Plan: | Terwispel Kom |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0086.14BPKom-0301 |
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de dorpskom van Terwispel in de gemeente Opsterland. Met dit bestemmingsplan wordt een actuele juridisch-planologische regeling gegeven voor dit gebied.
De gemeente Opsterland is al een aantal jaren bezig de verouderde bestemmingsplannen voor de dorpen te actualiseren en te uniformeren. Daarbij wordt de gehele dorpskom (en eventuele uitbreiding daarvan) in één keer voorzien van een nieuwe en uniforme planologische regeling. Dit actualisatieprogramma is vastgelegd in het door de gemeenteraad vastgestelde “Jaarverslag ruimtelijke plannen 2004 en programma 2005”. Dit programma is in het voorjaar van 2015 geactualiseerd in het “verslag bestemmingsplannen 2014 en programma 2015”. Voor een aantal dorpen is deze actualisatie inmiddels gereed. Nu is Terwispel aan de beurt in dit actualisatieprogramma.
Begrenzing plangebied
De dorpskom van Terwispel vormt het plangebied. De begrenzing is hierbij afgestemd op logische geografische begrenzingen en de begrenzing van het bestemmingsplan "Buitengebied". In het dorp is sprake van een ontwikkeling die door middel van een eigen bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. Dit is het bestemmingsplan "Terwispel - Smidte, dorpshuis en plein" (ontwerpfase) en blijft buiten het plangebied van dit bestemmingsplan. In onderstaande afbeelding is de ligging en begrenzing van het plangebied aangegeven.
De ligging en begrenzing van het plangebied
Geldende regelingen
Dit bestemmingsplan heeft tot doel om een actuele juridisch-planologische regeling te geven voor het plangebied. Daarmee herziet dit plan de volgende juridische regelingen:
De twee laatstgenoemde plannen zijn nog van kracht op een klein deel aan de zuidzijde van het plangebied, dat onder de geluidzone van het bedrijventerrein Overtoom ligt.
Deze toelichting is opgezet als een objectgerichte toelichting. Dit betekent dat elke bestemming afzonderlijk wordt toegelicht. Op deze manier is vanuit de bestemming op de verbeelding net als bij de regels al het geval was, een directe link gelegd met zowel de toelichting. Deze opzet is bepaald door de digitale opzet van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 2 staat een beschrijving per bestemming (object). Dit hoofdstuk beschrijft per object de uitgangspunten van de juridische regeling en de basisinformatie die daaraan ten grondslag ligt, in dit plangebied de huidige situatie en beleid. Tot slot zijn per bestemming links naar verdere achtergrondinformatie opgenomen. De omgevingsaspecten zijn in een eigen hoofdstuk (hoofdstuk 3) opgenomen. De omgevingsaspecten zijn niet per object aan te geven, maar zijn voor grotere delen van het plangebied geldig. In dat hoofdstuk wordt ingegaan op de voor het plangebied van belang zijnde aspecten. Waar nodig zijn in dit hoofdstuk links opgenomen naar uitgevoerde onderzoeken. Hoofdstuk 4 gaat globaal in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid, waaronder de grondexploitatie. Hoofdstuk 5 geeft een samenvatting van de op het voorontwerpbestemmingsplan ingediende overleg- en inspraakreacties en de gemeentelijke reactie daarop. Daarbij geeft het hoofdstuk inzicht in de mogelijke wijzigingen vanuit overleg en inspraak op dit bestemmingsplan.
In dit hoofdstuk volgt, per bestemming, een toelichting op die bestemming. Bij iedere bestemming zijn ook de belangrijkste uitgangspunten van de bestemmingsregeling opgenomen. In veel gevallen is de basis van de uitgangspunten de huidige situatie en/of het geldende beleid. Ook deze worden daarom per bestemming kort genoemd. Wanneer mogelijk en nodig zijn links naar achtergrondinformatie opgenomen.
De bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' maakt de het gebruik van gronden voor agrarische cultuurgrond en de daarbij horende bebouwing mogelijk.
Functionele mogelijkheden
Zoals de naam van de bestemming zegt is de bestemming bedoeld voor agrarische cultuurgronden (hoofdfunctie). Voor een optimaal functioneren van de hoofdfunctie zijn ook andere functies mogelijk. Daarbij kan gedacht worden aan sloten, nodig voor de waterhuishouding rond de agrarische gronden (meestal weilanden), en paden, nodig voor de ontsluiting van de weilanden. Wanneer een andere functie afwijkt van aan het agrarische gebruik aanverwante functies, dan is deze specifiek aangeduid en geregeld. Het toestaan van meerdere functies naast de hoofdfunctie geeft bovendien de nodige flexibiliteit in het gebruik van de gronden. Bij de functionele mogelijkheden wordt altijd het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden nagestreefd.
Bouwmogelijkheden
Gebouwen zijn in deze bestemming niet toegestaan. In de hele bestemming is het mogelijk om erf- en terreinafscheidingen met een maximale bouwhoogte van 2,00 meter te bouwen. Daarnaast zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijn, mogelijk tot een maximale hoogte van 3,00 meter. Hieronder vallen onder meer bruggen, deze kunnen nodig zijn voor de bereikbaarheid van de agrarische cultuurgronden. Een uitzondering hierop wordt gemaakt voor de bij de ijsbaan nodige lichtmasten. Deze mogen maximaal 10 meter hoog worden, zodat ze het optimaal functioneren van de ijsbaan stimuleren.
Flexibiliteitsbepaling
In de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt een deel van de gronden met deze bestemming te wijzigen. Het gebied waar dit mogelijk is gemaakt, is specifiek aangeduid. De wijziging is niet op alle agrarische gronden gewenst. De mogelijke toekomstplannen voor Kolderveen vormen de basis voor de wijzigingsbevoegdheid. Voor deze ontwikkelingen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, omdat deze ontwikkelingen niet per se binnen de planperiode gerealiseerd worden. Aan de wijzigingsbevoegdheid zijn toetsingscriteria verbonden, waaraan de wijziging moet voldoen.
Uitgangspunten huidige situatie
Uitgangspunten beleid
Huidige situatie
Het dorp is vrijwel overal omgeven door agrarische gronden, vooral in gebruik als weiland (veeteelt). Op verschillende plaatsen binnen het plangebied zijn agrarische gronden aanwezig, dit is vooral aan de noordzijde van de bebouwing aan de De Streek het geval. Deze sluiten aan op percelen in het landschap buiten het plangebied. De gronden bestaan hoofdzakelijk uit grasland, dat gebruikt wordt als weidegrond en hooiland. Het gebruik is extensief. Het perceel bij het dorpshuis wordt in de winter onder water gezet voor een natuurijsbaan.
Beleid
Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.
De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.
Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. De agrarische gronden binnen de bebouwde kom kunnen te maken hebben met de historie van het gebied. In die gevallen is speciale aandacht ervoor van belang. Bij de agrarische gronden in dit bestemmingsplan is dit niet het geval. Dit beleid geeft geen concrete uitgangspunten voor deze bestemming.
In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen die ingrijpende gevolgen hebben voor de ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische veranderingen, veranderingen op het gebied van inkomen, zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische veranderingen, zoals internet, social media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast hebben de stagnerende economie, de krimp en de beperkte gemeentelijke middelen eveneens ingrijpende gevolgen voor de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.
In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Op de westelijke agrarische gronden in het plangebied geldt het welstandsgebied 'buitengebied (open landschap). Voor het agrarisch perceel aan het Kolderveen geldt daarbij 'uitbreiding woongebied (nader te bepalen en in aansluiting op gebiedsbeschrijving nieuwbouw seriematig en individueel)'. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.
De bestemming 'Bedrijf' maakt het gebruik van gronden voor de individueel aanwezige bedrijven in het plangebied en de daarbij horende bebouwing mogelijk.
Functionele mogelijkheden
Het uitgangspunt is om de bestaande individuele bedrijven in het plangebied te regelen. Individuele bedrijven met milieucategorieën 1 en 2 zijn in deze bestemming bij recht toegestaan. Door deze lage milieucategorie toe te staan, wordt (grote) milieuhinder voor de omgeving voorkomen.
Enkele bedrijfsfuncties zijn bij recht specifiek toegestaan, bijvoorbeeld de verffabriek, die qua milieucategorie zwaarder is dan de standaard toegestane bedrijven of niet in de bedrijvenlijst is opgenomen. Andere bedrijven zijn specifiek uitgesloten. Voorbeelden daarvan zijn geluidzoneringsplichtige inrichtingen, vuurwerkbedrijven en risicovolle inrichtingen. Hierdoor ontstaat geen grotere gevaarzettende situatie en/of overlast voor de omgeving.
Andere, voor het bedrijf van belang zijnde voorzieningen, zoals een bedrijfswoning, wegen, erven en parkeervoorzieningen zijn ook mogelijk binnen de bestemming. Hierdoor is een maximale flexibiliteit in het gebruik van de gronden voor het bedrijf mogelijk.
