Plan: | Van Akenwei 19 - Siegerswoude |
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0086.13BPWVanAkenwei19-0301 |
TOELICHTING
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 2 Bestaande en gewenste situatie
3.1 Verordening Romte Fryslân 2014
Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten
4.8. Archeologie en cultuurhistorie
Hoofdstuk 5 Juridische toelichting
6.1. Maatschappelijke uitvoerbaarheid
6.2. Grondexploitatie en economische uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1. Het wijzigingsplan
De eigenaar van het perceel Van Akenwei 19 in Siegerswoude heeft een verzoek ingediendom de bestemming van het perceel, zoals gegeven in het bestemmingsplan "Buitengebied, te wijzigen in verband met de wens om het perceel te verkopen. Percelen met bedrijfsbestemming zijn vaak moeilijk te verkopen. De hier gevestigde paardenhouderij is al enkele jaren geleden beëindigd. Het verzoek heeft betreking op de kadastrale percelen bekend als gemeente Ureterp, sectie G, nummers 572 en 967 (gedeeltelijk). Het perceel bekend als gemeente Ureterp, sectie G, nr 1196, dat ook in eigendom is van verzoeker, blijft buiten deze wijziging en houdt een agrarische bestemming. De overige percelen hebben momenteel de bestemming "Bedrijf"en krijgen de bestemming "Wonen - Woonboerderij". Het geldende bestemmingsplan "Buitengebied" biedt de mogelijkheid om de bestemming te wijzigen naar "Wonen - Woonboerderij''. Alle bedrijfsactiviteiten moeten dan zijn beëindigd.
1.2. Ligging plangebied
Het perceel Van Akenwei 19 is gelegen in het landelijk gebied ten westen van de kern Siegerswoude (buurtschap De Fryske Wylp). Het te wijzigen perceel ligt op ongeveer 28 m vanaf de bebouwde kom van de kern en is alleen te bereiken via een toegangsweg op de Van Akenwei. De omgeving rondom het plangebied heeft een overwegend agrarisch karakter.
Figuur 1 Begrenzing van het plangebied.
1.3. Vigerend plan
In het plangebied is het bestemmingsplan “Buitengebied” van kracht. Dit bestemmingsplan is op 30 juni 2018 gedeeltelijk onherroepelijk geworden. Het perceel Van Akenwei 19 heeft ingevolge het bestemmingsplan de bestemming "Bedrijf" (artikel 5) met functieaanduiding "paardenhouderij" en de dubbelbestemming "Waarde - Cultuurhestorie" (artikel 26).
Om de bestemming te wijzigen in een woonbestemming moet toepassing gegeven worden aan artikel 5.7 onder a van het bestemmingsplan. In dit wijzigingsplan wordt geregeld dat het bestemmingsvlak van 'Bedrijf’ wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - Woonboerderij'.
Figuur 2 uitsnede uit het bestemmingsplan
1.4. Leeswijzer
De toelichting bij dit wijzigingsplan is als volgt opgebouwd:
in hoofdstuk 2 is de bestaande situatie van het plangebied beschreven en wordt uitleg gegeven over de regeling die bij dit wijzigingsplan hoort;
in hoofdstuk 3 zijn de relevante beleidsstukken samengevat en is beoordeeld in hoeverre de uitgangspunten van dit wijzigingsplan binnen het geldende beleid passen;
in hoofdstuk 4 wordt stilgestaan bij de relevante sectorale aspecten;
hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de juridische regeling van het wijzigingsplan;
hoofdstuk 6 ten slotte bevat een korte beschrijving van de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Bestaande en gewenste situatie
Op het perceel Van Akenwei 19 in Siegerswoude ligt een bedrijfsbestemming. Er mogen verschillende vormen van bedrijvigheid op het perceel worden uitgeoefend, mits de milieucategorie niet hoger is dan 2. Voor het betreffende perceel geldt een specifieke bestemming "paardenhouderij". Op het perceel was een paardenhouderij gevestigd maar deze activiteit is enkele jaren geleden beëindigd.
Gevraagd wordt nu om de gronden te mogen gebruiken voor wonen. In wezen verandert er op het perceel zelf niet veel. De gronden om de woning werden al niet meer gebruikt ten behoeve van de paardenhouderij. Na bestemmingswijziging kunnen uitsluitend nog hobbymatig enkele paarden worden gehouden (maximaal 6).
