direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Lippenhuizen Kom / Bedrijventerrein Jubbega/Lippenhuizen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0086.09BPKom-0301

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de dorpskom van Lippenhuizen in de gemeente Opsterland, alsmede het bedrijventerrein Jubbega/Lippenhuizen dat op de grens met de gemeente Heerenveen ligt. Met dit bestemmingsplan wordt een actuele juridisch-planologische regeling gegeven voor beide gebieden.

1.1 Aanleiding en doel

De gemeente Opsterland is al een aantal jaren bezig de verouderde bestemmingsplannen voor de dorpen te actualiseren en te uniformeren. Daarbij wordt de gehele dorpskom (en eventuele uitbreiding daarvan) in één keer voorzien van een nieuwe en uniforme planologische regeling. Dit actualisatieprogramma is vastgelegd in het door de gemeenteraad vastgestelde “Jaarverslag ruimtelijke plannen 2004 en programma 2005”. Dit programma is in het voorjaar van 2014 geactualiseerd in het “verslag bestemmingsplannen 2005-2013 en programma 2014”. Voor een aantal dorpen is deze actualisatie inmiddels gereed. Nu is Lippenhuizen aan de beurt in dit actualisatieprogramma.

Begrenzing plangebied

De dorpskom van Lippenhuizen vormt het plangebied. De begrenzing is hierbij afgestemd op logische geografische begrenzingen en de begrenzing van het bestemmingsplan "Landelijk gebied". Voor de nieuwe multifunctionele accommodatie is een eigen juridische regeling in voorbereiding. Dit wordt buiten het plangebied van dit bestemmingsplan gehouden. Verder vormt het bedrijventerrein 'Jubbega/Lippenhuizen' onderdeel van het plangebied. Het bedrijventerrein grenst weliswaar aan het dorp Jubbega, maar ligt binnen de gemeente Opsterland. Jubbega ligt in de gemeente Heerenveen.

In onderstaande afbeelding is de ligging en begrenzing van het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.09BPKom-0301_0001.png"

De ligging en begrenzing van het plangebied

Geldende regelingen

Dit bestemmingsplan heeft tot doel om een actuele juridisch-planologische regeling te geven voor het plangebied. Daarmee herziet dit plan het bestemmingsplan Lippenhuizen - Kom / Bedrijventerrein Jubbega/Lippenhuizen (vastgesteld op 11 juli 2005 en goedgekeurd op 11 oktober 2005).

1.2 Opzet van de toelichting

Deze toelichting is opgezet als een objectgerichte toelichting. Dit betekent dat elke bestemming afzonderlijk wordt toegelicht. Op deze manier is vanuit de bestemming op de verbeelding net als bij de regels al het geval was, een directe link gelegd met zowel de toelichting. Deze opzet is bepaald door de digitale opzet van het bestemmingsplan.

In hoofdstuk 2 staat een beschrijving per bestemming (object). Dit hoofdstuk beschrijft per object de uitgangspunten van de juridische regeling en de basisinformatie die daaraan ten grondslag ligt, in dit plangebied de huidige situatie en beleid. Tot slot zijn per bestemming links naar verdere achtergrondinformatie opgenomen.

De omgevingsaspecten zijn in een eigen hoofdstuk (hoofdstuk 3) opgenomen. De omgevingsaspecten zijn niet per object aan te geven, maar zijn voor grotere delen van het plangebied geldig. In dat hoofdstuk wordt ingegaan op de voor het plangebied van belang zijnde aspecten. Waar nodig zijn in dit hoofdstuk links opgenomen naar uitgevoerde onderzoeken.

Hoofdstuk 4 gaat globaal in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid, waaronder de grondexploitatie. Hoofdstuk 5 geeft een samenvatting van de op het voorontwerpbestemmingsplan ingediende overleg- en inspraakreacties en de gemeentelijke reactie daarop. Daarbij geeft het hoofdstuk inzicht in de mogelijke wijzigingen vanuit overleg en inspraak op dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 De bestemmingen

In dit hoofdstuk volgt, per bestemming, een toelichting op die bestemming. Bij iedere bestemming zijn ook de belangrijkste uitgangspunten van de bestemmingsregeling opgenomen. In veel gevallen is de basis van de uitgangspunten de huidige situatie en/of het geldende beleid. Ook deze worden daarom per bestemming kort genoemd. Wanneer mogelijk en nodig zijn links naar achtergrondinformatie opgenomen.

2.1 Agrarisch - Cultuurgrond

De bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' maakt de het gebruik van gronden voor agrarische cultuurgrond en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.1.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Zoals de naam van de bestemming zegt is de bestemming bedoeld voor agrarische cultuurgronden (hoofdfunctie). Voor een optimaal functioneren van de hoofdfunctie zijn ook andere functies mogelijk. Daarbij kan gedacht worden aan sloten, nodig voor de waterhuishouding rond de agrarische gronden (meestal weilanden), en paden, nodig voor de ontsluiting van de weilanden. Het toestaan van meerdere functies naast de hoofdfunctie geeft bovendien de nodige flexibiliteit in het gebruik van de gronden. Bij de functionele mogelijkheden wordt altijd het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden nagestreefd.

Bouwmogelijkheden

Gebouwen zijn in deze bestemming niet toegestaan. In de hele bestemming is het mogelijk om erf- en terreinafscheidingen met een maximale bouwhoogte van 2,00 meter te bouwen. Daarnaast zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijn, mogelijk tot een maximale hoogte van 3,00 meter. Hieronder vallen onder meer bruggen, deze kunnen nodig zijn voor de bereikbaarheid van de agrarische cultuurgronden.

Omgevingsvergunning

Enkele werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden zijn uitsluitend toegestaan met toepassing van een omgevingsvergunning. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om het verwijderen van houtwallen. Het verlenen van een dergelijke vergunning moet voldoen aan een aantal voorwaarden, anders wordt deze niet verleend.

2.1.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Het huidige extensief gebruikte agrarische gebied moet zo veel mogelijk gehandhaafd blijven;
  • Bij het agrarisch gebied horende functies zijn mogelijk binnen de bestemming, daarbij gaat het bijvoorbeeld om water en ontsluitingswegen;
  • De huidige ruimtelijke structuur van de agrarische gronden behouden;
  • Gebouwen zijn op de agrarische gronden niet toegestaan, bouwwerken voor bijvoorbeeld afrastering zijn wel toegestaan.

Uitgangspunten beleid

  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming, moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.
2.1.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Het dorp is aan alle zijden omgeven door agrarische gronden, vooral in gebruik als weiland (veeteelt). Op verschillende plaatsen binnen het plangebied zijn agrarische gronden aanwezig. Deze sluiten soms aan op percelen in het coulisselandschap buiten het plangebied. De gronden bestaan hoofdzakelijk uit grasland, dat gebruikt wordt als weidegrond en hooiland. Het gebruik is extensief.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. De agrarische gronden binnen de bebouwde kom kunnen te maken hebben met de historie van het gebied. In die gevallen is speciale aandacht ervoor van belang. Bij de agrarische gronden in dit bestemmingsplan is dit niet het geval. Dit beleid geeft geen concrete uitgangspunten voor deze bestemming.

In de Structuurvisie Opsterland in beeld is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit beleid is gebaseerd op het destijds geldende rijks- en provinciaal beleid. Het algemene beleid is per dorp verder uitgewerkt in een ontwikkelingsprofiel. Ook voor Lippenhuizen is dit gedaan. In de structuurvisie zijn enkele groenstructuren in het dorp, waaronder die aan de Swannenblom, aangemerkt als 'groene drager'. Het doel is deze te behouden, te herstellen en zo mogelijk te versterken via herinrichting en nieuwe aanleg. Dit is gericht op het multifunctioneel gebruik ervan. De overige agrarische gronden maken deel uit van het bebouwde gebied. Deze liggen bijvoorbeeld in de gebieden aangeduid met 'bestaand woongebied'. Over deze agrarische gebieden doet de visie geen specifieke uitspraken.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Op de agrarische gronden in het plangebied geldt vooral het welstandsgebied 'buitengebied (gesloten landschap). De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.2 Bedrijf

De bestemming 'Bedrijf' maakt het gebruik van gronden voor de individueel aanwezige bedrijven in het plangebied en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.2.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Het uitgangspunt is om de bestaande individuele bedrijven in het plangebied te regelen. Individuele bedrijven met milieucategorieën 1 en 2 zijn in deze bestemming bij recht toegestaan. Door deze lage milieucategorie toe te staan, wordt (grote) milieuhinder voor de omgeving voorkomen.

Enkele bedrijfsfuncties zijn bij recht specifiek toegestaan, bijvoorbeeld een bouwbedrijf of een paardenfokkerij, die qua milieucategorie zwaarder is dan de standaard toegestane bedrijven of niet in de bedrijvenlijst is opgenomen. Andere bedrijven zijn specifiek uitgesloten. Voorbeelden daarvan zijn geluidzoneringsplichtige inrichtingen, vuurwerkbedrijven en risicovolle inrichtingen. Hierdoor ontstaat geen grotere gevaarzettende situatie en/of overlast voor de omgeving.

Bij de bedrijven, waar al een bedrijfswoning is gebouwd dan wel planologisch mogelijk is op grond van het vorige bestemmingsplan, is deze specifiek aangeduid en geregeld. Nieuwe bedrijfswoningen bij individuele bedrijven worden niet toegestaan. Wel is het met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk de bedrijfsbestemming om te zetten naar een woonbestemming.

Andere, voor het bedrijf van belang zijnde voorzieningen wegen, erven en parkeervoorzieningen zijn ook mogelijk binnen de bestemming. Hierdoor is een maximale flexibiliteit in het gebruik van de gronden voor het bedrijf mogelijk.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn de volgende gebouwen en bouwwerken toegestaan: bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Bedrijfsgebouwen moeten in het bouwvlak worden gebouwd. De bouwmogelijkheden voor de gebouwen zijn deels op de ruimtelijke verbeelding en deels in de regels bij de bestemming opgenomen. Het is op de verbeelding opgenomen, omdat voor de verschillende percelen geen eenduidige regeling in de regels opgenomen kan worden. Dit heeft te maken met de diversiteit van de bebouwing. Met de regels blijft het bestaande beeld in ieder geval gehandhaafd, maar is geringe uitbreiding ook mogelijk.

Voor de bouwmogelijkheden van bedrijfswoningen is gerefereerd aan de 'gewone' woningen in het plangebied. Bepaald is dat per bedrijf één bedrijfswoning is toegestaan binnen het met 'bedrijfswoning' aangeduide vlak. Door de bedrijfswoningen alleen in het aangeduide vlak mogelijk te maken, verandert de situatie voor omliggende bedrijven niet. Deze bedrijven worden dan niet beperkt in hun milieucontouren en daarbij horende bedrijfsactiviteiten. De bouwmogelijkheden van de woningen zijn uniform en geregeld in de regels. Daarvoor is aansluiting gezocht bij het bestaande beeld.

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen is een specifieke regeling opgenomen. Deze bouwwerken horen functioneel nadrukkelijk meer bij de bedrijfswoning dan bij het bedrijf. De functie van de bouwwerken komt ruimtelijk tot uiting in een kleinere schaal dan de bedrijfsgebouwen. Er is een onderscheid gemaakt tussen aangebouwde en vrijstaande bouwwerken, in verband met het ruimtelijk beeld bij de bedrijfswoning. In de regels is een erfbebouwingsregeling opgenomen die aansluit bij de regeling voor burgerwoningen.

Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter.

Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten en lichtmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Hierbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouw- en gebruiksregels van de bestemming. Het gaat onder meer om afwijking voor het in geringe mate bouwen buiten het bouwvlak. Of voor het gebruik van bestaande bebouwing voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

2.2.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Bestaande individuele bedrijven zijn ondergebracht in deze bestemming, om ze te kunnen behouden.
  • Bij bestaande bedrijven is bij recht geen bedrijfswoning mogelijk, alleen daar waar een specifieke regeling is getroffen op basis van geldende rechten. De bestaande bedrijfswoningen worden door middel van een aanduiding vastgelegd op de bestaande locatie.
  • Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan de bedrijfsgebouwen en -woningen.

Uitgangspunten beleid

  • Nieuwe individuele bedrijven worden niet mogelijk gemaakt binnen het plangebied.
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • De bedrijven hebben maximaal een categorie 2, om overlast voor de omgeving te voorkomen.
  • Bestaande bedrijven met een hogere categorie worden specifiek aangeduid. Alleen die bedrijven zijn daar toegestaan.
2.2.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Verspreid langs De Buorren staan in het plangebied enkele individuele bedrijven. Deze bedrijven hebben zich lange tijd geleden in de bebouwde kom gevestigd en zijn daar - waar mogelijk - gegroeid en uitgebreid. Een voorbeeld van een dergelijk bedrijf is garage De Buorren een de gelijknamige straat. Bij de bedrijven is in de meeste gevallen een (inpandige) bedrijfswoning aanwezig. De maatvoering van de bedrijfsbebouwing is afgestemd op de functie ervan.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten.

Lippenhuizen is in de verordening aangewezen als 'overige kern'. Voor deze bestemming is van belang dat daarbij geldt dat in een ruimtelijk plan voor een overige kern niet zijn toegestaan:

  • een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 600 m²;
  • een bedrijf in de milieucategorieën 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 5.1, 5.2, 5.3 of 6;
  • een bedrijf met een kavelomvang groter dan 2.500 m²;
  • een voorziening met een bovenlokaal, regionaal of bovenregionaal verzorgingsgebied.

Deze bestemming biedt een nieuwe regeling voor een bestaande situatie met betrekking tot bedrijven. In de regeling hiervoor is rekening gehouden met de provinciale verordening en het beleid.

