Direct naar inhoud
Plan:Domela Nieuwenhuisweg 11 - Nij Beets
Status:vastgesteld
Plantype:wijzigingsplan
IMRO-idn:NL.IMRO.0086.11BPWDNieuwenh11-0301

 

TOELICHTING

Inhoudsopgave

 

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1. Het wijzigingsplan

1.2. Ligging plangebied

1.3. Vigerend plan

1.4. Leeswijzer

Hoofdstuk 2 Bestaande en gewenste situatie

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1. Inleiding

3.2. Rijksbeleid

3.3. Provincie Fryslân

3.3.1. Streekplan Fryslân 2007 en Verordening Romte Fryslân 2014

3.3.2. Omgevingsvisie Fryslân - De Romte Diele en Omgevingsverordening 2022

3.4. Wetterskip Fryslân

3.5. Gemeente Opsterland

3.5.1. Omgevingsvisie 2015-2030

3.5.2. Omgevingsvisie Opsterland 2023

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

4.1 Inleiding

4.2. Milieuzonering

4.3. Geluid

4.4. Externe veiligheid

4.5. Luchtkwaliteit

4.6. Bodem

4.7. Water

4.8. Archeologie en cultuurhistorie

4.9. Ecologie

4.10. Stikstofdepositie

4.11. Verkeer en parkeren

4.12. M.e.r.-beoordeling

4.13. Kabels en leidingen

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1. Inleiding

5.2. Regels

5.3. Verbeelding

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1. Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2. Grondexploitatie en economische uitvoerbaarheid

 

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

 

1.1. Het wijzigingsplan

 

Er is een verzoek ingediend voor de wijziging van het bestemmingsplan 'Buitengebied' voor het perceel Domela Nieuwenhuisweg 11 in Nij Beets.

Het perceel is kadastraal bekend als gemeente Beetsterzwaag, sectie F, nummer 167.

Het gaat om een wijziging van de bestemming 'Bedrijf' naar 'Wonen'. De eigenaar van het perceel heeft de wens om het perceel de bestemming te geven die actueel is. Het bedrijf is namelijk beëindigd op het perceel. Met de juiste woonbestemming op het perceel wordt het beter te financieren en wordt daardoor de verkoopbaarheid vergroot.

Het geldende bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om de bedrijfsbestemming te wijzigen naar "Wonen''.

 

1.2. Ligging plangebied

 

Het perceel Domela Nieuwenhuisweg 11 is gelegen ten zuidoosten van de kern van Nij Beets. Het perceel is gelegen in een lint van afwisselend bedrijfs-, agrarische en woonbestemmingen. De begrenzing van het plangebied zal gelijk zijn aan het huidige bestemmingsvlak 'Bedrijf'.

 [image]

Figuur 1: Globale begrenzing van het plangebied

 

1.3. Vigerend plan

 

In het plangebied is het bestemmingsplan 'Buitengebied' van kracht, het moederplan. Dit bestemmingsplan is op 30 juni 2018 deels onherroepelijk geworden. Het bestemmingsplan is laatstelijk gewijzigd met de 'Correctieve en partiële (1e) herziening bestemmingsplan Buitengebied 2018'. Deze wijziging is niet van invloed geweest op het perceel. Het perceel Domela Nieuwenhuisweg 11 heeft de bestemming "Bedrijf" (artikel 5). Om de bestemming van het perceel te wijzigen van "Bedrijf" naar "Wonen" moet toepassing worden gegeven aan artikel 5.7 onder b. van het bestemmingsplan. In dit wijzigingsplan wordt deze wijziging geregeld.

 

 [image]

Figuur 2 Uitsnede uit het bestemmingsplan Buitengebied

 

1.4. Leeswijzer

 

De toelichting bij dit wijzigingsplan is als volgt opgebouwd:

 

 

 

Hoofdstuk 2 Bestaande en gewenste situatie

 

Op het perceel ligt een bedrijfsbestemming. Gronden die deze bestemming hebben mogen uitsluitend worden gebruikt voor bedrijven die zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de als bijlage 2 bij deze regels behorende bedrijvenlijst. Binnen de bestemming zijn bedrijfsgebouwen en een bedrijfswoning toegestaan. De bedrijfswoning is blijkens de definitie "slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is".

Aangezien er geen sprake meer is van een bedrijf op het perceel, kan de bedrijfswoning formeel ook niet meer bewoond worden. Deze situatie maakt het wenselijk de bestemming te wijzigen naar de feitelijke bestemming: "Wonen".

 

Betreffende regeling wijzigingsplan

De bevoegdheid voor het wijzigen van de gronden met de bestemming "Bedrijf" naar "Wonen" is gegeven in artikel 5.7 onder b van het bestemmingsplan "Buitengebied" (Formeel in de correctieve en partiële herziening 2018, met verwijzing naar bestemmingsplan "Buitengebied" 2014).

 

In dit artikel worden de volgende voorwaarden gegeven:

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals opgenomen in bijlage 1 van het bestemmingsplan;

het plan wijzigen in die zin dat de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' met dien verstande dat:

  1. de wijziging uitsluitend wordt toegepast indien de bedrijfsactiviteiten ter plaatse volledig zijn beëindigd en de woonfunctie wordt ondergebracht in de oorspronkelijke bedrijfswoning of het boerderijpand;

  2. voor het overige na wijziging de regels van de bestemming 'Wonen' (artikel 19) van overeenkomstige toepassing zijn.