Betreffende regeling wijzigingsplan
De bevoegdheid voor het wijzigen van de gronden met de bestemming "Bedrijf" naar "Wonen - Woonboerderij" is gegeven in artikel 5.7 onder a van het bestemmingsplan "Buitengebied". In dit artikel worden de volgende voorwaarden gegeven:
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals opgenomen in bijlage 1 van het bestemmingsplan;
de natuurlijke waarden;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
de verkeersveiligheid;
het verlichtingsniveau tijdens avond- en nachturen
De bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - Woonboerderij' met dien verstande dat:
de wijziging uitsluitend betrekking kan hebben op voormalige bedrijfsbebouwing met bijbehorend erf voor zover deze in bijlage 4 van de bij het vigerende plan behorende regels is aangewezen als 'oorspronkelijke boerderij';
de wijziging uitsluitend wordt toegepast indien de bedrijfsactiviteiten ter plaatse volledig zijn beëindigd en de woonfunctie wordt ondergebracht in de oorspronkelijke bedrijfswoning of het boerderijpand;
voor het overige na wijziging de regels van de bestemming 'Wonen - Woonboerderij' (artikel 21) van overeenkomstige toepassing zijn.
Na inwerkingtreding van dit wijzigingsplan mogen de betreffende gronden gebruikt worden ten dienste van de bestemming 'Wonen - Woonboerderij'. Er mogen in hoofdzaak geen bedrijfsmatige activiteiten meer plaatsvinden.
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Verordening Romte Fryslân 2014
In de wet ruimtelijke ordening (Wro), in werking getreden op 1 juli 2008, zijn instrumenten opgenomen passend bij het stelsel van verantwoordelijkheden voor de drie bestuurslagen rijk, provincies en gemeenten. Doel van de wet is een slagvaardiger doorwerking en uitvoering van het ruimtelijke beleid. De Wro maakt onderscheid tussen strategische visie en juridisch bindend beleid. De strategische visie staat in de structuurvisies van de verschillende overheidslagen. Binnen dat wettelijke kader hebben Provinciale Staten op 15 juni 2011 de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. Deze is per 1 augustus in werking getreden. Medio 2011 is door Provinciale Staten nieuw beleid geformuleerd inzake de veehouderij, intensieve veehouderij landschap en cultuurhistorie (Grutsk op ‘e Romte) en weidevogels. In de ‘Tuskentiidske evaluaasje Streekplan Fryslân, van 23 januari 2013, heeft ook een eerste evaluatie van de verordening plaatsgevonden. Daarin is een aantal onderwerpen benoemd waarvan aanpassing in de verordening gewenst werd geacht. Ook op grond van de inwerkingtreding van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is aanpassing van de verordening vereist. Aanpassingen hieromtrent hebben geresulteerd in de Verordening Romte Fryslân 2014.
De verordening bevat instructies ingevolge artikel 4.1 eerste lid Wro, over de inhoud van
de gemeentelijke ruimtelijke plannen en over de onderbouwing en motivering in de
plantoelichting.
De plantoelichting van een ruimtelijk plan voor het landelijk gebied omvat een
ruimtelijke kwaliteitsparagraaf waarin, voor zover noodzakelijk, wordt aangegeven op
welke wijze:
a het plan rekening houdt met de draagkracht van het landschap voor de
opvang en inpassing van nieuwe functies;
b. het plan invulling geeft aan de blijvende herkenbaarheid van de
landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten, zijnde de structuren
van provinciaal belang zoals die, met inbegrip van een richtinggevend advies,
per deelgebied of gebiedsoverschrijdend zijn omschreven in de structuurvisie
Grutsk op 'e Romte.
Een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op landelijk gebied stelt zo nodig regels die
ertoe strekken dat de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten herkenbaar
blijven.
De feitelijke situatie veranderd niet ingrijpend. Een stuk grond wat nu een bedrijfsbestemming heeft maar niet als zodanig in gebruik is wordt nu wel bij de tuin betrokken. Het landschappelijke karakter van het perceel blijft behouden.
3.2. Wetterskip
In 2004 is door Wetterskip Fryslân een Leidraad Stedelijk Waterbeheer vastgesteld. Deze
Leidraad is een instrument waarmee waterschapmedewerkers helder en eenduidig over
water kunnen communiceren met gemeenten. De Leidraad Stedelijk Waterbeheer werd
door medewerkers van Wetterskip Fryslân gebruikt bij het opstellen van wateradviezen
en beantwoorden van vragen. In 2004 hadden gemeenten en waterschappen nog weinig
ervaring met de watertoets, die in 2002 van kracht is geworden. Anno 2013 is door beide
partijen veel ervaring opgedaan met het watertoetsproces.