Bouwmogelijkheden
Binnen de bestemming zijn de volgende gebouwen en bouwwerken toegestaan: bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen moeten in het bouwvlak worden gebouwd. De bouwmogelijkheden voor de gebouwen zijn deels op de ruimtelijke verbeelding en deels in de regels bij de bestemming opgenomen. Het is op de verbeelding opgenomen, omdat voor de verschillende percelen geen eenduidige regeling in de regels opgenomen kan worden. Dit heeft te maken met de diversiteit van de bebouwing. Met de regels blijft het bestaande beeld in ieder geval gehandhaafd, maar is geringe uitbreiding ook mogelijk.
Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen is een specifieke regeling opgenomen. Deze bouwwerken horen functioneel nadrukkelijk meer bij de bedrijfswoning dan bij het bedrijf. De functie van de bouwwerken komt ruimtelijk tot uiting in een kleinere schaal dan de bedrijfsgebouwen. Er is een onderscheid gemaakt tussen aangebouwde en vrijstaande bouwwerken, in verband met het ruimtelijk beeld bij de bedrijfswoning. In de regels is een erfbebouwingsregeling opgenomen die aansluit bij de regeling voor burgerwoningen.
Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter.
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 10,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten en lichtmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.
Flexibiliteitsbepalingen
Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden en een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Hierbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouw- en gebruiksregels van de bestemming. Het gaat onder meer om afwijking voor het in geringe mate bouwen buiten het bouwvlak. Of voor het gebruik van bestaande bebouwing voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.
Een wijzigingsbevoegdheid is daarnaast opgenomen om het mogelijk te maken de aanduiding voor de verffabriek te verwijderen. Wanneer de verffabriek niet meer in functie is, kan het college met deze wijzigingsbevoegdheid de aanduiding verwijderen. De bedrijfsbestemming blijft daarbij gehandhaafd, maar staat niet meer bedrijven met een dergelijke zware milieucategorie toe.
Uitgangspunten huidige situatie
Uitgangspunten beleid
Uitgangspunten omgevingsaspecten
Huidige situatie
Op enkele plaatsen in het plangebied is sprake van individuele bedrijven, onder andere de verffabriek aan de Hellingwâl. Dergelijke bedrijven hebben zich lange tijd geleden in de bebouwde kom gevestigd en zijn daar - waar mogelijk - gegroeid en uitgebreid. Bij de bedrijven is vaak een (inpandige) bedrijfswoning aanwezig. De maatvoering van de bedrijfsbebouwing is afgestemd op de functie ervan.
Beleid
Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.
De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.
Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten.
Terwispel is in de verordening aangewezen als 'overige kern'. Voor deze bestemming is van belang dat daarbij geldt dat in een ruimtelijk plan voor een overige kern niet zijn toegestaan:
Deze bestemming biedt een nieuwe regeling voor een bestaande situatie met betrekking tot bedrijven. In de regeling hiervoor is rekening gehouden met de provinciale verordening en het beleid.
In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen die ingrijpende gevolgen hebben voor de ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische veranderingen, veranderingen op het gebied van inkomen, zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische veranderingen, zoals internet, social media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast hebben de stagnerende economie, de krimp en de beperkte gemeentelijke middelen eveneens ingrijpende gevolgen voor de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.
In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.
In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Voor deze gronden in het plangebied gelden twee welstandsgebieden, namelijk 'bedrijventerrein' en 'lintbebouwing', afhankelijk van de omgeving waar de bedrijven gevestigd zijn. De in het bestemmingsplan opgenomen regels zijn niet in strijd met de voor deze gebieden geldende gebiedscriteria uit de welstandsnota.
De bestemming "Bos" maakt het gebruik van gronden voor bebossing en de daarbij horende voorzieningen mogelijk.
Functionele mogelijkheden
De hoofdfunctie van de bestemming is bos en bebossing. Extensief recreatief medegebruik is belangrijk en daarom ook bij recht in deze bestemming toegestaan. Om het recreatief medegebruik mogelijk te maken zijn paden, waterlopen andersoortige bijbehorende voorzieningen ook mogelijk. Naast deze functies is ook het behoud van de natuurfunctie van belang in relatie tot de aanwijzing van de gronden als Ecologische Hoofdstructuur.
Bouwmogelijkheden
Gebouwen zijn in deze bestemming niet toegestaan. In de hele bestemming is het wel mogelijk om erf- en terreinafscheidingen met een maximale bouwhoogte van 2,00 meter te bouwen. Deze afscheidingen zijn bijvoorbeeld nodig voor de veiligheid. Daarnaast zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk tot een maximale hoogte van 3,00 meter. Hieronder vallen onder meer kleinschalige bouwwerken als palen en masten.
Uitgangspunten huidige situatie
Uitgangspunten beleid
Uitgangspunten omgevingsaspecten
Het behoud van de bosgebieden als zodanig is van belang. Dit komt voort uit wet- en regelgeving;
Huidige situatie
Op verschillende plaatsen zijn in het dorp enkele bosgebieden aanwezig. Daarbij zijn kleinschalige waterlopen en -partijen aanwezig. De gebieden zijn extensief recreatief te gebruiken, onder meer via de aangelegde wandelpaden. Het behoud van het bosgebied is wenselijk vanuit natuurwet- en regelgeving.
Bebouwing is binnen de bestemming niet aanwezig en niet gewenst. Hekwerken en andersoortige terreinafscheidingen zijn al wel aanwezig. Op sommige plaatsen zijn deze nodig voor de bescherming van de gebruikers van het gebied en om ongewenste activiteiten te voorkomen.
Beleid
Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.
De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.
Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. De gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor het behoud van het bos. Dat bos is typerend voor het landschap ter plaatse. De bestemming is dan ook gericht op het behoud van dit landschap. Daarnaast zijn de gronden aangewezen als ecologische hoofdstructuur, hierover staat meer in paragraaf 3.3.
In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen die ingrijpende gevolgen hebben voor de ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische veranderingen, veranderingen op het gebied van inkomen, zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische veranderingen, zoals internet, social media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast hebben de stagnerende economie, de krimp en de beperkte gemeentelijke middelen eveneens ingrijpende gevolgen voor de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.
In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.
In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Voor deze gronden in het plangebied gelden de welstandsgebieden "buitengebied (open landschap)" en "nieuwbouw individueel". De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.
De bestemming 'Groen' maakt het gebruik van gronden voor ruimtelijk en/of functioneel structurerende groenvoorzieningen en de daarbij horende bebouwing mogelijk.
Functionele mogelijkheden
In relatie tot het doel zijn groenvoorzieningen en bebossing toegestaan. Daarbij gaat het dus om zowel lagere groenvoorzieningen (grasvelden) als opgaande vormen (bomen / bosjes). Naast de groenvoorzieningen zijn ook veelvoorkomende bijbehorende functies toegestaan. Daarbij gaat het om wegen, paden en speelvoorzieningen.
Ondergeschikt zijn binnen de bestemming onder meer waterlopen en -partijen, in- en uitritten en parkeervoorzieningen toegestaan. Door dit soort functies bij recht toe te staan, ontstaat flexibiliteit en uitwisselbaarheid in het plan. Wanneer in de bestaande situatie blijkt dat een dergelijke voorziening – in ondergeschikte mate – al binnen de bestemming aanwezig is, dan is de functie niet in strijd met de bestemming.
Bouwmogelijkheden
Gebouwen zijn in deze bestemming niet toegestaan. In de hele bestemming is het wel mogelijk om bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen. Hierbij zijn erf- en terreinafscheidingen met een maximale bouwhoogte van 2,00 meter toegestaan. Daarnaast zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijn, mogelijk tot een maximale hoogte van 3,00 meter. Hieronder vallen onder meer kleinschalige bouwwerken als palen en masten.
Uitgangspunten huidige situatie
Uitgangspunten beleid
Mogelijkheden bieden voor het behoud, het herstel en de versterking van de bestaande groenstructuren.
Huidige situatie
De gronden met deze bestemming hebben vooral een ruimtelijk belang voor de omgeving waarin zij liggen. Dit zijn groenstructuren die in belangrijke mate het ruimtelijk beeld van een deel van het dorp bepalen. De ruimtelijke verschijningsvorm van het groen is niet overal gelijk, dit is afhankelijk van de functie en de ontwikkelingsgeschiedenis van het groen. Er is sprake van grasland, struweel en bebossing. Het groen kan gebruikt worden, omdat er in veel gevallen paden in aangelegd zijn en straatmeubilair geplaatst is. In een enkel geval worden de groene veldjes gebruikt als trapveldjes en/of speelterreintjes, bijvoorbeeld aan de Visserwei.
Beleid
Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.
De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.
Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. Met betrekking tot het groen geeft de visie geen concrete aanwijzingen. De verordening stelt vooral eisen aan cultuurhistorisch waardevolle elementen en kenmerkende landschapstypen. Deze kenmerkende landschapstypen zijn binnen het plangebied niet aangewezen. Het beleid heeft geen invloed op deze bestemming.
In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen die ingrijpende gevolgen hebben voor de ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische veranderingen, veranderingen op het gebied van inkomen, zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische veranderingen, zoals internet, social media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast hebben de stagnerende economie, de krimp en de beperkte gemeentelijke middelen eveneens ingrijpende gevolgen voor de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.
In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.