 

Aan de voorwaarden wordt voldaan.

Na inwerkingtreding van dit wijzigingsplan mogen de betreffende gronden en bebouwing gebruikt worden ten dienste van de bestemming "Wonen". De gronden mogen worden gebruikt als tuin en erf en als zodanig worden ingericht.

 

 

Hoofdstuk 3 Beleid

 

3.1. Inleiding

 

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro), in werking getreden op 1 juli 2008, zijn instrumenten opgenomen passend bij het stelsel van verantwoordelijkheden voor de drie bestuurslagen, te weten het Rijk, de provincies en gemeenten. Doel van de wet is om een slagvaardiger doorwerking en uitvoering van het ruimtelijke beleid te bewerkstelligen. De Wro maakt onderscheid tussen een strategische visie en juridisch bindend beleid.

 

3.2. Rijksbeleid

 

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) van kracht geworden. De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op de inwerkingtreding van die wet. Vanwege het uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet komt de NOVI als structuurvisie uit onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze structuurvisie gelden als de Nationale Omgevingsvisie, zoals in de nieuwe wet bedoeld.

De NOVI bevat de hoofdzaken van het beleid voor de fysieke leefomgeving. Uit de Omgevingswet volgt dat al het strategische beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, én het nieuwe strategische beleid op het beleidsterrein van de fysieke leefomgeving worden opgenomen in de NOVI.

In zijn totaliteit kent de NOVI 21 nationale belangen en opgaven die het verder uitwerkt. Die opgaven zijn niet meer op zichzelf staand op te lossen, maar grijpen in elkaar. Met de NOVI zoekt het Rijk een perspectief om de grote opgaven aan te pakken, om Nederland mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden. Om die reden worden binnen de NOVI prioriteiten gesteld. De NOVI stelt daarbij een integrale aanpak voor: integraal, samen met andere overheden en maatschappelijke organisaties, en met meer regie vanuit het Rijk. Met steeds een zorgvuldige afweging van belangen werkt het Rijk aan de vier prioriteiten:

Centraal bij de afweging van belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving, zowel van de boven- als van de ondergrond. De NOVI onderscheidt daarbij drie afwegingsprincipes:

Het Rijk zal bij de uitvoering van de NOVI zichtbaar maken hoe de afwegingsprincipes benut worden. Met de NOVI presenteert het Rijk een integrale, op samenwerking gerichte aanpak. De NOVI geeft een gebiedsgericht afwegingskader en sturende visie, gericht op het realiseren van een gezond, leefbaar, herkenbaar en economische sterk Nederland.

 

Toegepast op Domela Nieuwenhuisweg 11 in Nij Beets

Het onderhavig wijzigingsplan is in overeenstemming met de NOVI. Er is sprake van een kleinschalig plan waarbij een bedrijfsperceel wordt omgezet naar een woonperceel. De impact op naastgelegen percelen vermindert, doordat geen bedrijfsmatige activiteiten meer plaatsvinden. Fysiek verandert er niets. Landschappelijke kenmerken blijven behouden.

 

3.3. Provincie Fryslân

 

3.3.1. Streekplan Fryslân 2007 en Verordening Romte Fryslân 2014

 

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk beleid. Het provinciaal beleid is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân 2007 'Om de kwaliteit fan de romte'. In de Verordening Romte 2014 zijn de beleidsuitgangspunten van de provincie vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen. Na 2014 zijn enkele wijzigingen in de Verordening Romte Fryslân doorgevoerd. In 2021 is een geconsolideerde versie van de Verordening Romte Fryslân beschikbaar gesteld op ruimtelijkeplannen.nl.

 

De verordening bevat instructies ingevolge artikel 4.1 eerste lid Wro, over de inhoud van de gemeentelijke ruimtelijke plannen en over de onderbouwing en motivering in de plantoelichting. De plantoelichting van een ruimtelijk plan voor het landelijk gebied omvat een ruimtelijke kwaliteitsparagraaf waarin, voor zover noodzakelijk, wordt aangegeven op welke wijze:

1. het plan rekening houdt met de draagkracht van het landschap voor de opvang en inpassing van nieuwe functies;

2. het plan invulling geeft aan de blijvende herkenbaarheid van de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten, zijnde de structuren van provinciaal belang zoals die, met inbegrip van een richtinggevend advies, per deelgebied of gebiedsoverschrijdend zijn omschreven in de structuurvisie Grutsk op 'e Romte.

 

Een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op landelijk gebied stelt zo nodig regels die ertoe strekken dat de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten herkenbaar blijven.

Een ruimtelijk plan voor het landelijk gebied dient te voorzien in een zorgvuldige inpassing van uitbreiding van bestaande, al dan niet aan het landelijk gebied gebonden functies.

