Plan: | Lytse Wyngaerden 28 & 28a - Langezwaag |
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0086.08BPWLWyngaerden-0301 |
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
3.1.1 Nationale Omgevingsvisie
3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking
3.2.2 Omgevingsvisie Fryslân - De Romte Diele
3.2.3 Verordening Romte Fryslân
3.4.1 Omgevingsvisie 2015-2030
3.4.2 Omgevingsvisie Opsterland 2023
3.4.3 Woonvisie gemeente Opsterland
3.4.4 Bestemmingsplan Buitengebied
Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten
Hoofdstuk 5 Juridische toelichting
6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
6.2 Grondexploitatie en economische uitvoerbaarheid
1. Landschappelijk inpassingsplan
2. Ontheffing Verordening Romte Fryslân
6. Nader onderzoek huismus en vleermuizen
7. Ontheffing Wet natuurbescherming
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op het perceel Lytse Wyngaerden 28/28a te Langezwaag is een voormalig agrarisch bedrijf gesitueerd. De bebouwing op het huidige erf bestaat uit de voormalige bedrijfswoning en een zestal voormalige landbouwschuren. De huidige eigenaren (hierna: de initiatiefnemers) wensen gebruik te maken van de zogeheten ruimte voor ruimte regeling, zoals die in de provincie Fryslân geldt. Op grond van deze regeling kan een nieuwe woning onder voorwaarden worden toegestaan indien minimaal 1000 m2 vrijkomende en landschapsontsierende agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesaneerd.
1.2 Ligging plangebied
De Lytse Wyngaerden 28/28a in Langezwaag (hierna: het plangebied) ligt in het buitengebied, circa 800 meter ten zuidwesten van het dorp Langezwaag. De locatie ligt ruim één kilometer ten zuiden van de A7 en ruim twee kilometer ten oosten van het internationaal bedrijventerrein Heerenveen. De Lytse Wyngaerden is een rustige weg in het buitengebied met weinig bebouwing en hoofdzakelijk bestemmingsverkeer. De weg sluit aan op de Lang' Ein, die Langezwaag met De Knipe verbindt. Het plangebied bevindt zich aan de zuidzijde van de weg. Aan de noordzijde loopt parallel aan de weg de hoogspanningsleiding van Tennet.
Afbeelding 1 Ligging Lytse Wyngaerden 28/28a Langezwaag
Afbeelding 2 Het plangebied (rood omlijnd)
1.3 Geldend plan
Het plangebied ligt in een gebied waarvoor het bestemmingsplan 'Buitengebied' (vastgesteld d.d. 30 juni 2014) en het bestemmingsplan ‘Correctieve en partiële (1e) herziening bestemmingsplan Buitengebied 2018’ (vastgesteld d.d. 8 oktober 2018) geldt. Het plangebied is hierin voorzien van de bestemming 'Agrarisch'. Dit betekent dat de grond is bestemd voor de uitoefening van een grond- en plaatsgebonden agrarisch bedrijf. Het plangebied is tevens van een 'Bouwvlak' voorzien, waarbinnen ten dienste van de bestemming en onder voorwaarden mag worden gebouwd.
In artikel 31, onder g, van de regels is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders “de agrarische bestemming kan wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ ten behoeve van de realisatie van een nieuwe woning ter compensatie van de sloop van voormalige agrarisch bedrijfsgebouwen”. Aan de wijzigingsbevoegdheid zijn randvoorwaarden verbonden, waaronder de eis van een goede landschappelijke inpassing. In artikel 3 van het plan zijn tevens wijzigingsbevoegdheden opgenomen ten behoeve van erfvergroting.
Afbeelding 3 Uitsnede uit het bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
De toelichting bij dit wijzigingsplan is als volgt opgebouwd:
in hoofdstuk 2 is de gewenste situatie van het plangebied beschreven en wordt uitleg gegeven over de regeling die dit wijzigingsplan mogelijk maakt;
in hoofdstuk 3 zijn de relevante beleidsstukken samengevat en is beoordeeld in hoeverre de uitgangspunten van dit wijzigingsplan binnen het geldende beleid passen;
in hoofdstuk 4 wordt stilgestaan bij de relevante sectorale aspecten;
hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de juridische regeling van het wijzigingsplan;
hoofdstuk 6 ten slotte bevat een korte beschrijving van de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
Afbeelding 4 Lyste Wyngaerden 28/28a in Langezwaag
Hoofdstuk 2 Gewenste Situatie
Het voorliggende wijzigingsplan heeft betrekking op de percelen Lytse Wyngaerden 28/28a in Langezwaag. Op de percelen is lange tijd sprake geweest van een agrarisch bedrijf. De huidige eigenaren hebben de percelen verworven nadat het agrarisch bedrijf door de vorige eigenaar was beëindigd. Als gevolg daarvan zijn de agrarische bedrijfsgebouwen buiten gebruik geraakt en leeg komen te staan.
Afbeelding 5 Inrichtingsschets oude situatie
De huidige eigenaren wensen gebruik te maken van de ruimte-voor-ruimte regeling, zoals die geldt in de provincie Fryslân. Het plan is gericht op de realisatie van de sloop van circa 1.500 m2 in onbruik geraakte landschapsontsierende agrarische bedrijfsgebouwen en de bouw van een nieuwe woning met bijgebouw. Een deel van de te slopen bebouwing is reeds gesloopt. Ten behoeve van de landschappelijke inpassing is na een ruimtelijke analyse een landschappelijk inpassingsplan opgesteld, waarmee provincie en gemeente hebben ingestemd. Het inpassingsplan is gericht op een verantwoorde inpassing in het landschap en het realiseren van verbeteringen van de ruimtelijke kwaliteit.
Afbeelding 6 Inrichtingsschets gewenste situatie
In het inpassingsplan wordt de nieuwe woning naast het bestaande bouwvlak gebouwd en is de gezamenlijke oppervlakte van beide woonerven groter dan de oppervlakte van het bestaande bouwvlak. Dit is gedaan, omdat het bestaande bouwperceel niet ruim begrensd is, de betreffende gronden buiten het bouwvlak reeds in gebruik zijn als erf/tuin en de beoogde positionering van de nieuwe woning landschappelijk gezien beter is dan als deze net binnen het bestaande bouwvlak wordt gesitueerd. De eigenaar wil om één en ander te bewerkstelligen gebruik maken van de ruimte voor ruimte regeling, zoals die opgenomen is in artikel 31, onder g, van het bestemmingsplan Buitengebied, en voor zover nodig, de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3.8, onder e enof f ten behoeve van de erfvergroting.
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nationale Omgevingsvisie
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) van kracht geworden. De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op de inwerkingtreding van die wet. Vanwege het uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet komt de NOVI als structuurvisie uit onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze structuurvisie gelden als de Nationale Omgevingsvisie, zoals in de nieuwe wet bedoeld.