Doel van de Leidraad Watertoets is dat in ruimtelijke plannen alle wateraspecten worden
meegenomen. Leidraad Watertoets is een instrument waarmee de waterbelangen in
ruimtelijke plannen kunnen worden geborgd en waarmee er zorg voor kan worden
gedragen dat ruimtelijke plannen voldoen aan de uitgangspunten van Wetterskip
Fryslân. Daarnaast zorgt de leidraad watertoets voor draagvlak van het wateradvies bij
de gemeenten en voor een betere samenwerking tussen gemeenten en Wetterskip
tijdens het watertoetsproces. De leidraad geeft duidelijkheid over de juridische status
van het wateradvies.
3.3 Omgevingsvisie 2015-2030
In het beleidsdocument 'Omgevingsvisie 2015-2030' van Opsterland wordt het ruimtelijk
beleid van de gemeente tot 2030 geschetst. Een omgevingsvisie moet heldere doelen
kennen en flexibel kunnen inspelen op maatschappelijke veranderingen, maar wel de
robuuste ruimtelijke structuren, zoals natuur en landschap, vastleggen. De gemeente
Opsterland loopt vooruit op de (ontwerp) Omgevingswet en de daarin opgenomen
planfiguur van de Omgevingsvisie voor het gemeentelijke grondbeleid.
De missie van de gemeente Opsterland is het creëren van randvoorwaarden, die zorgen
voor vitale leefgemeenschappen in een aantrekkelijke en duurzame leefomgeving.
Opsterland wil een faciliterende gemeente zijn, die regie voert over de ruimtelijke
ontwikkelingen, door duidelijke doelen te stellen en het maatschappelijk middenveld uit
te nodigen om te investeren in de samenleving en in de leefomgeving.
Deze missie van de gemeente kan worden vertaald in vier hoofddoelen:
1. De kracht van de gemeenschap De kracht van de samenleving aanboren en optimaal benutten.
2. De kracht van de leefomgeving Opsterland is met haar landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten, tussen de stedelijke buurgemeenten, bij uitstek een woon en recreatiegemeente. Deze kwaliteiten moeten behouden blijven en waar mogelijk worden versterkt.
3. De krachten bundelen: regionale samenwerking De gemeente Opsterland is een robuuste en zelfstandige gemeente, die door samenwerking met andere gemeenten prima in staat is om toekomstige opgaven het hoofd te bieden.
4. De rol en werkwijze van de gemeente De gemeente Opsterland ontwikkelt zich van een aanbod-gestuurde organisatie naar een faciliterende, vraag-gestuurde organisatie.
De ruimtelijke kwaliteit van de dorpen in Opsterland wordt mede bepaald door het
omliggende landschap. Voor veel streekdorpen geldt dat het van belang is de doorzichten
naar het open landschap te behouden. Ook hier is weer sprake van een gedeelde verantwoordelijkheid van bewoners (beheer aanplant) en gemeente.
Voor onderhavige aanvraag geldt dat de feitelijke situatie niet ingrijpend veranderd. Een stuk grond wat nu een bedrijfsbestemming heeft maar niet als zodanig in gebruik is wordt nu wel bij de tuin betrokken. Het landschappelijke karakter van het perceel blijft behouden.
Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe rekening is gehouden met de in en rond het plangebied voorkomende relevante omgevingsaspecten. Dit wijzigingsplan voorziet in het wijzigen van de bestemming 'Bedrijf' naar 'Wonen - Woonboerderij'. Feitelijk veranderd alleen het gebruik van de bebouwing en gronden.
4.2. Milieuzonering
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (zoals woningen) noodzakelijk. In de basiszoneringslijst van de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" zijn richtafstanden tussen bedrijfsactiviteiten en woningen opgenomen. Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen een rustige woonomgeving en een gemengd gebied. In het buitengebied moet tevens rekening worden gehouden met het aspect geurhinder. Agrarische bedrijven in de omgeving mogen niet belemmerd worden door het vergroten van de woonbestemming. Toetsing vindt plaats op grond van de Wet geurhinder en veehouderij.
In de nabijheid van het betreffende perceel zijn geen (agrarische) bedrijven gevestigd. Conclusie is dan ook dat de wijziging van de bestemming voor dit perceel geen afbreuk kan doen aan omliggende (agrarische) bedrijven.
4.3. Geluid
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting op geluidsgevoelige gebouwen (waaronder woningen). Genoemd worden drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. In dit kader kan over het plangebied worden gesteld dat er geen (spoor) wegen en industrie in de directe nabijheid aanwezig zijn. Tevens is in de Wgh bepaald dat elke weg in principe een geluidszone heeft, waar aandacht aan mogelijke geluidshinder moet worden besteed. Dit wijzigingsplan voorziet in het wijziging van de bestemming 'Bedrijf' naar 'Wonen'. De bedrijfswoning wordt nu een gewone woning.