 

Grutsk op 'e Romte

In maart 2014 is de Structuurvisie Grutsk op 'e Romte vastgesteld. In Grutsk op 'e Romte worden landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang in samenhang geanalyseerd, gewaardeerd en van een richtinggevend advies voorzien. Het doel hiervan is behoud en verdere ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit door middel van informeren, adviseren en inspireren. Op deze wijze verwacht de provincie de doorwerking van de provinciale belangen in ruimtelijke plannen van gemeenten te borgen.

 

Toegepast op Domela Nieuwenhuisweg 11 in Nij Beets

In het plan wordt enkel het gebruik aangepast naar 'Wonen'. Fysiek wijzigt er niets op het perceel. De impact op naastgelegen percelen vermindert, doordat geen bedrijfsmatige activiteiten meer plaatsvinden. Toevoegen van bouwwerken is niet meer mogelijk nu de maximale hoeveelheid is al bereikt.

De landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten blijven zodoende herkenbaar. De wijziging is verder niet in strijd met het Streekplan Fryslân 2007 en de Verordening Romte Fryslân 2014.

 

3.3.2. Omgevingsvisie Fryslân - De Romte Diele en Omgevingsverordening 2022

 

Op 23 september 2020 is door Provinciale Staten de Omgevingsvisie Fryslân - De Romte Diele vastgesteld. Deze is opgesteld omdat de provincie wettelijk verplicht is om op het moment van inwerkingtreding van de Omgevingswet over een vastgestelde omgevingsvisie te beschikken. In de Omgevingsverordening 2022 zijn de beleidsuitgangspunten van de provincie vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen. De omgevingsverordening treedt pas in werking op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt.

 

Vooruitlopend hierop wordt onderhavig wijzigingsplan hier aan getoetst.

De Omgevingsvisie introduceert vier inhoudelijke principes en vijf samenwerkingsprincipes als belangrijke hulpmiddelen bij het maken van keuzes voor de fysieke leefomgeving. De vier inhoudelijke principes (‘Zuinig en meervoudig ruimtegebruik’, ‘Omgevingskwaliteiten als ontwerpbasis’, ’Koppelen en verbinden als uitdaging’ en ‘Gezond en veilig’) krijgen hun vertaling en betekenis in de regels van de verordening zelf. Deze principes vormen de vertrekbasis voor gemeentelijke omgevingsplannen, en geven invulling aan een goede kwaliteit van de leefomgeving.

 

Net als in de huidige Verordening gaat het om ‘omgevingskwaliteiten als basis’.

In artikel 2.1. worden regels gesteld die borgen dat de omgevingskwaliteiten worden benut als ontwerpbasis, en situering en inrichting van functies zorgvuldig gebeurt op basis van de omgevingskwaliteiten.

 

Toegepast op Domela Nieuwenhuisweg 11 in Nij Beets

In het plan wordt enkel het gebruik aangepast naar 'Wonen'. Fysiek wijzigt er niets op het perceel. De landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten blijven zodoende herkenbaar. Onderhavig wijzigingsplan voldoet aan de Omgevingsvisie Fryslân en de Omgevingsverordening 2022.

 

3.4. Wetterskip Fryslân

 

In 2004 is door Wetterskip Fryslân een Leidraad Stedelijk Waterbeheer vastgesteld. Deze Leidraad is een instrument waarmee waterschapmedewerkers helder en eenduidig over water kunnen communiceren met gemeenten. De Leidraad Stedelijk Waterbeheer werd door medewerkers van Wetterskip Fryslân gebruikt bij het opstellen van wateradviezen en beantwoorden van vragen. In 2004 hadden gemeenten en waterschappen nog weinig ervaring met de watertoets, die in 2002 van kracht is geworden. Anno 2013 is door beide partijen veel ervaring opgedaan met het watertoetsproces.

 

Doel van de Leidraad Watertoets is dat in ruimtelijke plannen alle wateraspecten worden meegenomen. Leidraad Watertoets is een instrument waarmee de waterbelangen in ruimtelijke plannen kunnen worden geborgd en waarmee er zorg voor kan worden gedragen dat ruimtelijke plannen voldoen aan de uitgangspunten van Wetterskip Fryslân. Daarnaast zorgt de leidraad watertoets voor draagvlak van het wateradvies bij de gemeenten en voor een betere samenwerking tussen gemeenten en Wetterskip tijdens het watertoetsproces. De leidraad geeft duidelijkheid over de juridische status van het wateradvies.

 

Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverharding die wel past binnen het bestemmingsplan, maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is.

 

Toegepast op Domela Nieuwenhuisweg 11 in Nij Beets

De omzetting van "Bedrijf" naar "Wonen" heeft geen invloed op de waterhuishouding in het gebied. Fysiek wijzigt er niets op het perceel. Overleg met het wetterskip kan daarom achterwege blijven.

 

 

3.5. Gemeente Opsterland

 

3.5.1. Omgevingsvisie 2015-2030

 

In het beleidsdocument 'Omgevingsvisie 2015-2030' van de gemeente Opsterland wordt het ruimtelijk beleid van de gemeente tot 2030 geschetst. Een omgevingsvisie moet heldere doelen kennen en flexibel kunnen inspelen op maatschappelijke veranderingen, maar wel de robuuste ruimtelijke structuren, zoals natuur en landschap, vastleggen. De gemeente

Opsterland loopt vooruit op de Omgevingswet en de daarin opgenomen planfiguur van de Omgevingsvisie voor het gemeentelijke grondbeleid.