De bestemming 'Horeca' regelt het gebruik en de bebouwing van de horecavoorzieningen die niet opgenomen zijn in andere bestemmingen.
Functionele mogelijkheden
Op de gronden en in de gebouwen binnen deze bestemming zijn horecabedrijven in de categorieën A t/m D en F toegestaan. Categorie A staat voor lichte horecabedrijven en categorie F voor de zwaarste vorm:
Horecabedrijven categorie E (discotheek of nachtclub) komen niet voor en zijn bovendien niet wenselijk in het plangebied.
Het bedrijf is qua functie vastgelegd op de bestaande locatie, met dien verstande dat de hoogste categorie (meest milieubelastende functie) bepalend is voor de toegestane functies. Zo mag ter plaatse van een horecabedrijf categorie D, ook een horecabedrijf uit categorie A, B of C worden gevestigd.
Andere, bij de toegestane functies horende voorzieningen, zijn ook mogelijk binnen de bestemming. Daarbij gaat het om onder meer groenvoorzieningen, wegen en parkeervoorzieningen. Door dit mogelijk te maken kunnen de gronden en gebouwen maximaal benut worden voor de hoofdfunctie.
Bouwmogelijkheden
Binnen de bestemming zijn bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen, overkappingen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
De bouw van een gebouwen, bedrijfswoningen en overkappingen is alleen toegestaan wanneer deze ten dienste zijn van een of meerdere van de toegestane functies binnen de bestemming. Bovendien is een gebouw alleen binnen het bouwvlak mogelijk. Zo kan de bestaande situatie gehandhaafd blijven. De bouwmogelijkheden zijn in de ruimtelijke verbeelding aangeduid en in de regels geregeld. Dit is gedaan vanwege het specifieke ruimtelijke beeld van de gebouwen.
Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen is een specifieke regeling opgenomen. Deze bouwwerken horen functioneel nadrukkelijk meer bij de bedrijfswoning dan bij het bedrijf. De functie van de bouwwerken komt ruimtelijk tot uiting in een kleinere schaal dan de bedrijfsgebouwen. Er is een onderscheid gemaakt tussen aangebouwde en vrijstaande bouwwerken, in verband met het ruimtelijk beeld bij de bedrijfswoning. In de regels is een erfbebouwingsregeling opgenomen die aansluit bij de regeling voor burgerwoningen.
Daarnaast is de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten en lichtmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.
Flexibiliteitsbepalingen
Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Hierbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouwregels van de bestemming. Het gaat onder meer om afwijking voor een geringe uitbreiding van het gebouw buiten het bouwvlak. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.
Uitgangspunten huidige situatie
Uitgangspunten beleid
Uitgangspunten omgevingsaspecten
Huidige situatie
In Terwispel is aan De Streek een horecabedrijf aanwezig. Het gaat daarbij om café Spaltenbrêge. Naast een café is het ook mogelijk om ruimtes te huren voor bijeenkomsten en feesten. De bebouwing voegt zich in de lintbebouwing er omheen en bestaat uit één bouwlaag met een kap. Bij het pand zijn geen aan- en uitbouwen aanwezig. Het parkeren voor het café kan plaatsvinden aan de voorzijde van het pand.
Beleid
Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.
De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.
Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. Met betrekking tot de horeca stellen de visie en verordening geen specifieke regels. Deze hebben dan ook geen invloed op deze bestemming.
In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen die ingrijpende gevolgen hebben voor de ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische veranderingen, veranderingen op het gebied van inkomen, zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische veranderingen, zoals internet, social media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast hebben de stagnerende economie, de krimp en de beperkte gemeentelijke middelen eveneens ingrijpende gevolgen voor de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.
In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.
In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Voor deze gronden in het plangebied geldt het welstandsgebied "lintbebouwing". De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.
De bestemming 'Maatschappelijk' maakt de het gebruik van gronden voor maatschappelijke voorzieningen en de daarbij horende bebouwing mogelijk.
Functionele mogelijkheden
In de bestemming zijn maatschappelijke voorzieningen mogelijk. Daarbij gaat het onder meer om algemene maatschappelijke voorzieningen zoals onderwijs. Ondergeschikte, voor de hoofdfunctie van belang zijnde functies als parkeervoorzieningen en sport- en speelterreinen, zijn ook bij recht mogelijk. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk. Door middel van de specifieke gebruiksregels zijn de functies detailhandel en horeca binnen deze bestemming uitgesloten. Detailhandel en horeca die ten dienste staat van de maatschappelijke functie is wel toegestaan.
Bouwmogelijkheden
Binnen de bestemming zijn de gebouwen en overkappingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
De gebouwen en overkappingen mogen binnen het op de ruimtelijke verbeelding aangeduide bouwvlak worden gebouwd. De toegestane afmetingen zijn zowel op de ruimtelijke verbeelding als in de regels aangegeven. Dit heeft te maken met de verscheidenheid in hoofdvorm en afmeting van de verschillende maatschappelijke voorzieningen in het plangebied.
Daarnaast zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Het gaat bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten en lichtmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.
Flexibiliteitsbepalingen
Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden en een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
Bij de afwijkingsmogelijkheden gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouwregels van de bestemming. Het gaat onder meer om afwijking voor het in geringe mate bouwen buiten het bouwvlak. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.
Bij de wijzigingsbevoegdheid gaat het om de mogelijkheid voor de uitbreiding van de hoofdfunctie, met dienstverlenende bedrijven en/of instellingen en bijzondere woonvormen. Ook daarbij zijn voorwaarden aangegeven waaraan voldaan moet worden. Een specifieke voorwaarde betreft de toetsing aan de geluidsbelasting, wanneer nieuwe geluidgevoelige objecten worden gerealiseerd. Deze wijzigingsbevoegdheid geldt voor alle gronden met deze bestemming.
Uitgangspunten huidige situatie
Uitgangspunten beleid
Huidige situatie
Het dorp kent enkele maatschappelijke voorzieningen; waaronder een kerk, een basisschool en een dorpshuis. Het dorpshuis buiten het plangebied, hiervoor wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld. De kerk ligt aan De Streek op enige afstand buiten het plangebied. In het plangebied is vooral sprake van vrij van elkaar staande maatschappelijke voorzieningen. De ruimtelijke verschijningsvorm van een gebouw met een maatschappelijke functie is bepaald door het gebruiksfunctie ervan. Waar het gaat om de school is vooral sprake van hoofdgebouwen van één bouwlaag, met een plat dak. Het dorpshuis is een multifunctioneel gebouw waarin bijvoorbeeld ook kleedruimten voor de voetbalvereniging aanwezig zijn. Het gebouw (één bouwmassa) bestaat uit één bouwlaag met een hogere kap. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn in alle gevallen ondergeschikt aan het hoofdgebouw.
Beleid
Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.
De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.
Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten.
Terwispel is in de verordening aangewezen als 'overige kern'. Voor deze bestemming is van belang dat daarbij geldt dat in een ruimtelijk plan voor een overige kern niet zijn toegestaan:
Deze bestemming biedt een nieuwe regeling voor een bestaande situatie met betrekking tot bedrijven. In de regeling hiervoor is rekening gehouden met de provinciale verordening en het beleid.
In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen die ingrijpende gevolgen hebben voor de ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische veranderingen, veranderingen op het gebied van inkomen, zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische veranderingen, zoals internet, social media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast hebben de stagnerende economie, de krimp en de beperkte gemeentelijke middelen eveneens ingrijpende gevolgen voor de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.
In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.
In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Deze gronden in het plangebied vallen onder verschillende het welstandsgebieden. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.
De bestemming "Sport" maakt de het gebruik van gronden voor sportvoorzieningen en de daarbij horende bebouwing mogelijk.
Functionele mogelijkheden
De bestemming is bedoeld voor sport- en speelterreinen, daarbij gaat het om zelfstandige sport- en speelterreinen. Het sportterrein bij het dorpshuis aan de Smidte is een dergelijk terrein. Daarnaast is geregeld dat de gebouwen, ten behoeve van de hoofdfunctie en voor de recreatie, zijn toegestaan.
Ondergeschikte functies, die van belang zijn voor de hoofdfunctie zijn ook toegestaan. Daarbij gaat het om onder meer wegen en paden, parkeervoorzieningen en waterlopen en -partijen. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.
Bouwmogelijkheden
Binnen de bestemming zijn de gebouwen voor onderhoud en beheer en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
De gebouwen mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden gebouwd. In de regels is het maximum aantal m² bepaald dat mag worden bebouwd en is de maximum bouwhoogte opgenomen. Deze is gebaseerd op de huidige situatie.
Daarnaast zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Hieronder vallen onder andere lichtmasten en ballenvangers.
De lichtmasten en ballenvangers hebben vooral een doel bij de sportvoorzieningen. Deze bouwwerken mogen hoog worden, namelijk 20,00 en 10,00 meter hoog. Dit is gebaseerd op de werkelijke maten van dergelijke bouwwerken.
Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijn, mogelijk tot een maximale hoogte van 5,00 meter. Hieronder vallen onder meer vlaggenmasten, maar ook erf- en terreinafscheidingen.
