direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Luxwoude - De Wyngaerden 9, 14 en 19
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0086.10BPDeWyngaerden9-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het bebouwingslint van De Wyngaerden, ten zuiden van de kern Luxwoude, op de percelen met huisnummer 9, 14 en 19 in Luxwoude is bebouwing aanwezig van voormalige (agrarische) bedrijven. De bedrijfsvoering van deze bedrijven is inmiddels beëindigd. In de huidige situatie worden de voormalige bedrijfswoningen gebruikt als reguliere woningen.

De initiatiefnemer is voornemens om de voormalige bedrijfsgebouwen op het perceel De Wyngaerden 19 te slopen. Ook de bijbehorende sleufsilo's, erfverhardingen en de opstal van materialen (meer dan 1.000 m2) worden verwijderd. De sloop en sanering zijn aanzienlijk vanwege de omvang en de (mogelijke) aanwezigheid van asbest. Om dit te kunnen financieren wordt een beroep gedaan op de 'ruimte voor ruimte regeling'. Op grond van deze regeling mag een zogenaamde 'compensatiewoning' gebouwd worden bij sloop van ten minste 1.000 m2 aan landschapsontsierende bebouwing.

De nieuwe woning zal echter niet op het voormalige agrarische bouwperceel, maar op de gronden van perceel De Wyngaerden 9 worden gerealiseerd. Op dit perceel staat in de huidige situatie een oude kippenschuur. Na sloop en herinrichting van het perceel zal op deze locatie de 'compensatiewoning' gebouwd worden.

Aan De Wyngaerden 14 is in de huidige situatie in gebruik als woonperceel, maar is nog bestemd als een agrarisch bedrijf. De voormalige bedrijfsbebouwing wordt echter niet meer als zodanig gebruikt. Om milieuzoneringstechnisch de zogeheten 'compensatiewoning' niet te schaden en andersom de compensatiewoning de agrarische bedrijfsbestemming aan De Wyngaerden 14 niet te belemmeren, wordt de functie ter plaatse van De Wyngaerden 14 gewijzigd naar een woonfunctie.

De gemeente is, met in achtneming van de doelstelling van de 'ruimte voor ruimte regeling', voornemens medewerking te verlenen aan het verzoek van de initiatiefnemer. Het doel van de 'ruimte voor ruimte regeling' is kwaliteitsverbetering van het landschap.

De bovengenoemde ontwikkelingen kunnen op grond van de huidige planregels niet worden uitgevoerd. Er is gekozen om de 3 verschillende locatie op te nemen in één partiele herziening van het huidige bestemmingsplan 'Buitengebied'.

1.2 Begrenzing

De percelen De Wyngaerden 9, 14 en 19 vormen samen het plangebied en zijn gelegen in het buitengebied van de gemeente Opsterland. In figuur 1.1. is de ligging van het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPDeWyngaerden9-0301_0001.jpeg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Geldende bestemmingsplan

Het plangebied is opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied' (vastgesteld op 30 juni 2014) en het geldende bestemmingsplan 'Correctieve en partiële (1e) herziening bestemmingsplan Buitengebied 2018' (vastgesteld op 8 oktober 2018). Een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan is weergegeven in figuur 1.2.

De Wyngaerden 9

Het perceel heeft op grond van het geldende bestemmingsplan voor het buitengebied de bestemming 'Agrarisch'. De aangewezen gronden zijn in gebruik als landbouwgronden. Op grond van deze bestemming is het niet toegestaan om op agrarische gronden bouwwerken te realiseren. De op het perceel aanwezige bouwwerken geen gebouwen zijnde en opstallen vallen onder het overgangsrecht.

De Wyngaerden 14

Ter hoogte van het perceel nummer 14 is een bouwvlak en de functieaanduiding 'intensieve veehouderij'. Hiermee is op het perceel een intensieve veehouderij toegestaan. Bebouwing, waaronder de bedrijfswoning, dient binnen het aangegeven bouwvlak gerealiseerd te worden. Het gebruik van de bedrijfswoning ten behoeve van reguliere bewoning is niet toegestaan. Binnen de bestemming 'Agrarisch' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen'. Hiervoor gelden onderstaande voorwaarden. Aan de voorwaarden wordt voldaan. Paragraaf 3.3 gaat hier nader op in.

  • 1. aan wijziging uitsluitend wordt meegewerkt indien de agrarische bedrijfsactiviteiten ter plaatse volledig zijn beëindigd en de woonfunctie wordt ondergebracht in de oorspronkelijke bedrijfswoning of het boerderijpand;
  • 2. voor het overige na wijziging de regels van de bestemming 'Wonen' (artikel 19) van overeenkomstige toepassing zijn.

De Wyngaerden 19

Tot slot is ter hoogte van het perceel 19 de bestemming 'Bedrijf' met daarbij de functieaanduiding 'hovenier' van toepassing. Binnen het bestemmingsvlak is een bedrijfswoning toegestaan. Het gebruik van de bedrijfswoning ten behoeve van reguliere bewoning is niet toegestaan. Binnen de bestemming 'Bedrijf' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen'. Hiervoor gelden onderstaande voorwaarden. Aan de voorwaarden wordt voldaan. Paragraaf 3.3 gaat hier nader op in.

  • 1. de wijziging uitsluitend wordt toegepast indien de bedrijfsactiviteiten ter plaatse volledig zijn beëindigd en de woonfunctie wordt ondergebracht in de oorspronkelijke bedrijfswoning of het boerderijpand;
  • 2. voor het overige na wijziging de regels van de bestemming 'Wonen' (artikel 19) van overeenkomstige toepassing zijn;

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPDeWyngaerden9-0301_0002.jpeg"

Figuur 1.2 Uitsnede verbeelding geldend bestemmingsplan (bron pdok.nl)

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk volgt het hoofdstuk waarin het project omschreven wordt. Daarna wordt in hoofdstuk 3 een toelichting gegeven op het ruimtelijke beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de voor het plangebied relevante milieu- en omgevingsaspecten behandeld en onderbouwd. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische aspecten van het bestemmingsplan en in hoofdstuk 6 wordt tot slot de uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Het plangebied

Het plangebied kent drie verschillende locaties. Het perceel aan De Wyngaerden 9 was voorheen in gebruik voor landbouwkundige doeleinden. Het perceel aan De Wyngaerden 14 was in gebruik als intensieve veehouderij. Het perceel De Wyngaerden 19 was bestemd ter gebruik als hoveniersbedrijf. Een luchtfoto van de huidige situatie is weergeven in figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPDeWyngaerden9-0301_0003.jpeg"

Figuur 2.1 Luchtfoto bestaande situatie (bron: Esri)

Perceel De Wyngaerden 9

Op het perceel Wyngaerden 9 staat een voormalige kippenschuur inclusief erfverhardingen. In het gebied dat direct rond de bebouwing ligt is een voedersilo en hekwerk aanwezig. Dit valt buiten het perceel. De kippenschuur heeft een oppervlakte van circa 500 m2. Aan de westzijde is een bomenrij in een lijnvormig landschapselement met opgaande begroeiing van bomen en struiken aanwezig. Aan de wegzijde wordt het perceel begrensd door een sloot en opgaande erfbeplanting en lage bebossing. Een aanzicht op het perceel is weergeven in figuur 2.2 en 2.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPDeWyngaerden9-0301_0004.png"

Figuur 2.2 Aanzicht De Wyngaerden 9 vanuit het westen (bron: Google Streetview)

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPDeWyngaerden9-0301_0005.png"

Figuur 2.3 Aanzicht De Wyngaerden 9 vanuit het oosten (bron: Google Streetview)

Perceel De Wyngaerden 14

Aan de wegzijde staat de voormalige agrarische bedrijfswoning en daarachter bevinden zich diverse (agrarische) bedrijfsgebouwen. De bomenrijen rondom het perceel vormen een lijnvormig landschapselement met opgaande begroeiing met bomen en struiken. Een aanzicht van de inrichting op het perceel is weergegeven in figuur 2.4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPDeWyngaerden9-0301_0006.png"

Figuur 2.4 Aanzicht De Wyngaerden 14 (bron: Google Streetview)

Perceel De Wyngaerden 19

Het perceel aan De Wyngaerden 19 is in de huidige situatie bestemd als 'Bedrijf'. Dit betreft echter slechts het postadres van het bedrijf aan De Wyngaerden 20. Het perceel wordt in de huidige situatie al als woonperceel gebruikt. Aan de wegzijde staat de woning die als bedrijfswoning is bestemd en daarachter bevinden zich meerdere gebouwen. De gronden achterop het perceel zijn grotendeels verhard ten behoeve van buiten opslag van materialen. Ook hier is weer sprake van opgaande beplanting. Echter in een mindere mate zoals op de percelen nummer 9 en 14 het geval is. Een vooraanzicht is weergeven in figuur 2.5 en 2.6.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPDeWyngaerden9-0301_0007.png"

Figuur 2.5 Aanzicht De Wyngaerden 19 vanuit het zuiden (bron: Google Streetview)

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPDeWyngaerden9-0301_0008.png"

Figuur 2.6 Aanzicht De Wyngaerden 19 vanuit het oosten (bron: Google Streetview)

Het landschap

De omgeving kent een karakteristieke opstrekkende verkavelingstructuur die haaks op de Wyngaerden staat. De Wyngaerden is hierin een historisch lint. Het lint wordt gekenmerkt door een halfopen bebouwingspatroon met woningen en agrarische bebouwing met doorzichten naar de achter gelegen open polder(s). De bebouwing langs het lint is iets versnipperd. De bebouwing wordt veelal uit het zicht gehouden door opgaande beplanting. Verder maakt het landschap deel uit van een open agrarisch landschap. De grootschalige openheid is één van de kernkwaliteiten van het gebied.