De NOVI bevat de hoofdzaken van het beleid voor de fysieke leefomgeving. Uit de Omgevingswet volgt dat al het strategische beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, én het nieuwe strategische beleid op het beleidsterrein van de fysieke leefomgeving worden opgenomen in de NOVI.
Het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4, 2001) en de Rijksnatuurvisie 2014 gaan op in en worden vervangen door de NOVI en het bijbehorende Nationaal Milieubeleidskader. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervalt geheel, behalve paragraaf 4.9 Caribisch Nederland en Caribische Exclusieve Economische Zone. De NOVI geldt verder als wijziging van enkele onderdelen van het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP) op grond van de Waterwet.
In zijn totaliteit kent de NOVI 21 nationale belangen en opgaven die het verder uitwerkt. Die opgaven zijn niet meer op zichzelf staand op te lossen, maar grijpen in elkaar. Met de NOVI zoekt het Rijk een perspectief om de grote opgaven aan te pakken, om Nederland mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden. Om die reden worden binnen de NOVI prioriteiten gesteld. De NOVI stelt daarbij een integrale aanpak voor: integraal, samen met andere overheden en maatschappelijke organisaties, en met meer regie vanuit het Rijk. Met steeds een zorgvuldige afweging van belangen werkt het Rijk aan de vier prioriteiten:
Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
Duurzaam economisch groeipotentieel;
Sterke en gezonde steden en regio's;
Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Centraal bij de afweging van belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving, zowel van de boven- als van de ondergrond. De NOVI onderscheidt daarbij drie afwegingsprincipes:
Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal; en,
Afwentelen wordt voorkomen.
Het Rijk zal bij de uitvoering van de NOVI zichtbaar maken hoe de afwegingsprincipes benut worden.
Met de NOVI presenteert het Rijk een integrale, op samenwerking gerichte aanpak. De NOVI geeft een gebiedsgericht afwegingskader en sturende visie in een, gericht op het realiseren van een gezond, leefbaar, herkenbaar en economische sterk Nederland.
Toegepast op de Lytse Wyngaerden 28/28a in Langezwaag
Het onderhavig wijzigingsplan is in overeenstemming met de NOVI. Het plan is gericht op de
realisatie van de sloop van 1.500 m2 in onbruik geraakte, landschapsontsierende agrarische
bedrijfsgebouwen en overige verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, waarbij rekening is gehouden met de kenmerken en identiteit van het gebied. Om het plan mogelijk te maken wordt ter compensatie een nieuwe woning toegestaan. Al met al treedt een significante verbetering op van de ruimtelijk kwaliteit en leefbaarheid en wordt afwenteling van de huidige problematiek op de toekomstige generatie(s) voorkomen.
3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is opgenomen dat gemeenten en provincies verplicht zijn om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen, wanneer een zodanig ruimtelijk besluit een nieuwe stedelijke ontwikkeling (zie artikel 1.1.1 van het Bro) mogelijk maakt.
Wettelijk kader
De Ladder voor duurzame verstedelijking (Ladder) is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik, met een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Bij besluit van 28 augustus 2012 is de Ladder toegevoegd aan artikel 3.1.6 van het Bro en vervolgens op 1 oktober 2012 in werking getreden. Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. De Ladder staat als instrument niet op zichzelf, maar geeft mede vorm aan de systeemverantwoordelijkheid van de minister van Infrastructuur en Milieu voor een goede ruimtelijke ordening. Deze verantwoordelijkheid brengt met zich mee, dat de minister er voor zorgt dat decentrale overheden over de juiste instrumenten kunnen beschikken voor een zorgvuldige benutting van de ruimte.
Hieronder wordt begrepen het voorkomen van overprogrammering, het faciliteren van groei, het
anticiperen op stagnatie en het leefbaar houden van krimpregio's. De Ladder is onder andere van toepassing op bouwplannen die worden aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Bij het bepalen óf en hoe de Ladder moet worden toegepast zijn de volgende aspecten van belang:
Is er sprake van een stedelijke ontwikkeling?
Is de stedelijke ontwikkeling nieuw?
Wat is het ruimtelijk verzorgingsgebied?
Is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling?
Ligt de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied?
1. Is er sprake van een stedelijke ontwikkeling?
De eerste vraag bij de Laddertoets is of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Artikel 1.1.1 van het Bro definieert een stedelijke ontwikkeling als "een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen". Voor wonen geldt dat voor woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig is.
Toegepast op de Lytse Wyngaerden 28/28a in Langezwaag
Voorliggend wijzigingsplan voorziet in de toevoeging van slechts één woning. Er is daarmee geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Dit betekent dat de 'laddertoets' niet van toepassing is op onderhavig planvoornemen.
3.2 Provinciaal beleid
3.2.1 Grutsk op ‘e Romte
In Grutsk op ‘e Romte! - Structuurvisie 2014 (vastgesteld d.d. 1 april 2014) worden de landschappelijke en cultuurhistorische structuren die van provinciaal belang zijn, in samenhang geanalyseerd, gewaardeerd en van een richtinggevend advies voorzien. Het doel hiervan is: “behoud en verdere ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit door middel van informeren, adviseren en inspireren.” De provincie hanteert voor de doorwerking van Grutsk een tweesporenbeleid: bestuurlijke borging gebeurt via de (planologische) Samenwerkingsagenda en juridische borging via de Verordening Romte Fryslân (zie paragraaf 2.2.2). Gemeenten moeten in ruimtelijke plannen motiveren hoe ze met de provinciale belangen uit Grutsk zijn omgegaan.
Het plangebied maakt deel uit van het laagveengebied centraal gelegen in Friesland. Ten aanzien van dit gebied worden de volgende kenmerken als provinciaal belang aangemerkt:
De lineaire bebouwing in samenhang met een sterke gerichtheid van de verkaveling (regelmatig opstrekkend).
Het totale watersysteem van beeklopen, meren, vaarten, ringsloten en ringvaarten.
In Grutsk op ‘e Romte worden vervolgens specifiek voor dit gebied een aantal ontwerpuitgangspunten meegegeven. Deze worden hiernaast beknopt beschreven.
Bij nieuwe ontwikkelingen is de begrenzing van de veenpolders en de richting van de verkaveling leidend en dient zichtbaar te blijven.
De veenpolders worden als functionele eenheid beschouwd; ruimtelijke veranderingen worden binnen deze functionele eenheid als geheel in goede banen geleid.
Bij veranderend gebruik in deze polders wordt voorkeur gegeven aan functies die voldoende openheid en structuurbehoud garanderen.