In de Structuurvisie Opsterland in beeld is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit beleid is gebaseerd op het destijds geldende rijks- en provinciaal beleid. Het algemene beleid is per dorp verder uitgewerkt in een ontwikkelingsprofiel. Ook voor Lippenhuizen is dit gedaan.

Het beleid richt zich vooral op de uitbreiding van de grotere bedrijventerreinen. Het geeft voor individuele bedrijven geen concrete uitgangspunten. Het algemene beleid uit de structuurvisie is daarom van toepassing. In de structuurvisie is aangegeven dat de economische structuur van belang is en deze behouden moet blijven. Daarbij wordt vooral ingezet op de vitaliteit van de plaatselijke werkgelegenheid. Dit beleid geeft voor individuele bedrijven geen uitgangspunten.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen. Deze omgevingsvisie geeft voor individuele bedrijven geen uitgangspunten.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Voor deze gronden in het plangebied gelden verschillende welstandsgebieden, bijvoorbeeld 'bedrijventerrein' en 'nieuwbouw seriematig', afhankelijk van de omgeving waar de bedrijven gevestigd zijn. De in het bestemmingsplan opgenomen regels zijn niet in strijd met de voor deze gebieden geldende gebiedscriteria uit de welstandsnota.

2.3 Bedrijf - Watertoren

De bestemming 'Bedrijf - Watertoren' is bedoeld voor het behoud van de watertoren en haar functie in het plangebied.

2.3.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Binnen de bestemming is de aanwezige watertoren mogelijk gemaakt. Voor een goed functioneren van de bestemming zijn ook daarbij horende gebouwen en bouwwerken toegestaan. Ondergeschikt is het mogelijk groenvoorzieningen en ontsluitingswegen en nutsvoorzieningen bij deze bestemming te realiseren. Zo kan de functie maximaal uitgeoefend worden.

Bouwmogelijkheden

Het is mogelijk binnen de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen. Het gebouw dat is toegestaan betreft een watertoren. Dit is mogelijk binnen het aangegeven bouwvlak. De maximale afmeting is 47 meter, dit is opgenomen in de regels.

De afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bijvoorbeeld een erfafscheiding, zijn afgestemd op de functie ervan. De regeling is aangepast op de mogelijkheden vanuit het Besluit omgevingsrecht.

2.3.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • de bestaande watertoren aan De Buorren blijft mogelijk.
2.3.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Aan De Buorren, oostelijk in het plangebied, is een watertoren aanwezig. Deze watertoren werd gebouwd in 1932 en heeft daarmee een typerende architectuur. Het is door zijn hoogte van ongeveer 44 meter een waar landmark in het omliggende landschap. De watertoren heeft twee waterreservoirs van ieder 300 m3. De watertoren is aangewezen als rijksmonument (nummer 513162) en daarom via de Monumentenwet beschermd (zie ook paragraaf 3.5).

Beleid

Voor deze bestemming is geen specifiek provinciaal en gemeentelijk beleid van toepassing.

2.4 Bedrijventerrein

De bestemming 'Bedrijventerrein' maakt het gebruik van gronden voor het bedrijventerrein Jubbega/Lippenhuizen en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.4.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Het uitgangspunt is bedrijven mogelijk te maken met milieucategorieën 1 tot en met 3.2. De bedrijven die zijn toegestaan, zijn in de bedrijvenlijst bij de regels opgenomen. De basis hiervoor is de geldende regeling en de bestaande situatie. Bij de bedrijven, waar al een bedrijfswoning is gebouwd, is deze specifiek aangeduid en geregeld. Nieuwe bedrijfswoningen kunnen uitsluitend via een afwijkingsprocedure worden opgericht.

Een zelfstandig kantoor is binnen de bestemming niet toegestaan. Ook detailhandel is in principe op het bedrijventerrein niet wenselijk. De uitwisseling en nieuwvestiging van detailhandelsbedrijven wordt bemoeilijkt.

Andere, voor het bedrijf van belang zijnde voorzieningen wegen, erven en parkeervoorzieningen zijn ook mogelijk binnen de bestemming.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn de volgende gebouwen en bouwwerken toegestaan: gebouwen en overkappingen, bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Voor alle gebouwen en overkappingen geldt dat deze per bouwperceel voor één bedrijf zijn toegestaan. Daarbij is een maximaal bebouwingspercentage gegeven, zodat voldoende ruimte overblijft voor bijvoorbeeld parkeren op eigen terrein. De gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd.

De bouwmogelijkheden voor de bedrijfsgebouwen zijn voornamelijk in de regels bij de bestemming opgenomen. Dit zijn regels over de maximaal te bebouwen oppervlakte, de goot- en bouwhoogte, de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens en de onderlinge afstand tussen gebouwen. Met de regels blijft het bestaande beeld in ieder geval gehandhaafd, maar is geringe uitbreiding ook mogelijk. Door het hanteren van een maximum te bebouwen oppervlak, blijft op het perceel voldoende parkeerruimte en ruimte voor opslag van goederen.

Voor de bouwmogelijkheden van bedrijfswoningen is gerefereerd aan de 'gewone' woningen in het plangebied. De bestaande bedrijfswoningen zijn geregeld via een aanduiding, nieuwe bedrijfswoningen worden uitsluitend via een afwijkingsprocedure toegestaan. Er mag ten hoogste één bedrijfswoning per bedrijf. Door de bestaande bedrijfswoningen vast te leggen en niet zonder meer nieuwe bedrijfswoningen toe te staan, worden de bestaande bedrijven niet in hun functioneren beperkt (milieusituatie). Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid voor nieuwbouw kan een afweging worden gemaakt of de bouw van een bedrijfswoning de omliggende bedrijven al dan niet in hun functioneren beperkt. De bouwmogelijkheden van de woningen zijn uniform en geregeld in de regels. Daarvoor is aansluiting gezocht bij het bestaande beeld.

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen is een specifieke regeling opgenomen. Deze bouwwerken horen functioneel nadrukkelijk meer bij de bedrijfswoning dan bij het bedrijf. De functie van de bouwwerken komt ruimtelijk tot uiting in een kleinere schaal dan de bedrijfsgebouwen. Er is een onderscheid gemaakt tussen aangebouwde en vrijstaande bouwwerken, in verband met het ruimtelijk beeld bij de bedrijfswoning. In de regels is een algemene regeling voor dit type bouwwerken opgenomen, waarbij aansluiting is gezocht bij de mogelijkheden die bij 'gewone' woningen geldt.

Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter.

Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 10,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten en lichtmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Hierbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouw- en gebruiksregels van de bestemming. Het gaat onder meer om afwijking voor de verkleining van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens. Of voor het gebruik van bestaande bebouwing voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

2.4.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Het bestaande bedrijventerrein aan De Singel (bij Jubbega), binnen de grenzen van de gemeente Opsterland, is ondergebracht in deze bestemming, om deze te kunnen behouden;
  • De juridische mogelijkheden van het aangrenzende bedrijventerrein in Jubbega (gemeente Heerenveen) zijn ook van toepassing op dit bedrijventerrein;
  • Alleen bestaande bedrijfswoningen zijn geregeld, nieuwe bedrijfswoningen worden alleen met toepassing van een afwijkingsbevoegdheid toegestaan. Per bedrijf is maximaal één bedrijfswoning mogelijk, deze mag inpandig of uitpandig (aangebouwd of vrijstaand);
  • Behoud van voldoende parkeerruimte op het erf bij de bedrijven. Dit is nodig in verband met de afwezigheid van openbare parkeerplaatsen;
  • Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan de bedrijfsgebouwen en -woningen;

Uitgangspunten beleid

  • Bij recht wordt uitbreiding van het bedrijventerrein met bedrijven in de categorieën 3.2 en hoger en met kavelomvang groter dan 2.500 m2 niet toegestaan;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid;

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Bedrijven hebben maximaal een categorie 3.2, zoals dit in het voorheen geldende bestemmingsplan was toegestaan;
  • Uitbreiding van het terrein met deze categorie wordt niet toegestaan, om zo hinder voor omliggende woningen te voorkomen;
2.4.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Ten noorden van het dorp Jubbega (gemeente Heerenveen) ligt aan De Singel een bedrijventerrein. Dit terrein grenst direct aan het bedrijventerrein in de kern van Jubbega en vormt daarmee één bedrijventerrein. Op het gehele bedrijventerrein zijn verschillende bedrijven aanwezig, in dit plangebied gaat het om enkele bedrijven.

Bij de bedrijven in het plangebied is een bedrijfswoning aanwezig. De woningen zijn vrijstaand voor het bedrijfsgebouw gesitueerd.

Het parkeren voor de bedrijven vindt hoofdzakelijk op het eigen erf plaats. Op het bedrijventerrein zijn geen openbare parkeerplaatsen aangelegd.

De architectuur en afmeting van de gebouwen zijn gevarieerd. Bij de bedrijfsgebouwen komt dit tot uiting in de maatvoering, kapvorm en kaprichting. De maximale bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen gaat in het plangebied tot 10,0 meter. De bedrijfswoningen zijn in maatvoering ook zeer divers. Op een enkele uitzondering na is over het algemeen sprake van één bouwlaag met een kap.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten.

Jubbega is net als Lippenhuizen aangewezen als 'overige kern'. Voor deze bestemming is van belang dat daarbij geldt dat in een ruimtelijk plan voor een overige kern niet zijn toegestaan:

  • een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 600 m²;
  • een bedrijf in de milieucategorieën 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 5.1, 5.2, 5.3 of 6;
  • een bedrijf met een kavelomvang groter dan 2.500 m²;
  • een voorziening met een bovenlokaal, regionaal of bovenregionaal verzorgingsgebied.

Deze bestemming biedt een nieuwe regeling voor een bestaande situatie met betrekking tot bedrijven. In de regeling hiervoor is rekening gehouden met de provinciale verordening en het beleid.

In de Structuurvisie Opsterland in beeld is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit beleid is gebaseerd op het destijds geldende rijks- en provinciaal beleid. Het algemene beleid is per dorp verder uitgewerkt in een ontwikkelingsprofiel. Ook voor Lippenhuizen is dit gedaan. Voor het bedrijventerrein aan De Singel is geen specifiek beleid opgenomen waar in dit bestemmingsplan rekening mee gehouden moet worden. Het algemene beleid uit de structuurvisie is verder van toepassing. In de structuurvisie is aangegeven dat de economische structuur van belang is en deze behouden moet blijven. Daarbij wordt vooral ingezet op de vitaliteit van de plaatselijke werkgelegenheid. Dit beleid geeft voor individuele bedrijven geen uitgangspunten.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen. Deze omgevingsvisie geeft voor individuele bedrijven geen uitgangspunten.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Voor het bedrijventerrein in dit plangebied geldt het welstandsgebied 'buitengebied (besloten landschap)'. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.5 Detailhandel

De bestemming 'Detailhandel' maakt het gebruik van gronden voor detailhandel en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.5.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Op de gronden en in de gebouwen binnen deze bestemming mogen detailhandelsfuncties een plaats hebben. Al aanwezige bedrijfswoningen worden planologisch mogelijk gemaakt op grond van het vorige bestemmingsplan. Deze zijn specifiek aangeduid en geregeld. Nieuwe bedrijfswoningen worden niet toegestaan.

Andere, voor het bedrijf van belang zijnde voorzieningen wegen, erven en parkeervoorzieningen zijn ook mogelijk binnen de bestemming. Hierdoor is een maximale flexibiliteit in het gebruik van de gronden voor het bedrijf mogelijk.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn de volgende gebouwen en bouwwerken toegestaan: hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De bouw van een gebouw en overkapping is alleen toegestaan wanneer deze ten dienste is van de hoofdfuncties binnen de bestemming. De bouwmogelijkheden zijn in de ruimtelijke verbeelding aangeduid en in de regels geregeld. Dit is gedaan omdat het ruimtelijk beeld van de verschillende gebouwen divers is en per perceel kan verschillen.

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen is een specifieke regeling opgenomen. Deze bouwwerken horen nadrukkelijk bij de hoofdfunctie. De functie van de bouwwerken komt ruimtelijk tot uiting in een kleinere maatvoering dan de hoofdgebouwen. Er is een onderscheid gemaakt tussen aangebouwde en vrijstaande bouwwerken, in verband met het ruimtelijk beeld. In de regels is een erfbebouwingsregeling opgenomen die aansluit bij de regeling voor burgerwoningen.

Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter.

Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten en lichtmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Hierbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouwregels van de bestemming. Het gaat om afwijking voor het gedeeltelijk bouwen buiten het bouwvlak. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

2.5.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Deze bestemming maakt de bestaande detailhandel met de daarbij horende voorzieningen mogelijk;
  • De variatie in verschijningsvorm van de bebouwing is gefaciliteerd;
  • De aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn in zijn algemeenheid ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

Uitgangspunten beleid

  • Behoud van de bestaande voorzieningen is wenselijk;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid;

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Horecavoorzieningen zijn, in verband met eventuele hinder voor de woonfunctie binnen de bestemming niet mogelijk.
2.5.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

In het lint langs De Buorren zijn enkele winkels aanwezig. Daar waar sprake is van een combinatie met wonen, is het wonen vaak achter of boven de winkel aanwezig. Het gaat daarbij vooral om winkels voor de dagelijkse (buurtsupermarkt) en niet-dagelijkse boodschappen (fietsenwinkel, audio-videowinkel).

