingen een strook van 5 meter vrij gehouden wordt van bebouwing en diepwortelende beplanting.

De verplichte watertoets is aangevraagd via de website www.dewatertoets.nl. Uit de watertoets (bijlage 1) blijkt dat het plan geen invloed heeft op de waterhuishouding en de afvalwaterketen (geen waterschapsbelang). Wetterskip Fryslan heeft daarmee een positief wateradvies afgegeven.

3.3 Ecologie

Deze paragraaf geeft inzicht in de te verwachten effecten van het bestemmingsplan op de beschermde natuurgebieden en soorten. Hiervoor is getoetst aan de Natuurbeschermingswet voor de gebiedsbescherming en de Flora- en Faunawet voor de bescherming van soorten.

Op grond van de Natuurbeschermingswet zijn Natura 2000-gebieden beschermd. De bestemmingen die binnen een Natura 2000-gebied liggen, moeten een beschermende regeling bieden voor de natuurlijke waarden zoals die zijn opgenomen in het beheersplan. Hetzelfde gebied is ook aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De bescherming van EHS-gebieden is opgenomen in de provinciale Verordening Romte. Naast de EHS zijn ook voor natuurgebieden buiten de EHS regelingen in de provinciale Verordening Romte opgenomen. In figuur 4 zijn deze gebieden weergegeven. Rondom Tijnje is sprake van Beheergebieden en natuur buiten EHS. Twee stroken die hierbinnen vallen, zijn gelegen in het plangebied. Namelijk de meest oostelijke van de twee stroken tussen de Riperwei en de Warrewei, en ten westen van de woningen aan de Hein Voswei en de Stokkershagen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.15BPKom-0301_0004.jpg" Figuur 4. Natuur rond het plangebied: bron www.fryslan.frl/kaarten

Wat betreft de gebiedsbescherming, maakt het plangebied geen deel uit van een Natura 2000-gebied of een gebied dat onder het regime van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) valt. Ook zijn er in het verordeningsgebied geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die negatieve gevolgen hebben voor Natura 2000- of EHS-gebieden. De beheergebieden zijn bestemd als bos en worden op deze manier beschermd.

Wanneer sprake is van nieuwe ontwikkelingen, moet altijd de soortenbescherming overwogen worden. Ontwikkelingen kunnen altijd invloed hebben op aanwezige beschermde soorten, bijvoorbeeld vleermuizen en/of broedvogels. Een onderzoeksverplichting voor beschermde soorten is echter niet nodig in dit bestemmingsplan, omdat de bestaande situatie gehandhaafd blijft.

3.4 Archeologie

Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie. Een wijziging van archeologische en cultuurhistorische waarden wordt daarom niet verwacht.

Voor Tijnje is op grond van de Wet op de archeologisch monumentenzorg (wijziging van de Monumentenwet) onderzocht of er archeologische waarden aanwezig zijn. Hiervoor is de Friese Archeologische MonumentenKaart Extra (FAMKE) van de provincie Fryslân gebruikt. Op deze kaart is op basis van zowel de aanwezige archeologische monumenten als de te verwachten archeologische waarden een advies aangegeven. De FAMKE bestaat uit twee provinciedekkende advieskaarten, één voor de periode Steentijd - Bronstijd, en één voor de periode Ijzertijd - Middeleeuwen. Deze kaart is ook gekoppeld aan de provinciale ruimtelijke verordening. In onderstaande afbeeldingen staan afbeeldingen vanuit FAMKE.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.15BPKom-0301_0005.jpg"

Figuur 4. Uitsnede FAMKE Ijzertijd - Middeleeuwen

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.15BPKom-0301_0006.jpg"

Figuur 5. Uitsnede FAMKE Bronstijd - Steentijd

Voor het hele plangebied geldt dat bij nieuwe ontwikkelingen een archeologische quickscan (steentijd-bronstijd) nodig is. Voor het plangebied is bij ontwikkelingen groter dan 5.000 m2 bovendien een karterend onderzoek 3 (middeleeuwen) vereist. Het hele plangebied kent een middelhoge of hoge verwachtingswaarde voor archeologische vondsten. In sommige delen van het plangebied is een karterend onderzoek 1 (steentijd) nodig bij ontwikkelingen met een oppervlakte van tenminste 500 m2.