De opstrekkende verkaveling is het vertrekpunt bij een ruimtelijke inrichting. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt rekening gehouden met de ontginningsbasis. Bijvoorbeeld door met nieuwe bebouwing aan te sluiten bij het lint.
Het historische bebouwingslint blijft behouden en/of wordt versterkt.
Er vindt geen verdere verdichting of verbossing in de veenweidegebieden en de veenpolders plaats: de langgerekte ontginningsrichting blijft zichtbaar.
Nieuwe functies worden gestimuleerd; in de kleinschalige gebouwen met behoud van hun oorspronkelijke vorm en ligging in het veenontginningslandschap.
De cultuurhistorische en archeologische waarden heeft de provincie in beeld gebracht op respectievelijk de Cultuurhistorische Kaart Fryslân en de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra.
Toegespitst op de Lytse Wyngaerden 28/28a in Langezwaag
In voorliggend wijzigingsplan is sprake van een ruimte-voor-ruimte initiatief. Het plan is primair gericht op verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. De ontwerpuitgangspunten in Grutsk op 'e Romte zijn leidend geweest voor het landschappelijk inpassingsplan, waarmee de provincie heeft ingestemd. Hiermee sluit het initiatief aan op het beleid in Grutsk op 'e Romte. Het planvoornemen is tevens getoetst aan de Cultuurhistorische Kaart Fryslân en de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra. Deze vormen geen belemmeringen voor het plan. Voor meer informatie hierover wordt verwezen naar paragraaf 4.8 enparagraaf 4.9.
3.2.2 Omgevingsvisie Fryslân - De Romte Diele
Provinciale Staten van Fryslân hebben op 23 september 2020 de 'Omgevingsvisie Fryslân - De Romte Diele' vastgesteld. De Omgevingsvisie geeft de komende jaren richting aan de activiteiten van de provincie. Hierin staat beschreven waar naartoe wordt gewerkt en hoe de toekomst er uit ziet. De provincie wil met de samenleving goede ideeën en mooie plannen voor Fryslân realiseren. Bij de ruimtelijke inpassing van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Ook zijn een goede beeldkwaliteit en een zorgvuldige landschappelijke inpassing van groot belang. De provincie kiest voor een concentratie van wonen, werken en voorzieningen in stedelijke gebieden.
In dialoog met de samenleving zijn vier opgaven benoemd die de provincie actief wil aanpakken. Het zijn urgente vraagstukken waarvoor de provincie nú al alles op alles gaat zetten om met de samenleving oplossingen te vinden, te weten:
Fryslân houdt de leefomgeving vitaal, leefbaar en bereikbaar;
Fryslân zet de energietransitie met kracht voort;
Fryslân wordt klimaatadaptief ingericht;
Fryslân versterkt de biodiversiteit.
Deze opgaven zijn groot, onderling verbonden en ze raken de hele provincie. De opgaven vragen om een integrale en gezamenlijke aanpak. Wat betreft de woningbouw zet de provincie in op concentratie in de stedelijke gebieden. Om de leefbaarheid en de vitaliteit van heel Fryslân te bevorderen, binnen het uitgangspunt van concentratie van woningbouw in de stedelijke gebieden, wordt uitgegaan van een evenwichtige verdeling van woningen en van woningbouw over de regio's van Fryslân. Aandachtspunten zijn het benutten van kansen voor gevarieerde woonmilieus en voortdurend de benodigde ruimte voor wonen en werken in een goede verhouding ten opzichte van elkaar afwegen, waarbij de vier bovenstaande opgaven centraal staan binnen de planvorming.
Toegespitst op de Lytse Wyngaerden 28/28a in Langezwaag
Het planvoornemen is gericht op de sloop van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen die een bedreiging vormen voor een aantrekkelijk woon- en leefklimaat. Hiermee wordt op actieve wijze bijgedragen aan verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid. Daarnaast wordt een kwalitatief goede woning toegevoegd aan de huidige woningvoorraad. Wat betreft de bouw van de nieuwe woning is het streven te voldoen aan de eisen van Bijna Energie Neutrale Gebouwen (BENG). Daarnaast is bij de herontwikkeling in het bijzondere aandacht besteed aan een goede landschappelijke inpassing. Alles bijeen sluit de voorgenomen ontwikkeling prima aan bij het beleid in de Romte Diele.
3.2.3 Verordening Romte Fryslân
De Verordening Romte Fryslân (VRF) bevat instructies op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) over de inhoud van gemeentelijke ruimtelijke plannen en over de onderbouwing en motivering in de plantoelichting. Kort gezegd geeft de Verordening weer wat in een ruimtelijk plan wel (toestemming) of niet (verbod) is toegestaan. Bij een verbodsbepaling geeft de Verordening vaak ook afwijkingsbepalingen. Daaruit blijkt onder welke voorwaarden de ontwikkeling toch is toegestaan (‘ja-mits’). De gemeente zal bij de toepassing van die afwijkingsbepaling afdoende moeten motiveren dat aan deze voorwaarden wordt voldaan. Biedt een afwijkingsbepaling geen soelaas, maar wordt wel aan de doelen van de Verordening voldaan, dan kunnen Gedeputeerde Staten (op verzoek) een ontheffing van het bepaalde in de VRF verlenen. Bij het vooroverleg over ruimtelijke plannen kunnen gemeenten met de provincie afspraken maken over de invulling van de randvoorwaarden.
In artikel 1.6.1 van de Verordening is de ruimte-voor-ruimte regeling opgenomen. Bepaald is dat bij sloop van beeldverstorende bebouwing maximaal één nieuwe woning op een bestaand solitair bouwperceel mag worden toegestaan, mits:
minimaal 1.000 m2 aan beeldverstorende bebouwing van een voormalig agrarisch bedrijf of minimaal 3.000 m2 aan kassen van een voormalig glastuinbouwbedrijf in het landelijk gebeid wordt gesloopt;
in de plantoelichting is onderbouwd dat de ruimtelijke kwaliteit op en rond het perceel aanzienlijk zal verbeteren en dat er geen beperkingen ontstaan voor de ontwikkeling van agrarische bedrijven in de omgeving, en
de oppervlakte per woning inclusief bijgebouwen niet meer bedraagt dan 300 m2, of de maat die het bestemmingsplan buitengebied als algemene regel hanteert voor bestaande burgerwoningen.
Aanvullend wordt onder punt c verwezen naar artikel 3.1.1, waar is aangeven dat “de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft”. Daarnaast zijn een groot aantal kaarten als bijlage bij de Verordening opgenomen. Hierop staan specifieke waarden, belemmeringen of uitgangspunten.