De winkels staan in het oude lint, de bebouwing is in het lint niet uniform qua architectuur en afmeting. De aan en uitbouwen en bijgebouwen bij de gebouwen zijn vrijwel allemaal aan de achterzijde van de hoofdgebouwen geplaatst. In sommige gevallen is aan een zijgevel een aan- of uitbouw zichtbaar. In afmeting zijn dit type gebouwen ruimtelijk ondergeschikt aan het hoofdgebouw dat in het lint staat.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten.

Jubbega is net als Lippenhuizen aangewezen als 'overige kern'. Voor deze bestemming is van belang dat daarbij geldt dat in een ruimtelijk plan voor een overige kern niet zijn toegestaan:

  • een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 600 m²;
  • een bedrijf in de milieucategorieën 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 5.1, 5.2, 5.3 of 6;
  • een bedrijf met een kavelomvang groter dan 2.500 m²;
  • een voorziening met een bovenlokaal, regionaal of bovenregionaal verzorgingsgebied.

Deze bestemming biedt een nieuwe regeling voor een bestaande situatie met betrekking tot bedrijven. In de regeling hiervoor is rekening gehouden met de provinciale verordening en het beleid.

In de Structuurvisie Opsterland in beeld is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit beleid is gebaseerd op het destijds geldende rijks- en provinciaal beleid. Het algemene beleid is per dorp verder uitgewerkt in een ontwikkelingsprofiel. Ook voor Lippenhuizen is dit gedaan. Het gebied waarop deze bestemming van toepassing is aangeduid met 'woongebied met bijzondere functies' en 'oude bebouwingslint'. Het behoud van de functionele en ruimtelijke structuur is wenselijk. Bij de functionele structuur wordt daarbij ingezet op mogelijkheden voor functiemenging. Dit beleid heeft voor deze bestemming geen uitgangspunten.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen. Deze omgevingsvisie geeft voor individuele detailhandelsbedrijven geen uitgangspunten.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Voor deze gronden in het plangebied geldt vooral het welstandsgebied 'lintbebouwing'. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.6 Groen

De bestemming 'Groen' maakt het gebruik van gronden voor ruimtelijk en/of functioneel structurerende groenvoorzieningen en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.6.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

In relatie tot het doel zijn groenvoorzieningen en bebossing toegestaan. Daarbij gaat het dus om zowel lagere groenvoorzieningen (grasvelden) als opgaande vormen (bomen / bosjes). Naast de groenvoorzieningen zijn ook veelvoorkomende bijbehorende functies toegestaan. Daarbij gaat het om wegen, paden en speelvoorzieningen.

Ondergeschikt zijn binnen de bestemming onder meer waterlopen en -partijen, in- en uitritten en parkeervoorzieningen toegestaan. Door dit soort functies bij recht toe te staan, ontstaat flexibiliteit en uitwisselbaarheid in het plan. Wanneer in de bestaande situatie blijkt dat een dergelijke voorziening – in ondergeschikte mate – al binnen de bestemming aanwezig is, dan is de functie niet in strijd met de bestemming.

Bouwmogelijkheden

Gebouwen zijn in deze bestemming niet toegestaan. In de hele bestemming is het wel mogelijk om bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen. Hierbij zijn erf- en terreinafscheidingen met een maximale bouwhoogte van 2,00 meter toegestaan. Daarnaast zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijn, mogelijk tot een maximale hoogte van 3,00 meter. Hieronder vallen onder meer kleinschalige bouwwerken als palen en masten.

Flexibiliteitsbepalingen

In de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die aangeeft dat deze bestemming gewijzigd kan worden naar de bestemming "Wonen". Het gebied waarvoor de wijziging van toepassing is, is aangeduid, omdat de wijziging naar de woonbestemming niet in alle groenstructuren wenselijk is. De wijziging naar Wonen is alleen mogelijk wanneer voldaan is aan de bij de bevoegdheid opgenomen voorwaarden.

2.6.2 Uitgangspunten voor de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Behoud van de bestaande groenstructuren met een ruimtelijk en/of functioneel belang;
  • Het groen kent een passieve gebruiksfunctie en is in ieder geval niet bedoeld als agrarisch, sport- of recreatiegebied;
  • Veelvoorkomende functies in het groen, bijvoorbeeld voet- en rijwielpaden, en speelvoorzieningen mogelijk maken;
  • Het mogelijk maken van uitwisselbaarheid van de hoofdfunctie met andere ondergeschikte functies, in verband met de flexibiliteit;
  • Gebouwen zijn in het groen niet toegestaan;
  • Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen ten behoeve van de toegestane functies worden gebouwd, echter met beperkte afmetingen;
  • Toestaan van ontwikkelingen voor het onderhoud en beheer.

Uitgangspunten beleid

  • Mogelijkheden bieden voor het behoud, het herstel en de versterking van de bestaande groenstructuren.
2.6.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

De gronden met deze bestemming hebben vooral een ruimtelijk belang voor het dorp. Dit zijn groenstructuren die in belangrijke mate het ruimtelijk beeld van (een deel van) het dorp bepalen. De ruimtelijke verschijningsvorm van het groen is niet overal gelijk, dit is afhankelijk van de functie en de ontwikkelingsgeschiedenis van het groen. Er is sprake van grasland, struweel en bebossing. Het groen kan gebruikt worden, omdat er in veel gevallen paden in aangelegd zijn en straatmeubilair geplaatst is. Enkele keren worden groene veldjes gebruikt als trapveldjes en speelterreintjes.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. Met betrekking tot het groen geeft de visie geen concrete aanwijzingen. De verordening stelt vooral eisen aan cultuurhistorisch waardevolle elementen en kenmerkende landschapstypen. Deze kenmerkende landschapstypen zijn binnen het plangebied niet aangewezen. Het beleid heeft geen invloed op deze bestemming.

In de Structuurvisie Opsterland in beeld is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit beleid is gebaseerd op het destijds geldende rijks- en provinciaal beleid. Het algemene beleid is per dorp verder uitgewerkt in een ontwikkelingsprofiel. Ook voor Lippenhuizen is dit gedaan. In de structuurvisie zijn meerdere groenstructuren aangemerkt als 'groene drager'. Het doel is deze te behouden, te herstellen en zo mogelijk te versterken via herinrichting en nieuwe aanleg. Dit is gericht op het multifunctioneel gebruik ervan. De overige groengebieden maken deel uit van het bebouwde gebied. Deze liggen bijvoorbeeld in de gebieden aangeduid met 'bestaand woongebied'. Over deze groene gebieden doet de visie geen uitspraken.

2.7 Horeca

De bestemming 'Horeca' regelt het gebruik en de bebouwing van de horecavoorzieningen die niet opgenomen zijn in andere bestemmingen.

2.7.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Op de gronden en in de gebouwen binnen deze bestemming zijn horecabedrijven in de categorieën A t/m C toegestaan. Categorie A staat voor lichte horecabedrijven en categorie C voor de zwaarste vorm:

  • horecabedrijf categorie A: centrumgerichte horeca (ijssalons, croissanterieën e.d.);
  • horecabedrijf categorie B: restaurants en café-restaurants;
  • horecabedrijf categorie C: cafetaria en/of snackbar (hoge bezoekersfrequentie);
  • horecabedrijf categorie D: een café of een bar (hoge bezoekersfrequentie met name ook in de avond).

Horecabedrijven categorie D (café of bar), categorie E (discotheek of nachtclub) en categorie F (hotel of pension) komen niet voor en zijn bovendien niet wenselijk in Lippenhuizen.

Het bedrijf is qua functie vastgelegd op de bestaande locatie, met dien verstande dat de hoogste categorie (meest milieubelastende functie) bepalend is voor de toegestane functies. Zo mag ter plaatse van een horecabedrijf categorie C, ook een horecabedrijf uit categorie A of B worden gevestigd.

Andere, bij de toegestane functies horende voorzieningen, zijn ook mogelijk binnen de bestemming. Daarbij gaat het om onder meer groenvoorzieningen, wegen en parkeervoorzieningen. Door dit mogelijk te maken kunnen de gronden en gebouwen maximaal benut worden voor de hoofdfunctie.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen, overkappingen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

De bouw van een gebouwen en overkappingen is alleen toegestaan wanneer deze ten dienste zijn van een of meerdere van de toegestane functies binnen de bestemming. Bovendien is een gebouw alleen binnen het bouwvlak mogelijk. Zo kan de bestaande situatie gehandhaafd blijven. De bouwmogelijkheden zijn in de ruimtelijke verbeelding aangeduid en in de regels geregeld. Dit is gedaan vanwege het specifieke ruimtelijke beeld van de gebouwen.

Daarnaast is de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten en lichtmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Hierbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouw- en gebruiksregels van de bestemming. Het gaat onder meer om afwijking voor een geringe uitbreiding van het gebouw buiten het bouwvlak. Of voor het gebruik van bestaande bebouwing voor de uitoefening van horecabedrijven in de categorie F (een hotel en/of pension). Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

2.7.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Deze bestemming maakt de bestaande horeca in het plangebied mogelijk.
  • De bestaande bebouwing wordt mogelijk gemaakt.

Uitgangspunten beleid

  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • De hoofdvorm van het gebouw moet blijven behouden, vanwege het cultuurhistorische belang ervan.
  • De bestemming staat alleen horecabedrijven toe in de lichtere categorieën A t/m D, om overlast voor de omgeving te voorkomen.
2.7.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

In Lippenhuizen op de hoek van de Buorsterwyk en De Buorren een snackbar gevestigd. De bebouwing voegt zich in de lintbebouwing er omheen en bestaat uit één bouwlaag met een kap. Bij het pand zijn geen aan- en uitbouwen aanwezig. Wel is sprake van een terras aan de achterzijde van het pand, in het verlengde van de naar De Buorren gekeerde gevel. Het parkeren voor deze snackbar kan plaatsvinden op het parkeerterrein aan de Buorsterwyk.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. Met betrekking tot de horeca stellen de visie en verordening geen specifieke regels. Deze hebben dan ook geen invloed op deze bestemming.

In de Structuurvisie Opsterland in beeld is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit beleid is gebaseerd op het destijds geldende rijks- en provinciaal beleid. Het algemene beleid is per dorp verder uitgewerkt in een ontwikkelingsprofiel. Ook voor Lippenhuizen is dit gedaan. Specifiek beleid met betrekking tot horeca is niet genoemd. Het gebied waarop deze bestemming van toepassing is aangeduid met 'woongebied met bijzondere functies' en 'oude bebouwingslint'. Het behoud van de functionele en ruimtelijke structuur is wenselijk. Bij de functionele structuur wordt daarbij ingezet op mogelijkheden voor functiemenging. Daarnaast is de horeca ook van belang voor de recreanten die in het dorp verblijven of hier doorheen komen. Het behoud van de horecafunctie is daarom van belang. De gemeente faciliteert dit, omdat sturing van de ontwikkeling hiervan nauwelijks mogelijk is.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen. Deze omgevingsvisie geeft voor individuele horecabedrijven geen uitgangspunten.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Voor deze gronden in het plangebied geldt het welstandsgebied "lintbebouwing". De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.8 Maatschappelijk

De bestemming 'Maatschappelijk' maakt de het gebruik van gronden voor maatschappelijke voorzieningen en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.8.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

In de bestemming zijn maatschappelijke voorzieningen mogelijk. Daarbij gaat het onder meer om algemene maatschappelijke voorzieningen als onderwijsdoeleinden en religieuze doeleinden. Ondergeschikte, voor de hoofdfunctie van belang zijnde functies als parkeervoorzieningen en sport- en speelterreinen, zijn ook bij recht mogelijk. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk. Door middel van de specifieke gebruiksregels zijn de functies detailhandel en horeca binnen deze bestemming uitgesloten. Detailhandel en horeca die ten dienste staat van de maatschappelijke functie is wel toegestaan.

Bouwmogelijkheden 

Binnen de bestemming zijn de gebouwen en overkappingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

De gebouwen en overkappingen mogen binnen het op de ruimtelijke verbeelding aangeduide bouwvlak worden gebouwd. De toegestane afmetingen zijn zowel op de ruimtelijke verbeelding als in de regels aangegeven. Dit heeft te maken met de verscheidenheid in hoofdvorm en afmeting van de verschillende maatschappelijke voorzieningen in het plangebied.

Daarnaast zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Het gaat bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten en lichtmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden en een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Bij de afwijkingsmogelijkheden gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouwregels van de bestemming. Het gaat onder meer om afwijking voor het in geringe mate bouwen buiten het bouwvlak. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

Bij de wijzigingsbevoegdheid gaat het om de mogelijkheid voor de uitbreiding van de hoofdfunctie, met dienstverlenende bedrijven en/of instellingen en bijzondere woonvormen. Ook daarbij zijn voorwaarden aangegeven waaraan voldaan moet worden. Een specifieke voorwaarde betreft de toetsing aan de geluidsbelasting, wanneer nieuwe geluidgevoelige objecten worden gerealiseerd. Deze wijzigingsbevoegdheid geldt voor alle gronden met deze bestemming.

2.8.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Maatschappelijke functies als onderwijs en religie zijn mogelijk binnen de bestemming;
  • Wanneer sprake is van ondergeschikte andere (maatschappelijke) functies dan de hoofdfunctie, dan is die ondergeschikte functie ook mogelijk;
  • De ruimtelijke verschijningsvorm is per functie op de verbeelding geregeld;

Uitgangspunten beleid

  • Bij de bestaande maatschappelijke functies worden de nodige ontwikkelingsmogelijkheden geboden (in ruimtelijke en functionele zin);
  • Wanneer geen sprake is van een bestemming 'Maatschappelijk' zijn nieuwe maatschappelijke functies niet toegestaan;
  • Een voorziening met een bovenlokaal, regionaal of bovenregionaal verzorgingsgebied wordt niet mogelijk gemaakt;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.
2.8.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Het dorp kent enkele maatschappelijke voorzieningen; de kerk, de basisschool en het dorpshuis horen hierbij. In het plangebied is vooral sprake van vrij van elkaar staande maatschappelijke voorzieningen. De ruimtelijke verschijningsvorm van een gebouw met een maatschappelijke functie is bepaald door het gebruiksfunctie ervan. Waar het gaat om de school is vooral sprake van hoofdgebouwen van één bouwlaag, met een plat dak. De kerk is hoger, door de aanwezigheid van een toren. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn in alle gevallen ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten.