Bij de rest van het plangebied is een karterend onderzoek 2 (steentijd) nodig. Het gaat hier om ontwikkelingen met een oppervlakte van ten minste 2.500 m2. Voor de gebieden waarvoor onderzoek nodig is, is in dit bestemmingsplan een specifieke regeling opgenomen. De kleinste oppervlaktemaat bepaalt daarbij de onderzoeksplicht.

In het uitwerkingsgebied waarin wordt voorzien in nieuwbouw van woningen kunnen in principe ontwikkelingen plaatsvinden die een grotere oppervlakte beslaan dan 2.500 m² of 5.000 m². Om die reden is aan de toetsingscriteria voor uitwerking een onderzoeksplicht voor archeologie opgenomen.

Conclusie

In dit bestemmingsplan worden geen grote ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Archeologische waarden zijn dan ook niet in het geding. De huidige archeologische beschermingsmaatregelen worden vooralsnog in dit bestemmingsplan voortgezet. Op het moment dat een verdiepingsslag heeft plaatsgevonden, wordt beoordeeld in hoeverre de uit het onderzoek gebleken (mogelijke) archeologische waarden moeten worden beschermd en op welke wijze dit moet plaatsvinden.

3.5 Cultuurhistorie

Vanaf 1 januari 2012 moet ingevolge het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) ieder nieuw bestemmingplan een analyse van cultuurhistorische waarden bevatten.

Tijnje (De Tynje) is een woondorp, gelegen in het westelijk veenweidegebied van Opsterland. Tijnje ligt vlak langs de A7, halverwege Drachten en Heerenveen, en aan de doorgaande weg tussen Gorredijk en Oldeboorn/Akkrum. Het dorp ligt vlakbij natuurgebied "De Deelen", en ligt beschut tussen de bomen. Het oorspronkelijke karakter van dit agrarisch veenontginningsdorp was een wegdorp.

Tijnje (De Tynje) is een vernederlandsing van het Friese woord tynje, waarmee oorspronkelijk een visdam in een waterloop werd aangeduid. Tijnje is ontstaan in de negentiende eeuw ten tijde van de turfgraverijen in het laagveengebied in het westen van Opsterland. Rond 1800 kwamen de eerste turfgravers en verveners naar het gebied rond Tijnje. De bewoners van Tijnje en Nij Beets hebben vooral veel steun gekregen van de sociaaldemocraat Ferdinand Domela Nieuwenhuis. Velen brachten hun stem uit op Domela, die zo in 1888 in de Tweede Kamer kon komen.

Tijnje groeide meer en meer en hoewel iedereen de naam Tijnje gebruikte (ook in de raadsverslagen) bleef het dorp formeel bij Terwispel behoren. Pas in 1910 werd Tijnje een zelfstandig dorp. Economisch gezien was de oprichting in 1916 van de coöperatieve zuivelfabriek Volharding II van groot belang voor De Tynje. Het betekende in feite het einde van de verveningsindustrie en er ontwikkelde zich ook een gezonde middenstand met een breed scala aan ambachtelijke eenmansbedrijven.

Op de begraafplaats in Tijnje staat één van de klokkenstoelen in Friesland. Aan het begin van de Riperwei is het voormalige Nederlands-hervormde kerkgebouw te zien. Dit kerkje is omgebouwd tot woning.

De kerk aan de Rolbrêgedyk bij de entree van het dorp is aangewezen als monument. Bij ontwikkelingen aan deze monumenten is - voor verlening van een omgevingsvergunning - een toetsing nodig. Omdat de kerk is aangewezen als rijksmonument, is de Monumentenwet van toepassing en is geen geen extra regeling in het bestemmingsplan nodig.