Toegespitst op de Lytse Wyngaerden 28/28a in Langezwaag
Behoudens de voorwaarde dat de nieuwe woning op een bestaand bouwperceel dient te worden gebouwd, wordt aan alle voorwaarden voldaan. Er wordt circa 1.500 m2 aan beeldverstorende bebouwing gesloopt. In het landschappelijke inpassingsplan wordt onderbouwd dat de ruimtelijke kwaliteit aanzienlijk zal verbeteren en in de directe omgeving liggen geen agrarische bedrijven die door het planvoornemen belemmerd worden (zie bijlage 1). Daarnaast wordt wat betreft de toegestane oppervlak per woning inclusief bijgebouwen aangesloten bij de maatvoering die het bestemmingsplan Buitengebied als algemene regel hanteert. Tevens wordt opgemerkt dat de nieuwe woning gebouwd kan worden op grond van de Woonvisie gemeente Opsterland (zie 3.4.3) en dat de kaarten horende bij de Verordening geen belemmeringen opleveren. Tot slot, wordt opgemerkt dat Gedeputeerde Staten op 12 december 2023 een ontheffing van de Verordening hebben verleend voor het bouwen van de nieuwe woning buiten het bestaande bouwperceel.
3.3 Waterschap
In 2004 is door Wetterskip Fryslân een Leidraad Stedelijk Waterbeheer vastgesteld. Deze Leidraad is
een instrument waarmee waterschapmedewerkers helder en eenduidig over water kunnen
communiceren met gemeenten. De Leidraad Stedelijk Waterbeheer werd door medewerkers van
Wetterskip Fryslân gebruikt bij het opstellen van wateradviezen en beantwoorden van vragen. In 2004
hadden gemeenten en waterschappen nog weinig ervaring met de watertoets, die in 2002 van kracht
is geworden. Inmiddels is door beide partijen veel ervaring opgedaan met het watertoetsproces.
Doel van de Leidraad Watertoets is, dat in ruimtelijke plannen alle wateraspecten worden
meegenomen. Leidraad Watertoets is een instrument waarmee de waterbelangen in ruimtelijke
plannen kunnen worden geborgd en waarmee er zorg voor kan worden gedragen dat ruimtelijke
plannen voldoen aan de uitgangspunten van Wetterskip Fryslân. Daarnaast zorgt de leidraad
watertoets voor draagvlak van het wateradvies bij de gemeenten en voor een betere samenwerking
tussen gemeenten en Wetterskip tijdens het watertoetsproces. De leidraad geeft duidelijkheid over de
juridische status van het wateradvies.
Toegespitst op de Lytse Wyngaerden 28/28a in Langezwaag
Op 3 augustus 2022 is de Watertoets ingevuld en een advies van het Wetterskip ontvangen. In paragraaf 4.7 wordt hier verder op ingegaan.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Omgevingsvisie 2015-2030
De Omgevingsvisie 2015-2030 is een integrale visie op het sociale en fysieke domein van de gemeente Opsterland. Het beleid is gericht op de instandhouding en het versterken van een aantrekkelijk woon- en leefklimaat.
De missie van de gemeente Opsterland is het creëren van randvoorwaarden, die zorgen voor vitale leefgemeenschappen in een aantrekkelijke en duurzame leefomgeving. Opsterland wil hierbij een faciliterende gemeente zijn, die regie voert over de ruimtelijke ontwikkelingen, door duidelijke doelen te stellen en het maatschappelijk middenveld uit te nodigen om te investeren in de samenleving en in de leefomgeving. De missie van de gemeente wordt vertaald in vier hoofddoelen:
De kracht van de gemeenschap
De kracht van de samenleving aanboren en optimaal benutten.
De kracht van de leefomgeving
Opsterland is met haar landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten, tussen de
stedelijke buurgemeenten, bij uitstek een woon- en recreatiegemeente. Deze
kwaliteiten moeten behouden blijven en waar mogelijk worden versterkt.
De krachten bundelen: regionale samenwerking
De gemeente Opsterland is een robuuste en zelfstandige gemeente, die door
samenwerking met andere gemeenten prima in staat is om toekomstige opgaven het
hoofd te bieden.
De rol en werkwijze van de gemeente
De gemeente Opsterland ontwikkelt zich van een aanbod-gestuurde organisatie naar
een faciliterende, vraag-gestuurde organisatie.
In de Omgevingsvisie wordt de verpaupering van boerderijen die leeg zijn komen te staan vanwege bedrijfsbeëindiging of schaalvergroting als een bedreiging gezien voor een aantrekkelijk woon- en leefklimaat. Nieuwe invullingen of herontwikkeling van deze boerenerven worden wenselijk en noodzakelijk geacht met het oog op de leefbaarheid.
Toegespitst op de Lytse Wyngaerden 28/28a in Langezwaag
Met onderhavig wijzigingsplan faciliteert de gemeente een initiatief vanuit de gemeenschap voor de herontwikkeling van een vrijkomend agrarisch erf/bedrijf. De gemeente stelt hierbij duidelijke doelen en randvoorwaarden die gericht zijn op versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Het initiatief sluit hiermee direct aan op de Omgevingsvisie 2015-2030.
3.4.2 Omgevingsvisie Opsterland 2023
Met de komst van de Omgevingswet moeten gemeenten een Omgevingsvisie hebben. De
omgevingsvisie schetst de hoofdlijnen van de ontwikkelingsrichting voor de woon-, werk-, en leefomgeving op de langere termijn. Opsterland heeft vooruitlopend op de invoering van de Omgevingswet in 2015 een Omgevingsvisie opgesteld. Doordat de invoering van de Omgevingswet een aantal keer is uitgesteld en nieuwe (beleids)inzichten aan de orde zijn, is de omgevingsvisie geactualiseerd. Op 3 juli 2023 heeft de gemeenteraad de Omgevingsvisie Opsterland 2023 vastgesteld.
In de Omgevingsvisie Opsterland 2023 worden vijf centrale opgaven genoemd die op de gemeente afkomen:
Bevorderen leefbaarheid en vitaliteit van de dorpen
Klimaatadaptatie; tegengaan van wateroverlast en hittestress
Bevorderen energietransitie
Naar een landbouw met toekomst
Verbeteren van biodiversiteit
Bij elk van deze opgaven zijn op hoofdlijnen een aantal richtinggevende keuzes geformuleerd. Keuzes die passen bij het karakter van de gemeente en aansluiten bij waar de gemeente (beleidsmatig) al mee bezig is. De visie zet in op het rijke cultuurlandschap van Opsterland als basis: landschap, dorpen en mensen. Die basis is op dit moment goed op orde en moet dat voor de toekomst ook blijven. Deze bestaat uit:
onze landschappelijke hoofdstructuur;
onze zorg voor een basis-milieukwaliteit.