 

De missie van de gemeente Opsterland is het creëren van randvoorwaarden, die zorgen voor vitale leefgemeenschappen in een aantrekkelijke en duurzame leefomgeving. Opsterland wil een faciliterende gemeente zijn, die regie voert over de ruimtelijke ontwikkelingen, door duidelijke doelen te stellen en het maatschappelijk middenveld uit te nodigen om te investeren in de samenleving en in de leefomgeving.

 

Deze missie van de gemeente kan worden vertaald in vier hoofddoelen:

 

1. De kracht van de gemeenschap

De kracht van de samenleving aanboren en optimaal benutten.

2. De kracht van de leefomgeving

Opsterland is met haar landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten, tussen de stedelijke buurgemeenten, bij uitstek een woon- en recreatiegemeente. Deze kwaliteiten moeten behouden blijven en waar mogelijk worden versterkt.

3. De krachten bundelen: regionale samenwerking

De gemeente Opsterland is een robuuste en zelfstandige gemeente, die door samenwerking met andere gemeenten prima in staat is om toekomstige opgaven het hoofd te bieden.

4. De rol en werkwijze van de gemeente

De gemeente Opsterland ontwikkelt zich van een aanbod-gestuurde organisatie naar een faciliterende, vraag-gestuurde organisatie.

 

De ruimtelijke kwaliteit van de dorpen in Opsterland wordt mede bepaald door het omliggende landschap. Voor veel streekdorpen geldt dat het van belang is de doorzichten naar het open landschap te behouden. Ook hier is weer sprake van een gedeelde verantwoordelijkheid van bewoners (beheer aanplant) en gemeente.

 

Toegepast op Domela Nieuwenhuisweg 11 in Nij Beets

Opsterland is met haar landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten, tussen de stedelijke buurgemeenten, bij uitstek een woon en recreatiegemeente. Het wijzigen van de bestemming naar "wonen" is passend in het gebied. Fysiek wijzigt er niets op het perceel.

De landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten blijven herkenbaar.

 

3.5.2. Omgevingsvisie Opsterland 2023

 

Met de komst van de Omgevingswet moeten gemeenten een Omgevingsvisie hebben. De omgevingsvisie schetst de hoofdlijnen van de ontwikkelingsrichting voor de woon-, werk-, en leefomgeving op de langere termijn. Opsterland heeft vooruitlopend op de invoering van de Omgevingswet in 2015 een Omgevingsvisie opgesteld. Doordat de invoering van de Omgevingswet een aantal keer is uitgesteld en nieuwe (beleids)inzichten aan de orde zijn, is die omgevingsvisie geactualiseerd. Op 3 juli 2023 heeft de gemeenteraad de omgevingsvisie Opsterland 2023 vastgesteld.

 

In de omgevingsvisie Opsterland 2023 worden vijf centrale opgaven genoemd die op de gemeente afkomen:

  • Bevorderen leefbaarheid en vitaliteit van de dorpen

  • Klimaatadaptatie; tegengaan van waterloverlast en hittestress

  • Bevorderen energietransitie

  • Naar een landbouw met toekomst

  • Verbeteren van biodiversiteit

Bij elk van deze opgaven zijn op hoofdlijnen een aantal richtinggevende keuzes geformuleerd. Keuzes die passen bij het karakter van de gemeente en aansluiten bij waar de gemeente (beleidsmatig) al mee bezig is.

De visie zet in op het rijke cultuurlandschap van Opsterland als basis: landschap, dorpen en mensen. Die basis is op dit moment goed op orde en moet dat voor de toekomst ook blijven. Deze bestaat uit:

  1. onze landschappelijke hoofdstructuur;

  2. onze zorg voor een basis-milieukwaliteit.

Daarnaast zijn er leidende thema’s die worden gebruikt om bij ontwikkelingen, waar mogelijk, een plus te realiseren. Het gaat om:

  • We zijn trots op onze identiteit en ons erfgoed;

  • We bouwen aan brede welvaart;

  • We verbeteren de omgevingskwaliteit;

  • We bevorderen duurzaam ruimtegebruik.

 

Toegepast op Domela Nieuwenhuisweg 11 in Nij Beets

Onderhavig plan is perceelsgebonden en kleinschalig. Het wijzigen van de bestemming van 'Bedrijf' naar "wonen" is passend in het gebied. Fysiek wijzigt er niets op het perceel.

De landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten blijven herkenbaar.

 

 

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

 

4.1 Inleiding

 

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe rekening is gehouden met de in en rond het plangebied voorkomende relevante omgevingsaspecten. Dit wijzigingsplan voorziet in het wijzigen van het gebruik van Bedrijf naar Wonen. Aangezien het gaat om een beperkte ingreep is de afweging per aspect beknopt weergegeven.

 

4.2. Milieuzonering

 

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een aanvaardbaar woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;

  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om de milieuruimte van bedrijven voor het bestemmingsplan in beeld te brengen, wordt gebruik gemaakt van de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering (2009). In deze publicatie zijn richtafstanden opgenomen voor bedrijfsactiviteiten ten opzichte van een rustige woonwijk (voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar). Ten opzichte van een gemengd gebied gelden kleinere richtafstanden.