3.6 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beperken van risico's, bij risicovolle inrichtingen en transport van gevaarlijke stoffen (ondergronds en bovengronds). In deze paragraaf wordt hier verder op ingegaan.

In en in de directe omgeving van het dorp Tijnje zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig. Naast de risicovolle inrichtingen moet ook rekening worden gehouden met het ondergrondse en bovengrondse transport van gevaarlijke stoffen. Van vervoer van gevaarlijke stoffen in de omgeving van Tijnje is wel sprake. Het gaat daarbij om:

  • Bovengrond via de A7 tussen Heerenveen en Drachten ten zuid-oosten van Tijnje;
  • Ondergronds via een buisleiding ten westen van Tijnje.

De gasleiding ligt buiten het plangebied. Rond de gasleiding is een plaatsgebonden risico contour aanwezig (PR 10-6), waarbinnen geen kwetsbare objecten (bijvoorbeeld woningen) aanwezig mogen zijn. Deze PR 10-6 ligt vlak rond de leidingen en daarmee ver buiten de grenzen van het plangebied. De buisleiding ligt op een minimale afstand van 300 meter. Deze vormt daarom niet voor een verhoogd risico in Tijnje. Daarnaast is er sprake van een groepsrisico (GR). Het GR houdt rekening met de daadwerkelijke aanwezigheid van personen en geeft de kans dat een bepaalde groep personen gelijktijdig slachtoffer kunnen worden. Voor het GR is geen normstelling, dit moet per situatie berekend worden. Bij het GR is sprake van een oriëntatiewaarde. In het kader van het opstellen van het bestemmingsplan Buitengebied (onherroepelijk per 16 september 2015), is een berekening groepsrisico is uitgevoerd waaruit blijkt dat het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde is gelegen. Voorts kan worden gesteld dat er in het plangebied geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toegestaan en kunnen bestaande kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten niet worden uitgebreid richting de leiding. Hierdoor kunnen geen wijzigingen plaatsvinden in verband met het PR en het GR. Mocht dit in de toekomst wel aan de orde zijn, dan is onderzoek nodig en moeten de PR en GR opnieuw worden berekend.

Het transport van gevaarlijke stoffen over deze route (A7) vindt slechts sporadisch plaats, de route is niet officieel aangewezen in de wet- en regelgeving. Vanuit het plangebied ligt deze weg op een minimale afstand van 1 km. Tussen het dorp en deze weg zijn weinig (beperkt) kwetsbare objecten gesitueerd. Hierdoor is er geen sprake van een verhoogd Plaatsgebonden- of Groepsrisico.

Wettelijk is externe veiligheid onder andere vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, het Besluit externe veiligheid transportroutes en het Besluit externe veiligheid buisleidingen.

Digitale Veiligheidstoets

Voor het plangebied is de digitale veiligheidstoets uitgevoerd (zie bijlage 2). Hieruit blijkt dat de wet- en regelgeving betreffende externe veiligheid geen gevolgen voor het bestemmingsplan heeft.

Verder is naar aanleiding van de overlegreactie van de brandweer (zie paragraaf 5.1) advies gevraagd aan het Bureau Externe Veiligheid Fryslân. Ook zij hebben vastgesteld dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de haalbaarheid van voorliggend plan (zie bijlage 3).

3.7 Luchtkwaliteit

Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie. Een wijziging van de luchtkwaliteit wordt daarom niet verwacht.

De luchtkwaliteit levert in de huidige situatie geen negatieve effecten op. Ook bij mogelijk toekomstige ontwikkelingen worden negatieve effecten niet verwacht. Grootschalige ontwikkelingen worden immers in dit bestemmingsplan niet voorzien en de mogelijke ontwikkelingen zijn hiervoor te kleinschalig van aard. Hierdoor vallen de mogelijke ontwikkelingen onder de gevallen "niet in betekenende mate". Ze voldoen aan de vereisten van de Wet milieubeheer, waarin de regelgeving over luchtkwaliteit opgenomen is.