Daarnaast zijn er leidende thema’s die worden gebruikt om bij ontwikkelingen, waar mogelijk, een plus te realiseren. Het gaat om:
We zijn trots op onze identiteit en ons erfgoed;
We bouwen aan brede welvaart;
We verbeteren de omgevingskwaliteit;
We bevorderen duurzaam ruimtegebruik
Toegespitst op de Lytse Wyngaerden 28/28a in Langezwaag
Voorliggend wijzigingsplan speelt in op verbetering van de omgevingskwaliteit, in de brede zin van het woord. Het gaat hierbij niet alleen om [1] verbetering van de ruimtelijke kwaliteit door de sloop van beeldverstorende bebouwing en het upgraden van overige bebouwing, maar ook om [2] een verbetering van de basis-milieukwaliteit (door het wegbestemmen van de agrarische bedrijfsfunctie), [3] het versterken van de natuur- en landschapswaarden (door de herstel van een sloot aan de wegzijde met flauw talud, de aanleg van een boomgaard, de aanleg van een nieuwe sloot en houtsingels op het zij- en achtererf) en [4] het treffen van klimaatadaptieve maatregelen/voorzieningen (door een drastische vermindering van verhard oppervlak en de aanleg van sloten, waardoor de mogelijkheden tot waterberging aanzienlijk vergroot worden). Tot slot, wordt een kwalitatief goede woning aan de woningvoorraad toegevoegd, waarbij onder andere het streven is te voldoen aan de eisen van Bijna Energie Neutrale Gebouwen (BENG) en gevelstenen toe te passen met openingen die geschikt zijn als verblijfplaats voor vogels en vleermuizen. Gelet op voorgaande sluit het planvoornemen goed aan bij de leidende thema's in de Omgevingingsvisie Opsterland 2023.
3.4.3 Woonvisie gemeente Opsterland
Naast de regionale afspraken heeft de gemeente Opsterland haar eigen woningbouwbeleid uitgewerkt in de Woonvisie gemeente Opsterland ‘volkshuisvestingsprogramma’ 18 september 2023. Deze visie betreft een actualisatie van de eerder vastgestelde woonvisie 2017-2021. In de geactualiseerde versie is onder andere de Woningmarktanalyse Opsterland (2021) en nieuwe ontwikkelingen (wonen en zorg, vergrijzing, grote en kleine dorpen) betrokken. In de woonvisie zijn een viertal speerpunten benoemd:
Bestaande woningvoorraad: inspelen op de (kwalitatieve) vraag;
Woningbouw: flexibiliteit en maatwerk
Wonen welzijn zorg: senioren en bijzondere doelgroepen
Betaalbaarheid en beschikbaarheid
De regio Zuidoost Fryslân zet in op meer en gevarieerde woningbouw. Huishoudens-groei in de regio is toe te schrijven aan huishoudensverdunning en instroom van buiten. Het is belangrijk om woningen te bouwen die een waardevolle aanvulling zijn op de bestaande voorraad, op plekken waar de meerwaarde het grootst is. Dit hangt samen met een verschuiving in de kwalitatieve vraag van gezinswoningen – waarvan er al relatief veel zijn in de regio – naar kleinere en levensloopbestendige woonvormen.
Dit komt door huishoudensverdunning, vergrijzing en ontgroening. Een groot deel van deze woningen zal in de categorie 'betaalbaar' gebouwd moeten worden, passend bij de inkomenssituatie van de inwoners. Dit stelt de gemeente in staat om woningen te ontwikkelen waaraan een kwantitatieve én kwalitatieve behoefte bestaat, zoals aan levensloopbestendige woningen of nultredenwoningen (woningen met een slaapkamer en badkamer op de begane grond). Dit draagt bij aan doorstroming en beweegruimte in de bestaande woningvoorraad. Hierdoor kan de gemeente op korte termijn een sterk en divers woonprogramma neerzetten met het oog op het voorkomen en mitigeren van negatieve effecten in minder courante woningen op de langere termijn.
Net als in grote delen van Nederland zit ook in de dorpen in de gemeente Opsterland de woningmarkt op slot. Er staan weinig woningen te koop en de huizenprijzen zijn de afgelopen jaren tot recordhoogte gestegen.
In de gemeentelijke woonvisie wordt gesteld dat de toevoeging van woningen in de dorpen in de eerste plaats binnen het bestaand bebouwd gebied plaatsvindt. Maar als inbreiding te weinig mogelijkheden geeft én het plangebied aansluit aan bestaand bebouwd gebied, kan een ontwikkeling buiten bestaand bebouwd gebied ook worden overwogen. Bij deze woningbouwplannen zijn de voorwaarden die vanuit de Omgevingsverordening Fryslân (nu nog Verordening Romte Fryslân 2014) zijn aangegeven doorslaggevend.
Daarnaast is woningbouw buiten bestaand bebouwd gebied mogelijk wanneer sprake is van een woningbouwontwikkeling waartoe de Omgevingsverordening Fryslân expliciet ruimte biedt. Een voorbeeld daarvan is de ruimte-voor-ruimte regeling als bedoeld in artikel 1.6.1 van de Omgevingsverordening.
De gemeente Opsterland heeft in haar woonvisie de regionale woningbouwafspraken opgenomen. Gemeentebreed is ruimte voor circa 1.000 woningen tot 2035. Hoewel in de regionale woningbouwafspraken noch in de Woonvisie een specifiek aantal woningen is opgenomen voor woningbouwontwikkelingen in het kader van de ruimte-voor-ruimte regeling is er meer dan voldoende nieuwbouwruimte beschikbaar om aan buitenstedelijke ruimte-voor-ruimte projecten mee te werken.
Ten behoeve van de woonvisie is in 2021 door RIGO een woningmarktanalyse uitgevoerd. Hieruit blijkt dat er een tekort is aan betaalbare koopwoningen (tot maximaal €350.000). Daarnaast is de conclusie dat er veel vraag is naar eengezinswoningen. Dit betekent dat er meer betaalbare woningen en eengezinswoningen moeten worden gebouwd, bij voorkeur betaalbare eengezinswoningen of eengezinswoningen in een hoger segment die de doorstroming op de woningmarkt bevorderen, in die zin dat een huishouden die nu in een betaalbare koopwoning woont in de gelegenheid wordt gesteld door te groeien naar een volgende woning, waardoor de betaalbare koopwoning weer op de markt beschikbaar komt.
Toegespitst op de Lytse Wyngaerden 28/28a in Langezwaag
In voorliggend plan gaat het om het bouwen van een eengezinswoning (> € 350.000) in het kader van een ruimte-voor-ruimte project. Gelet op voorgaande biedt de Woonvisie gemeente Opsterland hiervoor ruimte. De bedoeling van initiatiefnemers is om een slaap- en badkamer op de begane grond te realiseren dan wel daarvoor ruimte te bieden, waardoor het planvoornemen tevens bijdraagt aan de behoefte aan meer levensloopbestendige woningen.