Uitgangspunten huidige situatie
Uitgangspunten beleid
Huidige situatie
Achter het dorpshuis aan de Smidte is sprake van een sportveldencomplex. Het gaat daarbij om voetbalvelden en tennisvelden. De kleedruimten en kantine hierbij zijn opgenomen in het dorpshuis. Bij de hoofdfunctie horende voorzieningen zijn aanwezig in de vorm van wandelpaden, parkeerterreinen en speelterreinen.
Op het sportterrein is sprake van enkele kleinere gebouwtjes. Dit zijn meestal schuurtjes waarin sportmateriaal opgeslagen is. Voor de functionaliteit van de sport- en recreatievoorzieningen zijn verschillende bouwwerken aanwezig. Daarbij horen onder andere de hekwerken rond de voorzieningen en de ballenvangers achter de goals op de voetbalvelden. Daarnaast zijn er ook (grotere) lichtmasten en vlaggenmasten die dienst doen voor de hoofdfuncties.
Beleid
Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.
De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.
Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kern kwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten.
Terwispel is in de verordening aangewezen als 'overige kern'. Met betrekking tot de recreatie en toerisme is het beleid gericht op een concentratie. De verordening stelt daarbij regels aan de mogelijkheden wanneer sprake is van uitbreiding van een recreatieve voorziening. De verordening is waar nodig en mogelijk vertaald in deze bestemming.
In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen die ingrijpende gevolgen hebben voor de ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische veranderingen, veranderingen op het gebied van inkomen, zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische veranderingen, zoals internet, social media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast hebben de stagnerende economie, de krimp en de beperkte gemeentelijke middelen eveneens ingrijpende gevolgen voor de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.
In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.
In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Voor deze gronden in het plangebied geldt het welstandsgebied "sport- en recreatiegebieden, parken en begraafplaatsen". De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.
De bestemming 'Verkeer - Verblijf' maakt de het gebruik van gronden voor de verkeers- en verblijfsfunctie en de daarbij horende bebouwing mogelijk.
Functionele mogelijkheden
De functies binnen deze bestemming zijn gericht op zowel de verkeers- als de verblijfsfunctie in het plangebied. Daarom zijn naast wegen en straten, voet- en rijwielpaden en parkeervoorzieningen bijvoorbeeld ook speelvoorzieningen overal in de bestemming mogelijk. Hierdoor komt de verblijfsfuncties naast de verkeersfunctie nadrukkelijk naar voren. Ondergeschikt zijn tuinen, erven, terreinen en nutsvoorzieningen mogelijk. Dit maakt geringe wijziging van begrenzingen van dergelijke functies bijvoorbeeld mogelijk.
Bouwmogelijkheden
In deze bestemming is de bouw gebouwen niet mogelijk. De bestemming biedt wel ruimte aan de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de in de bestemming toegestane functies. De bouwwerken die zijn toegestaan, zijn erf- en terreinafscheidingen en overige. Voor erf- en terreinafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 2,00 meter. Deze hoogte garandeert dat dergelijke afscheidingen voldoende bescherming en afscherming bieden. Overige bouwwerken mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Gedacht kan worden aan bouwwerken als lichtmasten, die nodig kunnen zijn voor de sociale veiligheid op en rond de wegen, voet- en rijwielpaden. Maar ook bouwwerken als bruggen, duikers en dammen zijn mogelijk in de bestemming.
Uitgangspunten bestaande situatie
Uitgangspunten beleid
Uitgangspunten omgevingsaspecten
Huidige situatie
Het grootste deel van de infrastructuur in het plangebied heeft naast de verkeersfunctie een nadrukkelijke verblijfsfunctie. Het gaat daarbij vooral om woonstraten/ erfontsluitingswegen, voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen. Enkele (kleinere) groenstroken, waterpartijen en/of waterlopen horen bij deze infrastructuur, bijvoorbeeld als scheiding tussen weg en fietspad. Op de woonstraten/ erfontsluitingswegen geldt een maximale snelheid van 30 km/uur, zodat de verblijfsfunctie gegarandeerd kan worden. Rondom deze infrastructuur zijn op sommige plaatsen bouwwerken, zoals hekwerken en lichtmasten, aanwezig. Deze dienen voor de sociale en verkeersveiligheid van de gebruikers van de infrastructuur.
Beleid
Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.
De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.
Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. In het plangebied zijn geen wegen aanwezig die opgenomen zijn in de verordening. Daarnaast zijn geen ontwikkelingen gepland die een wezenlijke invloed hebben op de verkeersstromen en -bewegingen over de bestaande infrastructuur. De verordening heeft geen invloed op de regeling van deze bestemming.
Verder geldt het beleid van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan (GVVP) 2010. In het GVVP 2010 wordt voor de wegen in het plangebied onderscheid gemaakt tussen (gebieds)ontsluitingswegen, verzamelwegen en woonstraten. De laatste twee vallen onder de erftoegangswegen.
De Streek is een doorgaande weg, maar valt binnen de bebouwde kom van Terwispel in het 30 km/uur gebied. Buiten de bebouwde kom is dit een 60 km/uur weg. De grens van de bebouwde kom ligt net binnen de grens van het plangebied. De Streek wordt een erfontsluitingsweg, net als de overige wegen in het plangebied. In het GVVP is aangegeven dat de ontsluitingswegen binnen de bebouwde kom zo veel mogelijk gaan vallen onder een 30km/uur zone. Dit is inmiddels gerealiseerd.
Voor parkeren in Terwispel is aangegeven dat rondom het dorpshuis en de sportvelden te weinig parkeerruimte aanwezig is en soms sprake is van overlast. Onderzoek wordt verricht naar de oplossing daarvan. Hiervoor zijn geen concrete plannen die geregeld kunnen worden in dit bestemmingsplan.
De beleidsuitgangspunten zijn vertaald in concrete maatregelen en plannen. Daarbij zijn algemene inrichtingseisen voor wegen en parkeren opgenomen. Deze maatregelen en inrichtingseisen zijn opgenomen in het Uitvoeringsplan GVVP 2010. Hierin is voor het plangebied geen concreet beleid aangegeven. Algemeen geldt dat bij de herinrichting van wegen de voorwaarden en inrichtingseisen vanuit het Uitvoeringsplan van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan 2010 aangehouden moeten worden.
In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen die ingrijpende gevolgen hebben voor de ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische veranderingen, veranderingen op het gebied van inkomen, zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische veranderingen, zoals internet, social media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast hebben de stagnerende economie, de krimp en de beperkte gemeentelijke middelen eveneens ingrijpende gevolgen voor de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.
In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.
De bestemming 'Water' maakt het gebruik van gronden voor een waterlopen en/of waterpartijen en de daarbij horende bebouwing mogelijk.
Functionele mogelijkheden
In eerste instantie vallen onder de bestemming de waterlopen en -partijen, bermen en beplanting in het plangebied. Ondergeschikt zijn andere functies mogelijk, bijvoorbeeld groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen. Dagrecreatief medegebruik van de gronden binnen deze bestemming is ook toegestaan. Door deze functies bij recht toe te staan ontstaat flexibiliteit en uitwisselbaarheid binnen bestemmingen.
Bouwmogelijkheden
De bestemming biedt alleen ruimte aan de bouw van bouwwerken, voor de in de bestemming toegestane functies. De bouwwerken die zijn toegestaan, zijn erf- en terreinafscheidingen, oeverbeschoeiingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Steigers en daarmee vergelijkbare bouwwerken zijn binnen de bestemming niet toegestaan. Voor erf- en terreinafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 2,00 meter. Deze hoogte garandeert dat dergelijke afscheidingen voldoende bescherming en afscherming bieden. Oeverbeschoeiingen mogen een hoogte hebben van maximaal 0,40 meter. Door beschoeiingen van deze hoogte toe te staan, kan bijvoorbeeld verzakking van oevers voorkomen worden. Overige bouwwerken mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Gedacht kan worden aan bouwwerken als bruggen, duikers en/of dammen.
Omgevingsvergunning
Een vorm van bescherming van de waterlopen en -partijen is het openhouden ervan. Om die reden is het dempen van waterlopen en -partijen gebonden aan een omgevingsvergunning. Zonder vergunning kunnen deze werken en/of werkzaamheden niet worden uitgevoerd. Bovendien kan een dergelijke vergunning alleen verleend worden wanneer aangetoond wordt dat aan de voorwaarden en toetsingscriteria kan worden voldaan.
Uitgangspunten huidige situatie
Uitgangspunten omgevingsaspecten
Huidige situatie
Het plangebied heeft meerdere watergangen en -partijen. Deze zijn in eerste instantie van belang voor de ruimtelijke structuur van de deels landelijke en deels bebouwde omgeving. Daarnaast hebben de watergangen en -partijen een functioneel belang voor de waterhuishouding. De watergangen in het plangebied hebben verschillende afmetingen, van smallere sloten tot een bredere vaart. De Nije Feart is in Terwispel de grootste watergang. De Streek gaat over dit water heen door middel van een ophaalbrug.
Beleid
Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.
De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.
Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. In de verordening is een regeling opgenomen voor vaarwegen met een CEMT-klasse. Deze zijn in het plangebied niet aanwezig. De verordening is niet van toepassing op deze bestemming.