De Wet geluidhinder kent het begrip bedrijfswoning niet. Een bedrijfswoning is wanneer deze in een geluidzone ligt ingevolge deze wet gelijk aan een burgerwoning. Voor onderhavige aanvraag houdt dat in dat vanwege het feit dat er geen nieuwe woning wordt gerealiseerd maar gewoond zal worden in de bestaande woning, akoestisch onderzoek achterwege kan blijven.
4.4. Externe veiligheid
Externe veiligheid wordt geregeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en gaat over het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering.
Artikel 1 van het Bevi bepaalt hierbij dat woningen, scholen, gezondheidscentra en dagverblijven, kwetsbare objecten zijn en dat gebouwen/voorzieningen zoals kantoren, winkels en parkeerterreinen beperkt kwetsbare objecten zijn. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In het Bevi wordt aangegeven hoe met het plaatsgebonden risico en het groepsgebonden risico moet worden omgegaan. De risicovolle inrichtingen zijn op de risicokaart van de provincie Fryslân weergegeven.
Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van inrichtingen, transportroutes gevaarlijke stoffen of buisleidingen. Het onderhavige plan is ten aanzien van het aspect externe veiligheid uitvoerbaar.
4.5. Luchtkwaliteit
Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft de luchtkwaliteit. Dit onderdeel is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van de luchtverontreiniging aan te pakken.
Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Een ontwikkeling die slechts in zeer beperkte mate bijdraagt aan luchtverontreiniging is vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden.
Dit wijzigingsplan voorziet in een wijziging van 'Bedrijf' naar 'Wonen - Woonboerderij'. Deze ontwikkeling heeft geen invloed op de luchtkwaliteit. Onderzoek is dan ook niet aan de orde.
4.6. Bodem
Met betrekking tot de bodem wordt aangegeven dat in het plangebied geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen worden toegestaan waarvoor op voorhand bodemonderzoek noodzakelijk is. Dit wijzigingsplan voorziet in het wijzigen van de bestemming 'Bedrijf' naar 'Wonen - Woonboerderij'. De verwachting is niet dat door het gebruik van de gronden voor een paardenhouderij er sprake zal zijn van een verontreiniging. Daarnaast wordt er niet gebouwd maar wordt de bestaande bebouwing gebruikt ten behoeve van de woonfunctie Een bodemonderzoek is dan ook niet nodig.
4.7. Water
Een vergunning van het Wetterskip is niet nodig omdat er niet gebouwd zal worden. In wezen zal er op het perceel weinig veranderen qua inrichting en bebouwing. De tuin wordt een stuk vergroot naar de noordkant van het perceel. Dit heeft voor het water beheer geen consequenties.
4.8. Archeologie en cultuurhistorie
Archeologie
Op de archeologische waarden- en verwachtingskaart FAMKE van de Provincie Fryslân heeft het plangebied een lage archeologische verwachting.
IJzertijd en Middeleeuwen
Voor deze locatie wordt geadviseerd om geen archeologisch onderzoek uit te voeren. De archeologische verwachting voor het aantreffen van archeologische resten uit de periode midden-bronstijd - vroege Middeleeuwen is zodanig laag dat de kans op aantasting bij de meeste ingrepen zeer klein is.
Figuur 3 Archeologische waarden IJzertijd en Middeleeuwen
Steentijd Bronstijd
Voor deze locatie wordt vermoed dat eventuele aanwezige archeologische resten al ernstig verstoord zijn, maar dit is niet met zekerheid te zeggen. Daarom geadviseerd om bij ingrepen van meer dan 5000 m² een quickscan te verrichten. Een quickscan is een extensief booronderzoek waarmee duidelijk gemaakt wordt of het steentijd bodemarchief intact is. Voor de locatie hoeft geen quickscan uitgevoerd te worden aangezien de oppervlakte van het plangebied ongeveer 4.300 m² bedraagt.
Figuur 4 Archeologische waarden Steentijd en Bronstijd
Cultuurhistorie
Gelet op de bescheiden omvang en het feit dat er ruimtelijk wat betreft bebouwing niets veranderd is er geen sprake van negatieve effecten op de cultuurhistorische waarden van het plangebied en de omgeving daarvan.