 

Toetsing

Het perceel Domela Nieuwenhuisweg 11 sluit aan beide zijden aan op woonfuncties. Nu het perceel Domela Nieuwenhuisweg 11 ook een woonbestemming krijgt, heeft dat voor deze directe woonomgeving een positief effect op het woon- en leefklimaat.

 

In de nabijheid van het betreffende perceel Domela Nieuwenhuisweg 11 zijn verder geen agrarische bedrijven gevestigd. Wel is er een transportbedrijf op ca. 58m afstand gelegen (D. Nieuwenhuisweg 13). Formeel valt dit te zien als een 'goederenwegvervoersbedrijf (zonder schoonmaken tanks) met een bedrijfsoppervlak groter dan 1.000m2. Hier hoort de milieucategorie 3.2. bij, met een grootste richtafstand van 100m.

 

De richtafstanden van de VNG-publicatie gelden voor het gebiedstype 'rustige woonwijk'. In dit geval kan gemotiveerd worden dat er geen sprake is van een 'rustige woonwijk', maar van een 'gemengd gebied'. Er is sprake van een lint in een dorpskern waar meerdere functies naast elkaar zitten, en gelegen langs een drukke (provinciale) ontsluitingsweg. Bij een 'gemengd gebied' kunnen de richtafstanden met 1 afstandsstap verkleind worden. Daarmee wordt de grootste aan te houden richtafstand verkleind tot 50m. Dit wordt gehaald.

 

Planologisch is het wonen te Domela Nieuwenhuisweg 11 ten behoeve van de bedrijfsfunctie al toegestaan. Er is dus al sprake van een bestaande situatie. De bedrijfsvoering van het bedrijf wordt sowieso dan ook niet (verder) beperkt.

Uit nadere informatie over Domela Nieuwenhuisweg 13 blijkt daarnaast dat het om een kleinschalig eenmans transportbedrijf (vrachtwagen) gaat. Daarbij geldt dat vanuit milieuwet- en regelgeving de dichterbijgelegen woning te nr. 12 maatgevend is voor de bedrijfsruimte van nr. 13. De bestemmingswijziging van nr. 11 van Bedrijf naar Wonen heeft daar geen aanvullende negatieve invloed op.

 

Conclusie is dat de wijziging van de bestemming voor het perceel Domela Nieuwenhuisweg 11 verantwoord kan worden vanuit het oogpunt van milieuzonering. Er ontstaat geen afbreuk aan omliggende (agrarische) bedrijven of andersom.

 

4.3. Geluid

 

Toetsingskader

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

 

Toetsing

De bestaande bedrijfswoning in het plangebied aan de Domela Nieuwenhuisweg 11 wordt in gebruik genomen als reguliere woning. Op basis van art. 76 lid 3 Wgh hoeft de geluidsbelasting van een aanwezige weg (waar geen wijzigingen optreden) op bestaande woningen niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Met de ontwikkeling is verder geen sprake van het toevoegen van nieuwe geluidsgevoelig objecten. Er bestaat derhalve geen inspanningsverplichting voor het uitvoeren van akoestisch onderzoek. De Wet geluidhinder staat de ontwikkeling van dit wijzigingsplan niet in de weg.

 

4.4. Externe veiligheid

 

Toetsingskader

Externe veiligheid wordt geregeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en gaat over het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering.

 

Artikel 1 van het Bevi bepaalt hierbij dat woningen, scholen, gezondheidscentra en dagverblijven, kwetsbare objecten zijn en dat gebouwen/voorzieningen zoals kantoren, winkels en parkeerterreinen beperkt kwetsbare objecten zijn. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In het Bevi wordt aangegeven hoe met het plaatsgebonden risico en het groepsgebonden risico moet worden omgegaan. De risicovolle inrichtingen zijn op de risicokaart van de provincie Fryslân weergegeven.

 

Toetsing

Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van inrichtingen, transportroutes voor gevaarlijke stoffen of buisleidingen. Het onderhavige plan is ten aanzien van het aspect externe veiligheid uitvoerbaar.

 

4.5. Luchtkwaliteit

 

Toetsingskader

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Tevens moet worden bekeken of de luchtkwaliteit ter plaatse voldoende is voor de voorgenomen functie.

 

Toetsing

Met de woonbestemming aan Domela Nieuwenhuisweg 11 vinden er geen bedrijfsactiviteiten meer plaats en zijn er geen verkeersbewegingen meer door het bedrijf. Hierdoor blijft er sprake van een goede luchtkwaliteit.

 

4.6. Bodem

 

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

 

Toetsing

Met betrekking tot de bodem wordt aangegeven dat in het plangebied geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen worden toegestaan waarvoor op voorhand bodemonderzoek noodzakelijk is. Met dit wijzigingsplan wordt alleen de woonbestemming gevestigd. Deze gronden mogen alleen voor tuin en erf worden gebruikt. Het toevoegen van bouwwerken is niet meer mogelijk. Verder blijft de bedrijfswoning als woning in gebruik. Het uitvoeren van een bodemonderzoek is dan ook niet nodig.