In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen die ingrijpende gevolgen hebben voor de ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische veranderingen, veranderingen op het gebied van inkomen, zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische veranderingen, zoals internet, social media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast hebben de stagnerende economie, de krimp en de beperkte gemeentelijke middelen eveneens ingrijpende gevolgen voor de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.
In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.
Voor de gemeente is daarnaast specifiek waterbeleid vastgesteld; het Waterplan Opsterland 2008-2011 “Wetter yn 'e Wâlden” en het daarbij horende Maatregelenplan. Vanuit dit beleid wordt waarde gehecht aan schoon water, voldoende water en veiligheid. Deze drie thema's hebben raakvlakken met de ruimtelijke ordening. Vooral de thema's schoon water en voldoende water.
Bij 'schoon water' is het beleid gericht op de realisatie van natuurvriendelijke oevers voor de grotere wateren. De natuurlijke oevers vormen een buffer voor van de omliggende wegen afstromend, mogelijk vervuild, regenwater.
Bij 'voldoende water' is het beleid gericht op de trits 'vasthouden, bergen, afvoeren', om op die manier wateroverlast te voorkomen. Bij nieuwe ontwikkelingen laat de gemeente in het vervolg het aspect water nadrukkelijk meewegen. Het waterschap wordt daarom vroegtijdig bij de planvorming betrokken.
De bestemming 'Wonen' maakt het gebruik van gronden voor woonhuizen (eengezinswoningen) en de daarbij horende bebouwing mogelijk.
Functionele mogelijkheden
Alle functies die bij de functie wonen horen, worden in deze bestemming mogelijk gemaakt. Allereerst gaat het om eengezins woonhuizen, deze vormen de hoofdfunctie, met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Een combinatie met een ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep is mogelijk.
Ondergeschikt zijn onder andere woonstraten, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen mogelijk. Hierdoor is uitwisseling tussen functies mogelijk, wat de nodige flexibiliteit biedt.
Enkele functies zijn uitgesloten. Het gaat onder meer om de bewoning van vrijstaande bijgebouwen. Verder is het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca, detailhandel en bedrijvigheid strijdig, tenzij er een specifieke aanduiding voor een perceel geldt. Het gaat daarbij om functies die afwijken van hetgeen mogelijk is onder de regeling voor een aan-huis-verbonden beroep. Deze regeling is opgenomen in de specifieke gebruiksregels.
Bouwmogelijkheden
Binnen de bestemming zijn de volgende bouwwerken mogelijk gemaakt: hoofdgebouwen, aan en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Algemeen geldt een regel voor de maximaal te bebouwen oppervlakte. Deze regel bepaalt dat de gezamenlijke oppervlakte van alle bouwwerken, maximaal 50% van het bouwperceel mag zijn. Het bouwperceel is in dit geval niet gelijk aan het bouwvlak (zie ook begrippen). Dit met uitzondering van die gevallen waarbij de totale oppervlakte van alle bouwwerken dit percentage overschrijdt. Deze algemene bouwregel biedt een richtlijn binnen de globale regeling, maar biedt ook flexibiliteit in de locatie en afmetingen van bouwwerken.
Voor de hoofdgebouwen geldt dat het in deze bestemming om woonhuizen gaat, omdat deze in ruimtelijk en functioneel opzicht de hoofdgebouwen op het perceel zijn. Deze moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Uitgegaan wordt daarbij van vrijstaande hoofdgebouwen, mits dit op de ruimtelijke verbeelding anders is aangeduid (maximum aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen).
Voor de hoofdgebouwen is geen maximale bouwdiepte aangegeven. Wel is een afstand tot de zijdelingse en achtererfgrens opgenomen, waar het hoofdgebouw minimaal vanaf gebouwd moet worden. Deze regels gelden niet op het moment dat in de bestaande situatie de genoemde afstanden al kleiner zijn, bijvoorbeeld bij rijen- en twee-onder-één-kap woningen. In die gevallen gelden de kleinere afstanden van de bestaande situatie.
De maatvoering van de hoofdgebouwen is in het hele plangebied erg divers. Het is daarom per bouwvlak aangeduid. Het gaat daarbij om de maximale goothoogte en minimale en maximale dakhelling per woongebied aangeduid.
Door deze bouwregels te hanteren kan de hoofdstructuur van een woongebied gehandhaafd blijven, maar zijn de plaatsing en afmetingen van de hoofdgebouwen vrijer dan voorheen.
Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen is een specifieke regeling opgenomen. Deze bouwwerken horen nadrukkelijk bij het hoofdgebouw, maar zijn daaraan ruimtelijk (aan- en uitbouwen en bijgebouwen) en functioneel (bijgebouwen) ondergeschikt. De ruimtelijke ondergeschiktheid komt in beginsel tot uitdrukking in de maatvoering ten opzichte van het hoofdgebouw (oppervlakte en/of hoogte). In bepaalde gevallen, zoals bij kleinere hoofdgebouwen, hoeft dit niet zo te zijn. Ook de positionering (achter het hoofdgebouw, of naast het hoofdgebouw maar naar achteren gerooid) of het materiaalgebruik kan de ruimtelijke ondergeschiktheid bepalen. Het gaat er vooral om dat het ruimtelijk en dus visueel waarneembaar is dat er sprake is van bebouwing die niet tot het (oorspronkelijke) hoofdgebouw behoort, maar wel deel uitmaakt van de bebouwing bij dat hoofdgebouw.
Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen is een maximale gezamenlijke oppervlakte opgenomen, uitgedrukt in vierkante meters (maximaal 100 m²) en in een percentage van het bouwperceel (50%). Met dit laatste wordt het volbouwen van kleine (achter)erven voorkomen.
Voor de goothoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen is een specifieke regeling opgenomen. Daarbij is gerefereerd aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw. Hetzelfde geldt voor de toegestane dakhelling, wanneer een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping wordt voorzien van een kap. Daardoor kan een dergelijk bouwwerk op een passende manier gebouwd worden aan het bestaande hoofdgebouw.
Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.
Flexibiliteitsbepalingen
In deze bestemming zijn regels opgenomen die het mogelijk maken - met een omgevingsvergunning - af te wijken van de bouw- en (specifieke) gebruiksregels. Afwijken kan alleen wanneer voldaan wordt aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de afwijkingsregels. Voorbeelden van mogelijke afwijkingen van de bouwregels zijn een lagere maximale dakhelling (bijvoorbeeld plat dak) en het bouwen van een hoofdgebouw achter de aangeduide rooilijn, tot een maximum van 5,00 meter. Een voorbeeld van een mogelijke afwijking van de gebruiksregels is het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning voor maximaal één huishouden, waarbij aangetoond is dat er sprake is van zorgbehoefte die tijdelijk van aard is. Hierdoor is het mogelijk om, door toepassing van een relatief korte planologische procedure, ruimte te bieden aan nieuwe ontwikkelingen op de gronden of in de gebouwen in deze bestemming.
De begrenzing van de woonbestemming is in principe afgestemd op de feitelijke situatie en de kadastrale grenzen. Het komt echter regelmatig voor dat delen van openbare gebiedjes die een openbare bestemming hebben (Groen of Verkeer - Verblijf) bij het erf van de woningen worden betrokken en dat er vanuit de bestaande ruimtelijk-functionele situatie geen bezwaar tegen bestaat. Het gaat bijvoorbeeld om 'snippergroen' dat door de gemeente wordt afgestoten en aan particulieren wordt verkocht. Planologisch is op dat moment echter nog geen sprake van een woonbestemming, waardoor de grond bij de woning niet in gebruik mag worden genomen als erf. Om die reden is een bevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt deze percelen te wijzigen naar een (onbebouwde) woonbestemming. Het toekennen van een woonbestemming mag niet leiden tot de bouw van extra woningen. De wijzigingsbevoegdheid is uitsluitend bedoeld voor het creëren van erf bij bestaande woningen wat de mogelijkheid biedt voor het realiseren van erfbebouwing. De vergroting van het woonperceel mag echter geen afbreuk doet aan de ruimtelijke bebouwingskarakteristiek van de omgeving.
Voorts is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die bij verdwijning van niet-woonfuncties kan worden toegepast om de daar geldende rechten weg te bestemmen.
Uitgangspunten huidige situatie
Uitgangspunten beleid
Uitgangspunten omgevingsaspecten
Huidige situatie
Het plangebied bestaat voor een groot deel uit woongebieden, de hoofdfunctie van het dorp is wonen. Er zijn verschillende deelgebieden in de woongebieden te onderscheiden, bijvoorbeeld het bebouwingslint (langs De Streek) en de meer planmatig gerealiseerde woonbuurten in de rest van het dorp.
De genoemde woongebieden zijn in verschillende perioden ontstaan en onderscheiden zich nadrukkelijk in de ruimtelijke structuur. De lintbebouwing kent bijvoorbeeld een afwisselend bebouwingsbeeld in hoofdvorm en afmetingen van de bebouwing. De lintbebouwing is niet planmatig aangelegd tot circa 1950. Op een enkele plaats staat meer recente bebouwing door een incidentele inbreiding. De rooilijn is in het bebouwingslint meer naar de brug over de Nije Feart dichter op de weg dan naar de randen van het plangebied.