Lippenhuizen is in de verordening aangewezen als 'overige kern'. Voor deze bestemming is van belang dat daarbij geldt dat in een ruimtelijk plan voor een overige kern niet zijn toegestaan:

  • een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 600 m²;
  • een bedrijf in de milieucategorieën 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 5.1, 5.2, 5.3 of 6;
  • een bedrijf met een kavelomvang groter dan 2.500 m²;
  • een voorziening met een bovenlokaal, regionaal of bovenregionaal verzorgingsgebied.

Deze bestemming biedt een nieuwe regeling voor een bestaande situatie met betrekking tot bedrijven. In de regeling hiervoor is rekening gehouden met de provinciale verordening en het beleid.

In de Structuurvisie Opsterland in beeld is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit beleid is gebaseerd op het destijds geldende rijks- en provinciaal beleid. Het algemene beleid is per dorp verder uitgewerkt in een ontwikkelingsprofiel. Ook voor Lippenhuizen is dit gedaan. De meeste maatschappelijke voorzieningen zijn in het dorp specifiek aangewezen. Het beleid bij die voorzieningen is het behoud ervan en het hoog houden van de kwaliteit. De opwaardering van het dorpshuis naar een multifunctionele accommodatie (MFA) is onderdeel van het beleid. Er komt een nieuwe MFA bij de sportvelden, waarvoor een eigen bestemmingsplanprocedure wordt doorlopen.

Algemeen beleid is daarnaast opgenomen voor maatschappelijke functies. Kwaliteitsbewaking en opwaardering van de functies zijn daarbij aandachtspunten.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen. Deze omgevingsvisie geeft voor individuele maatschappelijke voorzieningen geen uitgangspunten. Wel wordt ingespeeld op de multifunctionaliteit van deze voorzieningen in die zin dat er binnen de bestemming een verscheidenheid aan maatschappelijke functies is toegestaan.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Deze gronden in het plangebied vallen onder verschillende het welstandsgebieden. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.9 Verkeer

De bestemming 'Verkeer' maakt het gebruik van gronden voor verkeersafwikkeling en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.9.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Het doel van de bestemming wordt mogelijk gemaakt door in de bestemming de functies wegen, straten, voet- en rijwielpaden bij recht mogelijk te maken. Ook daarbij horende, maar ondergeschikte, functies als groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en nutsvoorzieningen zijn toegestaan. In de specifieke gebruiksregels is bepaald dat nieuw aan te leggen wegen en straten niet meer dan twee rijstroken hebben, zodat de wettelijke geluidszones niet wijzigen.

Bouwmogelijkheden

De bestemming biedt alleen ruimte voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de in de bestemming toegestane functies. Gebouwen en overkappingen zijn uitgesloten, om zo hinder voor de verkeersfunctie te voorkomen. De bouwwerken die zijn toegestaan, zijn erf- en terreinafscheidingen en overige.

Voor erf- en terreinafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 2,00 meter. Deze hoogte garandeert dat dergelijke afscheidingen voldoende bescherming en afscherming bieden. Overige bouwwerken mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Gedacht kan worden aan bouwwerken als lichtmasten, die nodig kunnen zijn voor de sociale en verkeersveiligheid op en rond de wegen, voet- en rijwielpaden.

2.9.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Het behoud van de verkeersfunctie van de De Buorren als (gebieds)ontsluitingswegen van de kern;
  • Het mogelijk maken van uitwisselbaarheid van de hoofdfunctie met andere ondergeschikte functies, in verband met de flexibiliteit;

Uitgangspunten beleid

  • Het behoud van De Buorren als gebiedsontsluitingsweg voor Lippenhuizen;
  • De herinrichting van de wegen in het plangebied mogelijk maken, met inachtneming van de voorwaarden en inrichtingseisen vanuit het Uitvoeringsplan van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan 2010.

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Het aantal rijbanen van de wegen binnen de bestemming blijft gelijk, zodat toename van geluid wordt voorkomen.
2.9.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

In Lippenhuizen is De Buorren de belangrijkste ontsluitingsroute. Deze weg loopt oost-westelijk door het plangebied en ontsluit het hele dorp onder meer richting Gorredijk en Beetsterzwaag. De weg is in het plangebied aangewezen als 30 km/uur gebied. Naast de weg is aan weerszijden een trottoir aanwezig. Ook parkeerstroken en/of -plaatsen horen bij de inrichting van deze weg.

De overige wegen in het plangebied zijn erfontsluitingswegen, voet- en fietspaden. Deze hebben vooral een verblijfsfunctie en zijn daarom niet binnen deze bestemming opgenomen. Gebouwen zijn in de gebieden met deze bestemming niet aanwezig. Wel komen gebouwtjes voor nutsvoorzieningen en bouwwerken, zoals hekwerken, voor. Deze hebben een beperkte afmeting in oppervlakte en hoogte.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. In het plangebied zijn geen wegen aanwezig die opgenomen zijn in de verordening. Daarnaast zijn geen ontwikkelingen gepland die een wezenlijke invloed hebben op de verkeersstromen en -bewegingen over de bestaande infrastructuur. De verordening heeft geen invloed op de regeling van deze bestemming.

In de Structuurvisie Opsterland in beeld is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit beleid is gebaseerd op het destijds geldende rijks- en provinciaal beleid. Het algemene beleid is per dorp verder uitgewerkt in een ontwikkelingsprofiel. Ook voor Lippenhuizen is dit gedaan. De Buorren is aangewezen als erftoegangsweg binnen de bebouwde kom (30 km/uur). Voor deze weg is voorzien dat deze op een duurzaam veilige manier worden ingericht. Dit komt erop neer dat heel Lippenhuizen in feite als een 30 km/gebied wordt ingericht. Alle wegen in Lippenhuizen zijn inmiddels onderdeel van het 30 km/uur gebied.

Naast het beleid uit de structuurvisie, geldt ook het beleid van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan (GVVP) 2010. In het GVVP 2010 wordt voor de wegen in het plangebied onderscheid gemaakt tussen (gebieds)ontsluitingswegen, verzamelwegen en woonstraten. De laatste twee vallen onder de erftoegangswegen.

De Buorren is een doorgaande weg, maar valt binnen de bebouwde kom van Lippenhuizen in het 30 km/uur gebied. Buiten de bebouwde kom is dit een 60 km/uur weg. De Buorren blijft een ontsluitingsweg. De overige wegen in het plangebied zijn aangewezen als (erf)ontsluitingswegen. In het GVVP is aangegeven dat de ontsluitingswegen binnen de bebouwde kom zo veel mogelijk gaan vallen onder een 30km/uur zone. Dit is inmiddels gerealiseerd.

De beleidsuitgangspunten zijn vertaald in concrete maatregelen en plannen. Daarbij zijn algemene inrichtingseisen voor wegen en parkeren opgenomen. Deze maatregelen en inrichtingseisen zijn opgenomen in het Uitvoeringsplan GVVP 2010. Hierin is voor het plangebied geen concreet beleid aangegeven. Algemeen geldt dat bij de herinrichting van wegen de voorwaarden en inrichtingseisen vanuit het Uitvoeringsplan van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan 2010 aangehouden moeten worden.

2.10 Verkeer - Verblijf

De bestemming 'Verkeer - Verblijf' maakt de het gebruik van gronden voor de verkeers- en verblijfsfunctie en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.10.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De functies binnen deze bestemming zijn gericht op zowel de verkeers- als de verblijfsfunctie in het plangebied. Daarom zijn naast wegen en straten, voet- en rijwielpaden en parkeervoorzieningen bijvoorbeeld ook speelvoorzieningen overal in de bestemming mogelijk. Hierdoor komt de verblijfsfuncties naast de verkeersfunctie nadrukkelijk naar voren. Ondergeschikt zijn tuinen, erven, terreinen en nutsvoorzieningen mogelijk. Dit maakt geringe wijziging van begrenzingen van dergelijke functies bijvoorbeeld mogelijk.

Bouwmogelijkheden

In deze bestemming is de bouw gebouwen niet mogelijk. De bestemming biedt wel ruimte aan de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de in de bestemming toegestane functies. De bouwwerken die zijn toegestaan, zijn erf- en terreinafscheidingen en overige. Voor erf- en terreinafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 2,00 meter. Deze hoogte garandeert dat dergelijke afscheidingen voldoende bescherming en afscherming bieden. Overige bouwwerken mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Gedacht kan worden aan bouwwerken als lichtmasten, die nodig kunnen zijn voor de sociale veiligheid op en rond de wegen, voet- en rijwielpaden. Maar ook bouwwerken als bruggen, duikers en dammen zijn mogelijk in de bestemming.

2.10.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten bestaande situatie

  • Behoud van de verblijfsfunctie naast de verkeersfunctie, door naast de wegen voet- en rijwielpaden, parkeerterreinen en dergelijk toe te staan;
  • Flexibiliteit bieden voor aanpassing van de wegen, door (ondergeschikt) andere functies toe te staan, zoals groen- en watervoorzieningen;
  • Bieden van veiligheid door toestaan van bouwwerken als hekwerken en lichtmasten;

Uitgangspunten beleid

  • Behoud van erftoegangswegen als dusdanig;
  • De herinrichting van de wegen in het plangebied mogelijk maken, met inachtneming van de voorwaarden en inrichtingseisen vanuit het Uitvoeringsplan van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan 2010.

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Behoud en waar mogelijk uitbreiding van de 30 km/uur-zones om geluidhinder voor omwonenden te voorkomen of te verminderen.
2.10.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Het grootste deel van de infrastructuur in het plangebied heeft naast de verkeersfunctie een nadrukkelijke verblijfsfunctie. Het gaat daarbij vooral om woonstraten/ erfontsluitingswegen, voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen. Enkele (kleinere) groenstroken, waterpartijen en/of waterlopen horen bij deze infrastructuur, bijvoorbeeld als scheiding tussen weg en fietspad. Op de woonstraten/ erfontsluitingswegen geldt een maximale snelheid van 30 km/uur, zodat de verblijfsfunctie gegarandeerd kan worden. Rondom deze infrastructuur zijn op sommige plaatsen bouwwerken, zoals hekwerken en lichtmasten, aanwezig. Deze dienen voor de sociale en verkeersveiligheid van de gebruikers van de infrastructuur.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. In het plangebied zijn geen wegen aanwezig die opgenomen zijn in de verordening. Daarnaast zijn geen ontwikkelingen gepland die een wezenlijke invloed hebben op de verkeersstromen en -bewegingen over de bestaande infrastructuur. De verordening heeft geen invloed op de regeling van deze bestemming.

In de Structuurvisie Opsterland in beeld is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit beleid is gebaseerd op het destijds geldende rijks- en provinciaal beleid. Het algemene beleid is per dorp verder uitgewerkt in een ontwikkelingsprofiel. Ook voor Lippenhuizen is dit gedaan. De Buorren is aangewezen als erftoegangsweg binnen de bebouwde kom (30 km/uur). Voor deze weg is voorzien dat deze op een duurzaam veilige manier worden ingericht. Dit komt erop neer dat heel Lippenhuizen in feite als een 30 km/gebied wordt ingericht. Alle wegen in Lippenhuizen zijn inmiddels onderdeel van het 30 km/uur gebied.

Naast het beleid uit de structuurvisie, geldt ook het beleid van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan (GVVP) 2010. In het GVVP 2010 wordt voor de wegen in het plangebied onderscheid gemaakt tussen (gebieds)ontsluitingswegen, verzamelwegen en woonstraten. De laatste twee vallen onder de erftoegangswegen.

De Buorren is een doorgaande weg, maar valt binnen de bebouwde kom van Lippenhuizen in het 30 km/uur gebied. Buiten de bebouwde kom is dit een 60 km/uur weg. De grens van de bebouwde kom ligt op de grens van het plangebied of er buiten. De Buorren blijft een ontsluitingsweg. De overige wegen in het plangebied zijn aangewezen als (erf)ontsluitingswegen. In het GVVP is aangegeven dat de ontsluitingswegen binnen de bebouwde kom zo veel mogelijk gaan vallen onder een 30km/uur zone. Dit is inmiddels gerealiseerd.

De beleidsuitgangspunten zijn vertaald in concrete maatregelen en plannen. Daarbij zijn algemene inrichtingseisen voor wegen en parkeren opgenomen. Deze maatregelen en inrichtingseisen zijn opgenomen in het Uitvoeringsplan GVVP 2010. Hierin is voor het plangebied geen concreet beleid aangegeven. Algemeen geldt dat bij de herinrichting van wegen de voorwaarden en inrichtingseisen vanuit het Uitvoeringsplan van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan 2010 aangehouden moeten worden.

2.11 Water

De bestemming 'Water' maakt het gebruik van gronden voor een waterlopen en/of waterpartijen en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.11.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

In eerste instantie vallen onder de bestemming de waterlopen en -partijen, bermen en beplanting in het plangebied. Ondergeschikt zijn andere functies mogelijk, bijvoorbeeld groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen. Dagrecreatief medegebruik van de gronden binnen deze bestemming is ook toegestaan. Door deze functies bij recht toe te staan ontstaat flexibiliteit en uitwisselbaarheid binnen bestemmingen.