2.2 Toekomstige situatie

Beschrijving initiatief

Aan De Wyngaerden 19 worden geen bedrijfsactiviteiten uitgevoerd. Het merendeel van de gebouwen, ruim 500 m2, wordt gesloopt. Ook de bijbehorende buiten opslag van materialen worden verwijderd. Tevens worden overbodig geraakte erfverhardingen en funderingen verwijderd en gesaneerd.

De sloop en saneringskosten zijn aanzienlijk vanwege de omvang van bedrijfsgebouwen en het eventueel aanwezige asbest en puinresten. Om dit te kunnen financieren wordt een beroep gedaan op de ruimte-voor-ruimteregeling. Op grond daarvan mag een 'compensatiewoning' gebouwd worden bij een sloop van minimaal 1.000 m2 aan landschapsontsierende bebouwing. Daarop wordt ook de bestaande kippenstal, met een oppervlakte van 500 m2, op perceel De Wyngaerden 9 gesloopt. In combinatie met de ruim 500 m2 aan bebouwing die op het perceel De Wyngaerden 19 wordt gesloopt wordt hiermee de benodigde 1.000 m2 behaald. In het onderhavige geval biedt de regeling (beperkt en onder voorwaarden) de mogelijkheid om op de in gebruik zijnde en te saneren landbouwgronden op het perceel De Wyngaerden 9 een nieuwe woning te realiseren.

Eén van de voorwaarden om het bouwen van een burgerwoning op het perceel aan De Wyngaerden 9 mogelijk te maken, is dat de agrarische bedrijfsactiviteiten (intensieve veehouderij) op het perceel De Wyngaerden 14 worden beëindigd. Deze locatie maakt deel uit van het onderhavige bestemmingsplan en zal worden voorzien van de planologische-juridische bestemming 'Wonen – Woonboerderij'. Hierdoor krijgt de voormalige bedrijfswoning op nummer 14 een reguliere woonbestemming en het huidige gebruik van de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen voor bijvoorbeeld een caravanstalling worden geconsolideerd.

Een overzicht van de te slopen bebouwing is weergeven in figuur 2.7, 2.8 en 2.9.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPDeWyngaerden9-0301_0009.png"

Figuur 2.7 Overzicht te slopen bebouwing

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPDeWyngaerden9-0301_0010.png"

Figuur 2.8 Overzicht te slopen bebouwing De Wyngaerden 9

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPDeWyngaerden9-0301_0011.png"

Figuur 2.9 Overzicht te slopen bebouwing De Wyngaerden 19

Toekomstig woonperceel De Wyngaerden 9

De oude kippenschuur (circa 500 m2) wordt gesloopt en de aanwezige erfverhardingen worden verwijderd en gesaneerd. Hierdoor wordt het mogelijk om ter plaatse een nieuwe woning te realiseren. Het perceel krijgt overeenkomstig met het bestemmingsplan buitengebied de bestemming 'Wonen'. Dit houdt o.a. in dat er een woning mag worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 150 m2 en een goot- bouwhoogte van respectievelijk 4,5 en 10 meter. De oppervlakte aan bijgebouwen mag ten hoogste 150m2 bedragen.

Toekomstig woonperceel De Wyngaerden 14

De woning aan de De Wyngaerden 14 en de daarbij behorende bebouwing blijft in de nieuwe situatie behouden. Het perceel blijft in de nieuwe situatie in gebruik ten behoeve van reguliere bewoning. De gronden en het gebruik van de voormalige boerderij wordt specifiek bestemd als 'Wonen – Woonboerderij'. In de bouwregels is aangeven wat er binnen het bestemmingsvlak gebouwd mag worden (zie artikel 4) Er wordt een strak bouwvlak om de hoofdvorm van het boerderijpand gelegd. Hiermee is de ligging en de oppervlakte van het hoofdgebouw vastgelegd. Tevens worden de schuren in gebruik genomen voor kleinschalige bedrijfsactiviteiten, als het stallen van caravans.

Toekomstig woonperceel De Wyngaerden 19

Aan het perceel De Wyngaerden 19 is een woonbestemming toegekend. In de woonbestemming is de hoofdfunctie 'Wonen'. Naast het wonen zijn er ook een aantal andere functies mogelijk binnen de woonbestemmingen. Denk aan een 'aan huis verbonden' beroep, nevenactiviteiten in de vorm van kleinschalige recreatieappartementen, lichte horeca activiteiten, de aanleg van een paardrijbak tbv het eigen hobbymatige gebruik, etc. De maatvoering van de woonbebouwing is geregeld in de bouwregels van de woonbestemming.

2.3 Landschappelijke inpassing

Van belang is dat de functies en bebouwing op een goede manier zijn ingepast bij de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van het gebied. In de structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte' heeft de provincie Fryslân aangegeven dat zij hecht aan een goede verankering van ontwikkelingen in het landschap. Grutsk beschrijft de kernkwaliteiten van de verschillende landschapstypen. Het is van belang dat een ontwikkeling zich niet alleen voegt, maar waar mogelijk ook bijdraagt aan deze kernkwaliteiten. Volgens de kaart bij de structuurvisie ligt het plangebied in de Zuidelijke Wouden. Het behoud van de houtwallen, singels en boscomplexen en het versterken en ontwikkelen op basis van het huidige gebruik van deze structuur is uitgangspunt.

Het betreft een kleinschalig halfopen landschap. Het landschap wordt gekenmerkt door het open agrarisch landschap, met opstrekkende verkaveling. Rondom de erven en langs de wegen is sprake van hoogopgaande beplanting.

De ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt doet geen afbreuk aan de kernkwaliteiten van de Zuidelijke Wouden en biedt kansen om deze te versterken. De ontwikkeling is volledig perceelgebonden en heeft zo geen effect op de kenmerkende opstrekkende verkaveling in het gebied. De sloop van de leegstaande en beeldverstorende agrarische bebouwing en de ontwikkeling van een nieuwe woonfunctie is in zijn totaliteit een ruimtelijke kwaliteitsverbetering.

De kavel met daarop een oude kippenschuur bevindt zich in het bebouwingslint van De Wyngaerden. De realisatie van een woonkavel op deze plek past goed in het landschap en leidt niet tot een onaanvaardbare verdichting van het bebouwingslint. Het nieuwe bestemmingsvlak wordt zorgvuldig landschappelijk ingepast. De bovenstaande ruimtelijke ontwikkeling is aanleiding geweest voor het opstellen van een landschappelijk inrichtingsplan voor de percelen De Wyngaerden 9 en 19. Zie hiervoor figuur 2.10 en 2.11. Het inpassingsplan is tevens als bijlage 1 toegevoegd. Er is daarmee sprake van een goede landschappelijke inpassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPDeWyngaerden9-0301_0012.png"

Figuur 2.10 Landschappelijke inpassing Wyngaerden 19

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPDeWyngaerden9-0301_0013.png"

Figuur 2.11 Landschappelijke inpassing Wyngaerden 9

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Het beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente geven uitgangspunten voor het bestemmingsplan. In dit hoofdstuk zijn deze uitgangspunten weergegeven.

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie

De Rijksoverheid werkt aan een nieuwe Omgevingswet. De Omgevingswet bundelt alle huidige wetten over de leefomgeving. Daarbij hoort ook één Rijksvisie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Op 11 september 2020 is de NOVI vastgesteld. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. Dit betreft onder meer:

  • de bouw van ongeveer 1 miljoen nieuwe woningen;
  • meer duurzame energie gebruiken;
  • aanpassen aan klimaatverandering;
  • de ontwikkeling van een circulaire economie;
  • omschakeling naar kringlooplandbouw.

Bij de opgaven wordt altijd rekening gehouden met een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving. De Nationale Omgevingsvisie schetst een duurzaam perspectief voor onze leefomgeving.

Op het niveau van dit bestemmingsplan wordt bijgedragen aan het doel 'realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit'. Door middel van de Ruimte voor Ruimte regeling wordt de sloop van meer dan 1.000 m2 aan landschapsontsierende bebouwing mogelijk gemaakt. Op deze manier wordt het gebied ontdaan van ongewenste bedrijfsbebouwing en wordt verval voorkomen. Het doel van de Ruimte voor Ruimte regeling is kwaliteitsverbetering van het landschap, met name het verbeteren van de ruimtelijke en milieukundige kwaliteit in het buitengebied.

Ook wordt bijgedragen aan het doel 'waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving'. In de NOVI wordt het volgende gesteld: 'De opgave is historische bodem- en grondwaterverontreinigingen te saneren en te beheren, een bodemkwaliteit te realiseren die past bij de aanwezige of gewenste gebruiksfunctie, en het voorkomen van nieuwe verontreinigingen'. De sloop en sanering voor het plan zijn aanzienlijk vanwege de omvang en de (mogelijke) aanwezigheid van asbest. De Ruimte voor Ruimte regeling financiert de kosten die hiermee gemoeid zijn.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting op een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking.

In dit bestemmingsplan wordt geen stedelijke ontwikkeling mogelijk gemaakt. De bouw van één woning is op basis van jurisprudentie (18 december 2013 201302867/1/R4) geen verstedelijking. Toepassing van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking is daarom niet aan de orde.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Provincie Fryslân - 'De romte diele'

De hoofdambitie van de provincie voor de Friese leefomgeving is brede welvaart in een vitaal, veerkrachtig, karakteristiek en gezond Fryslân. In de Omgevingsvisie werkt de provincie de provinciale ambities, opgaven, doelen en werkwijze voor de komende jaren uit. De werkwijze is gestoeld op negen principes:

Inhoudelijke principes:

  • 1. Zuinig ruimtegebruik;
  • 2. Omgevingskwaliteit als ontwerpbasis;
  • 3. Koppelen van ambities;
  • 4. Gezondheid en veilig.

Samenwerkingsprincipes:

  • 1. Rolbewust;
  • 2. Decentraal wat kan;
  • 3. Ja, mits;
  • 4. Aansluiting zoeken;
  • 5. Sturen op proces, ruimer op inhoud.