Deze bestemming richt zich op de grondgebonden woningen in de verschillende woongebieden. De woningen zijn in het hele dorp verschillend in verschijningsvorm. Per planmatig opgezette buurt is meer uniformiteit in plaatsing, hoofdvorm en afmetingen van de hoofdgebouwen. Dit vertaalt zich onder meer in een vaste rooilijn of een vast ritme van bebouwing in het straatbeeld. Deze woongebieden zijn planmatig aangelegd vanaf circa 1950.
In de loop van de tijd hebben bewoners uitbreidingen gedaan bij de woningen, in de vorm van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. De gemeente Opsterland heeft in de meeste gevallen positieve medewerking aan dergelijke bouwwerken verleend en wil deze lijn doorzetten. Uiteraard worden de bouwwerken vanuit het Besluit omgevingsrecht ook bij de woningen toegestaan. Hiervoor is bij een bestemming een specifieke regeling gemaakt.
Bij woningen zijn, ook in dit plangebied, beroepen- en bedrijven-aan-huis gerealiseerd. Daarbij kan gaat het bijvoorbeeld om een architect of een kapsalon aan huis. De hoofdfunctie moet echter wonen blijven.
Beleid
Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.
De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.
Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. In de verordening zijn regels over inbreiding en uitbreiding van woningbouw aangegeven. Deze regels zijn gericht op een evenredige verdeling van de woningbouwcontingenten over de verschillende kernen. Van belang is dat een woningbouwplan opgenomen is in een (gemeentelijk) woonplan. De regels van de verordening hebben daarom invloed op deze bestemming. Hierna wordt ingegaan op de manier waarop de inbreiding en uitbreiding van woningbouw is opgenomen in de gemeentelijk structuurvisie en het woonplan.
In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen die ingrijpende gevolgen hebben voor de ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische veranderingen, veranderingen op het gebied van inkomen, zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische veranderingen, zoals internet, social media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast hebben de stagnerende economie, de krimp en de beperkte gemeentelijke middelen eveneens ingrijpende gevolgen voor de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.
In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.
Het Woonplan gemeente Opsterland is door de raad vastgesteld op 6 mei 2002. Het Woonplan betreft een visie op de ontwikkeling van de gehele woningvoorraad. De herstructureringsopgave en de voornemens voor nieuwbouw komen in het woonplan aan de orde. Het woonplan bevatte een woningbouwprogramma voor de periode 2000-2010.
Op 13 januari 2014 heeft de gemeenteraad het woningbouwprogramma 2008-2020 vastgesteld. Met dit woningbouwprogramma is rekening gehouden met de gemaakte regionale woningbouwafspraken tussen de provincie Fryslân en de regio zuidoost Fryslân (Heerenveen, Ooststellingwerf, Opsterland, Smallingerland en Weststellingwerf) voor de periode 2008-2020. In het kader van de woningbouwafspraken heeft Opsterland de afspraak dat er binnenstedelijk een vrije ruimte is voor het toevoegen van woningen (plafondloos bouwen).
In het woningbouwprogramma 2008-2020 is een planning voor woningbouw opgenomen voor de periode 2013-2020. Voor Terwispel wordt voor deze periode uitgegaan van een ambitie van een netto toename van het aantal woningen van 10. Deze woningen worden voorzien in het plan Kolderveen. Het is nog niet duidelijk wanneer de volgende fase van Kolderveen precies gerealiseerd wordt. Hiervoor is een passende regeling opgenomen.
In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Afhankelijk van het woongebied is een specifiek welstandsregime geldend. De welstandscriteria die horen bij het welstandsregime zijn gerelateerd aan de stedenbouwkundige en architectonische kenmerken van het betreffende woongebied. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.
De bestemming 'Waarde - Archeologie 2' biedt een regeling voor de bescherming en bijbehorende onderzoeksplicht voor archeologische waarden (zie paragraaf 3.4).
Functionele mogelijkheden
De gronden waarop deze bestemming ligt zijn, naast de gebruiksmogelijkheden van onderliggende bestemmingen, bedoeld voor de bescherming van de archeologische waarden in de gronden.
Bouwmogelijkheden
Om het doel van deze bestemming te halen is het, ongeacht de regels van de onderliggende bestemmingen, noodzakelijk om bij het bouwen over een grotere oppervlakte dan 500 m², archeologisch onderzoek te laten uitvoeren.
Omgevingsvergunning
Werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden mogen alleen uitgevoerd worden na het verkrijgen van een omgevingsvergunning. Het kan daarbij gaan om het ontgronden en afgraven van gronden. Hieraan zijn toetsingscriteria gekoppeld. Door een omgevingsvergunning op te nemen worden werken en werkzaamheden toegestaan. Door de criteria op te nemen kan getoetst worden of de archeologische waarden behouden kunnen blijven. De omgevingsvergunning is niet nodig voor normaal onderhoud en ingrepen over een oppervlakte van minder dan 500 m² en ondieper dan 50 cm.
Omgevingsaspecten
De huidige situatie en het beleid met betrekking tot archeologie zijn opgenomen in paragraaf 3.4.
In het plangebied is sprake van enkele aanduidingen die niet gebonden zijn aan één bestemming, maar over meerdere heen liggen. Bij dit plangebied is dit het geval met betrekking tot de 'geluidzone - industrie' rond het bedrijventerrein Overtoom / Tolbaas te Gorredijk dat het zuidelijk deel van het plangebied overschrijdt.
De bedrijventerreinen aan de noordzijde van Gorredijk zijn gezoneerd. Dit betekent dat rond deze terreinen een vaste geluidszone is vastgesteld. In de volgende afbeelding is de geluidzone rond het bedrijventerrein aangegeven, met in het rode vlakje het deel van Terwispel dat binnen de zone valt.
Geluidzonering bedrijventerrein 'Overtoom / Tolbaas'
Deze geluidzone is een ruimtelijke verbeelding van de geluidruimte die de bedrijven hebben. De zone is op de ruimtelijke verbeelding van het plan aangeduid als 'geluidzone - industrie'. Dit geldt alleen voor het gebied aan de zuidzijde van het plangebied. De regeling bij deze zone geeft garanties voor de voortzetting van de bedrijfsvoering van de aanwezige bedrijven. De geluidzone heeft invloed op de mogelijkheden voor de realisatie en/of uitbreiding van geluidgevoelige functies binnen de zone. De bestaande geluidgevoelige functies mogen worden doorgezet, uitbreiding van het aantal is niet mogelijk, omdat dit mogelijk de bedrijfsvoering van de bedrijvigheid op het gezoneerde terrein beperkt.
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de omgevingsaspecten. Deze omgevingsaspecten kunnen invloed hebben op de (on)mogelijkheid van gewenste ontwikkelingen in het plangebied. In dit hoofdstuk volgt daarom een korte beschrijving van de aanwezige en te verwachten (negatieve) effecten van de verschillende aspecten op het plangebied en haar functies.
Om inzicht te krijgen in potentiële hinder van bedrijven op het woongebied in het plangebied, wordt eerst gekeken naar de bedrijven en hun milieuzonering. Daarnaast en aan de hand van bedrijven en milieuzonering komen de milieuaspecten geluid, geur en bodem aan bod.
Het grootste deel van het plangebied bestaat uit woningen, deze hebben geen milieuzone. Wel kan de aanwezigheid van woningen effect hebben op aanwezige bedrijven en vice versa. In en direct om het plangebied zijn (agrarische) bedrijven aanwezig. Het gaat daarbij in eerste instantie om de verffabriek op de hoek van De Streek en de Hellingwal. Dit bedrijf heeft volgens de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering een categorie 4.1 met een grootste afstand voor hinder van 200 meter. Deze hinderzone is gebaseerd op geluid, geur en gevaar. Dit bedrijf levert voor de omgeving potentieel milieuhinder op, omdat binnen de genoemde afstand meerdere woningen aanwezig zijn. Hierbij is echter sprake van een al lang bestaande situatie. Dit bestemmingsplan laat geen nieuwe gevoelige functies binnen het plangebied toe. Daarnaast worden de bestaande planologische mogelijkheden voor het bedrijf overgenomen. Het bedrijf kan daarom blijven functioneren en de hinder op omliggende woningen neemt niet verder toe.
Verder zijn in het dorp een café, een school en een dorpshuis met sportvelden aanwezig. Hierbij gaat het overwegend om bedrijven met een categorieën 1 of 2. Dit zijn categorieën met een grootste afstand van respectievelijk 10 en 30 meter ten opzichte van een rustige woonwijk, of een rustig buitengebied. De genoemde categorieën blijven zijn maximaal mogelijk, om te voorkomen dat hinder op omliggende woningen ontstaat. Uitzondering hierop zijn bedrijven met een zwaardere categorie die al aanwezig zijn, deze worden specifiek aangeduid. De bedrijven met een hogere categorie kunnen in veel gevallen worden toegestaan, omdat dit een van oudsher gegroeide situatie is en de afstand tot woningen meestal voldoende groot is om overlast te voorkomen. Uitbreidingsplannen van de bedrijvigheid richting woonpercelen en woningen kunnen bij deze bedrijven alleen plaatsvinden wanneer aangetoond is dat de overlast voor de bewoners niet groter wordt.