3.4.4 Bestemmingsplan Buitengebied
Het plangebied van voorliggend wijzigingsplan betreft een vrijkomend agrarisch bouwperceel van een melkveebedrijf. Het vrijkomende agrarische bouwperceel is gelegen in een gebied waarvoor het Bestemmingsplan Buitengebied (vastgesteld d.d. 30 juni 2014) en de Correctieve en partiële (1e) herziening Bestemmingsplan Buitengebied 2018 (vastgesteld d.d. 8 oktober 2018) geldt. Het plangebied is hierin bestemd als ‘Agrarisch’ en grotendeels voorzien van de aanduiding 'bouwvlak'. Een deel van de gronden ligt buiten het bouwvlak, maar is reeds in gebruik als tuin/erf en vormt tevens in het ruimtelijk beeld onderdeel van het voormalige agrarische bouwperceel. In onderstaande afbeelding is de begrenzing van het plangebied (rood omlijnd) en het huidige bouwvlak (zwart omlijnd) weergegeven.
Afbeelding 7 Verbeelding vigerende bestemmingsplan
De ruimte-voor-ruimte regeling is opgenomen in artikel 31, lid g, van het bestemmingsplan Buitengebied. Het gaat hier om een bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders om de bestemming 'Agrarisch' te kunnen wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de realisatie van nieuwe woningen ter compensatie van de sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen. Aan deze wijzigingsbevoegdheid zijn acht voorwaarden verbonden. Hieronder zijn ze opgesomd, waarbij cursief is aangegeven hoe het planvoornemen zich tot de voorwaarde verhoudt.
Van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 31, lid g, van het bestemmingsplan kan gebruik worden gemaakt, met dien verstande dat:
op een voormalig agrarisch bouwperceel ten hoogste één woning mag worden gebouwd (er wordt, zoals aangegeven in de inleiding, één compensatiewoning gebouwd, deze wordt weliswaar gesitueerd naast het 'bouwvlak' zoals dat op de verbeelding is weergegeven, maar de betreffende gronden zijn reeds in gebruik als erf/tuin en vormen in het ruimtelijk beeld onderdeel van het agrarisch bouwperceel) wanneer:
op de betreffende voormalige bedrijfskavel ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit alle voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en/of kassen worden gesloopt (dit is het geval m.u.v. een deel van de bebouwing die opgewaardeerd wordt tot garage en hobbyruimte)
deze wijzigingsbevoegdheid alleen wordt toegepast indien op het bouwperceel ten minste 1.000 m² aan agrarische bedrijfsgebouwen of 3.000 m² aan kassen aanwezig zijn die kunnen worden gesloopt, dan wel gezamenlijk op meerdere voormalige bouwpercelen ten minste 1.000 m² aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen aanwezig zijn die kunnen worden gesloopt, waarbij per bedrijfskavel minimaal 250 m² moet worden gesloopt (de totale oppervlakte van de in onbruik geraakte schuren bedraagt 1.850 m2, hiervan wordt 1.500 m2 gesloopt);
overige bebouwing zoals voer- of mestplaten, erfverhardingen en kavelpaden, sleufsilo’s, mestsilo’s en dergelijke worden verwijderd (dit is het geval);
de woning wordt ingepast volgens een vooraf in te dienen inrichtingsplan (dit inrichtingsplan is vooraf ingediend, beoordeeld en geaccordeerd en opgenomen als bijlage 1 in voorliggend wijzigingsplan);
de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde (hieraan wordt voldaan, verwezen wordt naar paragraaf 4.3);
aan wijziging alleen medewerking wordt verleend wanneer de sloop van bebouwing als bedoeld onder 1 of 2 betrekking heeft op percelen met de bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch - Kwekerij', 'Bedrijf', 'Maatschappelijk', 'Wonen' en 'Wonen - Woonboerderij' (de percelen binnen het plangebied zijn voorzien van de bestemming ‘Agrarisch’);
voor het overige na wijziging de regels van de bestemming 'Wonen' (artikel 19) van overeenkomstige toepassing zijn op de gronden waar de woningen worden gerealiseerd (dit is in voorliggend wijzigingsplan het geval).
De toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 31, lid g, is volgens de aanhef van artikel 31 alleen mogelijk, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
de landschappelijke en cultuurhistorische waarden (het plan heeft een positief effect op deze waarden, in het landschappelijk inpassingsplan wordt dit nader toegelicht).
de natuurlijke waarden (van onevenredige aantasting van natuurlijke waarden is geen sprake zie paragraaf 4.10, het plan heeft eerder een positief effect op de natuurlijk waarden, in het landschappelijk inpassingsplan (bijlage 1) wordt dit nader toegelicht);
de milieusituatie (er zijn geen belemmeringen op dit punt, ten opzichte van de agrarische bedrijfsfunctie is sprake van een aanmerkelijke verbetering van de milieusituatie);
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden (deze worden niet aangetast, zie paragraaf 4.2);
de verkeersveiligheid (het wijzigingsplan heeft ten opzichte van de agrarische bedrijfsfunctie een positief effect op de verkeerssituatie).
De ruimte-voor-ruimte regeling is opgenomen als algemene wijzigingsbevoegdheid in artikel 31, lid g, van het bestemmingsplan. Naast algemene wijzigingsbevoegdheden bevat de bestemming 'Agrarisch' ook enkele andere wijzigingsbevoegdheden.
Deze zijn opgenomen in artikel 3.8 van het bestemmingsplan. Een aantal hiervan heeft betrekking op het vergroten van bouw- c.q. woonpercelen, al dan niet na agrarische bedrijfsbeëindiging. Door de ruimte-voor-ruimte regeling in combinatie met deze wijzigingsbevoegdheden toe te passen kan de realisatie van een nieuwe woning ter compensatie van de sloop van agrarische bedrijfsgebouwen worden gecombineerd met het vergroten van het woon- c.q. bouwperceel.
Toegespitst op de Lytse Wyngaerden 28/28a in Langezwaag
Gelet op voorgaande kan worden geconcludeerd dat het planvoornemen voldoet aan de voorwaarden van de ruimte-voor-ruimte regeling en dat toepassing kan worden gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid in artikel 31, lid g, van het bestemmingsplan. Indien het begrip 'agrarisch bouwperceel' als bedoeld in artikel 31, lid g, onder 1, van het bestemmingsplan moet worden uitgelegd als het 'bouwvlak', zoals dat op de verbeelding is weergegeven, wijst de gemeente op de mogelijkheid om de ruimte-voor-ruimte regeling te combineren met de wijzigingsbevoegdheden in artikel 3.8 van het bestemmingsplan om bouw- c.q. woonpercelen, al dan niet na agrarische bedrijfsbeëindiging te vergroten.
Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe rekening is gehouden met de in en rond het plangebied
voorkomende relevante omgevingsaspecten.