3.8 Kabels en leidingen

Naast de westelijk van het plangebied gelegen gasleiding, is in het plangebied nog een rioolpersleiding aanwezig. Deze worden afdoende beschermd via de dubbelbestemming (paragraaf 2.18). De overige kabels en leidingen in het plangebied hebben niet een dergelijke bescherming nodig. Het gaat daarbij vooral om (kleinere) huisaansluitingen.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Om te achterhalen of dit bestemmingsplan maatschappelijk uitvoerbaar is, wordt de bestemmingsplanprocedure doorlopen. Tijdens deze procedure zijn verschillende momenten waarop burgers en instanties kunnen reageren op het plan, namelijk; inspraak, overleg, zienswijzen en tot slot beroep. De uitkomsten hiervan kunnen ook nog nieuwe niet voorziene uitgangspunten voor het bestemmingsplan geven. De bestemmingsplanprocedure ziet er globaal als volgt uit:

4.1.1 Voorontwerpbestemmingsplan

In de bestemmingsplanprocedure is het verplicht overleg te voeren met verschillende van belang zijnde instanties. Dit is geregeld in artikel 3.1.1 Bro.

Het houden van inspraak is niet verplicht. De gemeente Opsterland hecht er echter waarde aan en heeft in haar Inspraakverordening opgenomen dat een inspraakperiode van 6 weken in een bestemmingsplanprocedure wenselijk is. In dat kader heeft het voorontwerpbestemmingsplan met ingang van 26 februari 2016 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tegelijkertijd is het plan toegezonden aan de diverse overleginstanties.

Het bevoegd gezag heeft vervolgens gereageerd op de ingekomen overleg- en inspraakreacties en daar waar nodig in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt. De beantwoording van de overleg- en inspraakreacties is opgenomen in het volgende hoofdstuk.

4.1.2 Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vervolgens zes weken ter inzage gelegen. Een ieder is daarbij in de gelegenheid een zienswijze op het plan in te dienen. Er is één zienswijze (van de Provincie Fryslân) ingekomen die gegrond is verklaard. Naar aanleiding daarvan het is bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld in die zin dat het archeologisch toetsingskader aan de bestemming 'Wonen - Uit te werken' is toegevoegd.

4.1.3 Vastgesteld bestemmingsplan

De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan op 12 december 2016 gewijzigd vastgesteld. Tegen dat besluit is beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening is aangevraagd.

4.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

4.2.1 Financiële uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is financieel uitvoerbaar. De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan komen voor rekening van de gemeente. De gemeenteraad heeft hiervoor in de begroting middelen beschikbaar gesteld. De kosten kunnen hieruit gedekt worden.

4.2.2 Grondexploitatie

De vaststelling van een exploitatieplan is bij dit bestemmingsplan niet noodzakelijk. De grondexploitatieregeling uit de Wro en het Bro is niet van toepassing. Het gaat in dit bestemmingsplan om een bestaande situatie, in beginsel is er geen sprake van nieuwe ontwikkelingen en dus niet om 'bouwplannen' in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 5 Overleg en inspraak

5.1 Overleg

In het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening

(Bro) is een reactie op het voorontwerpbestemmingsplan ontvangen van:

  • 1. de Provincie Fryslân;
  • 2. de Brandweer Fryslân;
  • 3. de N.V. Nederlandse Gasunie.

Het Wetterskip Fryslân en de de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. hebben per mail te kennen gegeven geen opmerkingen ten aanzien van het plan te hebben. De reacties van de overige instanties zijn in het navolgende samengevat en voorzien van een gemeentelijk standpunt. De brieven / mails van alle ingekomen overlegreacties zijn opgenomen in bijlage 4.

Ad 1. Provincie Fryslân

Provincie Fryslân constateert bij brief van 5 april 2016 dat voor de locatie met de bestemming Wonen - Uit te werken op grond van de FAMKE voor zowel de middeleeuwen als de steentijd archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Verzocht wordt om archeologisch onderzoek als criterium in de uitwerkingsregels op te nemen.