In en rond het plangebied, bijvoorbeeld aan De Streek en het Kolderveen, zijn enkele (agrarische) bedrijven aanwezig die invloed kunnen hebben op andere functies in het plangebied. Het gaat daarbij vooral om (extensieve) veehouderijen. Deze hebben een categorie 3.2 met een richtafstand van 100 meter, gebaseerd op het aspect geur. Daarnaast zijn wettelijke afstanden (Wet geurhinder en veehouderijen) van toepassing die aangehouden moeten worden tussen een veehouderij en een geurgevoelig object (bijvoorbeeld woningen) binnen en buiten de bebouwde kom. Ook hierbij gaat het om een bestaande situatie die in dit nieuwe bestemmingsplan niet kan wijzigen. De uitbreidingsruimte van de bedrijven buiten het plangebied is in het daar geldende bestemmingsplan beperkt.
Bij het aspect geluid zijn industrielawaai en weg verkeerslawaai in dit plangebied een toetsingskader. Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie. Een wijziging van geluidhinder op bestaande gevoelige objecten wordt daarom niet verwacht. Mocht er sprake zijn van nieuwe ontwikkelingen, dan is in de meeste gevallen een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk.
Industrielawaai
Het bedrijventerrein Overtoom van Gorredijk ligt direct ten zuiden van Terwispel. Dit bedrijventerrein is een geluidgezoneerd terrein. Een deel van de geluidzone valt binnen het plangebied van dit bestemmingsplan. Het gaat daarbij om enkele woningen aan de Spaltenbrêge, zuidelijk in het dorp. Deze woningen kunnen gehandhaafd blijven, omdat het hier gaat om een bestaande situatie. De bestaande planologische rechten voor deze woningen worden overgenomen in dit bestemmingsplan. Een nadere uitleg over de geluidzone van dit terrein is opgenomen in paragraaf 2.12.1.
Wegverkeerslawaai
Negatieve effecten door weg verkeerslawaai zijn in de huidige situatie in het plangebied niet uit te sluiten. In het grootste deel van het plangebied zijn de wegen niet (wettelijk) zoneringsplichtig, dit zijn erftoegangswegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur. Daarnaast zijn in en rond het plangebied ook enkele wettelijk zoneringsplichtige wegen aanwezig. Dit zijn wegen waar een maximale snelheid van 50 km/uur of meer is toegestaan. Het gaat daarbij om onder meer om De Streek westelijk in het plangebied (60 km/uur). Akoestische onderzoeken zijn nodig op het moment dat met ontwikkelingen binnen de wettelijke zones langs deze wegen geluidsgevoelige objecten gerealiseerd kunnen worden. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidgevoelige objecten mogelijk gemaakt die binnen het effectgebied van een zoneringsplichtige weg liggen. Geluid van wegverkeer is wettelijk vastgelegd in de Wet geluidhinder.
Bodem is een belangrijk toetsingskader op het moment dat nieuwe ontwikkelingen spelen. Vooral bij nieuwe woningbouwontwikkelingen moet aangetoond worden dat woningen op bodem van voldoende kwaliteit worden gebouwd. Dit bestemmingsplan heeft als uitgangspunt de bestaande situatie te voorzien van een actuele regeling.
In planologische zin worden bij recht geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Voor de ontwikkelingen in het plangebied die bij recht zijn toegestaan zijn in veel gevallen al bodemonderzoeken uitgevoerd, of deze ontwikkelingen zijn dusdanig van aard dat onderzoek niet noodzakelijk is. Bij volledig nieuwe ontwikkelingen is in enkele gevallen een bodemonderzoek noodzakelijk, bijvoorbeeld bij de toevoeging van gevoelige objecten als woningen.
Het plangebied valt onder het beheer van het Wetterskip Fryslân, dat zorgdraagt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in het gebied en dat de grotere boezemwateren en sloten beheert, alsmede de waterkeringen, zoals geregeld in de Waterwet. Ook is het waterschap belast met het peilbeheer in het plangebied.
Voor de watergangen en waterpartijen in het plangebied geldt dat de bestaande situatie niet wijzigt. In eerste instantie gaat het om de hoofdwatergangen, als de Nije Feart. Daarnaast zijn het vooral kleinere watergangen als kavelsloten. Wanneer noodzakelijk wordt de waterhuishoudkundige en/of ruimtelijke functie specifiek bestemd in dit bestemmingsplan. Zo is de kwaliteit- en kwantiteitsfunctie van het water in het plangebied gewaarborgd.
Tot slot is in het plangebied een regionale waterkering aanwezig (langs de Nije Feart). Deze regionale waterkering is opgenomen in de Legger van het Wetterskip. Voor deze waterkering is het waterschapsbeleid van toepassing. Voor het bestemmingsplan worden hierin echter geen specifieke regelingen gevraagd.
Voor het plangebied is de watertoets verplicht, welke is uitgevoerd. Uit deze watertoets blijkt dat het plan geen invloed heeft op de waterhuishouding en de afvalwaterketen (geen waterschapsbelang). Verder overleg met Wetterskip Fryslân is niet nodig. Wetterskip Fryslân geeft een positief wateradvies. De watertoets is opgenomen in bijlage 1.
Deze paragraaf geeft inzicht in de verwachten effecten van het bestemmingsplan op de beschermde natuurgebieden en soorten.
Noordelijk van het plangebied is het natuurgebied Van Oordt's Mersken aangewezen als Natura 2000. Voor het Natura 2000-gebied is een beheersplan opgesteld. Een Natura 2000-gebied is beschermd in de Natuurbeschermingswet. De bestemmingen die binnen een Natura 2000-gebied liggen, moeten een beschermende regeling bieden voor de natuurlijke waarden zoals die zijn opgenomen in het beheersplan. Hetzelfde gebied is daarnaast aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De bescherming van EHS-gebieden is opgenomen in de provinciale Verordening Romte. Naast de EHS zijn ook voor natuurgebieden buiten de EHS regelingen in de provinciale Verordening Romte opgenomen. Deze natuurgebieden zijn onder meer enkele (bos)gebieden direct ten noorden van en westelijk in het plangebied.
EHS in en rondom het plangebied
Voor de Natura 2000- en EHS gebieden hoeft in dit bestemmingsplan geen specifieke beschermende regeling opgenomen te worden. De gebieden binnen het plangebied die aangewezen zijn als '(beheersgebieden) natuur buiten de EHS' krijgen een bestemming waarmee de natuurfunctie een zekere mate van bescherming geniet.
Wanneer sprake is van nieuwe ontwikkelingen, moet altijd de soortenbescherming overwogen worden. Ontwikkelingen kunnen altijd invloed hebben op aanwezige beschermde soorten, bijvoorbeeld vleermuizen en/of broedvogels. Een onderzoeksverplichting voor beschermde soorten is echter niet nodig in dit bestemmingsplan, omdat de bestaande situatie gehandhaafd blijft.
Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie. Een wijziging van archeologische en cultuurhistorische waarden wordt daarom niet verwacht.
Voor Terwispel is op grond van de Wet op de archeologisch monumentenzorg (wijziging van de Monumentenwet) onderzocht of er archeologische waarden aanwezig zijn. Hiervoor is de Friese Archeologische MonumentenKaart Extra (FAMKE) van de provincie Fryslân gebruikt. Op deze kaart is op basis van zowel de aanwezige archeologische monumenten als de te verwachten archeologische waarden een advies aangegeven. De FAMKE bestaat uit twee provinciedekkende advieskaarten, één voor de periode Steentijd - Bronstijd, en één voor de periode Ijzertijd - Middeleeuwen. Deze kaart is ook gekoppeld aan de provinciale ruimtelijke verordening. In onderstaande afbeeldingen staan afbeeldingen vanuit FAMKE.
FAMKE Ijzertijd - Middeleeuwen
FAMKE Bronstijd - Steentijd
Uit de voorgaande kaarten blijkt dat een quickscan, een karterend onderzoek 2 of een karterend 3 (steentijd) nodig zijn bij nieuwe ontwikkelingen. Voor een quickscan geldt een onderzoeksplicht bij ontwikkelingen vanaf 5.000 m2, bij karterend onderzoek 2 is dit 2.500 m2 en bij karterend onderzoek 3 is dit 500 m2. Voor het hele dorp is bij ontwikkelingen groter dan 5.000 m2 bovendien een karterend onderzoek 3 (middeleeuwen) vereist. Voor de gebieden waarvoor onderzoek nodig is, is in dit bestemmingsplan een specifieke regeling opgenomen. De kleinste oppervlaktemaat bepaald daarbij de onderzoeksplicht.
Vanaf 1 januari 2012 moet ingevolge het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) ieder nieuw bestemmingplan een analyse van cultuurhistorische waarden bevatten.
Historische kenschets
Terwispel behoort tot de oudere nederzettingen van Opsterland. Het dorp bevindt zich in het grensgebied van het westelijke laagveengebied, het hoger gelegen oostelijk zandgebied en de benedenloop van het Koningsdiep.