Dit is vertaald naar vier urgente opgaven die de provincie wil aanpakken:

  • 1. Fryslân houdt de leefomgeving vitaal, leefbaar en bereikbaar;
  • 2. Fryslân zet de energietransitie met kracht voort;
  • 3. Fryslân wordt klimaat-adaptief ingericht;
  • 4. Fryslân versterkt de biodiversiteit.

De planontwikkeling past binnen het principe van zuinig ruimtegebruik, omdat op de beoogde locatie van de Wyngaerden 9 een compensatiewoning wordt gerealiseerd. De bedrijfsgebouwen op nummer 19 zijn niet meer in gebruik en worden gesloopt. Aan het principe van gezondheid en veilig wordt voldaan omdat meer dan 1.000 m2 aan beeldverstorende bebouwing wordt gesloopt en gesaneerd aan de Wyngaerden 19. Eventuele asbest- en puinresten worden verwijderd. Hierdoor wordt bijgedragen aan een gezonde en prettige leefomgeving. Dit maakt ook dat voldaan wordt aan het principe van koppelen van ambities. Provincie Fryslân heeft als doel om plannen en projecten bij te laten dragen aan meerdere ambities. Doordat zowel een woning wordt gerealiseerd als bebouwing wordt gesloopt en gesaneerd, worden meerdere ambities gerealiseerd.

Deze aspecten passen binnen de kwaliteiten die de provincie Fryslân wil behouden en bevorderen.

Verordening Romte 2014

In de Verordening Romte Fryslân (vastgesteld op 25 juni 2014) stelt de provincie regels aan de provinciale belangen. De Verordening bevat instructies over de inhoud van gemeentelijke ruimtelijke plannen en over de onderbouwing en motivering in de plantoelichting. Kort gezegd geeft de Verordening weer wat in een ruimtelijk plan wel (toestemming) of niet (verbod) is toegestaan. Bij een verbodsbepaling geeft de Verordening vaak ook afwijkingsmogelijkheden. Daaruit blijkt onder elke voorwaarden de ontwikkeling toch is toegestaan ('ja, mits'). De gemeente zal bij de toepassing van die afwijkingsbepaling afdoende moeten motiveren dat aan deze voorwaarden wordt voldaan. Bij het vooroverleg over ruimtelijke plannen kunnen gemeente nadere afspraken met de provincie maken over de invulling van de voorwaarden.

Bundeling stedelijke functies

In de verordening is geregeld dat in het landelijk gebied in principe geen bouwmogelijkheden voor stedelijke functies, zoals het wonen, geboden mogen worden (artikel 1.1.1).

De locatie De Wyngaerden 9 ligt in het landelijk gebied. De bouw van een woning dient aangemwrkt te worden als een nieuwe stedelijke ontwikkeling en is op basis van bovenstaande artikel in principe dus niet toegestaan.

Om de bouw toch mogelijk te maken biedt artikel 10.1.1 van de verordening de mogelijkheid voor een ontheffing hiervan onder de navolgende voorwaarden:

  • a. de ontwikkeling gelet op aard, schaal en uitstraling past binnen de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten, en in een evenredige verhouding nieuwe kwaliteiten van natuur, water, landschap of recreatieve dan wel agrarische mogelijkheden toevoegt, of bijdraagt aan een goede ruimtelijke kwaliteit in het landelijke gebied of bestaand stedelijk gebied,
  • b. de ontwikkeling bijdraagt aan de sociale of economische vitaliteit van het platteland,
  • c. de ontwikkeling niet leidt tot onevenredige milieubelasting en niet onevenredig veel verkeer aantrekt in relatie tot het onderliggende wegennet, en
  • d. de ontwikkeling niet leidt tot beperkingen voor de ontwikkeling van agrarische bedrijven in de omgeving.

Met betrekking tot voorgaande voorwaarden geldt het volgende:

Ad a De sloop van de bestaande bouwvallige kippenschuur met erfverhardingen en andere bouwwerken en de vervanging hiervan door een reguliere woning met een streekeigen erfbeplanting draagt bij aan een verbetering van de landschappelijk en cultuurhistorische kernkwaliteiten van het gebied en eveneens aan een goede ruimtelijke kwaliteit in het landelijk gebied.

Ad b De ontwikkeling draagt tevens bij aan de sociale vitaliteit van het platteland.

Ad c De ontwikkeling leidt niet tot onevenredige milieubelasting en trekt niet onevenredig veel verkeer aan in relatie tot het onderliggende wegennet.

Ad d De ontwikkeling leidt niet tot beperkingen voor de ontwikkeling van agrarische bedrijven in de omgeving.

Aanvullend geldt dat een deel van het perceel weer, conform de bestemming, zal worden aangewend als weiland of bouwland voor agrarisch gebruik. Bovendien is voorzien in een inpassing binnen de landschappelijke structuur door in de sfeer van de voor het gebied kenmerkende singelbeplanting nieuwe beplanting aan te leggen. De woning zal inclusief bijgebouwen maximaal 300 m2 bedragen. De woning past binnen het gemeentelijk woonplan, waarmee de provincie heeft ingestemd.

Op grond van voorgaande motivering wordt voldaan aan de in artikel 10.1.1. voornoemde voorwaarden voor de voorliggende invulling. Op basis hiervan is een ontheffing verleend door de Provincie Fryslân.

In artikel 1.6.1 is de ruimte-voor-ruimte-regeling voor sloop van beeldverstorende bebouwing opgenomen. Bepaald is dat bij de sloop van beeldverstorende bebouwing maximaal één zogenaamde compensatiewoning op een bestaand solitair bouwperceel mag worden toegestaan mits:

  • a. minimaal 1.000 m2 aan beeldverstorende bebouwing van een voormalig agrarisch bedrijf of minimaal 3.000 m2 aan kassen van een voormalig glastuinbouwbedrijf in het landelijk gebied wordt gesloopt;
  • b. in de plantoelichting is onderbouwd dat de ruimtelijke kwaliteit op en rond het perceel aanzienlijk zal verbeteren en dat geen beperkingen ontstaan voor de ontwikkeling van agrarische bedrijven in de omgeving, en;
  • c. de oppervlakte per woning inclusief bijgebouwen niet meer bedraagt dan 300 m2, of de maat die in het bestemmingsplan Buitengebied als algemene regel wordt gehanteerd voor bestaande burgerwoningen.

Wonen

Aanvullend wordt onder lid c verwezen naar artikel 3.1.1, waar is aangegeven dat; 'De aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming dient te zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft'.

Aan deze voorwaarden wordt voldaan. Er wordt meer dan 1.000 m2 aan beeldverstorende bebouwing gesloopt. Het nieuwe erf wordt ingericht op een cultuurhistorisch en landschappelijk verantwoorde manier, waarbij tevens grond wordt 'teruggegeven' aan het landelijk gebied. In de directe omgeving liggen geen agrarische bedrijven die belemmerd worden in hun functioneren door woningbouw. Voor wat betreft de maatvoering van de nieuwbouw is aangesloten bij de planregels van het bestemmingsplan Buitengebied. Tenslotte kan worden opgemerkt dat de compensatiewoning gebouwd kan worden op grond van de Woonvisie gemeente Opsterland.

De percelen nummers 14 en 19 worden daarnaast in gebruik genomen ten behoeve van reguliere bewoning. Op basis van artikel 1.2.1 kan een nieuwe stedelijke functie, waaronder wonen, in het landelijk gebied worden toegestaan. Hier wordt met dit bestemmingsplan toepassing aan gegeven. De woonfunctie vindt plaats in de bedrijfswoning. Er is geen sprake van nieuwbouw en er ontstaat geen belemmering voor bedrijven in de omgeving. Hoofdstuk 4 gaat hier nader op in.

Ruimtelijke kwaliteit

In artikel 2.1.1 lid 3 is opgenomen dat een ruimtelijk plan voor het landelijk gebied dient te voorzien in een zorgvuldige inpassing van het voornemen binnen de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten. De ruimtelijke kwaliteitsparagraaf is verwoord in paragraaf 2.3 en in bijlage 1. Ook de cultuurhistorische kernkwaliteiten blijven behouden. Dit is nader omschreven in paragraaf 4.10.

Archeologie

In artikel 2.2.1 is opgenomen dat in de plantoelichting van een ruimtelijk plan moet worden aangegeven op welke wijze in het plan rekening wordt gehouden met de wijze van onderzoek naar en bescherming van archeologische waarden en verwachtingswaarden zoals aangegeven op de FAMKE. Indien in een ruimtelijk plan wordt afgeweken hiervan, moet worden onderbouwd op welke wijze in een vergelijkbare bescherming van archeologische waarden is voorzien.

Er wordt afgeweken van de Verordening Romte door geen archeologisch onderzoek uit te voeren in het kader van dit bestemmingsplan. Hierover is overleg gevoerd tussen de provincie en de initiatiefnemer. Dit is nader uitgewerkt in paragraaf 4.9. Ter bescherming van de archeologische verwachtingswaarde is een archeologische dubbelbestemming opgenomen.

Conclusie

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de regels van de Verordening Romte Fryslân.

Grutsk op 'e Romte

In maart 2014 is de Structuurvisie Grutsk op 'e Romte vastgesteld. In Grutsk op 'e Romte worden landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang in samenhang geanalyseerd, gewaardeerd en van een richtinggevend advies voorzien. Het doel hiervan is behoud en verdere ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit door middel van informeren, adviseren en inspireren. Op deze wijze verwacht de provincie de doorwerking van de provinciale belangen in ruimtelijke plannen van gemeenten te borgen.

Het voornemen betreft een perceelsgebonden ontwikkeling dat binnen de bestaande landschappelijke contouren plaatsvindt. De landschappelijke en cultuurhistorische structuren in de omgeving worden (zoals ook in paragraaf 2.3 is aangegeven) met dit plan niet aangetast. De nieuwe woning wordt op een goede manier landschappelijk ingepast.