4.2 Milieu
VNG milieurichtlijn
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten,
voorzieningen en gevoelige functies (zoals woningen) noodzakelijk. In de basiszoneringslijst van de
VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" zijn richtafstanden tussen bedrijfsactiviteiten en
woningen opgenomen. Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij
onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.
Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen een rustige woonomgeving en een gemengd gebied. In het
buitengebied moet tevens rekening worden gehouden met het aspect geurhinder.
Het plangebied ligt in een omgeving met overwegend woningen en agrarische cultuurgronden. De meest nabij gelegen functies waarvan enige bedrijfshinder mag worden verwacht, betreft een hovenier aan de Lytse Wyngaerden 20 en een melkveebedrijf aan de Lang 'Ein 11, beiden te Langezwaag. Volgens de VNG-Brochure geldt voor een hoveniersbedrijf afhankelijk van de bedrijfsoppervlak een richtafstand van 30 of 50 meter. De richtafstand voor een melkveebedrijf bedraagt 100 meter. Beide bedrijven liggen op grotere afstand dan 200 meter van het betreffende perceel, waardoor onaanvaardbare milieuhinder en beperking van bedrijfsontwikkelingsmogelijkheden kunnen worden uitgesloten.
M.e.r.-plicht
In bijlage C en D van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is aangegeven welke
activiteiten in het kader van een ruimtelijk plan of besluit plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of
m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden
opgenomen. Voor activiteiten die voorkomen op de D-lijst en die onder de drempelwaarden vallen,
moet een vormvrije m.e.r.-beoordeling doorlopen worden. Daarbij gaat het om de vraag of belangrijke
nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. De 'belangrijke nadelige gevolgen' kunnen
worden ontleend aan het toetsingskader van bijlage III van de Europese Richtlijn
Milieueffectbeoordeling. Daarin worden drie aspecten genoemd:
kenmerken van de activiteit;
plaats van de activiteit;
kenmerken van het potentiële effect.
De bouw van één woning valt niet onder de activiteiten die zijn opgenomen in de C- en D-lijst. Een
(vormvrije) m.e.r.-beoordeling is niet aan de orde.
4.3 Geluid
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft als belangrijkste doel het bestrijden en voorkomen van geluidhinder. Op grond van de wet zijn verschillende vormen van geluidhinder te onderscheiden die directe raakvlakken hebben met de ruimtelijke ordening.
De Wet geluidhinder (Wgh) bepaalt dat de geluidsbelasting op gevels van woningen en andere geluidsgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan een in de wet bepaalde norm die als voorkeursgrenswaarde wordt aangeduid. In veel gevallen is deze norm 48 dB.
De bestaande bedrijfswoning (Lyste Wyngaerden 28) en de nieuwe woning (Lytse Wyngaerden 28a) vallen binnen de geluidszone van de Lytse Wyngaerden. Op basis van art. 76 lid 3 Wgh hoeft de geluidsbelasting van een aanwezige weg (waar geen wijzigingen optreden) op bestaande woningen niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Hieronder valt ook het omzetten van een bedrijfswoning naar een reguliere woning.
Voor de nieuwe woning (Lytse Wyngaerden 28a) wordt dezelfde afstand tot de weg aangehouden als de bestaande woning, dat wil zeggen circa 23 meter afstand tot de Lytse Wyngaerden.
De Lytse Wyngaerden is een (zeer) rustige weg in het buitengebied met asfaltverharding. Er rijdt vrijwel uitsluitend bestemmingsverkeer en de maximum rijsnelheid bedraagt 60 km/uur. Op basis van bestudering van de verkeersgegevens bedraagt de verkeersintensiteit op de Lytse Wyngaerden naar schatting 100 tot 200 motorvoertuigbewegingen (mvt) per etmaal.
Uit een recente indicatieve SRM1 berekening aan de Wyngaerden 9 in Luxwoude blijkt dat op basis van 750 mvt/etmaal, 60 km/uur en een klinkerverharding de geluidsbelasting op 20 meter afstand van de weg 48 dB bedraagt (inclusief 5 dB aftrek op basis van artikel 110g Wet geluidhinder).
In voorliggende situatie is de verkeersintensiteit aanmerkelijk lager en sprake van asfaltverharding in plaats van klinkerverharding, waardoor zonder meer geconcludeerd mag worden dat aan de voorkeursgrenswaarde zal worden voldaan en dat het realiseren van de nieuwe woning aan de Lytse Wyngaerden 28a geen belemmering ondervindt vanuit de Wet geluidhinder.
4.4 Externe veiligheid
Externe veiligheid wordt geregeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en gaat over het
beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van
gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm
gekregen in de risicobenadering.
Artikel 1 van het Bevi bepaalt hierbij dat woningen, scholen, gezondheidscentra en dagverblijven,
kwetsbare objecten zijn en dat gebouwen/voorzieningen zoals kantoren, winkels en parkeerterreinen
beperkt kwetsbare objecten zijn. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico
en het groepsrisico. In het Bevi wordt aangegeven hoe met het plaatsgebonden risico en het
groepsgebonden risico moet worden omgegaan. De risicovolle inrichtingen zijn op de risicokaart van
de provincie Fryslân weergegeven.
Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van inrichtingen, transportroutes gevaarlijke stoffen of
buisleidingen. Op meer dan 190 meter van het plangebied bevindt zich wel een bovengrondse hoogspanningslijn van TenneT. Het gaat hierbij om een 110 kV-lijn. Vanwege mogelijke gezondheidseffecten geldt uit voorzorg een afstand van 65 meter tot nieuwe woningen. Hieraan wordt ruimschoots voldaan.
Afbeelding 8 Bovengrondse hoogspanningslijn (110kV)
4.5 Luchtkwaliteit
Nederland heeft de Europese regels met betrekking tot luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. Volgens het CROW-rapport 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (december 2018) moet voor de bouw van een woning binnen het woonmilieu 'landelijk wonen' rekening gehouden met 7,4 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Voor ruimtelijke plannen en verkeersplannen met een dergelijk beperkte verkeerstoename heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu in samenwerking met Kenniscentrum InfoMil de NIBM-tool ontwikkeld.
Daarmee kan op eenvoudige wijze berekend worden of een plan Niet In Betekenende Mate (NIBM) bijdraagt aan luchtverontreiniging. Er is sprake van NIBM als een project of activiteit maximaal 3% van de jaargemiddelde grenswaarde bijdraagt aan de concentraties fijnstof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 μg/m3 voor zowel PM10 als NO2. Voorliggend plan leidt tot een toename van 0.01 μg/m3 voor NO2 en 0.00 μg/m3 voor PM10. Nader onderzoek naar de jaargemiddelde concentraties van PM10 en NO2 is derhalve niet nodig.