Het dorp ligt op de grens tussen twee landschapstypen. Naar het westen is er sprake van een open veenweidelandschap, ten oosten is er sprake van het voor de Friese Wouden kenmerkende coulissenlandschap.
Het dorp heeft van oorsprong een agrarisch karakter. Van oudsher bestond het uit een rijtje boerderijen ten zuiden van de Bûtewei en enige lintbebouwing langs de De Streek. Door het graven van de Nije Feart in het midden van de 19e eeuw is het dorp in tweeën gesplitst. Nieuwe bebouwing kwam langs dit noord-zuid gerichte kanaal tot stand, waardoor in de loop der jaren een kruisvormige dorpsstructuur is ontstaan.
Rondom de kruising van de Nieuwe Vaart en De Streek heeft vanaf de jaren vijftig op bescheiden schaal nieuwbouw plaatsgevonden, waardoor enige komvorming is ontstaan. Deze nieuwbouw heeft zich geconcentreerd ten noordwesten en ten zuidoosten van de viersprong.
Terwispel behoort tot de oudere nederzettingen van Opsterland. Terwispel is een mengvorm van een wegdorp en een waterstreekdorp. De ruimtelijke structuur van het dorp wordt in sterke mate bepaald door het assenkruis van de oost-west gerichte doorgaande weg "De Streek", en het kanaal de "Nieuwe Vaart", dat haaks op deze weg van noord naar zuid door het dorp loopt. Langs deze assen is bebouwing ontstaan. Buiten de bebouwde kom is sprake van lintbebouwing, in de vorm van verspreide woningen en boerderij-en afgewisseld met open ruimten en bospercelen.
Binnen de bebouwde kom is het oorspronkelijke bebouwingslint aanzienlijk verdicht, wat tot enige komvorming heeft geleid. Dit is met name te zien aan de noordzijde van De Streek en het zuidoostelijk deel van Terwispel.
Bij externe veiligheid gaat het om het beperken van risico's, bij risicovolle inrichtingen en transport van gevaarlijke stoffen (ondergronds en bovengronds). In deze paragraaf wordt hier verder op ingegaan.
Risicovolle inrichtingen
In Terwispel zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig. De voorheen geldende plannen sloten risicovolle inrichtingen niet expliciet uit. Hetzelfde geldt voor vuurwerkbedrijven (Vuurwerkbesluit). Nieuwvestiging hiervan wordt in dit bestemmingsplan tegengegaan met een specifieke regeling.
Transport gevaarlijke stoffen
Naast risico's vanwege risicovolle inrichtingen, moet ook rekening worden gehouden met het vervoer van gevaarlijke stoffen. Ten noorden van Terwispel bevindt zich de snelweg A7. De A7 staat op de risicokaart aangegeven als transportroute voor gevaarlijke stoffen (benzine, LPG etc.). Om te kunnen bepalen of het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A7 voldoet aan de externe veiligheidsnormen, moet het plaatsgebonden risico en het groepsgebonden risico worden berekend. Op basis van de Risicoatlas Wegtransport Gevaarlijke Stoffen (2003) kan wel worden geconcludeerd dat zowel het plaatsgebonden risico als het groepsrisico rond de A7 in de nabije omgeving van het plangebied niet worden overschreden, gelet op de afstand van deze weg tot het dorp.
Transport van gevaarlijk stoffen over de weg is in het plangebied niet officieel geregeld. Wel kan vervoer van gevaarlijke stoffen door het plangebied plaatsvinden, maar dit is dan zeldzaam. De daarbij horende risico's zijn nihil.
Wettelijk is externe veiligheid onder andere vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen.
Digitale Veiligheidstoets
Voor het plangebied is de digitale veiligheidstoets uitgevoerd (zie bijlage 2). Hieruit blijkt dat de wet- en regelgeving betreffende externe veiligheid geen gevolgen voor het bestemmingsplan heeft.
Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie. Een wijziging van de luchtkwaliteit wordt daarom niet verwacht.
De luchtkwaliteit levert in de huidige situatie geen negatieve effecten op. Ook bij mogelijk toekomstige ontwikkelingen worden negatieve effecten niet verwacht. Grootschalige ontwikkelingen worden immers in dit bestemmingsplan niet voorzien en de mogelijke ontwikkelingen zijn hiervoor te kleinschalig van aard. Hierdoor vallen de mogelijke ontwikkelingen onder de gevallen "niet in betekenende mate". Ze voldoen aan de vereisten van de Wet milieubeheer, waarin de regelgeving over luchtkwaliteit opgenomen is.
In het plangebied zijn geen grotere kabels en leidingen aanwezig. Bij de kabels en leidingen die wel in het plangebied aanwezig zijn, gaat het vooral om (kleinere) huisaansluitingen. Deze hebben geen specifieke bescherming nodig.
Om te achterhalen of dit bestemmingsplan maatschappelijk uitvoerbaar is, wordt de bestemmingsplanprocedure doorlopen. Tijdens deze procedure zijn verschillende momenten waarop burgers en instanties kunnen reageren op het plan, namelijk; inspraak, overleg, zienswijzen en tot slot beroep. De uitkomsten hiervan kunnen ook nog nieuwe niet voorziene uitgangspunten voor het bestemmingsplan geven. De bestemmingsplanprocedure ziet er globaal als volgt uit:
In de bestemmingsplanprocedure is het verplicht overleg te voeren met verschillende van belang zijnde instanties. Dit is geregeld in artikel 3.1.1 Bro.
Het houden van inspraak is niet verplicht. De gemeente Opsterland hecht er echter waarde aan en heeft in haar Inspraakverordening opgenomen dat een inspraakperiode van 6 weken in een bestemmingsplanprocedure wenselijk is. De publicatie ten behoeve van deze inspraakperiode heeft plaatsgevonden in de plaatselijke krant en op internet. Met deze publicatie voor de inspraakperiode wordt voldaan aan de publicatieplicht zoals opgenomen in artikel 1.3.1 van het Bro.
Het bevoegd gezag heeft gereageerd op de ingekomen overleg- en inspraakreacties. Waar nodig geven deze aanleiding voor wijzigingen in het op te stellen ontwerpbestemmingsplan (zie ook hoofdstuk 5) . De beantwoording van de overleg- en inspraakreacties is opgenomen in een antwoordnota die bij dit bestemmingsplan is toegevoegd.
Het ontwerpbestemmingsplan ligt vervolgens zes weken ter inzage. Een ieder is daarbij in de gelegenheid een zienswijze op het plan in te dienen. Eventueel ingediende zienswijzen worden door de gemeenteraad voorzien van een antwoord. De eventuele zienswijzen kunnen leiden tot wijzigingen in dit bestemmingsplan. Deze procedure heet de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Deze is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
De gemeenteraad stelt het bestemmingsplan vervolgens, al dan niet gewijzigd, vast. De publicatie van het vaststellingsbesluit vindt (over het algemeen) plaats binnen twee weken na de vaststelling. Tijdens de daarop volgende inzagetermijn (6 weken) is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening is aangevraagd.
Voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Het bestemmingsplan is financieel uitvoerbaar. De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan komen voor rekening van de gemeente. De gemeenteraad heeft hiervoor in de begroting middelen beschikbaar gesteld. De kosten kunnen hieruit gedekt worden.
De vaststelling van een exploitatieplan is bij dit bestemmingsplan niet noodzakelijk. De grondexploitatieregeling uit de Wro en het Bro is niet van toepassing. Het gaat in dit bestemmingsplan om een bestaande situatie, in beginsel is er geen sprake van nieuwe ontwikkelingen en dus niet om 'bouwplannen' in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening.
In het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan:
Er zijn drie reacties ontvangen op het voorontwerp. De volledige reacties zijn opgenomen in bijlage 3. In het navolgende wordt de reactie weergegeven en zonodig van gemeentelijk commentaar voorzien.
Ad 1. Provincie Fryslân
De provincie geeft te kennen dat de provinciale belangen op een juiste wijze zijn verwerkt in het plan. Het plan geeft ook voor het overige geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
Reactie:
De mededeling van de provincie is voor kennisgeving aangenomen.
Ad 13. Wetterskip Fryslân
Voor het plan is een watertoets doorlopen, waarvan de uitkomst was dat het plan geen waterschapsbelangen raakt. Dit vanwege het feit dat het hier gaat om een conserverend plan, dat geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. Het wetterskip ziet graag dat in de toelichting van het plan wordt aangegeven wat de uitkomst van de watertoets is.
Reactie:
De uitkomst van de watertoets is opgenomen in de toelichting van het bestemmingsplan.
Ad 14. N.V. Nederlandse Gasunie
De Gasunie heeft het plan getoetst en ziet geen aanleiding om een reactie te plaatsen.
Reactie:
De mededeling van de Gasunie is voor kennisgeving aangenomen.
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft op grond van de Algemene inspraakverordening Opsterland 2006 met ingang van 19 oktober 2015 gedurende een termijn van zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode konden burgers, organisaties e.d. hun reactie
op het voorontwerpbestemmingsplan kenbaar maken. Van de gelegenheid tot het indienen van inspraakreacties is geen gebruik gemaakt. Het Eindverslag Inspraak is opgenomen in bijlage 4.