3.3 Gemeentelijk beleid

Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het gebied van wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat hierbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen op  het  gebied  van  inkomen, zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

De woningbouw vond de laatste decennia verspreid plaats over de verschillende kernen. Het meest in de grotere kernen (Gorredijk, Beetsterzwaag en Ureterp), daar kwam bijna twee derde van de nieuwbouw terecht. Maar ook in de overige kernen werden veel woningen gerealiseerd, zeker in verhouding tot de omvang van de kleine kernen. In 2013 heeft een aanpassing van het woningbouwprogramma plaatsgevonden. Dit programma kenmerkt zich door de sterke spreiding van het nieuwbouwprogramma over de verschillende kernen binnen de gemeente, met een accent op de drie hoofdkernen. Dit uitgangspunt is ook voor de periode 2015-2030 van toepassing: het grootste deel van de nieuwbouw komt terecht in Gorredijk, Beetsterzwaag en Ureterp.

In de overige kernen is de nieuwbouw in grote lijnen beperkt tot een vervangingsopgave van de bestaande woningvoorraad. De nieuwbouw in de kleine kernen, waaronder Luxwoude, zal vrijwel volledig plaatsvinden binnen de bestaande contouren van het dorp. Daarbij zal het gaan om nieuwbouw op de locatie van een gesloopte woning, of nieuwbouw op anderzins vrijgekomen locaties. Daarvan is ook sprake bij dit plan. Doordat ten minste 1.000 m2 aan landschapsverstorende bebouwing wordt gesloopt en gesaneerd, kan via de Ruimte voor Ruimteregeling een compensatiewoning worden gerealiseerd op het perceel Wyngaerden 9.

Bestemmingsplan Buitengebied 2014

Het gemeentelijk beleid is uiteengezet het bestemmingsplan Buitengebied 2014 en het geldende bestemmingsplan correctieve en partiele (1e) herziening bestemmingsplan Buitengebied 2018. In de planregels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Artikel 3 lid 3.8 onder d voorziet in de mogelijkheid om de bestemming 'Agrarisch' te kunnen wijzigen in de bestemming 'Wonen' onder de voorwaarde dat de huidige agrarische bestemming vervalt. In het bestemmingsplan zijn in totaal acht voorwaarden beschreven. Deze voorwaarden zijn nader uitgewerkt in de aanvullende regeling Ruimte voor Ruimteregeling Opsterland.

Aanvullende regels Ruimte voor Ruimteregeling Opsterland

In de raadsvergadering van 29 maart 2010 zijn de aanvullende regels Ruimte voor Ruimteregeling Opsterland vastgesteld. De regeling is bedoeld om de kwaliteit van het landschap in de gemeente te verbeteren/vergroten. De regeling dient als stimulans voor de afbraak van ontsierende voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en kassen, met in ruil daarvoor de bouw van woningen met een veel kleinere bouwmassa. De regeling beschrijft in welke situaties en onder welke randvoorwaarden de gemeente daaraan planologische medewerking verleent. De aanvullende regeling is in overeenstemming met de Verordening Romte Fryslân 2014

Doelstelling Ruimte voor Ruimteregeling gemeente Opsterland

Het hoofddoel van de Aanvullende regels Ruimte voor Ruimteregeling Opsterland is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied. De realisatie van dit doel vindt plaats door de sloop van landschapsontsierende agrarische bedrijfsgebouwen en door overige verbeteringen van de ruimtelijke kwaliteit. Om dit mogelijk te maken, zullen op planologisch verantwoorde locaties één of meer bouwkavels voor woningbouw toegekend worden. Het is niet de doelstelling om zo veel mogelijk agrarische bedrijfsgebouwen te slopen en de regeling kan tevens niet worden aangemerkt als een saneringsregeling. De regeling is het sluitstuk van de ruimtelijke regeling vrijkomende gebouwen, waarbij in eerste aanleg gekeken dient te worden naar het geven van nieuwe passende (gebruiks)functies.

De Ruimte voor Ruimteregeling richt zich op vrijkomende agrarische bedrijven binnen de gemeente Opsterland. Deelname aan de Ruimte voor Ruimteregeling is mogelijk indien er een aanzienlijke hoeveelheid aan verstorende agrarische bedrijfsgebouwen wordt gesloopt, dit nadat eerst andere functies niet haalbaar gebleken zijn. De achtergrond van deze benadering is dat het planologisch primaat van het Buitengebied ligt bij landbouw (milieubescherming), natuur en water.

Uitgangspunten Opsterlandse regeling

De gemeentelijke kaders voor ontwikkeling nieuwe woonlocaties richten zich op daartoe aangewezen locaties en het zoeken naar passende locaties op/vlakbij de locatie waar wordt gesaneerd. Solitaire (nieuwe) woonlocaties passen hier principe niet in. Vanuit ruimtelijk optiek staat dit centraal. De ruimtelijke regelingen en de beoogde nieuwe regelingen voor het nieuwe plan Buitengebied zijn daarop gestoeld.

Om het sluitstuk in de afweging mogelijk te maken zijn uit het woningbouwprogramma (wooncontingent) in eerste aanleg ongeveer 10-15 woningen beschikbaar gesteld. Anders gezegd: dit is onttrokken aan het contingent voor uitbreidingsplannen en herinvullingsplannen. Naast dit gegeven is geformuleerd dat er ook een relatie moet worden gelegd met landschapsverbetering. Daarvoor zijn de kaders en voornemens van het landschapsbeleidsplan van belang. Genoemde twee punten waren aanleiding ingeval van bouw op de locatie zelf een bijdrage van de ontwikkelaar te vragen.

Beleid waarop de Ruimte voor Ruimteregeling van de gemeente Opsterland is gebaseerd

Het beleid in de uitvoeringsnotitie is gebaseerd op het Streekplan Fryslân 2007 Om de kwaliteit fan de Romte van 13 december 2006, de Kadernotitie Vrijkomende agrarische bebouwing" en de Kadernotitie Ruimtelijke Kwaliteitsimpulsen landelijk gebied, welke beide door de gemeenteraad zijn vastgesteld op 3 december 2007.

In het onderhavige geval biedt de regeling (beperkt en onder voorwaarden) de mogelijkheid om op bestaande landbouwgrond, als compensatie voor het slopen van overbodig geraakt agrarische bedrijfsgebouwen die elders zijn gelegen in het plangebied, een zogenaamde compensatiewoning te realiseren. Kort gezegd, alle aanwezige voormalige (agrarische) bedrijfsgebouwen worden gesloopt. Als onderdeel van de uitvoering zullen de locaties passend worden ingericht. Op grond van het bovenstaand vindt hieronder per perceel een planologisch-juridisch toetsing plaats.

Woonperceel De Wyngaerden 14

De bestemming 'Agrarisch' met de functieaanduiding 'intensieve veehouderij' kan worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen - Woonboerderij' met dien verstande dat:

  • 1. de wijziging uitsluitend betrekking kan hebben op voormalige agrarische bebouwing met bijbehorend erf voor zover deze in bijlage 4 van de bij dit plan behorende regels is aangewezen als 'oorspronkelijke boerderij';

De woonboerderij is opgenomen in bijlage 4 van de bij het bestemmingsplan Buitengebied behorende regels. Aan de voorwaarde wordt derhalve voldaan.

  • 2. aan wijziging uitsluitend wordt meegewerkt indien de agrarische bedrijfsactiviteiten ter plaatse volledig zijn beëindigd en de woonfunctie wordt ondergebracht in de oorspronkelijke bedrijfswoning of het boerderijpand;

De bedrijfsvoering is beëindigd. De woonfunctie vindt plaats in de oorspronkelijke bedrijfswoning. Aan de voorwaarde wordt derhalve voldaan.

  • 3. voor het overige na wijziging de regels van de bestemming 'Wonen - Woonboerderij' (artikel 21) van overeenkomstige toepassing zijn.

Met dit bestemmingsplan worden de huidige planregels uit de bestemming 'Wonen - Woonboerderij' onverkort overgenomen.

Woonperceel De Wyngaerden 19

De bestemming 'Bedrijf' kan worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen' met dien verstande dat:

  • 1. de wijziging uitsluitend wordt toegepast indien de bedrijfsactiviteiten ter plaatse volledig zijn beëindigd en de woonfunctie wordt ondergebracht in de oorspronkelijke bedrijfswoning of het boerderijpand;

De bedrijfsvoering is beëindigd. De woonfunctie vindt plaats in de oorspronkelijke bedrijfswoning. Aan de voorwaarde wordt derhalve voldaan.

  • 2. voor het overige na wijziging de regels van de bestemming 'Wonen' (artikel 19) van overeenkomstige toepassing zijn;

Met dit bestemmingsplan worden de huidige planregels uit de bestemming 'Wonen' onverkort overgenomen.

Woonperceel De Wyngaerden 9

De bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen'. Hier bestaat de mogelijkheid om ter plaatse een woning te realiseren.

In de algemene regels van het bestemmingsplan voor het 'Buitengebied' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Wonen'. Deze regeling is echter alleen van toepassing op bestaande agrarische bouwpercelen mits tenminste 1.000 m2 aan landschapsontsierende voormalige agrarische bedrijfsgebouwen worden gesloopt. Op het perceel aan De Wyngaerden 9 staat o.a. een oude kippenschuur met een oppervlakte van circa 500 m2. Aan het perceel is op basis van het huidige bestemmingplan geen agrarische bouwvlak toegekend. Het gebruik van, en de op het perceel aanwezige bebouwing, –oude kippenschuur- vallen daarom onder het overgangsrecht.

Aangezien de wijzigingsbevoegdheid zich beperkt tot bestaande agrarische bouwpercelen, kan in het onderhavige geval geen gebruik worden gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid. De beoogde ontwikkeling op het perceel aan De Wyngaerden 9 past daarom niet binnen de aangegeven bestemmingsplanregels. Om toch medewerking te kunnen verlenen aan de vestiging van een woning op het perceel aan De Wyngaerden 9 is er voor gekozen c.q. besloten om voor deze planlocatie een separaat bestemmingsplan op te stellen.