 

4.7. Water

 

De omzetting van "Bedrijf" naar "Wonen" heeft geen invloed op de waterhuishouding in het gebied. Fysiek wijzigt er niets op het perceel. Overleg met het Wetterskip kan daarom achterwege blijven.

 

4.8. Archeologie en cultuurhistorie

 

Archeologie

Op de archeologische waarden- en verwachtingskaart FAMKE van de Provincie Fryslân heeft het plangebied een lage archeologische verwachting.

 

IJzertijd en Middeleeuwen

 

 [image]

Figuur 4 archeologische waarden IJzertijd en Middeleeuwen Karterend onderzoek 3.

 

In deze gebieden kunnen zich archeologische resten bevinden uit de periode ijzertijd - middeleeuwen. Het gaat hier dan met name om vroeg en vol-middeleeuwse veenontginningen. Daarbij bestaat de kans dat er zich huisterpjes uit deze tijd in het plangebied bevinden. Ook de wat oudere boerderijen kunnen archeologische sporen of resten afdekken, hoewel de veengronden eromheen al afgegraven zijn. De provincie beveelt aan om bij ingrepen van meer 5.000 m² een historisch en karterend onderzoek te verrichten, waarbij speciale aandacht moet worden besteed aan eventuele Romeinse sporen en/of vroegmiddeleeuwse ontginningen. Aangezien de oppervlakte van het plangebied minder bedraagt (ca. 2.000 m²) dan de grenswaarde is geen verder archeologisch onderzoek nodig.

 

Steentijd en Bronstijd

 

 [image]

Figuur 5 archeologische waarden Steentijd en Bronstijd. Karterend onderzoek 2

 

In deze gebieden kunnen zich op enige diepte archeologische lagen bevinden uit de steentijd, die zijn afgedekt door een veen- of kleidek. Mochten zich hier archeologisch resten bevinden, dan zijn deze waarschijnlijk goed van kwaliteit. De provincie beveelt daarom aan om bij ingrepen van meer dan 2500 m² een karterend (boor)onderzoek uit te laten voeren. Ook hier geldt dat de oppervlakte van het plangebied minder bedraagt dan de grenswaarde zodat geen verder archeologisch onderzoek nodig is.

 

De provincie adviseert, ondanks het geringe oppervlak van het plangebied, een archeologische dubbelbestemming op te nemen. De provincie geeft aan dat de Erfgoedwet vraagt om de verwachtingswaarden op adequate wijze te beschermen in het plan. Dit geldt volgens de provincie ook als de omvang van de ingreep kleiner is dan de advieswaarde in de FAMKE, zodat de eventueel aanwezige archeologische waarden ook bij toekomstige (grensoverschrijdende) ontwikkelingen goed beschermd zijn.

 

Wij nemen dit advies niet over. Kleinere ingrepen moeten vrijgesteld zijn van onderzoek, conform de drempelwaarden in de Famke. Daarnaast geldt dat aansluitend rondom het plangebied in het bestemmingsplan 'Buitengebied' en de 'correctieve en partiële (1e) herziening bestemmingsplan Buitengebied 2018' eveneens geen archeologische dubbelbestemmingen zijn opgenomen. Een opname van een dubbelbestemming in onderhavig plan heeft met het oog op toekomstige (grensoverschrijdende) ontwikkelingen waar de provincie over rept, dan ook geen toegevoegde waarde. Het opnemen van een dubbelbestemming voegt in het kleine plangebied niets toe aan de bescherming van de archeologische waarden.

Ten slotte geldt dat het toevoegen van een archeologische dubbelbestemming niet binnen de wijzigingsbevoegdheid toelaatbaar is.

 

De verwachting is dat op basis van een verdiepingsslag van de Famke de archeologische verwachtingsregimes gemeentebreed neergelegd (kunnen) worden in de transitie naar het integraal gemeentedekkend omgevingsplan onder de komende Omgevingswet

 

Cultuurhistorie/ landschap

Het perceel ligt in de Groote Veenpolder in laagveengebied. De kwaliteiten laten zich onder andere als volgt omschrijven (Cultuurhistorische Kaart Fryslân):

 

  • Grootschalige open ruimten begrensd door bebouwings- en beplantingslinten langs wegen, vaarten en plaatselijke beeklopen.

  • Nadrukkelijke aanwezigheid van lineaire structuren van beeklopen, wegdorpen, vaarten en dijken.

  • Opstrekkende strokenverkaveling haaks op ontginningsassen, vaak in een waaiervormig patroon.

  • Incidentele groene verdichtingen door moerasgebieden, boselementen en verlande petgaten.

  • Verspreide bebouwing langs wegen en vaarten. Aanwezigheid van overwegend open graslanden, grazige natuurgebieden en petgaten.

  • Opvallende aanwezigheid van hoogteverschillen in maaiveld en waterniveaus.

 

Het perceel heeft de oorspronkelijke ligging behouden. Het volgt van oorsprong niet de heersende verkavelingsrichting, maar is haaks op de weg geörienteerd. Dit dateert al van ruim voor de tweede wereldoorlog. Rond de 60er jaren is het perceel aangepast en lijkt het niet te kunnen kiezen tussen de haakse situering en de heersende kavelrichting.

