Plan: | Luxwoude kom |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0086.10BPKom-0401 |
In deze regels wordt verstaan onder:
1. plan:
het Bestemmingsplan Luxwoude Kom van de
gemeente Opsterland;
2. bestemmingsplan:
de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0086.10BPKom-0301 met bijbehorende regels en bijlagen;
3. aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
4. aanduidingsgrens:
de
grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
5. aan- of uitbouw:
een aan het (hoofd)gebouw aanwezig gebouw dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, maar in functioneel opzicht deel uitmaakt van dat (hoofd)gebouw;
6. aangebouwd bijgebouw:
een aan het (hoofd)gebouw aanwezig gebouw
dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde
bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;
7. aan-huis-verbonden beroep:
een beroep, dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten;
8. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
9. bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening
van een bedrijf;
10. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
11. bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een
terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens
huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein
noodzakelijk is;
12. bestaand:
a. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken en werkzaamheden:
-
bestaand
ten tijde van de eerste terinzagelegging van het plan;
b.
ten aanzien van het overige gebruik:
- bestaand ten tijde van het van kracht worden van het plan;
13. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
14. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
15. bijgebouw:
een gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;
16. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
17. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
18. bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
19. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
20. bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
21. bouwvlak:
een
geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
22. bouwwerk:
elke
constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die
hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of
indirect steun vindt in of op de grond;
23. cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;
24. dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
25. detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
26. dienstverlenend bedrijf en/of
dienstverlenende instelling:
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
27. eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
28. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
29. geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
30. geluidsgevoelige objecten:
gebouwen
welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen,
zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
31. geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
32. grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een
agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt,
waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het
functioneren van het bedrijf;
33. hogere grenswaarde:
een
bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de
geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de
voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op
grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
34. hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, zowel ruimtelijk als functioneel als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
35. horecabedrijf:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt;
36. kampeermiddel:
een tent, een tentwagen,
een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of
onderkomen dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan
worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor
ingevolge de Woningwet een bouwvergunning is vereist;
37. kap:
een dak dat voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt;
38. kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
de in bijlage 2 genoemde bedrijvigheid, dan
wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen
bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud
van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
39. landschappelijke waarden:
de cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap;
40. mansardekap:
41. niet-grondgebonden agrarische
bedrijfsvoering:
een
agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt, en die
als zodanig niet afhankelijk is van agrarische gronden als productiemiddel;
42. nutsvoorzieningen:
een
voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie
alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval
worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en
zendmasten;
43. overkapping:
elk bouwwerk, geen gebouw
zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
44. peil:
a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b.
voor
een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg
grenst:
- de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
45. productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse
worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij
de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
46. prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
47. prostitutiebedrijf:
een voor het publiek toegankelijke besloten
ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was,
prostitutie wordt verricht. Onder een prostitutiebedrijf wordt in ieder geval
verstaan: een erotische massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een
parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie
met elkaar;
48. risicogevoelig bouwwerk c.q. object:
een
bouwwerk c.q. object als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid
Inrichtingen, dat kan worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een
kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;
49. risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
50. torensilo:
een bouwwerk ten behoeve van opslag van ruwvoer;
51. voorkeurgrenswaarde:
de
bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de
geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan
worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
52. vrijstaand bijgebouw:
een vrijstaand gebouw dat zowel ruimtelijk
als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen
(hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;
53. vuurwerkbedrijf:
een
bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de
(detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in
consumentenvuurwerk c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde
stoffen;
54. woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
55. woonhuis:
een gebouw dat één woning omvat, dan wel
twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen
woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid
beschouwd kan worden.