In het onderhavige geval zal het gebruik van het perceel voor landbouwkundige doelen worden beëindigd en gewijzigd in de bestemming 'Wonen'. Met dit bestemmingsplan worden de huidige planregels met de bestemming 'Wonen' onverkort overgenomen.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het plan past in het beleid van de gemeente.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Algemeen

Uit de bestaande omgevingssituatie kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden voortkomen voor dit bestemmingsplan. Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden die voortvloeien uit de omgevingsaspecten beschreven.

4.2 Verkeer en parkeren

De locatie is goed ontsloten via de bestaande inrit. Deze mondt uit op de De Wyngaerden. Voor het parkeren geldt als uitgangspunt dat parkeren op eigen terrein opgelost wordt.

Voor de woningen geldt een parkeernorm van 2,0 plekken per woning. Dit betekent dat er 6 parkeerplaatsen nodig zijn. Bij de woningen is hier gezien de kavelgrootte voldoende ruimte voor beschikbaar.

4.3 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft als belangrijkste doel het bestrijden en voorkomen van geluidhinder. Op grond van de wet zijn verschillende vormen van geluidhinder te onderscheiden die directe raakvlakken hebben met de ruimtelijke ordening.

De Wet geluidhinder (Wgh) bepaalt dat de geluidsbelasting op gevels van woningen en andere geluidsgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan een in de wet bepaalde norm die als voorkeursgrenswaarde wordt aangeduid. In veel gevallen is deze norm 48 dB.

De bestaande woningen en de nieuwe woning vallen binnen de geluidszone van de De Wyngaerden . Op basis van art. 76 lid 3 Wgh hoeft de geluidsbelasting van een aanwezige weg (waar geen wijzigingen optreden) op bestaande woningen niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Hieronder valt het omzetten van een bedrijfswoning naar een reguliere woning. Geluidsgevoelige ruimten komen niet dichter op de weg dan in de huidige situatie.

De nieuwe woning aan de Wyngaerden 9 wordt gerealiseerd op de locatie van de voormalige kippenschuur. Voor de nieuwe woning wordt dezelfde rooilijn aangehouden als de kippenschuur, dat wil zeggen circa 23 meter afstand tot de De Wyngaerden. De Wyngaerden is een rustige buitenweg met klinkerverharding. Er rijdt vrijwel uitsluitend bestemmingsverkeer en de maximum rijsnelheid bedraagt 60 km/uur. De verkeersintensiteit op de De Wyngaerden is niet bekend, maar zal op basis van kengetallen 300 tot 500 motorvoertuigbewegingen (mvt) per etmaal bedragen. Uit een indicatieve SRM1 berekening blijkt dat op basis van 750 mvt/etmaal, 60 km/uur en een klinkerverharding de geluidbelasting op 20 meter afstand van de weg 48 dB bedraagt (inclusief 5 dB aftrek op basis van artikel 110g Wgh).

Geconcludeerd kan worden dat aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB zal worden voldaan en het realiseren van de woning geen belemmering ondervindt vanuit de Wet geluidhinder.

4.4 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Deze zijn geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europese regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Soortenbescherming

Voor de soortenbescherming gelden onder andere algemene verboden voor het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rustplaatsen of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten of het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort.

De aanwezigheid van beschermde planten- en diersoorten vormt een te onderzoeken aspect, omdat met de plannen effecten kunnen ontstaan op soorten die beschermd zijn via de Wet natuurbescherming. In het kader daarvan is een quickscan flora en fauna uitgevoerd, die is opgenomen als bijlage 2.

Ten aanzien van beschermde soorten is daaruit het volgende naar voren gekomen:

Beschermde soorten zonder vrijstelling

Effecten op beschermde soorten en soortgroepen waarvoor geen vrijstelling geldt, zijn uitgesloten omdat er geen aanwijzingen zijn dat dergelijke soorten binnen invloedssfeer van de werkzaamheden voorkomen.

Broedgevallen tijdens broedseizoen

Tijdens het broedseizoen zijn broedgevallen van algemene broedvogels in de omgeving van het plangebied te verwachten. Bezette nesten mogen nooit vernield worden. Verstoring is alleen toegestaan wanneer deze geen invloed heeft op de overleving van ouders en jongen. De piek van het broedseizoen ligt in de periode half maart - half juli, maar eerdere en latere broedgevallen komen voor.

Zorgplicht

Ten aanzien van alle dieren en planten geldt dat men zich dient te houden aan de algemene zorgplicht. Dit houdt in dat nadelige gevolgen voor flora en fauna naar redelijkheid zoveel mogelijke voorkomen moeten worden.

Overig

Wanneer tijdens werkzaamheden toch beschermde soorten worden aangetroffen dienen werkzaamheden tijdelijk te worden stilgelegd en wordt contact opgenomen met een inzake deskundige.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Wnb. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), thans genoemd Natuurnetwerk Nederland.

Met betrekking tot gebiedsbescherming is de ligging van de aangewezen Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur) van belang. Het plangebied ligt niet in of nabij beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde Natura-2000 gebied de Deelen ligt op circa 5 kilometer. Vanwege de relatief grote afstand tot het plangebied, het gebruik van het tussenliggend gebied en de beperkte aard en omvang van de ingreep, kan worden geconcludeerd dat dit Natura 2000-gebied en de voor dit gebied aangewezen natuurwaarden buiten de invloedssfeer van de beoogde ingreep liggen. Om deze redenen veroorzaken de plannen geen conflict met de Wet natuurbescherming.

Stikstof

Woningbouwplannen of vergelijkbare projecten kunnen leiden tot een toename van de stikstofdepositie ter plaatse van stikstofgevoelige habitattypen in een Natura 2000-gebied. Deze toename van de stikstofdepositie kan het gevolg zijn van bouwwerkzaamheden in de aanlegfase (bijvoorbeeld als gevolg van de aanvoer van bouwmaterialen naar en grondverzet op de bouwplaats). Het gebruik van de woningen (de gebruiksfase) kan ook leiden tot een toename van de stikstofdepositie. Deze toename kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van het gebruik van gas en het autoverkeer van bewoners en bezoekers van de woningen.

Bij kleine stedelijke ontwikkelingsprojecten, zoals woningbouwplannen, gemengde stedelijke functies of solitaire bedrijven met een beperkte milieubelasting geldt dat er in de gebruiksfase alleen vanuit verkeer enige stikstofemissie te verwachten is, aangezien er gasloos gebouwd moet worden. Effecten van stikstof vanwege wegverkeer hebben een beperkt bereik. Dergelijke bronnen zijn namelijk dicht bij de grond geplaatst, waardoor de stikstof snel neerslaat. Onder de PAS werd een effectafstand voor hoofdwegen of hoofdvaarwegen van respectievelijk 3 of 5 kilometer ten opzichte van de dichtstbijzijnde stikstofgevoelige habitat gerekend. De potentiële effecten van kleine woningbouwlocaties zijn uitsluitend het gevolg van verkeer en tijdelijke werkzaamheden in de aanlegfase. Vanwege de aard van de emissie hiervan (beperkt in hoeveelheid en laag bij de grond) en op basis van honderden uitgevoerde AERIUS-berekeningen wordt ingeschat dat een toename van de stikstofdepositie niet zal optreden op een afstand meer dan 5 kilometer. Het gaat dan om stedelijke (gasloze) ontwikkelingen met een beperkte omvang, tot maximaal 100 woningen. Er hoeft in die gevallen geen vergunning op grond van de Wnb aangevraagd te worden. De emissie van stikstof vanuit het materieel dat wordt gebruikt in de realisatiefase is vergelijkbaar met dat van wegverkeer, dat tot op afstand van maximaal 5 kilometer relevant kan zijn. Ook deze emissie vindt vlak aan de grond plaats en wordt niet mechanisch hoog de lucht in geblazen.

Het plangebied ligt op ruime afstand van beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelig gebied, Van Oordst Mersken, ligt op 6 kilometer van het plangebied. Stedelijke (gasloze) ontwikkelingen met een beperkte omvang, tot maximaal 100 woningen, zorgen niet voor een toename van de stikstofdepositie op een afstand meer dan 5 kilometer van het Natura-2000 gebied. Daarnaast wordt voor de woningen geen emissie gerekend omdat deze gasloos worden opgeleverd én daarnaast wordt met dit bestemmingsplan de mogelijkheid tot een intensieve veehouderij wegbestemd. Het verkeer gaat daarnaast vrijwel direct op in het heersende verkeersbeeld. Gelet op de beperkte omvang en de aard van het project én het verwijderen van de planologische mogelijkheid voor een intensieve veehouderij alsmede de afstand tot de relevante gebieden kan geconcludeerd worden dat het plan niet zal leiden tot een toename van de stikstofdepositie in de kritische gebieden en dat het daarom op voorhand duidelijk is dat deze in redelijkheid, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor een Natura 2000gebied de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied niet kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen. Ofwel: het is op voorhand voldoende duidelijk dat de toename van stikstofdepositie op gebieden waarvan de kritische depositiewaarde wordt overschreden ten hoogste 0,00 mol/hectare/jaar is.

De ontwikkeling heeft, mede gelet op de aard en omvang van de ontwikkeling, geen negatieve effecten op natuurwaarden die op grotere afstand liggen.

4.5 Luchtkwaliteit

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken. Maatgevende stoffen in Nederland zijn hiervoor stikstofdioxide en fijn stof.

Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit in Nederland zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' (NIBM) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen vrijgesteld van toetsing.

Er wordt slechts één woning mogelijk gemaakt. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.6 Bodem

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

Ter plaatse van de onderzoekslocatie is in mei 2020 een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd. Tijdens het onderzoek is het gehele kadastravertontreinigingen le perceel waar de nieuwe woning wordt gerealiseerd, aan Wyngaerden 9, onderzocht. Van de bodemkwaliteit is het volgende beeld verkregen.