Bouwmogelijkheden

De bestemming biedt alleen ruimte aan de bouw van bouwwerken, voor de in de bestemming toegestane functies. De bouwwerken die zijn toegestaan, zijn erf- en terreinafscheidingen, oeverbeschoeiingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Steigers en daarmee vergelijkbare bouwwerken zijn binnen de bestemming niet toegestaan. Voor erf- en terreinafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 2,00 meter. Deze hoogte garandeert dat dergelijke afscheidingen voldoende bescherming en afscherming bieden. Oeverbeschoeiingen mogen een hoogte hebben van maximaal 0,40 meter. Door beschoeiingen van deze hoogte toe te staan, kan bijvoorbeeld verzakking van oevers voorkomen worden. Overige bouwwerken mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Gedacht kan worden aan bouwwerken als bruggen, duikers en/of dammen.

Omgevingsvergunning

Een vorm van bescherming van de waterlopen en -partijen is het openhouden ervan. Om die reden is het dempen van waterlopen en -partijen gebonden aan een omgevingsvergunning. Zonder vergunning kunnen deze werken en/of werkzaamheden niet worden uitgevoerd. Bovendien kan een dergelijke vergunning alleen verleend worden wanneer aangetoond wordt dat aan de voorwaarden en toetsingscriteria kan worden voldaan.

2.11.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Het behouden van waterhuishoudkundige en ruimtelijk van belang zijnde waterlopen en -partijen;
  • Het mogelijk maken van uitwisselbaarheid van de hoofdfunctie met andere ondergeschikte functies, in verband met de flexibiliteit;

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Voor nieuwe ontwikkelingen die met een flexibiliteitsbepaling mogelijk worden gemaakt, moet een watertoets worden uitgevoerd;
  • Het vrijhouden van 5 meter bufferzone langs in ieder geval één zijde van de hoofdwatergangen in het plangebied.
2.11.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Het plangebied heeft meerdere watergangen en -partijen. Deze zijn in eerste instantie van belang voor de ruimtelijke structuur van de deels landelijk en deels bebouwde omgeving. Daarnaast hebben de watergangen en -partijen een functioneel belang voor de waterhuishouding. De watergangen in het plangebied hebben verschillende afmetingen, van smallere sloten tot een bredere vaart.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. In de verordening is een regeling opgenomen voor vaarwegen met een CEMT-klasse. Deze zijn in het plangebied niet aanwezig. De verordening is niet van toepassing op deze bestemming.

In de Structuurvisie Opsterland in beeld is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit beleid is gebaseerd op het destijds geldende rijks- en provinciaal beleid. Het algemene beleid is per dorp verder uitgewerkt in een ontwikkelingsprofiel. Ook voor Lippenhuizen is dit gedaan. Voor het plangebied is geen specifiek beleid aangegeven, omdat in het plangebied geen belangrijke waterlopen en waterpartijen zijn aangewezen. De Opsterlânske Kompanjonsfeart hoort hier wel bij, maar deze ligt zuidelijk van het dorp buiten het plangebied. Het beleid van de structuurvisie heeft geen invloed op deze bestemming.

Voor de gemeente is daarnaast specifiek waterbeleid vastgesteld; het Waterplan Opsterland 2008-2011 “Wetter yn 'e Wâlden” en het daarbij horende Maatregelenplan. Vanuit dit beleid wordt waarde gehecht aan schoon water, voldoende water en veiligheid. Deze drie thema's hebben raakvlakken met de ruimtelijke ordening. Vooral de thema's schoon water en voldoende water.

Bij 'schoon water' is het beleid gericht op de realisatie van natuurvriendelijke oevers voor de grotere wateren. De natuurlijke oevers vormen een buffer voor van de omliggende wegen afstromend, mogelijk vervuild, regenwater.

Bij 'voldoende water' is het beleid gericht op de trits 'vasthouden, bergen, afvoeren', om op die manier wateroverlast te voorkomen. Bij nieuwe ontwikkelingen laat de gemeente in het vervolg het aspect water nadrukkelijk meewegen. Het waterschap wordt daarom vroegtijdig bij de planvorming betrokken.

2.12 Wonen

De bestemming 'Wonen' maakt het gebruik van gronden voor woonhuizen (eengezinswoningen) en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.12.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Alle functies die bij de functie wonen horen, worden in deze bestemming mogelijk gemaakt. Allereerst gaat het om eengezins woonhuizen, deze vormen de hoofdfunctie, met de daarbij horen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Een combinatie met een ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep is mogelijk. In bestaande woonhuizen is een combinatie met andere functies wanneer hiervoor een specifieke aanduiding is opgenomen, bijvoorbeeld de aanduiding 'gemengd'. Deze panden zijn vooral te vinden in de lintbebouwing langs De Buorren. Ondergeschikt zijn onder andere woonstraten, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen mogelijk. Hierdoor is uitwisseling tussen functies mogelijk, wat de nodige flexibiliteit biedt.

Enkele functies zijn uitgesloten. Het gaat onder meer om de bewoning van vrijstaande bijgebouwen. Verder is het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca, detailhandel en bedrijvigheid strijdig, tenzij er een specifieke aanduiding voor een perceel geldt. Het gaat daarbij om functies die afwijken van hetgeen mogelijk is onder de regeling voor een aan-huis-verbonden beroep. Een aan-huis-verbonden beroep is alleen bij recht toegestaan wanneer voldaan wordt aan oppervlaktevereisten. Deze regeling is opgenomen in de specifieke gebruiksregels.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn de volgende bouwwerken mogelijk gemaakt: hoofdgebouwen, aan en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Algemeen geldt een regel voor de maximaal te bebouwen oppervlakte. Deze regel bepaalt dat de gezamenlijke oppervlakte van alle bouwwerken, maximaal 50% van het bouwperceel mag zijn. Het bouwperceel is in dit geval niet gelijk aan het bouwvlak (zie ook begrippen). Dit met uitzondering van die gevallen waarbij de totale oppervlakte van alle bouwwerken dit percentage overschrijdt. Deze algemene bouwregel biedt een richtlijn binnen de globale regeling, maar biedt ook flexibiliteit in de locatie en afmetingen van bouwwerken.

Voor de hoofdgebouwen geldt dat het in deze bestemming om woonhuizen gaat, omdat deze in ruimtelijke en functioneel opzicht de hoofdgebouwen op het perceel zijn. Deze moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Uitgegaan wordt daarbij van vrijstaande hoofdgebouwen, mits dit op de ruimtelijke verbeelding anders is aangeduid (maximum aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen).

Voor de hoofdgebouwen is geen maximale bouwdiepte aangegeven. Wel is een afstand tot de zijdelingse en achtererfgrens opgenomen, waar het hoofdgebouw minimaal vanaf gebouwd moet worden. Deze regels gelden niet op het moment dat in de bestaande situatie de genoemde afstanden al kleiner zijn, bijvoorbeeld bij rijen- en twee-onder-één-kap woningen. In die gevallen gelden de kleinere afstanden van de bestaande situatie.

De maatvoering van de hoofdgebouwen is in het hele plangebied erg divers. Het is daarom per bouwvlak aangeduid. Het gaat daarbij om de maximale goothoogte en minimale en maximale dakhelling per woongebied aangeduid.

Door deze bouwregels te hanteren kan de hoofdstructuur van een woongebied gehandhaafd blijven, maar zijn de plaatsing en afmetingen van de hoofdgebouwen vrijer dan voorheen.

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen is een specifieke regeling opgenomen. Deze bouwwerken horen nadrukkelijk bij het hoofdgebouw hoofdfunctie maar zijn daaraan ruimtelijk (aan- en uitbouwen en bijgebouwen) en functioneel (bijgebouwen) ondergeschikt. De ruimtelijke ondergeschiktheid komt tot in beginsel tot uitdrukking in de maatvoering ten opzichte van het hoofdgebouw (oppervlakte en/of hoogte). In bepaalde gevallen, zoals bij kleinere hoofdgebouwen, hoeft dit niet zo te zijn. Ook de positionering (achter het hoofdgebouw, of naast het hoofdgebouw maar naar achteren gerooid) of het materiaalgebruik kan de ruimtelijke ondergeschiktheid bepalen. Het gaat er vooral om dat het ruimtelijk en dus visueel waarneembaar is dat er sprake is van bebouwing dat niet tot het (oorspronkelijke) hoofdgebouw behoort, maar wel deel uitmaakt van de bebouwing bij dat hoofdgebouw.

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen is een maximale gezamenlijke oppervlakte opgenomen, uitgedrukt in vierkante meters (maximaal 100 m²) en in een percentage van het bouwperceel (50%). Met dit laatste wordt het volbouwen van kleine (achter)erven voorkomen.

Voor de goothoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwd bijgebouwen is een specifieke regeling opgenomen. Daarbij is gerefereerd aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw. Hetzelfde geldt voor de toegestane dakhelling, wanneer een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping wordt voorzien van een kap. Daardoor kan een dergelijk bouwwerk op een passende manier gebouwd worden aan het bestaande hoofdgebouw.

Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

In deze bestemming zijn regels opgenomen die het mogelijk maken - met een omgevingsvergunning - af te wijken van de bouw- en (specifieke) gebruiksregels. Afwijken kan alleen wanneer voldaan wordt aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de afwijkingsregels. Voorbeelden van mogelijke afwijkingen van de bouwregels zijn de een lagere maximale dakhelling (bijvoorbeeld plat dak) en het bouwen van een hoofdgebouw achter de aangeduide rooilijn, tot een maximum van 5,00 meter. Een voorbeeld van een mogelijke afwijking van de gebruiksregels is het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning voor maximaal één huishouden, waarbij aangetoond is dat er sprake is van zorgbehoefte die tijdelijk van aard is. Hierdoor is het mogelijk om, door toepassing van een relatief korte planologische procedure, ruimte te bieden aan nieuwe ontwikkelingen op de gronden of in de gebouwen in deze bestemming.

2.12.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • De functie van de hoofdgebouwen (woonhuizen) is wonen en deze blijft behouden;
  • Aan-huis-verbonden beroep is mogelijk in de woonhuizen, maar is ondergeschikt;
  • De bestaande ruimtelijke hoofdstructuur van de bebouwing blijft behouden, geringe afwijkingen zijn mogelijk;
  • Behoud van de rooilijn van de bebouwing op die plaatsen waar dit nu van toepassing is;
  • De bestaande afmetingen van de hoofdgebouwen zijn leidend voor de toekomst, geringe afwijkingen zijn mogelijk;
  • De bebouwingsmogelijkheden voor hoofdgebouwen en daarbij horende bebouwing zijn verruimd;

Uitgangspunten beleid

  • De bestemming biedt in de regeling voldoende ruimte voor herstructurering van bepaalde delen van het woongebied;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid;

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Voordat grootschaligere nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, moet duidelijk worden of geen hinder door weg verkeerslawaai ontstaat;
  • Bij nieuwe ontwikkelingen moet advies worden gevraagd bij het Wetterskip Fryslân;
  • Voordat grootschaligere nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, moeten de effecten ervan op de ecologische, archeologische en cultuurhistorische waarden duidelijk zijn.
2.12.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Het plangebied bestaat voor een groot deel uit woongebieden, de hoofdfunctie van het dorp is wonen. Er zijn verschillende deelgebieden in de woongebieden te onderscheiden, bijvoorbeeld het bebouwingslint (langs De Buorren) en de meer planmatig gerealiseerde woonbuurten in de rest van het dorp.

De genoemde woongebieden zijn in verschillende perioden ontstaan en onderscheiden zich nadrukkelijk in de ruimtelijke structuur. De lintbebouwing kent bijvoorbeeld een afwisselend bebouwingsbeeld in hoofdvorm en afmetingen van de bebouwing. De lintbebouwing is niet planmatig aangelegd tot circa 1950. Op een enkele plaats staat meer recente bebouwing door een incidentele inbreiding. De rooilijn is in het bebouwingslint meer naar het centrum van Lippenhuizen (het oudere deel) dichter op de weg dan naar de randen van het plangebied.

Deze bestemming richt zich op de grondgebonden woningen in de verschillende woongebieden. De woningen zijn in het hele dorp verschillend in verschijningsvorm. Per planmatig opgezette buurt is meer uniformiteit in plaatsing, hoofdvorm en afmetingen van de hoofdgebouwen. Dit vertaald zich onder meer in een vaste rooilijn of een vast ritme van bebouwing in het straatbeeld. Deze woongebieden zijn planmatig aangelegd vanaf circa 1950.

In de loop van de tijd hebben bewoners uitbreidingen gedaan bij de woningen, in de vorm van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. De gemeente Opsterland heeft in de meeste gevallen positieve medewerking aan dergelijke bouwwerken verleend en wil deze lijn doorzetten. Uiteraard worden de bouwwerken vanuit het Besluit omgevingsrecht ook bij de woningen toegestaan. Hiervoor is bij een bestemming een specifieke regeling gemaakt.

Bij woningen zijn, ook in dit plangebied, beroepen- en bedrijven-aan-huis gerealiseerd. Daarbij kan gaat het bijvoorbeeld om een architect of een kapsalon aan huis. De hoofdfunctie moet echter wonen blijven.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. In de verordening zijn regels over inbreiding en uitbreiding van woningbouw aangegeven. Deze regels zijn gericht op een evenredige verdeling van de woningbouwcontingenten over de verschillende kernen. Van belang is dat een woningbouwplan opgenomen is in een (gemeentelijk) woonplan. De regels van de verordening hebben daarom invloed op deze bestemming. Hierna wordt ingegaan op de manier waarop de inbreiding en uitbreiding van woningbouw is opgenomen in de gemeentelijk structuurvisie en het woonplan.