Reactie:

Zoals ook uit paragraaf 3.4 blijkt, geldt inderdaad voor het hele plangebied bij nieuwe ontwikkelingen een onderzoekplicht . Voor het plangebied is bij ontwikkelingen groter dan 5.000 m² bovendien een karterend onderzoek 3 (middeleeuwen) vereist. Het hele plangebied kent een middelhoge of hoge verwachtingswaarde voor archeologische vondsten. Bij de rest van het plangebied is een karterend onderzoek 2 (steentijd) nodig. Het gaat hier om ontwikkelingen met een oppervlakte van ten minste 2.500 m².

Omdat er sprake is van een uitwerkingsgebied waar ontwikkelingen zouden kunnen plaatsvinden die een grotere oppervlakte beslaan dan 2.500 m², kunnen wij ons vinden in het voorstel van de provincie en hebben wij de voorwaarde van archeologisch onderzoek toegevoegd.

In een klein deel van het uitwerkingsgebied is overigens karterend onderzoek 1 (steentijd) nodig bij ontwikkelingen met een oppervlakte van tenminste 500 m². Voor dit deel geldt zonder meer een onderzoeksplicht via de bestemming 'Waarde - Archeologie 2'.


Ad 2. Brandweer Fryslân

De Brandweer geeft in haar brief van 6 april 2016 een aantal opmerkingen aan. Naar aanleiding van deze opmerkingen adviseert de brandweer om:

  • 1. Een verkorte verantwoording op te (laten) stellen van het groepsrisico (op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen).
  • 2. Te overwegen in de openbare weg op de volgende locaties een primaire bluswatervoorziening (brandkraan ) aan te brengen:
    • a. halverwege het Feandistrikt;
    • b. oan de Riperwâlden, circa 40 meter oostelijk van de hoek Riperwâlden / Feandistrikt.
  • 3. Bij nieuwbouw in het plangebied een secundaire bluswatervoorziening te voorzien (bijv. een blusvijver of open water).
  • 4. Bij toekomstige ontwikkelingen voor doodlopende straten een tweede onafhankelijke route te creëren of de doodlopende wegen uit te voeren overeenkomstig de informatie onder 'Bereikbaarheid ' in deze brief.

Reactie:

Naar aanleiding van opmerking 1, hebben wij het verzoek om advies voorgelegd aan het Bureau Externe Veiligheid Fryslân. In hun advies van 1 juni 2016 hebben zij vastgesteld dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de haalbaarheid van voorliggend plan. Omdat slechts één woning in het invloedsgebied van het groepsrisico ligt hoeft het groepsrisico niet verder te worden verantwoord en hoeft geen verdere toetsing aan het Bevb plaats te vinden. Het volledige advies is opgenomen in bijlage 3 bij deze toelichting.

Voor het overige zijn de opmerkingen van de brandweer zijn ter kennisgeving aangenomen. Bij eventuele nieuwe ontwikkelingen in het plan zal rekening worden gehouden met het advies van de brandweer.

Ad 4. N.V. Nederlandse Gasunie

De Gasunie heeft per mail van 29 februari 2016 aan het plan te hebben getoetst waaruit blijkt dat het plangebied buiten de 1% letaliteitsgrens van de dichtstbijzijnde leiding te liggen. Er is voor de Gasunie dan ook geen aanleiding om een reactie te plaatsen.

Reactie:

De reactie is ter kennisgeving aangenomen.

5.2 Eindverslag Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan “Tijnje Kom” heeft, op grond van de Algemene inspraakverordening Opsterland 2006, gedurende een termijn van 6 weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode konden burgers, organisaties e.d. hun reactie op het voorontwerpbestemmingsplan kenbaar maken. Er is één inspraakreactie ingediend, waarvan de uitkomsten zijn verwerkt in het bestemmingsplan. De gemeentelijke reactie is verwerkt het Eindverslag Inspraak, zoals dat is opgenomen in bijlage 5 bij deze toelichting.