Verkennend onderzoek

Zintuiglijk

  • Zintuigelijk zijn geen verontreinigingen waargenomen.

Asbestonderzoek

  • Ter plaatse van RE1 zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Analytisch is 6,0 mg/kg aan asbestverdachte materialen aangetoond. De gemiddeld gewogen asbestconcentratie van RE1 (6,0 mg/kg ds) ligt ruim onder de grens van 0,5 maal de interventiewaarde (=50 mg/kg ds);
  • Ter plaatse van RE2 zijn zowel zintuiglijk als analytisch (< 1,0 mg/kg) geen asbestverdachte materialen aangetoond. De gemiddeld gewogen asbestconcentratie van RE2 (<1 mg/kg ds) ligt ruim onder de grens van 0,5 maal de interventiewaarde (=50 mg/kg ds);
  • Ter plaatse van RE3 zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Analytisch is 79 mg/kg aan asbestverdachte materialen aangetoond. De gemiddeld gewogen asbestconcentratie van RE3 (79 mg/kg ds) ligt ruim boven de grens van 0,5 maal de interventiewaarde (=50 mg/kg ds).

Bodemonderzoek

  • Analytisch zijn in de bovengrond (0,0-0,5 m-mv) ter plaatse van het perceel licht verhoogde gehalten aan lood, koper en/of zink geconstateerd;
  • Plaatselijk (boringen 8, 9 en 10) zijn in de bovengrond (0,0-0,5 m-mv) matig tot sterk verhoogde gehalten aan koper aangetoond;
  • Analytisch zijn in grondmengmonster MM3 (0,5-2,0 m-mv) geen verhoogde gehalten met de onderzochte componenten geconstateerd;
  • Analytisch is in het grondwater een licht verhoogd gehalte aan som xylenen geconstateerd.

Aanvullend onderzoek

Door het bevoegd gezag is geadviseerd een nader onderzoek uit te voeren om de aard en omvang van de aanwezige verontreiniging met koper in kaart te brengen. Dit onderzoek is op 27 oktober 2021 uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in bijlage 3. Hieruit blijkt het volgende:

Asbestonderzoek

  • Zintuiglijk zijn geen verontreinigingen waargenomen;
  • In de opgegraven grond van de toplaag ter plaatse van de druppelzone van de voormalige kippenschuur is analytisch een gewogen gehalte respirabele vezels aangetoond van 0,7 mg/kg ds. De gewogen asbestconcentratie ligt ruim onder de grens van 10 mg/kg ds.

Bodemonderzoek

  • Zintuiglijk zijn geen verontreinigingen waargenomen;
  • Analytisch zijn tijdens onderhavige onderzoek in de boven- en ondergrond maximaal licht verhoogde gehalten aan koper aangetoond;
  • De verontreinigingen met koper ter plaatse van boring 8 en 9 zijn binnen de kadastrale grenzen afgeperkt tot onder de tussenwaarde;
  • De omvang van de sterke verontreiniging met koper is in de bovengrond tot 0,5 m-mv ter plaatse van boring 8 vastgesteld op circa 6,1 m3;
  • De omvang van de sterke verontreiniging met koper is in de bovengrond tot 0,5 m-mv ter plaatse van boring 9 vastgesteld op circa 2,6 m3;
  • In totaal is er 8,7 m3 sterk verontreinigde grond met koper aanwezig op het perceel;
  • Tevens is er nog een hoeveelheid van circa 6,1 m³ matig verontreinigde grond met koper aanwezig ter plaatse van boring 10;
  • De verontreiniging is vermoedelijk veroorzaakt voor 1987. Er is derhalve op het perceel geen sprake van een ernstige bodemverontreiniging.

Conclusie

Op basis van de onderzoeksresultaten bestaan er, vanuit milieuhygiënisch oogpunt gezien, geen belemmeringen ten aanzien van het voorgenomen gebruik van het plangebied. Afhankelijk van de geplande bouwwerkzaamheden bestaan er mogelijke belemmeringen voor de afgifte van een omgevingsvergunning indien daarvoor geen sanerende werkzaamheden voor worden uitgevoerd. Hier zal (indien nodig) bij de verdere uitwerking van het project rekening mee gehouden worden.

4.7 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving, bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd.

Risicorelevante inrichtingen

Binnen en in de directe nabijheid van het plangebied zijn risicobronnen gelegen waarvan de risicocontouren of het invloedsgebied zijn gelegen binnen het plangebied.

Transportzones spoor, weg en water

Voor dit bestemmingsplan is alleen transport van gevaarlijke stoffen over de A7 van belang. Het plangebied valt buiten de invloedszone van deze weg.

Buisleidingen

Ten noorden en zuiden van het plangebied, op een afstand van meer dan 600 meter, lopen ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen van de Gasunie. Het plangebied valt buiten het invloedsgebied van de leidingen.

Conclusie

Uit oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.8 Water

In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In de zogenaamde waterparagraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets.

Toetsing

Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het Wetterskip Fryslân (kenmerk: 20200108-2-22196). Zie bijlage 4. Het plan heeft een beperkte invloed op het watersysteem en de waterketen. Hierdoor kan de korte procedure worden gevolgd voor de watertoets.

Toename verharding

Met het project is geen sprake van een toename aan verharding. De ontwikkeling vindt plaats op volledig verharde gronden waar tot voor kort bebouwing stond. Per saldo neemt het verhard oppervlak af. Watercompensatie is dan ook niet nodig. In de nieuwe situatie wordt de afvoer van het hemelwater rechtstreeks afgevoerd op het oppervlaktewater.

Indien er in de toekomst sprake is van een toename aan verharding dient in het kader van de keur van Wetterskip Fryslân gecompenseerd te worden. In de keur van Wetterskip Fryslân is opgenomen dat het verboden is zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied en 1.500 m2 in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Indien hier in de toekomst sprake van is zal met bovengenoemde rekening gehouden worden in de vorm van compenserende maatregelen. Indien extra oppervlaktewater niet mogelijk is dan, dan dient gekeken te worden naar alternatieve maatregelen. Dit zal in nauw overleg met het Wetterskip tot stand komen.

Klimaatadaptatie

Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Kansen moeten benut worden om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming.

Bij de inrichting van het plangebied kan hierop geanticipeerd worden door bijvoorbeeld het percentage verhard oppervlak te verminderen en het plangebied groener in te richten. Door nú maatregelen te nemen, worden steden en dorpen mooier en wordt grote schade in de toekomst voorkomen. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het proces worden meegenomen. Met voorgenoemd advies wordt bij de uitvoering van de plannen rekening gehouden.

Waterkwaliteit

Om een goede waterkwaliteit te realiseren is het nodig dat wordt voorkomen dat milieubelastende stoffen in het oppervlaktewater terecht komen. De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn. Ook is het nodig dat gebouwd wordt met milieuvriendelijk en duurzaam materiaal.

Afkoppelen en waterkwaliteit

Om het aantal overstortingen van rioolwater en de belasting van rioolwaterzuiveringen te beperken, is het uitgangspunt om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. In het geval van dit bouwplan kan het hemelwater afkomstig van verhard oppervlak worden geloosd op het oppervlaktewater.

4.9 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysiek leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

Archeologisch onderzoek is volgens de provinciale advieskaart FAMKE nodig vanaf 500 m2 en dieper dan 30 cm aan bodemingrepen. Aan De Wyngaerden 9 wordt wel een nieuwe woning mogelijk gemaakt. In het kader daarvan worden bodemroerende werkzaamheden uitgevoerd.

Ter plaatse staat in de huidige situatie een schuur die zal worden gesloopt. Alleen de fundering hiervan reikt dieper dan 30 cm de bodem in. Deze schuur heeft een funderingsstrook bestaande uit een betonstrook van 40 cm breed. In de schuur ligt een betonvloer van 10 cm dik en deels stoeptegels. De totale oppervlakte van de grondroering dieper dan 30 cm in de huidige situatie betreft 48 m2. In de nieuwe situatie zal een woning van maximaal 300 m2 worden gerealiseerd. In totaal gaat het dan slechts om een maximale grondroering van 348 m2 en is er nog 152 m2 beschikbaar voor nieuw aan te leggen nutsvoorzieningen. De grenswaarde voor archeologisch onderzoek wordt hier dus niet overschreden.

Aan De Wyngaerden 19 worden bestaande stallen gesloopt en wordt een vijver aangelegd. Hier geldt dat alleen de funderingsstroken en de gierkelders dieper dan 30 cm in de bodem reiken. De oude koeienstal ter plaatse is gebouwd op een funderingsstrook van 50 cm breed en heeft twee gierkelders van 80 cm breed en 32 meter lang. De bodemroering dieper dan 30 cm komt uit op circa 90 m2. De andere schuur, een oude kleinveestal, heeft een oppervlakte van 144 m2, waarvan 57,5 m2 15 cm dik betonplaat betreft. De bodemroering dieper dan 30 cm komt hier uit op een oppervlakte van 86,5 m2. De totale huidige bodemroering betreft dus 176,5 m2. De nieuw aan te leggen vijver zal een oppervlakte van circa 50 m2 krijgen. Hiermee blijft de bodemroering dieper dan 30 cm dus ruim onder de archeologische grenswaarde van 500 m2.

Verder worden alle sloopwerkzaamheden uitgevoerd met een sorteergrijpen, zodat de grondroering tot het minimum beperkt blijft.

Op het perceel De Wyngaerden 14 worden geen toekomstige ingrepen voorzien.

Op basis van bovenstaande analyse blijkt dat de archeologische grenswaarde voor geen van de percelen wordt overschreden. In overleg met de provincie is daarom geconcludeerd dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is.