In de Structuurvisie Opsterland in beeld is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit beleid is gebaseerd op het destijds geldende rijks- en provinciaal beleid. Het algemene beleid is per dorp verder uitgewerkt in een ontwikkelingsprofiel. Ook voor Lippenhuizen is dit gedaan.

Het grootste deel van de woongebieden is aangeduid als bestaand 'woongebied'. Het behoud van het woongebied staat voorop, waarbij nadrukkelijk ruimte wordt geboden voor perceelsgebonden ontwikkelingen. Daarnaast vallen de woningen langs De Buorren binnen de met 'woongebied met bijzondere functies' en 'oude bebouwingslint' aangeduide gebieden. Het behoud van de functionele en ruimtelijke structuur is wenselijk. Bij de functionele structuur wordt daarbij ingezet op mogelijkheden voor functiemenging.

Voor een gebied rond de Martin Janswei is aangegeven dat herstructurering gewenst is. Hiervoor is nog geen concrete begrenzing aangegeven. Het gaat hierin om het opwaarderen en slopen van bestaande grondgebonden woningen en de bouw van nieuwe woningen, al dan niet in combinatie met infrastructurele maatregelen.

In het plangebied is sprake van nieuwbouwlocaties. Deze zijn inmiddels grotendeels ingevuld en in dit bestemmingsplan voorzien van een passende regeling, gebaseerd op eerdere juridische stukken.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

Het Woonplan gemeente Opsterland is door de raad vastgesteld op 6 mei 2002. Het Woonplan betreft een visie op de ontwikkeling van de gehele woningvoorraad. De herstructureringsopgave en de voornemens voor nieuwbouw komen in het woonplan aan de orde. Het woonplan bevatte een woningbouwprogramma voor de periode 2000-2010.

In 2009 is er een nieuw woningbouwprogramma opgesteld voor de periode 2008-2016. Met dit nieuwe woningbouwprogramma is rekening gehouden met de gemaakte regionale woningbouwafspraken tussen de provincie en zes A7-regio gemeenten (Smallingerland, Opsterland, Heerenveen, Skasterlân en Wymbritseradiel en Sneek) voor de periode 2008-2016.

In verband met de nadien veranderende situatie op de woningmarkt heeft de provincie in 2012 een evaluatie uitgevoerd van de in 2009 gemaakte woningbouwafspraken. Deze evaluatie heeft begin 2013 geleid tot nieuwe regionale woningbouwafspraken voor de periode tot 2020. In het kader van de nieuwe woningbouwafspraken is het beschikbare contingent voor de periode 2008-2016 doorgeschoven naar 2020. Tevens is er een nieuwe regio-indeling gekomen, waarbij Opsterland nu deel uit maakt van de regio Zuidoost Friesland (samen met de gemeenten Heerenveen, Smallingerland, Ooststellingwerf en Weststellingwerf). Enkele gemeenten uit deze regio, waaronder Opsterland hebben in het kader van de nieuwe woningbouwafspraken de afspraak met de provincie dat er binnenstedelijk een vrije ruimte is voor het toevoegen van woningen (plafondloos bouwen). Op basis van de nieuwe regionale woningbouwafspraken zal het gemeentelijk woningbouwprogramma nog gewijzigd moeten worden.

Voor Lippenhuizen wordt in het woningbouwprogramma 2008-2016 uitgegaan van een ambitie van een netto toename van 23 woningen. Deze woningen worden voorzien in het plan De Wiken fase 2 en 3 (21 woningen). Voor overige locaties zijn 2 woningen over, daarbij kan het gaan om incidentele inbreidingen. De woningbouw voor De Wiken was in het voorheen geldende bestemmingsplan juridisch geregeld. Dat is in dit bestemmingsplan overgenomen.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Afhankelijk van het woongebied is een specifiek welstandsregime geldend. De welstandscriteria die horen bij het welstandsregime zijn gerelateerd aan de stedenbouwkundige en architectonische kenmerken van het betreffende woongebied. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.13 Wonen - Wooncentrum

De bestemming 'Wonen - Wooncentrum' maakt de het gebruik van gronden voor een wooncentrum en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.13.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De mogelijkheden van deze bestemming wijken af van andere woonbestemmingen, omdat het hier nadrukkelijk gaat om een combinatie van wonen met maatschappelijke voorzieningen. Daaronder vallen onder meer zorgvoorzieningen. Bij de bestemming zijn ondergeschikt parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, en waterlopen toegestaan. Bij de bestemming horende tuinen, erven en terreinen zijn bij recht mogelijk. Het gebruik van gronden voor bedrijfsdoeleinden en detailhandel is in de specifieke gebruiksregels uitgesloten.

Bouwmogelijkheden

Binnen deze bestemming wordt een onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen, bijgebouwen en overkappingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Algemeen geldt voor alle gebouwen en overkappingen dat deze in het bouwvlak gebouwd moeten worden. Het bouwvlak is in de meeste gevallen ruim om de bestaande bebouwing gelegd, zodat flexibiliteit in plaatsing ontstaat. Naast de verplichting dat deze bebouwing in het bouwvlak moet, is hiervoor ook een maximale bouwhoogte vastgelegd. Dit is op de verbeelding aangeduid, omdat dit per gebouw met deze bestemming kan variëren. Door maximale maten te hanteren is bijvoorbeeld een plat dak mogelijk.

Daarnaast zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

In deze bestemming zijn regels opgenomen die het mogelijk maken - met een omgevingsvergunning - af te wijken van de bouwregels. Afwijken kan alleen wanneer voldaan wordt aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de afwijkingsregels. Een voorbeeld van een mogelijke afwijking van de bouwregels is het buiten het bouwvlak bouw van ondergeschikte gebouwen. Hierdoor is het mogelijk om, door toepassing van een relatief korte planologische procedure, ruimte te bieden aan nieuwe ontwikkelingen op de gronden of in de gebouwen in deze bestemming.

2.13.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Naast de woonfunctie (niet grondgebonden wonen) zijn ondergeschikt ondersteunende functies toegestaan, bijvoorbeeld zorgvoorzieningen;
  • Bij een wooncentrum horende functies als parkeren en water zijn toegestaan binnen de bestemming;
  • De afmetingen van een wooncentrum worden specifiek geregeld, maar ruimte wordt geboden voor mogelijk toekomstige ontwikkelingen;
  • De maximale bouwhoogte voor het noordelijk deel van het wooncentrum mag hoger zijn dan de maximale bouwhoogte van het zuidelijk deel ervan;
  • Bouwwerken worden mogelijk gemaakt, maar daarbij zijn erf- en terreinafscheidingen uitgesloten.

Uitgangspunten beleid

  • De bestemming biedt ontwikkelingsmogelijkheden, zodat een kwalitatieve verbetering van speciale woongebouwen en woonzorgcomplexen mogelijk is;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.
2.13.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

In Lippenhuizen is op de locatie De Buorren 49 a/b sprake van een wooncentrum. Het wooncentrum bevat woningen met ondersteunende functies. Gedacht kan worden aan zorgvoorzieningen en maaltijdverzorging. Bij een wooncentrum horen (ondergeschikt) voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groen- en watervoorzieningen.

De maatvoering en architectuur van de bebouwing van een wooncentrum is ingegeven door de periode waarin deze is gebouwd en de functie van het gebouw. Het gebouw heeft een grotere oppervlakte en hoogte dan een grondgebonden woning en wijkt daar ruimtelijk dus vanaf. Op het dak van het gebouw is sprake van een dakopbouw voor de lift en dergelijke. Bij het wooncentrum is geen sprake van bijgebouwen. De functies daarvan zijn ondergebracht in het hoofdgebouw. Rond het wooncentrum zijn vrijwel geen hekwerken aanwezig, de bebouwing staat in een open groene omgeving (erf). Op het erf zijn naast de groenvoorzieningen ook parkeervoorzieningen aanwezig.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. In de verordening zijn regels over inbreiding en uitbreiding van woningbouw aangegeven. Deze regels zijn gericht op een evenredige verdeling van de woningbouwcontingenten over de verschillende kernen. Van belang is dat een woningbouwplan opgenomen is in een (gemeentelijk) woonplan. De regels van de verordening hebben echter geen invloed op deze bestemming. Zorgwoningen vallen niet onder het 'normale' woningbouwcontingent.

In de Structuurvisie Opsterland in beeld is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit beleid is gebaseerd op het destijds geldende rijks- en provinciaal beleid. Het algemene beleid is per dorp verder uitgewerkt in een ontwikkelingsprofiel. Ook voor Lippenhuizen is dit gedaan.

Het wooncentrum is aangeduid als bestaand 'woongebied'. Het behoud van het woongebied staat voorop, waarbij nadrukkelijk ruimte wordt geboden voor perceelsgebonden ontwikkelingen. Daarnaast ligt het wooncentrum aan De Buorren binnen de met 'woongebied met bijzondere functies' en 'oude bebouwingslint' aangeduide gebieden. Het behoud van de functionele en ruimtelijke structuur is wenselijk. Bij de functionele structuur wordt daarbij ingezet op mogelijkheden voor functiemenging.

Het Woonplan gemeente Opsterland is door de raad vastgesteld op 6 mei 2002. Het Woonplan betreft een visie op de ontwikkeling van de gehele woningvoorraad. De herstructureringsopgave en de voornemens voor nieuwbouw komen in het woonplan aan de orde. Het woonplan bevatte een woningbouwprogramma voor de periode 2000-2010.

In 2009 is er een nieuw woningbouwprogramma opgesteld voor de periode 2008-2016. Met dit nieuwe woningbouwprogramma is rekening gehouden met de gemaakte regionale woningbouwafspraken tussen de provincie en zes A7-regio gemeenten (Smallingerland, Opsterland, Heerenveen, Skasterlân en Wymbritseradiel en Sneek) voor de periode 2008-2016.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

In verband met de nadien veranderende situatie op de woningmarkt heeft de provincie in 2012 een evaluatie uitgevoerd van de in 2009 gemaakte woningbouwafspraken. Deze evaluatie heeft begin 2013 geleid tot nieuwe regionale woningbouwafspraken voor de periode tot 2020. In het kader van de nieuwe woningbouwafspraken is het beschikbare contingent voor de periode 2008-2016 doorgeschoven naar 2020. Tevens is er een nieuwe regio-indeling gekomen, waarbij Opsterland nu deel uit maakt van de regio Zuidoost Friesland (samen met de gemeenten Heerenveen, Smallingerland, Ooststellingwerf en Weststellingwerf). Enkele gemeenten uit deze regio, waaronder Opsterland hebben in het kader van de nieuwe woningbouwafspraken de afspraak met de provincie dat er binnenstedelijk een vrije ruimte is voor het toevoegen van woningen (plafondloos bouwen). Op basis van de nieuwe regionale woningbouwafspraken zal het gemeentelijk woningbouwprogramma nog gewijzigd moeten worden.

De woningbouwprogrammering uit het woonplan en de evaluatie van het woonplan zijn voor het wooncentrum niet van belang. Omdat het gaat om zorgwoningen, tellen deze niet mee bij de woningbouwcontingentering. Een wijziging van het aantal zorgwoningen is dus zonder meer mogelijk. Wel zijn voor de wooncentra in het plangebied nog mogelijkheden geboden voor de uitbreiding van het aantal wooneenheden. Deze kunnen worden gerealiseerd door een kwalitatieve opwaardering en uitbreiding van de bestaande centra.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Afhankelijk van het woongebied is een specifiek welstandsregime geldend. De welstandscriteria die horen bij het welstandsregime zijn gerelateerd aan de stedenbouwkundige en architectonische kenmerken van het betreffende woongebied. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.14 Leiding - Riool

De dubbelbestemming 'Leiding - Riool' heeft tot doel de nodige bescherming te bieden voor de aanwezige rioolpersleiding.

2.14.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De gronden waarop deze bestemming ligt zijn, naast de gebruiksmogelijkheden van onderliggende bestemmingen, ook bedoeld voor een rioolpersleiding. Dit betekent dat bij het gebruik van de gronden altijd rekening gehouden moet worden met de aanwezigheid van de rioolpersleiding.

Bouwmogelijkheden

Ongeacht de regels van de onderliggende bestemmingen, zijn op de gronden met deze bestemming alleen vormen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de bestemming toegestaan. Deze mogen een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om erfafscheidingen.

Omgevingsvergunning

Werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden mogen alleen uitgevoerd worden na het verkrijgen van een omgevingsvergunning. Het kan daarbij gaan om het ontgronden en afgraven van gronden (dieper dan 0,30 meter), of het aanleggen van oppervlakteverhardingen. Hieraan zijn toetsingscriteria gekoppeld. Door een omgevingsvergunning op te nemen worden werken en werkzaamheden toegestaan. Door de criteria op te nemen kan getoetst worden of een goede functionaliteit van de rioolpersleiding gewaarborgd blijft wordt na de ingreep.

De omgevingsvergunning is niet nodig voor normaal onderhoud van geringe omvang en al in uitvoering zijnde werken en werkzaamheden. Bijvoorbeeld voor werken die niet dieper gaan dan 0,30 meter. Dit laatste geldt op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.

Flexibiliteitsbepalingen

In de bestemming is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Door de verlening van een omgevingsvergunning voor afwijking, kan van de bouwregels afgeweken. Deze regeling maakt het mogelijk, binnen de onderliggende bestemmingen, gebouwen en andere bouwwerken toe te staan. Belangrijk is dat hierbij voldaan wordt aan de bij de afwijkingsregels opgenomen voorwaarden. Hierdoor kunnen bestaande rechten toch worden uitgevoerd.