Er is in het plan echter geen sprake van wijziging van de situering. Deze blijft onveranderd.

 

Er is concluderend geen sprake van een negatieve invloed op de cultuurhistorische waarden van het plangebied en de omgeving daarvan.

 

4.9. Ecologie

 

Toetsingskader

Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming van kracht. Deze wet vervangt drie wetten, te weten de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van specifieke gebieden in ons land. In de wet zijn de bepalingen uit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. Hieronder vallen ook de Natura 2000 gebieden.

 

Toetsing

Voor het plangebied geldt dat het huidige gebruik van de bestaande woning en bijgebouwen minder intensief wordt. Wat betreft de soortenbescherming zijn er daarom geen belemmeringen te verwachten. Wat betreft de gebiedsbescherming, maakt het onderhavige plangebied geen deel uit van een Natura 2000-gebied of een gebied dat onder het regime van het Natuur Netwerk Nederland (NNN), voorheen Ecologische HoofdStructuur (EHS) valt.

Het is dan ook niet nodig om nader onderzoek te doen naar de flora en fauna.

 

4.10. Stikstofdepositie

 

Op 29 mei 2019 heeft de Raad van State uitspraak gedaan over de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Op basis van de PAS konden toestemmingen worden verleend voor activiteiten waarbij stikstof wordt uitgestoten. De Raad van State heeft geoordeeld dat de PAS niet meer als basis voor deze toestemmingen mag worden toegepast omdat vooruit wordt gelopen op toekomstige positieve effecten van maatregelen. Dit heeft gevolgen voor activiteiten en ruimtelijke plannen. Wanneer de kans bestaat dat er sprake is van stikstofdepositie (meer dan 0,00 mol) op een stikstofgevoelig Natura 2000-gebied dan zal moeten worden aangetoond dat er geen sprake is van significant negatieve effecten op deze gebieden.

Nabije stikstofgevoelige Natura2000-gebieden voor D. Nieuwenhuisweg 11 zijn ‘Van Oordt’s Mersken’ (ca. 1,3 km) en Alde Feanen (ca. 5 km). In onderhavig geval gaat het om een wijziging van de bedrijfsbestemming naar een woonbestemming. Belastende activiteiten zullen verminderen. In de ‘gebruiksfase’ (het woongebruik) is geen sprake van (noemenswaardige) stikstofuitstoot. Er is geen sprake van een 'bouwfase'; er wordt fysiek niets gewijzigd op het erf. Gelet hierop kan de reële verwachting worden uitgesproken dat onderhavig plan niet leidt tot een verhoging van de stikstofdepositie boven 0,00 mol/ha/jr op nabije stikstofgevoelige Natura-2000 gebieden

 

4.11. Verkeer en parkeren

 

Ter plaatse van D. Nieuwenhuisweg 11 te Nij Beets is het bedrijf beëindigd. De bedrijfsbestemming wordt gewijzigd naar een reguliere woonbestemming. Daarmee zullen verkeersbewegingen afnemen, en de zwaarte daarvan. Op eigen terrein kan in de parkeerbehoefte worden voorzien.

 

4.12. M.e.r.-beoordeling

 

Het voorkomen van aantasting van het milieu is van groot maatschappelijk belang. De m.e.r.-procedure is bedoeld om het milieubelang volwaardig en vroegtijdig in de plan- en besluitvorming in te brengen om belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu te voorkomen.

Voor plannen en besluiten die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu (kunnen) hebben wordt de m.e.r.-toets doorlopen. Er zijn drie gradaties in de zwaarte van de m.e.r.- toets. Twee drempelwaarden zijn van belang, waarmee wordt beoordeeld of sprake is van:

  • een directe m.e.r.-plicht of;

  • een (formele) m.e.r.-beoordelingsplicht (drempelwaarde C-lijst) of;

  • een (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht (drempelwaarde D-lijst).

 

De Nederlandse wetgever had (kleine) projecten die de drempelwaarden van de D-lijst van het Besluit m.e.r. niet overschrijden, als gevolg van de beperkte invloed op de omgeving, oorspronkelijk vrijgesteld van de m.e.r.-plicht. Het Besluit m.e.r. is echter door -hoofdzakelijk- twee Europese uitspraken gewijzigd.

Een vormvrije m.e.r.-beoordeling geldt:

  • als een activiteit is opgenomen in kolom 1 van de D-lijst van het Besluit m.e.r.;

  • en deze activiteit onder de drempelwaarde in kolom 2 van de D-lijst blijft;

  • en hiervoor een besluit nodig is volgens kolom 4 van de D-lijst.

 

In onderhavig geval wordt uitsluitend de bestemming gewijzigd van 'Bedrijf' naar 'Wonen'. Er is verder geen sprake van een fysieke wijziging. Deze activiteit is niet opgenomen in kolom 1 van de C- en/of D-lijst van het Besluit- m.e.r. De provinciale milieuverordening kent geen aanvullende bepalingen in het kader van de m.e.r. -plicht. Een aanmeldnotitie en een besluit in het kader van een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling kan daarom achterwege blijven.