Indien bij toekomstig graafwerk toch archeologische grondsporen worden aangetroffen en/of vondsten worden gedaan, dient hiervan direct melding te worden gemaakt conform de Erfgoedwet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPDeWyngaerden9-0301_0014.jpeg"

Figuur 4.1 Plangebied met de Famkekaart Steentijd

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPDeWyngaerden9-0301_0015.jpeg"

Figuur 4.2 Plangebied met de Famkekaart Middeleeuwen

4.10 Cultuurhistorie

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

Het plangebied maakt geen deel uit van een cultuurhistorische waardevol gebied. Wel is het landschap van cultuurhistorische betekenis. De ontwikkeling vindt grotendeelsplaats binnen de bestaande landschappelijke structuur van het gebied en doet hieraan zodoende geen afbreuk. In paragraaf 2.3 is dit reeds beschreven. Vanuit dit aspect bestaan dus geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.11 Bedrijven- en milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een aanvaardbaar woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om de milieuruimte van bedrijven voor het bestemmingsplan in beeld te brengen, wordt gebruik gemaakt van de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering (2009). In deze publicatie zijn richtafstanden opgenomen voor bedrijfsactiviteiten ten opzichte van een rustige woonwijk (voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar). Ten opzichte van een gemengd gebied gelden kleinere richtafstanden.

Aan De Wyngaerden 9 wordt met dit bestemmingsplan de planologische mogelijkheid gecreëerd om een nieuwe woning te realiseren. Dit betekent dat het woon- en leefklimaat ter plaatse voldoende moet zijn. In de omgeving van deze locatie is voornamelijk sprake van woningen en agrarische gronden. Hiermee is de voorgenomen woonfunctie goed te combineren en dit leidt niet tot belemmeringen. Ten zuidwesten van de Wyngaerden 9 is op perceel Wyngaerden 14 een veehouderij toegestaan op basis van de planologische mogelijkheden. Met dit plan wordt deze bestemming echter gewijzigd naar een woonbestemming. Daarmee valt een mogelijke belemmering van de veehouderij ter plaatse van de Wyngaerden 9 weg.

Daarnaast wordt met dit bestemmingsplan de planologische mogelijkheid om op de percelen nummer 14 en 19 een bedrijf te vestigen verwijderd. Dit betekent dat het woon- en leefklimaat van de woningen in de omgeving verbeterd wordt. De woningen ondervinden namelijk geen hinder meer van deze bedrijven. Verder bevinden zich in de directe omgeving van de toekomstige woningen geen bedrijven die voor een eventuele overlast zouden kunnen zorgen. Met de realisatie van de nieuwe woningen worden bedrijven in de omgeving ook niet in hun ontwikkeling mogelijkheden beperkt.

4.12 Kabels en leidingen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

Ten noorden van het plangebied loopt een hoogspanningsverbinding. In het geldende bestemmingsplan is verbinding beschermd middels de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'. Binnen deze bestemming mogen geen bouwwerken worden gebouwd. Met dit bestemmingsplan worden geen bouwwerken mogelijk gemaakt binnen de dubbelbestemming. Overigens ligt het plangebied op ruim 50 meter tot de hoogspanningsverbinding. Verder lopen geen hoofdleidingen of -kabels in of nabij het plangebied. Ook liggen er geen relevante zones over het gebied.

4.13 MER (Milieu effect rapportage) verantwoording

In het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Wanneer niet voldaan wordt aan de drempelwaarden moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Daarbij lettend op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

In bijlage D van het Besluit m.e.r. (D11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. Ten aanzien van woningen ligt de drempelwaarde op een aaneengesloten gebied met 2.000 of meer woningen. Dit bestemmingsplan maakt slechts één woning mogelijk en is dus niet rechtstreeks planmer-, projectmer of mer-beoordelingsplichtig.

Daarnaast wordt de ontwikkeling, gelet op de aard en de omvang, ook niet aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject. Weliswaar verandert het gebruik van het perceel door de realisatie van één vrijstaande woning, maar dat betekent niet dat hetgeen waarin het plan voorziet moet worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in kolom 1, categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage. Met dit bestemmingsplan is sprake van een ruimte beslag dat beperkter is dan de huidige planologische mogelijkheden. Verder vinden geen wijzigingen aan de wijze van ontsluiting plaats en wordt de parkeerbehoefte, net als in de huidige situatie, binnen het plangebied opgelost. Daarnaast leidt de ontwikkeling niet tot een hogere verkeersaantrekkende werking dan in de huidige situatie mogelijk is. Op basis van voorgaande wordt de beoogde ontwikkeling niet gekwalificeerd als stedelijk ontwikkelingsproject. Er behoeft dan ook geen besluit te worden genomen of een MER nodig, dan wel niet nodig is.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de planregels

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Bro en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare manier zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden. Verder sluit de regeling in het voorliggende bestemmingsplan aan bij het bestaande bestemmingsplan Buitengebied.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden. Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.

5.2 Beschrijving juridische regeling

Bestemming Wonen

De huidige bestemmingen op de percelen De Wyngaerden 9 en 19 worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen'. De woningen dienen binnen het bestemmingsvlak gebouwd te worden. De oppervlakte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 150 m² bedragen en de oppervlakte van de bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 150 m2. Binnen de bestemming 'Wonen' zijn aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan. De activiteiten dienen ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie en dienen door de bewoner van de woning uitgevoerd worden.

Bestemming Wonen - Woonboerderij

De huidige bestemming op het perceel De Wyngaerden 14 wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - Woonboerderij'. Het hoofdgebouw dient op de bestaande plek van het huidige hoofdgebouw gebouwd te worden. Binnen de bestemming zijn aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan. De activiteiten dienen ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie en dienen door de bewoner van de woning uitgevoerd worden.

Dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 2, 3 en 5

Op basis van het FAMKE zijn ter plaatse van de percelen archeologische dubbelbestemmingen opgenomen. Deze bieden een beschermende regeling voor de archeologische waarden ter plaatse. Voor de percelen De Wyngaerden 9 geldt een grenswaarde van 500 m2 voor archeologisch onderzoek. Ter plaatse van De Wyngaerden 14 geldt een grenswaarde van 5.000 m2 voor archeologisch onderzoek. Ter plaatse van De Wyngaerden 19 geldt tot slot een grenswaarde 2.500 m2 voor archeologisch onderzoek.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Algemeen

In het kader van een bestemmingsplan is het van belang om de uitvoerbaarheid na te gaan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Inspraak en overleg

Het bestemmingsplan is voor overleg aangeboden. De instanties zijn in de gelegenheid gesteld om kennis te kunnen nemen van en te reageren op de inhoud van het planvoornemen.

Resultaten van het overleg

De ontvangen overlegreactie is opgenomen in bijlage 5 bij deze toelichting. Wetterskip Fryslân heeft per mail d.d. 25 november 2022 kenbaar gemaakt geen opmerkingen te hebben met betrekking tot het concept ontwerpbestemmingsplan. De provincie heeft bij brief d.d. 30 november 2022 gereageerd op het concept ontwerpbestemmingsplan. Hieronder zijn de opmerkingen van de provincie Fryslân samengevat en is de reactie hierop van de gemeente weergegeven.

Opmerkingen

1. Wonen

Opgemerkt is dat met betrekking tot het perceel De Wyngaerden 9 in het voortraject bij de provincie kenbaar is gemaakt en aangegeven dat de ontwikkeling op dit perceel niet bij recht past in artikel 1.6.1. van de Verordening Romte Fryslân (VRF), vanwege het ontbreken van een agrarisch bouwperceel op het adres De Wyngaerden 9. De provincie voegt hier aan toe dat er in dit geval niet sprake is van een verdichting of afronding van een bebouwingslint, waardoor artikel 1.3.1. VRF ook niet aan de orde is.

Reactie gemeente

De toelichting bij het bestemmingsplan is hierop aangepast. Hierin is een nadere motivering opgenomen voor de situering in relatie tot de aangrenzende bebouwing.

2. Regels VRF

Strikt genomen past de ontwikkeling op het perceel De Wyngaerden 9 niet binnen de regels van de VRF. In dit specifieke geval is slechts sprake van een kleine afwijking van de regels in de VRF en door de sloop van verouderde bebouwing kan er duidelijk een kwaliteitsslag worden gemaakt. Op die grond acht de provincie de beoogde ontwikkeling aanvaardbaar. Wel bestaat er theoretisch een juridisch risico. Om de strijdigheid met de VRF op te heffen geeft de provincie aan gebruik te maken van de mogelijkheid om, voordat het plan ter inzage wordt gelegd, een ontheffing van de VRF aan te vragen bij GS.

Reactie gemeente

De aanvraag heeft betrekking op de bouw van een in het kader van de Rood voor Rood regeling geplande compensatiewoingn op het perceel De Wyngaerden 9 te Luxwoude. Deze locatie ligt in het landelijk gebied van de gemeente Opsterland. In artikel 1.1.1. van de provinciale verordening is echter opgenomen dat het landelijk gebied geen bouwmogelijkheden en gebruiksmogelijkheden voor stedelijke functies dient te bieden. Om de bouw toch mogelijk te maken biedt artikel 10.1.1 van de verordening de mogelijkheid voor een ontheffing hiervan onder de navolgende voorwaarden:

  • a. de ontwikkeling gelet op aard, schaal en uitstraling past binnen de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten, en in een evenredige verhouding nieuwe kwaliteiten van natuur, water, landschap of recreatieve dan wel agrarische mogelijkheden toevoegt, of bijdraagt aan een goede ruimtelijke kwaliteit in het landelijke gebied of bestaand stedelijk gebied,
  • b. de ontwikkeling bijdraagt aan de sociale of economische vitaliteit van het platteland,
  • c. de ontwikkeling niet leidt tot onevenredige milieubelasting en niet onevenredig veel verkeer aantrekt in relatie tot het onderliggende wegennet, en
  • d. de ontwikkeling niet leidt tot beperkingen voor de ontwikkeling van agrarische bedrijven in de omgeving.