2.14.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten vanuit omgevingsaspecten

  • De rioolpersleiding moet beschermd worden;
  • Aan weerszijden van de leidingen moet een zone van 3,00 meter vrij worden gehouden van bebouwing en diepwortelende beplanting;
  • Werkzaamheden rond de leidingen zijn toegestaan, mits vooraf een omgevingsvergunning is verkregen.
2.14.3 Huidige situatie en beleid

In het plangebied is, ter plaatse van het bedrijventerrein aan De Singel (bij Jubbega), een rioolpersleiding aanwezig. Een nadere toelichting op deze leiding is opgenomen bij de beschrijving van het omgevingsaspect 'Water'.

2.15 Leiding - Water

De dubbelbestemming "Leiding - Water" heeft tot doel de nodige bescherming te bieden voor de aanwezige hoofdwaterleiding.

2.15.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De gronden waarop deze bestemming ligt zijn, naast de gebruiksmogelijkheden van onderliggende bestemmingen, ook bedoeld voor een hoofdwaterleiding. Dit betekent dat bij het gebruik van de gronden altijd rekening gehouden moet worden met de aanwezigheid van de hoofdwaterleiding.

Bouwmogelijkheden

Ongeacht de regels van de onderliggende bestemmingen, zijn op de gronden met deze bestemming alleen vormen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de bestemming toegestaan. Deze mogen een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om erfafscheidingen.

Omgevingsvergunning

Werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden mogen alleen uitgevoerd worden na het verkrijgen van een omgevingsvergunning. Het kan daarbij gaan om het ontgronden en afgraven van gronden (dieper dan 0,30 meter), of het aanleggen van oppervlakteverhardingen. Hieraan zijn toetsingscriteria gekoppeld. Door een omgevingsvergunning op te nemen worden werken en werkzaamheden toegestaan. Door de criteria op te nemen kan getoetst worden of een goede functionaliteit van de rioolpersleiding gewaarborgd blijft wordt na de ingreep.

De omgevingsvergunning is niet nodig voor normaal onderhoud van geringe omvang en al in uitvoering zijnde werken en werkzaamheden. Bijvoorbeeld voor werken die niet dieper gaan dan 0,30 meter. Dit laatste geldt op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.

Flexibiliteitsbepalingen

In de bestemming is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Door de verlening van een omgevingsvergunning voor afwijking, kan van de bouwregels afgeweken. Deze regeling maakt het mogelijk, binnen de onderliggende bestemmingen, gebouwen en andere bouwwerken toe te staan. Belangrijk is dat hierbij voldaan wordt aan de bij de afwijkingsregels opgenomen voorwaarden. Hierdoor kunnen bestaande rechten toch worden uitgevoerd.

2.15.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten vanuit omgevingsaspecten

  • de hoofdwaterleiding moet beschermd worden;
  • aan weerszijden van de leiding moet een zone vrij worden gehouden van bebouwing en diepwortelende beplanting;
  • werkzaamheden rond de leiding zijn toegestaan, mits vooraf een omgevingsvergunning is verkregen.
2.15.3 Huidige situatie en beleid

In het plangebied is langs De Buorren een hoofdwaterleiding aanwezig. Een nadere toelichting op deze leiding is opgenomen bij de beschrijving van het omgevingsaspect 'Water'.

2.16 Waarde - Archeologie 2

De bestemming 'Waarde - Archeologie 2' biedt een regeling voor de bescherming en bijbehorende onderzoeksplicht voor archeologische waarden (zie paragraaf 3.4).

2.16.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De gronden waarop deze bestemming ligt zijn, naast de gebruiksmogelijkheden van onderliggende bestemmingen, bedoeld voor de bescherming van de archeologische waarden in de gronden.

Bouwmogelijkheden

Om het doel van deze bestemming te halen is het, ongeacht de regels van de onderliggende bestemmingen, noodzakelijk om bij het bouwen over een grotere oppervlakte dan 500 m², archeologisch onderzoek te laten uitvoeren.

Omgevingsvergunning

Werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden mogen alleen uitgevoerd worden na het verkrijgen van een omgevingsvergunning. Het kan daarbij gaan om het ontgronden en afgraven van gronden. Hieraan zijn toetsingscriteria gekoppeld. Door een omgevingsvergunning op te nemen worden werken en werkzaamheden toegestaan. Door de criteria op te nemen kan getoetst worden of de archeologische waarden behouden kunnen blijven. De omgevingsvergunning is niet nodig voor normaal onderhoud en ingrepen over een oppervlakte van minder dan 500 m² en ondieper dan 50 cm.

2.16.2 Uitgangspunten van de regeling

Omgevingsaspecten

  • Bij ingrepen groter dan 500 m2 is onderzoek nodig, voordat een omgevingsvergunning voor ingrepen (bebouwing en gebruik) eventueel wordt verleend.
2.16.3 Huidige situatie en beleid

De huidige situatie en het beleid met betrekking tot archeologie zijn opgenomen in paragraaf 3.4.

Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de omgevingsaspecten. Deze omgevingsaspecten kunnen invloed hebben op de (on)mogelijkheid van gewenste ontwikkelingen in het plangebied. In dit hoofdstuk volgt daarom een korte beschrijving van de aanwezige en te verwachten (negatieve) effecten van de verschillende aspecten op het plangebied en haar functies.

3.1 Milieuaspecten

Om inzicht te krijgen in potentiële hinder van bedrijven op het woongebied, wordt eerst gekeken naar de bedrijven en hun milieuzonering. Daarnaast en aan de hand van bedrijven en milieuzonering komen de milieuaspecten geluid, geur en bodem aan bod.

3.1.1 Bedrijven en milieuzonering

Een deel van het plangebied bestaat uit het noordelijke deel van het bedrijventerrein aan De Singel bij Jubbega. Op dit bedrijventerrein zijn enkele bedrijven aanwezig. In het geldende bestemmingsplan is hier de mogelijkheid geboden voor bedrijven tot een categorie 3.2. Die categorie is in dit gebied mogelijk, omdat het aan drie zijden omgrensd wordt door buitengebied (zonder woningen) en aansluit op het bedrijventerrein aan De Singel. De juridische mogelijkheden zijn afgestemd op de mogelijkheden van dat aansluitende bedrijventerrein. In het gehele bedrijventerrein komen bedrijfswoningen voor.

In en om het dorp Lippenhuizen zijn bedrijven aanwezig die mogelijk hinder veroorzaken. Een eerste indicatie van mogelijke hinder is te achterhalen door het raadplegen van de VNG publicatie "Bedrijven en milieuzonering". De bedrijven in het plangebied vallen vooral in de categorieën 1 en 2. Dit zijn categorieën met een grootste afstand van respectievelijk 10 en 30 meter ten opzichte van een rustige woonwijk, of een rustig buitengebied. Deze bedrijven zijn verspreid over het plangebied aanwezig, bijvoorbeeld het tankstation aan De Buorren. Omdat deze bedrijven tussen woongebieden liggen, moeten genoemde categorieën hier maximaal mogelijk zijn. Uitzondering hierop zijn bedrijven met een zwaardere categorie die al aanwezig zijn, deze worden specifiek aangeduid. De bedrijven met een hogere categorie kunnen in veel gevallen worden toegestaan, omdat dit een van oudsher gegroeide situatie is en de afstand tot woningen meestal voldoende groot is om overlast te voorkomen. Uitbreidingsplannen van de bedrijvigheid richting woonpercelen en woningen kunnen bij deze bedrijven alleen plaatsvinden wanneer aangetoond is dat de overlast voor de bewoners niet groter wordt.

In en rond het plangebied, bijvoorbeeld aan De Buorren, zijn enkele (agrarische) bedrijven aanwezig die invloed kunnen hebben op andere functies in het plangebied. Het gaat daarbij vooral om (extensieve) veehouderijen. Deze hebben een categorie 3.2 met een richtafstand van 100 meter, gebaseerd op het aspect geur. Daarnaast zijn wettelijke afstanden (Wet geurhinder en veehouderijen) van toepassing die aangehouden moeten worden tussen een veehouderij en een geurgevoelig object (bijvoorbeeld woningen) binnen en buiten de bebouwde kom.

3.1.2 Geluid

Het aspect geluid is wegverkeerslawaai in dit plangebied een toetsingskader. Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie. Een wijziging van geluidhinder op bestaande gevoelige objecten wordt daarom niet verwacht. Mocht er sprake zijn van nieuwe ontwikkelingen, dan is in de meeste gevallen een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk.

Negatieve effecten door wegverkeerslawaai zijn in de huidige situatie in het plangebied niet uit te sluiten. In het grootste deel van het plangebied zijn de wegen niet (wettelijk) zoneringsplichtig, dit zijn erftoegangswegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur. Daarnaast zijn in en rond het plangebied ook enkele wettelijk zoneringsplichtige wegen aanwezig. Dit zijn wegen waar een maximale snelheid van 50 km/uur of meer is toegestaan. Het gaat daarbij onder meer om de De Buorren (60 km/uur). Akoestische onderzoeken zijn nodig op het moment dat met ontwikkelingen binnen de wettelijke zones langs deze wegen geluidsgevoelige objecten gerealiseerd kunnen worden.

Geluid van wegverkeer is wettelijk vastgelegd in de Wet geluidhinder.

3.1.3 Bodem

Bodem is een belangrijk toetsingskader op het moment dat nieuwe ontwikkelingen spelen. Vooral bij nieuwe woningbouwontwikkelingen moet aangetoond worden dat woningen op bodem van voldoende kwaliteit worden gebouwd. Dit bestemmingsplan heeft als uitgangspunt de bestaande situatie te voorzien van een actuele regeling.

 

In planologische zin worden bij recht geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Voor de ontwikkelingen in het plangebied die bij recht zijn toegestaan zijn in veel gevallen al bodemonderzoeken uitgevoerd, of deze ontwikkelingen zijn dusdanig van aard dat onderzoek niet noodzakelijk is. Bij volledig nieuwe ontwikkelingen is in enkele gevallen een bodemonderzoek noodzakelijk, bijvoorbeeld bij de toevoeging van gevoelige objecten als woningen.

3.2 Water

Water is een belangrijk ordenend principe. Voor het plangebied is daarom een watertoets uitgevoerd. Daaruit blijkt dat er geen waterschapsbelang is, omdat de huidige situatie in het plangebied nagenoeg niet wijzigt. Belangrijk aspecten die blijken uit de watertoets staan in deze paragraaf vermeld. De resultaten zijn opgenomen in de bijlagen bij dit bestemmingsplan.

Het plangebied valt onder het beheer van het Wetterskip Fryslân, dat zorgdraagt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in het gebied en dat de grotere boezemwateren en sloten beheert, alsmede de waterkeringen, zoals geregeld in de Waterwet. Ook is het waterschap belast met het peilbeheer in het plangebied.

Voor de watergangen en waterpartijen in het plangebied geldt dat de bestaande situatie niet wijzigt. Het zijn vooral kleinere watergangen als kavelsloten. Wanneer noodzakelijk wordt de waterhuishoudkundige en/of ruimtelijke functie specifiek bestemd in dit bestemmingsplan. Zo is de kwaliteit- en kwantiteitsfunctie van het water in het plangebied gewaarborgd.

In het plangebied is langs De Buorren een rioolpersleiding aanwezig. Deze leiding sluit onder meer aan op het westelijk in het plangebied aanwezige kleine rioolgemaal (langs De Buorren). De leiding moet beschermd worden, waardoor hiervoor in het bestemmingsplan een dubbelbestemming opgenomen is. Deze bestemming regelt dat aan weerszijden van de leiding een strook van 5 meter vrij gehouden wordt van bebouwing en diepwortelende beplanting. Ditzelfde geldt voor de waterleiding in het plandeel van het bedrijventerrein aan De Singel bij Gorredijk. Ook over en rond deze waterleiding wordt door middel van een dubbelbestemming een beschermende regeling opgenomen.

De watertoren van Lippenhuizen en omgeving staat aan De Buorren. Deze watertoren heeft twee grote waterreservoirs. De toren heeft een hoogte van ongeveer 44 meter.

De wet en regelgeving rond het aspect water is opgenomen in onder meer de Waterwet, Nota Ruimte en Kaderrichtlijn Water. De watertoets is aangevraagd via de website www.dewatertoets.nl.

3.3 Ecologie

Deze paragraaf geeft inzicht in de verwachten effecten van het bestemmingsplan op de beschermde natuurgebieden en soorten.

Noordwestelijk van het plangebied is het natuurgebied Van Oordt's Mersken aangewezen als Natura 2000. Voor het Natura 2000-gebied is een beheersplan opgesteld. Een Natura 2000-gebied is beschermd in de Natuurbeschermingswet. De bestemmingen die binnen een Natura 2000-gebied liggen, moeten een beschermende regeling bieden voor de natuurlijke waarden zoals die zijn opgenomen in het beheersplan. Hetzelfde gebied en oostelijk daarvan gelegen gebieden zijn daarnaast aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De bescherming van EHS-gebieden is opgenomen in de provinciale Verordening Romte. Naast de EHS zijn ook voor natuurgebieden buiten de EHS regelingen in de provinciale Verordening Romte opgenomen. Een dergelijk natuurgebied ligt direct oostelijk van het plangebied.

Het opnemen van een beschermende regeling voor deze gebieden is in dit bestemmingsplan niet aan de orde. De natuurgebieden liggen buiten het plangebied. Bovendien hebben de planologische mogelijkheden in het plangebied geen invloed op de gebieden door deze afstand en de omvang en aard van de mogelijkheden.