4.9. Ecologie
Bij elk ruimtelijk plan dient op grond van de bepalingen in de Wet natuurbescherming rekening te worden gehouden met de gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Soorten
Voor het plangebied geldt dat het wijzigen van de bestemming naar wonen geen gevolgen heeft voor eventueel aanwezige soorten aangezien geen bebouwing wordt gesloopt en geen extra bebouwing wordt gerealiseerd. Wat betreft de soortenbescherming, zijn er daarom geen belemmeringen te verwachten. Wat betreft de gebiedsbescherming, maakt het onderhavige plangebied geen deel uit van een Natura 2000-gebied of een gebied dat onder het regime van het Natuur Netwerk Nederland (NNN). Aangezien de bestaande situatie gehandhaafd blijft is het niet noodzakelijk om onderzoek te doen naar de effecten op de flora en fauna.
Gebieden/ stikstofdepositie
Omdat er slechts sprake is van een functiewijziging van de gronden zonder werkzaamheden treden er geen negatieve effecten in het kader van de Wnb beschermde gebieden op. Het zou in dit geval dan met name kunnen gaan om de stikstofdepositie op nabij gelegen Natura 2000-gebieden. Het plangebiedt is gelegen op een afstand van ongeveer 3 km van het dichtstbij zijnde Natura-2000 gebied "Bakkeveense Duinen". Een berekening stikstofdepositie voor onderhavig project is dan ook niet aan de orde.
4.10. Kabels en leidingen
Er zijn in het plangebied geen grote kabels en leidingen aanwezig. Bij de kabels en leidingen die wel in het plangebied aanwezig zijn, gaat het om (kleinere) huisaansluitingen. Deze hebben geen specifieke bescherming nodig.
Hoofdstuk 5 Juridische toelichting
5.1. Inleiding
Het onderhavige wijzigingsplan wordt mogelijk gemaakt met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zoals die is opgenomen in artikel 5.7 onder a van het bestemmingsplan "Buitengebied" dat onherroepelijk is geworden op 13 juni 2014. Een wijzigingsbevoegdheid stelt burgemeester en wethouders in staat te besluiten om de bestemming van een locatie te wijzigen, onder in het bestemmingsplan opgenomen voorwaarden.
De procedure die ten aanzien van een wijzigingsplan moet worden doorlopen, is vastgelegd in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is tevens van toepassing.
Het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid dient samen te gaan met een toelichting. In een dergelijke toelichting dient uiteengezet te worden of er vanwege de voorgenomen wijziging sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In voorliggende toelichting is de uitvoerbaarheid verantwoord. Het wijzigingsplan zelf bestaat uit een verbeelding en regels. Voor de betreffende bestemming ‘Wonen - Woonboerderij’ (artikel 21) gelden de regels zoals die zijn opgenomen in het moederplan.
Voorliggend wijzigingsplan is zodanig vormgegeven dat het voldoet aan de vereisten voortkomend uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Bij de vormgeving en de bijbehorende verbeelding is aangesloten op de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Het wijzigingsplan voldoet aan de digitale verplichting zoals deze per 1 januari 2010 van kracht is.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1. Maatschappelijke uitvoerbaarheid
De veranderingen die met vaststelling van het onderhavige wijzigingsplan mogelijk worden gemaakt zijn perceelsgebonden van aard en kleinschalig van karakter. Deze zijn ruimtelijke ondergeschikt. De planwijziging voorziet niet in ingrijpende veranderingen waarbij particuliere belangen geschaad zouden kunnen worden. De maatschappelijke uitvoerbaarheid is hiermee gewaarborgd.
Het ontwerpwijzigingsplan heeft conform afdeling 3.4 van de Awb gedurende zes weken ter inzage gelegen. Met de terinzagelegging van het ontwerpwijzigingsplan is een ieder in de gelegenheid gesteld op het voorliggend plan te reageren. Tijdens de periode van ter inzage legging zijn geen zienswijzen ingediend.
Het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening heeft plaatsgevonden in het kader van de totstandkoming van het bestemmingsplan "Buitengebied", (het moederplan), waardoor afgezien is van vooroverleg bij de totstandkoming van dit wijzigingsplan.
6.2. Grondexploitatie en economische uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een wijzigingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid Wro, dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, eveneens onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke regeling wordt bepaald door de financiële haalbaarheid van daarin mogelijk gemaakte ontwikkelingen en de grondexploitatie.
De voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling heeft geen financiële gevolgen voor de gemeente. De financiële verantwoordelijkheid voor het ruimtelijke voornemen en het daarbij horende risico wordt volledig gedragen door de initiatiefnemer. Procedurekosten voor het wijzigingsplan komen eveneens via het heffen van leges voor rekening van de initiatiefnemer. Er is geen aanleiding voor kostenverhaal anderzins.
Op basis van bovenstaande kan worden gesteld dat de economische uitvoerbaarheid van het ruimtelijke voornemen voldoende is verzekerd.