Met betrekking tot voorgaande voorwaarden geldt het volgende:

Ad a De sloop van de bestaande bouwvallige kippenschuur met erfverhardingen en andere bouwwerken en de vervanging hiervan door een reguliere woning met een streekeigen erfbeplanting draagt bij aan een verbetering van de landschappelijk en cultuurhistorische kernkwaliteiten van het gebied en eveneens aan een goede ruimtelijke kwaliteit in het landelijk gebied.

Ad b De ontwikkeling draagt tevens bij aan de sociale vitaliteit van het platteland.

Ad c De ontwikkeling leidt niet tot onevenredige milieubelasting en trekt niet onevenredig veel verkeer aan in relatie tot het onderliggende wegennet.

Ad d De ontwikkeling leidt niet tot beperkingen voor de ontwikkeling van agrarische bedrijven in de omgeving.

Aanvullend geldt dat een deel van het perceel weer, conform de bestemming, zal worden aangewend als weiland of bouwland voor agrarisch gebruik. Bovendien is voorzien in een inpassing binnen de landschappelijke structuur door in de sfeer van de voor het gebied kenmerkende singelbeplanting nieuwe beplanting aan te leggen. De woning zal inclusief bijgebouwen maximaal 300 m2 bedragen. De woning past binnen het gemeentelijk woonplan, waarmee de provincie heeft ingestemd.

Op grond van voorgaande motivering wordt voldaan aan de in artikel 10.1.1. voornoemde voorwaarden voor de voorliggende invulling. Op basis hiervan is een ontheffing verleend door de Provincie Fryslân.

3. Sloop beeldverstorende bebouwing

De sloop van de beeldverstorende bebouwing is niet geborgd. Verzocht wordt om de sloop te borgen door in de bouw- en/of gebruiksregels binnen de woonbestemming een voorwaardelijke verplichting tot sloop op te nemen en hieraan een termijn te verbinden.

Reactie gemeente

De planregels i.c. artikel 3.7.1 is hierop aangepast, door het opnemen van een sloopverplichting.

4. Landschappelijke inpassing

Het inpassingsplan dat is opgenomen in de toelichting is niet geborgd in de regels. Verzocht wordt de uitvoering en instandhouding van het inpassingsplan te borgen middels een voorwaardelijke verplichting in de planregels.

Reactie gemeente

De planregels i.c. artikel 3.7.2 is hierop aangepast, door het opnemen van de verplichting tot de uitvoering en de instandhouding van het landschappelijk inpassingsplan.

5. Archeologie

In de plantoelichting is onderbouwd dat voor de drie percelen geen archeologisch onderzoek nodig is. Op grond van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) is voor de periode steentijd-bronstijd (De Wyngaerden 9 en 19) archeologisch onderzoek nodig voor ingrepen groter dan 500 m2. En bij De Wyngaerden 14 bij ingrepen van meer dan 5000 m2. In de toelichting bij de FAMKE staat vermeld dat bij het bepalen of onderzoek nodig is, gekeken moet worden naar de omvang van de bestemmingswijziging. De bestemmingswijziging zit voor alle drie de percelen boven de 500 of 5000 m2. Verzocht wordt archeologisch onderzoek uit te voeren voor alle drie percelen en de resultaten hiervan te verwerken in het ontwerpbestemmingsplan.

Reactie gemeente

Voor wat betreft het perceel De Wyngaerden 14 geldt dat het in dit geval uitsluitend betreft de bestemmingswijziging van “Agrarisch – intensieve veehouderij” naar “Wonen – Woonboerderij”. Grondwerkzaamheden zijn hierbij niet aan de orde. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de huidige bebouwing

De oppervlakte van het perceel Wyngaerden 9 bedraagt 2540 m2. De bouw van de woning inclusief bijgebouwen zal maximaal 300 m2 bedragen. De bebouwing zal grotendeels plaats vinden op de locatie waar thans nog de kippenschuur (met een oppervlakte van 500 m2) is gesitueerd. Deze grond is ten tijde van de bouw van deze schuur reeds geroerd. De kans op de aanwezigheid van archeologische waarden is dan ook vrijwel uitgesloten. Indien er tijdens de bouwwerkzaamheden toch sprake zal zijn van archeologische vondsten, dan zal dit direct worden gemeld bij de provinciaal archeoloog.

Op het perceel De Wyngaerden 19 zal uitsluitend sprake zijn van afbraak van voormalige bedrijfsgebouwen. Ook deze grond is ten tijde van de eerdere bouwwerkzaamheden van deze gebouwen reeds geroerd. Ook hier geldt dat ingeval er toch werkzaamheden op deze locatie worden uitgevoerd en er sprake is van archeologische vondsten, hiervan melding zal worden gedaan bij de provinciaal archeoloog.

Nader overleg met de provinciaal archeoloog heeft het uitgewezen dat voor de genoemde percelen kan worden afgezien van archeologisch onderzoek vooraf. De archeologische paragraaf (paragraaf 4.9) in het bestemmingsplan is op de onderbouwing van de initiatiefnemer aangepast, waaruit dus blijk dat geen archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Daarnaast is in de toelichting aangegeven dat op grond van de Verordening Romte Fryslân paragraaf 2.2.1. lid 2 (geconsolideerde-versie-verordening-romte-fryslan-2014-versie-maart-2021.pdf) wordt afgeweken van de FAMKE door geen onderzoek vooraf uit te laten voeren, omdat de geplande sloop, herinrichting en nieuwbouw nu en in de toekomst de grenzen van de geldende beleidsadviezen op de FAMKE naar verwachting niet zullen overschrijden. Ter bescherming van de archeologie op de percelen 9, 14 en 19 is een dubbelbestemming 'waarde archeologie' opgenomen conform de beleidsadviezen op de FAMKE.

6. Ecologie

Voor De Wyngaerden 9 is in de plantoelichting de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling met betrekking tot de steenmarter onderbouwd en is aangegeven dat er een nader onderzoek loopt. Opgemerkt wordt dat in de Wet natuurbescherming de steenmarter is vrijgesteld bij ruimtelijke ingrepen. In principe is een nader onderzoek niet nodig. Wel geldt dat een zogend moertje niet mag worden weggevangen, omdat anders de jongen verkommeren in het nest. Dit kan worden ondervangen door te slopen buiten de zoogperiode, of door nader onderzoek te doen en aan te tonen dat er geen steenmarterverblijf aanwezig is. De toelichting dient hierop te worden aangepast.

Voor het perceel De Wyngaerden 19, waarop ook bebouwing wordt gesloopt is geen quickscan bijgevoegd of uitgevoerd. Verzocht wordt ook hiervoor ecologisch onderzoek te doen en de uitvoerbaarheid van het plan voor soorten nader te omschrijven. Het voorgaande geldt ook voor het perceel Wyngaerden 14.

Reactie gemeente

Het bestemmingsplan is voor wat betreft de steenmarter hierop aangepast. Het spreekt voor zich dat, voorafgaand aan de sloop, onderzoek plaats zal vinden naar de aanwezigheid van steenmarters. Voor het perceel Wyngaerden 14 geldt dat hier geen sloop plaats zal vinden en het uitsluitend een functiewijziging betreft.

Uit de quick scan flora en fauna (bijlage 2) voor het perceel Wyngaerden 19 blijkt dat hiervoor geen specifieke beperkingen gelden, behalve het naleven van de zorgplicht en buiten het broedseizoen werken in verband met broedgevallen van algemene broedvogels. Daarmee wordt voldaan aan de Wnb.

7. Natuurinclusief bouwen

In de Omgevingsvisie De Romte Diele wordt ingezet op natuurinclusief ontwerpen bij nieuwe ontwikkelingen. Dit is mogelijk door in het ontwerp rekening te houden met maatregelen die een positief ecologisch effect sorteren, zoals bijvoorbeeld het plaatsen van gevelstenen met openingen voor vogels en vleermuizen.

Reactie gemeente

Bij de bouw van de woning zal hiermee rekening worden gehouden.

8. Ontgrondingen

In het inpassingsplan voor het perceel Wyngaerden 19 wordt een natuurlijke zwemvijver beoogd. In het geval van het realiseren van een vijver in de tuin is er sprake van een ontgronding waarop de Ontgrondingenverordening Friesland van toepassing is. In de toelichting dient duidelijk gemaakt te worden om hoeveel grondverzet (m3) het gaat en welke diepte wordt gehanteerd bij het maken van de beoogde waterpartij. In overleg met de Fumo kan worden bepaald of er sprake is van een vrijgestelde ontgronding. De conclusie dient te worden vermeld in de plantoelichting

Reactie gemeente

Uit de terreininrichting De Wyngaerden 19 (bijlage 1) blijkt dat de natuurlijke zwemvijver is gepland op de locatie waar thans nog een van de te verwijderen schuren is gesitueerd. De door de sloop ontstane ontgraving zal, na verwijdering van het puin, worden aangewend als zwemvijver. Voor de realisering hiervan zal er geen ontgronding plaats vinden.

6.2.2 Zienswijze

Vervolgens heeft het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode werd een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). Er zijn in deze periode geen zienswijzen ingediend.

6.2.3 Vaststelling

Het bestemmingsplan is vervolgens ongewijzigd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.3 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het project is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële uitvoerbaarheid

De ontwikkeling betreft een particulier initiatief, waarin de gemeente geen directe financiële rol of belangen heeft. De ontwikkelaar kan het project volledig financieren. Er zijn voldoende financiële middelen beschikbaar. Daarmee is de financiële haalbaarheid voldoende gewaarborgd.

Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure. Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan op te stellen. Van deze verplichting kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan middels een anterieure overeenkomst. Voor vaststelling van het planologisch besluit dient duidelijk te zijn op welke wijze de kosten zullen worden verhaald.

De beoogde ontwikkeling die in dit bestemmingsplan centraal staat is als 'bouwplan' grondexploitatieregeling aangemerkt. Op 4 november is 2020 is tussen de partijen een anterieure overeenkomst gesloten. In dit geval zijn de ambtelijke kosten contractueel afgedekt en verder worden er leges gerekend. Hiermee zijn de kosten anderszins verzekerd.