Wanneer sprake is van nieuwe ontwikkelingen, moet altijd de soortenbescherming overwogen worden. Ontwikkelingen kunnen altijd invloed hebben op aanwezige beschermde soorten, bijvoorbeeld vleermuizen en/of broedvogels. Een onderzoeksverplichting voor beschermde soorten is echter niet nodig in dit bestemmingsplan, omdat de bestaande situatie gehandhaafd blijft.

3.4 Archeologie

Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie. Een wijziging van archeologische en cultuurhistorische waarden wordt daarom niet verwacht.

Voor Lippenhuizen is op grond van de Wet op de archeologisch monumentenzorg (wijziging van de Monumentenwet) onderzocht of er archeologische waarden aanwezig zijn. Hiervoor is de Friese Archeologische MonumentenKaart Extra (FAMKE) van de provincie Fryslân gebruikt. Op deze kaart is op basis van zowel de aanwezige archeologische monumenten als de te verwachten archeologische waarden een advies aangegeven. De FAMKE bestaat uit twee provinciedekkende advieskaarten, één voor de periode Steentijd - Bronstijd, en één voor de periode Ijzertijd - Middeleeuwen. Deze kaart is ook gekoppeld aan de provinciale ruimtelijke verordening. In onderstaande afbeeldingen staan afbeeldingen vanuit FAMKE.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.09BPKom-0301_0002.png"

FAMKE Ijzertijd - Middeleeuwen

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.09BPKom-0301_0003.png"

FAMKE Bronstijd - Steentijd

Voor het lint van Lippenhuizen geldt dat bij nieuwe ontwikkelingen een archeologische quickscan (steentijd-bronstijd) nodig is. Voor het zuidelijk deel van Lippenhuizen, alsmede het gebied waar het bedrijventerrein aan De Singel gevestigd is, is bovendien een karterend onderzoek 1 (steentijd) nodig bij ontwikkelingen met een oppervlakte van tenminste 500 m2.

Voor het hele dorp Lippenhuizen is bij ontwikkelingen groter dan 5.000 m2 bovendien een karterend onderzoek 3 (middeleeuwen) vereist. Voor het bedrijventerrein aan De Singel is de archeologische verwachting voor het aantreffen van archeologische resten uit de periode ijzertijd - middeleeuwen op gefundeerde gronden zodanig laag is dat de kans op aantasting bij de meeste ingrepen zeer klein is. Hier geldtt geen onderzoeksplicht.

Voor de gebieden waarvoor onderzoek nodig is, is in dit bestemmingsplan een specifieke regeling opgenomen. De kleinste oppervlaktemaat bepaald daarbij de onderzoeksplicht.

3.5 Cultuurhistorie

Vanaf 1 januari 2012 moet ingevolge het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) ieder nieuw bestemmingplan een analyse van cultuurhistorische waarden bevatten.

Historische kenschets

Lippenhuizen is een streekdorp dat al in de Middeleeuwen is ontstaan – met toen de naam Kobunderhuzen – op een zandrug die van Gorredijk naar Hemrik en verder loopt. De nederzetting lag tussen de heide in het noorden en de venen in het zuiden. De kaart van Schotanus (begin van de 18de eeuw) laat de buurt van Lippenhuizen als gesloten bebouwing zien. Er lagen ten zuiden van het dorp ‘boekweiten ackers’ en verder venen. Ten noorden lag na een strookje cultuurland verder heide.

Twintig jaar later werd de Opsterlânske Kompanjonsfeart gegraven waarop de turfwinning begon. Deze vaart ligt ten zuiden van het plangebied. Een herinnering is het verlaat bij Vosseburen, de tweede sluis in de vaart die in 1736 werd aangelegd. De sluis is in 1858 in steen vernieuwd, wat in 1902 nogmaals gebeurde. Met de uit omstreeks 1880 daterende sluiswachterswoning vormt het een fraai ensemble.

De huidige kerk staat aan De Buorren en is het resultaat van de herbouw in 1860 van de in 1743 op een verhoogd kerkhof gebouwde kerk. De 17de-eeuwse preekstoel dateert uit de oude kerk. De kerk heeft een driezijdige koorsluiting en een houten, met leien beklede geveltoren met naaldspits. De kerk is aangewezen als rijksmonument. Voor het rijksmonument geldt dat deze wordt beschermd via de Monumentenwet 1988 en daarom geen extra bescherming via dit bestemmingsplan nodig heeft.

Ten noordwesten van het dorp (buiten het plangebied) staat aan de verbindingsweg met Beetsterzwaag, de Sweachsterwei, een uit omstreeks 1860 daterend tolhuis. Aan de oostzijde van De Buorren vormt de uit 1932 daterende watertoren het hoogtepunt van het dorp, een in expressionistische stijl gebouwd bouwwerk. Bij de onderkant van de reservoir-ommanteling kraagt het metselwerk van de schacht in een dubbele beweging uit om de hoeken op te vangen. De vorm van de toren gaat dan over op een achtkantig systeem. De liggende vensters ontvingen op de hoeken gemetselde cilindertjes: art déco-ornamentiek.

3.6 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beperken van risico's, bij risicovolle inrichtingen en transport van gevaarlijke stoffen (ondergronds en bovengronds). In deze paragraaf wordt hier verder op ingegaan.

Risicovolle inrichtingen

In het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig. Dit heeft dan ook geen invloed op de regeling van dit bestemmingsplan.

Transport gevaarlijke stoffen

Naast de risicovolle inrichtingen moet ook rekening worden gehouden met het ondergrondse en bovengrondse transport van gevaarlijke stoffen. Ondergronds vindt dit in plangebied plaats via gasleidingen, bovengronds over de weg.

Buiten het plangebied, aan de west- en zuidzijde ervan, is een gasleiding aanwezig. Rond deze gasleiding is een plaatsgebonden risicocontour aanwezig (PR 10-6), waarbinnen geen kwetsbare objecten (bijvoorbeeld woningen) aanwezig mogen zijn. Deze PR 10-6 ligt vlak rond de leiding en daarmee ver buiten de grenzen van het plangebied. Rond de gasleiding is ook een inventarisatieafstand voor het groepsrisico aanwezig. Deze afstand wordt bepaald door de diameter van de buis en de maximale gasdruk.

Zuidelijk van het plangebied ligt gasleiding het meest dichtbij kwetsbare objecten in het plangebied, namelijk op een afstand van circa 290 meter. De gasleiding heeft een diameter van 8" en een gasdruk van maximaal 40 bar. De inventarisatieafstand bedraagt 95 meter. De bestaande kwetsbare objecten in het plangebied liggen hier ver buiten. Dit betekent dat bij ontwikkelingen in dit gebied het groepsrisico naar verwachting geen beperkingen oplevert en niet verder verantwoord hoeft te worden.

Transport van gevaarlijk stoffen over de weg is in het plangebied niet officieel geregeld. Wel kan vervoer van gevaarlijke stoffen door het plangebied plaatsvinden, maar dit is dan zeldzaam. De daarbij horende risico's zijn nihil.

Wettelijk is externe veiligheid onder andere vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen.

Digitale Veligiheidstoets

Voor het plangebied is de digitale veiligheidstoets uitgevoerd (zie bijlage 1). Hieruit blijkt dat de wet- en regelgeving betreffende externe veiligheid geen gevolgen voor het bestemmingsplan heeft.

3.7 Luchtkwaliteit

Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie. Een wijziging van de luchtkwaliteit wordt daarom niet verwacht.

De luchtkwaliteit levert in de huidige situatie geen negatieve effecten op. Ook bij mogelijk toekomstige ontwikkelingen worden negatieve effecten niet verwacht. Grootschalige ontwikkelingen worden immers in dit bestemmingsplan niet voorzien en de mogelijke ontwikkelingen zijn hiervoor te kleinschalig van aard. Hierdoor vallen de mogelijke ontwikkelingen onder de gevallen "niet in betekenende mate". Ze voldoen aan de vereisten van de Wet milieubeheer, waarin de regelgeving over luchtkwaliteit opgenomen is.

3.8 Kabels en leidingen

Behalve de in 3.2 genoemde rioolpersleiding zijn in het plangebied verder geen grotere kabels en leidingen aanwezig. Bij de kabels en leidingen die wel in het plangebied aanwezig zijn, gaat het vooral om (kleinere) huisaansluitingen. Deze hebben geen specifieke bescherming nodig.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Om te achterhalen of dit bestemmingsplan maatschappelijk uitvoerbaar is, wordt de bestemmingsplanprocedure doorlopen. Tijdens deze procedure zijn verschillende momenten waarop burgers en instanties kunnen reageren op het plan, namelijk; inspraak, overleg, zienswijzen en tot slot beroep. De uitkomsten hiervan kunnen ook nog nieuwe niet voorziene uitgangspunten voor het bestemmingsplan geven. De bestemmingsplanprocedure ziet er globaal als volgt uit:

4.1.1 Voorontwerpbestemmingsplan

In de bestemmingsplanprocedure is het verplicht overleg te voeren met verschillende van belang zijnde instanties. Dit is geregeld in artikel 3.1.1 Bro.

Het houden van inspraak is niet verplicht. De gemeente Opsterland hecht er echter waarde aan en heeft in haar Inspraakverordening opgenomen dat een inspraakperiode van 6 weken in een bestemmingsplanprocedure wenselijk is. De publicatie ten behoeve van deze inspraakperiode vond plaats op 14 februari 2013 in de plaatselijke krant en op internet. Met deze publicatie voor de inspraakperiode is voldaan aan de publicatieplicht zoals opgenomen in artikel 1.3.1 van het Bro.

Het bevoegd gezag reageert op de ingekomen overleg- en inspraakreacties. Er zijn geen inspraakreacties ingediend. De beantwoording van de overlegreacties is opgenomen in een antwoordnota die als bijlage 3 bij dit bestemmingsplan is toegevoegd.

4.1.2 Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 14 januari 2016 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Een ieder is daarbij in de gelegenheid een zienswijze op het plan in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

4.1.3 Vastgesteld bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is met inachtneming van een aantal ambtshalve aanpassingen vastgesteld op 19 september 2016. Tijdens de daarop volgende inzagetermijn (6 weken) is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening is aangevraagd.

4.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

4.2.1 Financiële uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is financieel uitvoerbaar. De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan komen voor rekening van de gemeente. De gemeenteraad heeft hiervoor in de begroting middelen beschikbaar gesteld. De kosten kunnen hieruit gedekt worden.

4.2.2 Grondexploitatie

De vaststelling van een exploitatieplan is bij dit bestemmingsplan niet noodzakelijk. De grondexploitatieregeling uit de Wro en het Bro is niet van toepassing. Het gaat in dit bestemmingsplan om een bestaande situatie, in beginsel is er geen sprake van nieuwe ontwikkelingen en dus niet om 'bouwplannen' in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 5 Inspraak en Overleg

5.1 Overleg

In het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan:

  • 1. Provincie Fryslân
  • 2. Rijkswaterstaat Directie Noord-Nederland
  • 3. Ministerie EL&I / energie
  • 4. Ministerie van Defensie
  • 5. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
  • 6. Vitens
  • 7. Bestuur Plaatselijk Belang Lippenhuizen
  • 8. Brandweer Fryslân
  • 9. Liander
  • 10. Enexis (netbeheerder)
  • 11. KPN
  • 12. Ziggo
  • 13. Directie van het Wetterskip Fryslân
  • 14. de directie van de N.V. Nederlandse Gasunie
  • 15. de directie van Elkien
  • 16. gemeente Heerenveen


Alleen de provincie heeft een inhoudelijke reactie gegeven op het voorontwerp. De Gasunine heeft te kennen gegeven geen opmerkingen ten aanzien van het plan te hebben. De volledige reacties zijn opgenomen in bijlage 2. In het navolgende wordt de reactie van de provincie weergegeven en van gemeentelijk commentaar voorzien.

1. Provincie Fryslân

De provincie geeft een reactie op de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in artikel 24 waarin de wijziging van de bestemming “Agrarisch - Bedrijf” naar de bestemming “Wonen” mogelijk wordt gemaakt. In de wijzigingscriteria is aangegeven dat de bevoegdheid primair wordt toegepast voor hergebruik van bestaande gebouwen. De provincie is van mening dat hieraan moet worden toegevoegd dat woningen alleen gerealiseerd mogen worden in (of ter plaatse van) de voormalige agrarische bedrijfswoning, omdat de overige bebouwing op het perceel niet binnen het bestaand stedelijk gebied ligt.

Reactie:

In de provinciale verordening Romte Fryslân is de begrenzing van het bestaand stedelijk gebied vastgelegd. Het agrarisch perceel waarop deze wijzigingsbevoegdheid van toepassing is, is het perceel De Buorren 88 te Lippenhuizen. De bedrijfsgebouwen behorend bij dit perceel liggen buiten de begrenzing van het bestaand stedelijk gebied. Buiten het bestaand stedelijk gebied mogen in principe geen nieuwe woningen worden toegevoegd. Vandaar dat de provincie voorstelt de regeling zodanig aan te passen dat bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid alleen nieuwe woningen mogen worden gerealiseerd op de locatie van de agrarische bedrijfswoning, welke is gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied.

De reactie van de provincie zal dan ook worden verwerkt in het bestemmingsplan.

5.2 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan “Lippenhuizen Kom / Bedrijventerrein Jubbega / Lippenhuizen” heeft, op grond van de Algemene inspraakverordening Opsterland 2006, gedurende een termijn van 10 weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode konden burgers, organisaties e.d. hun reactie op het voorontwerpbestemmingsplan kenbaar maken. Er zijn geen inspraakreacties ingediend. Het Eindverslag inspraak is opgenomen in bijlage 3 bij deze toelichting.