 

4.13. Kabels en leidingen

 

Er zijn in het plangebied geen grote kabels en leidingen aanwezig. Bij de kabels en leidingen die wel in het plangebied aanwezig zijn, gaat het om (kleinere) huisaansluitingen. Deze hebben geen specifieke bescherming nodig.

 

 

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

 

5.1. Inleiding

 

Het onderhavige wijzigingsplan wordt mogelijk gemaakt met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zoals die is opgenomen in artikel 5.7 onder b van het bestemmingsplan "Buitengebied" dat onherroepelijk is geworden op 13 juni 2014. Een wijzigingsbevoegdheid stelt burgemeester en wethouders in staat te besluiten om de bestemming van een locatie te wijzigen, onder in het bestemmingsplan opgenomen voorwaarden.

 

De procedure die ten aanzien van een wijzigingsplan moet worden doorlopen, is vastgelegd in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is tevens van toepassing. Dit betreft de Uniforme Openbare Voorbereidingsprocedure.

 

Het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid dient samen te gaan met een toelichting. In een dergelijke toelichting dient uiteengezet te worden of er vanwege de voorgenomen wijziging sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In voorliggende toelichting is de uitvoerbaarheid verantwoord. Het wijzigingsplan zelf bestaat uit een verbeelding en regels. Voor de betreffende bestemming 'Wonen gelden de regels zoals die zijn opgenomen in het moederplan (artikel 19).

 

Voorliggend wijzigingsplan is zodanig vormgegeven dat het voldoet aan de vereisten voortkomend uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Bij de vormgeving en de bijbehorende verbeelding is aangesloten op de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Het wijzigingsplan voldoet aan de digitale verplichting zoals deze per 1 januari 2010 van kracht is.

 

5.2. Regels

 

Voor het betreffende plangebied zullen de regels gelden, zoals die zijn opgenomen in het moederplan voor de bestemming 'Wonen" (artikel 19) .

 

5.3. Verbeelding

 

Bij de vormgeving en de bijbehorende verbeelding is aangesloten op de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Het wijzigingsplan voldoet aan de digitale verplichting zoals deze per 1 januari 2010 van kracht is.

 

 

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

 

6.1. Maatschappelijke uitvoerbaarheid

 

De veranderingen die met vaststelling van het onderhavige wijzigingsplan mogelijk worden gemaakt zijn perceelsgebonden van aard en kleinschalig van karakter. Deze zijn ruimtelijk ondergeschikt. De planwijziging voorziet niet in ingrijpende veranderingen waarbij particuliere belangen geschaad zouden kunnen worden.

 

Wettelijk vooroverleg

Er is vooroverleg gevoerd met de provincie Fryslân. Op 1 mei 2023 ontvingen wij het advies vooroverleg. De provincie stemt in met het plan. Wel adviseert zij een dubbelbestemming Archeologie op te nemen. Wij leggen dit advies naast ons neer met verwijzing naar paragraaf 4.8. Archeologie en cultuurhistorie.

 

Zienswijzen

Het ontwerpwijzigingsplan wordt conform afdeling 3.4 van de Awb gedurende zes weken ter inzage gelegd. Met de terinzagelegging van het ontwerpwijzigingsplan wordt een ieder in de gelegenheid gesteld op het voorliggend plan te reageren. Eventueel ingediende zienswijzen worden verwerkt in het plan.

 

Het ontwerp-wijzigingsplan heeft ter inzage gelegen van 14 september tot 26 oktober 2023 In deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.

 

Vaststelling

Het wijzigingsplan is op 14 november door het college van burgemeester en wethouders ongewijzigd vastgesteld. Het wijzigingsbesluit en het vastgestelde wijzigingsplan worden vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze gepubliceerd en opnieuw voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Binnen deze termijn kan beroep tegen het vastgestelde wijzigingsplan worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State.

 

Conclusie

De maatschappelijke uitvoerbaarheid is gewaarborgd.

 

6.2. Grondexploitatie en economische uitvoerbaarheid

 

Bij de voorbereiding van een wijzigingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid Wro, dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, eveneens onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke regeling wordt bepaald door de financiële haalbaarheid van daarin mogelijk gemaakte ontwikkelingen en de grondexploitatie.

 

De voorgenomen ontwikkeling is geen bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) waarvoor een exploitatieplan moet worden vastgesteld.

 

De voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling heeft geen financiële gevolgen voor de gemeente. De financiële verantwoordelijkheid voor het ruimtelijke voornemen en het daarbij horende risico wordt volledig gedragen door de initiatiefnemer. Procedurekosten voor het wijzigingsplan komen eveneens via het heffen van leges voor rekening van de initiatiefnemer. Ook eventuele planschade dient voor rekening te komen van de initiatiefnemer. Hiertoe zal voor vaststelling van het plan een planschadeverhaalsovereenkomst worden gesloten tussen initiatiefnemer en de gemeente. Daarmee is het kostenverhaal verzekerd. Er is geen aanleiding voor kostenverhaal anderzins.

 

Op basis van bovenstaande kan worden gesteld dat de economische uitvoerbaarheid van het ruimtelijke voornemen voldoende is verzekerd.