Binnen het ‘Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit’ worden PM2,5-metingen uitgevoerd. Dit leidt tot ‘grootschalige concentratiekaarten’ waarin de achtergrondconcentraties voor PM2,5 zijn opgenomen. Uit deze kaarten blijkt dat binnen Nederland geen overschrijdingen van de jaargemiddelde concentratie van PM2,5 bekend zijn. Aangenomen wordt dat wanneer voldaan wordt aan de maatgevende grenswaarde voor PM10, dit ook geldt voor de jaargemiddelde concentratie PM2,5.
4.6 Bodem
Met het oog op het planvoornemen heeft antea group een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het doel van het onderzoek is het vaststellen van de actuele milieuhygienische kwaliteit van de bodem (grond en grondwater). Het bodemonderzoek is gebaseerd op de richtlijnen uit de NEN 5740+A1: 2016 (Onderzoeksstrategie bij verkennend onderzoek). De afbakening van de onderzoekslocatie is weergegeven in onderstaande afbeelding.
Afbeelding 9 Afbakening onderzoekslocatie
In het rapport wordt geconcludeerd dat de onderzoeksresultaten vanuit de Wet bodembescherming geen aanleiding geven tot het uitvoeren van vervolgonderzoek, omdat de gemeten concentraties kleiner zijn dan de betreffende interventiewaarden. Ter plaatse van een aantal verdachte deellocaties als de gedempte sloten / watergang en het zuidelijke puinhoudende pad, zijn geen matig tot sterk verhoogde waarden aangetroffen.
De onderzoekslocatie is opgedeeld in drie vakken, het westelijk terrein (Vak 1), het middenterrein (Vak 2) en het oostelijk terrein (Vak 3). De bestaande woning bevindt zich in Vak 1. De nieuwe woning wordt voorzien in Vak 3. De vakken en de situering van de boorpunten zijn hieronder weergegeven.
Afbeelding 10 Situering vakken en boorpunten
Er zijn alleen matig verhoogde waarden aan PAK of lood aangetroffen in twee mengmonsters in Vak 1 (westelijk terreindeel). De nieuwbouw vindt plaats op het oostelijk deel.
De matig verhoogde waarden aan PAK of lood liggen beneden de interventiewaarde, maar zijn desondanks nader onderzocht. Uit nader onderzoek blijkt dat het gaat om een verhoogd gehalte aan PAK in de bovengrond van drie deelmonsters. Deze boringen liggen relatief dicht bij elkaar. Wellicht is sprake van een opgebrachte zandlaag. Op basis van zintuigelijke waarneming lijkt er niet veel aan de hand te zijn. Er zijn geen verbrandingsresten of kooldeeltjes aangetroffen. Bij toekomstige werkzaamheden zullen geen graafwerkzaamheden in deze laag plaatsvinden en zal deze laag niet worden verspreid over het overige terrein.
4.7 Water
Op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Deze paragraaf laat zien hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het plangebied ligt in het beheergebied van Wetterskip Fryslân.
Het plan is op 3 augustus 2022 via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het Wetterskip Fryslân. Zie bijlage 4. In de digitale watertoets is een klein deel van het plangebied ingetekend waardoor er een verkeerd wateradvies is gegeven, in die zin dat niet de korte maar de normale procedure geldt. Omdat het voor de inhoud van het wateradvies geen verschil maakt, is een nieuwe watertoets volgens het waterschap niet nodig.
Met het project is geen sprake van een toename aan verharding. Integendeel, het plan verzorgt een netto-afname van circa 1.000 m2 aan bebouwing en een afname van overige erfverharding. Per saldo zal het verhard oppervlak binnen het plangebied derhalve fors afnemen. Watercompensatie is dan ook niet nodig.
Om uitspoeling van verontreinigde stoffen naar het grond- en oppervlakte water te voorkomen zal bij de bouw van de nieuwe woning gebruik worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen. Daarnaast zal in de nieuwe situatie de afvoer van hemelwater rechtstreeks worden afgevoerd op het oppervlakte water. Hiermee wordt het aantal overstortingen van rioolwater en de belasting van rioolwaterzuiveringen beperkt.
Naar aanleding van een zienswijze van het waterschap op het ontwerp-wijzigingsplan hebben gemeente, waterschap, initiatiefnemer en de eigenaar van de achterliggende agrarische percelen op 15 februari 2024 de volgende afspraken gemaakt over de waterhuishouding.
Aan de achterzijde wordt een nieuwe hoofdwatergang gegraven, met aan weerszijden een schouwpad/onderhoudsstrook van 5 meter vanaf de insteek van de sloot. Dit betekent dat de bomenrij aan de achterzijde van het erf verder naar binnen wordt gezet.
Deze hoofdwatergang is niet nodig voor het woningbouwplan, maar is een wens van de agrariër die de achterliggende agrarische percelen in gebruik heeft. Hierbij gaat het ooverigens om een verlegging van de hoofdwatergang. De verlegging heeft invloed op de inrichting van het nieuwe woonperceel vanwege de onderhoudsstrook.
De hoofdwatergang sluit aan op een nieuw te graven scheidingssloot aan de oostzijde van het plangebied, die op tenminste 5 meter vanaf de bestaande hoofdwatergang wordt gegraven.
Voor de hoofwatergang en de nieuw te graven scheidingssloot wordt het peil van de polder aangehouden.
De hoofdwatergang sluit aan de westzijde aan op een watergang die wordt omgezet in een hoofdwatergang die naar het zuiden loopt en daar weer aansluit op een bestaande hoofdwatergang. In deze watergang geldt ook het polderpeil.
Voor de overige sloten in het plangebied geldt het hoogwaterpeil.
Hemelwaterafvoer van het plangebied wordt afgevoerd/geloosd naar diverse watergangen rond het perceel.
Door toevoeging van een woning aan de oostzijde van het voormalige bouwvlak zal er een nieuw lozingspunt ontstaan. De lozing zal via een nieuwe septictank plaatsvinden op de nieuw te graven scheidingssloot. De septictank zal aan de eisen van het waterschap voor lozen in het buitengebied voldoen.
De sloot die tussen beide woonerven is getekend kan wat het waterschap betreft, worden gedempt. Voor de landschappelijke inpassing vindt de gemeente vooral de boomsingel van belang.
Het vloerpeil van de nieuwe woning wordt boven het maatgevend boezempeil aangelegd. Ter plaatse van het plangebied is het maatgevend boezempeil bepaald op +0,44 m NAP.
De waterkerende werken en duikers worden op dit nieuwe ontwerp aangepast.
Wat betreft de borging van het onderhoud aan de schouwsloten wordt geconcludeerd en afgesproken dat het onderhoud aan de schouwsloten vanaf het landbouwperceel en de straat gedaan kan worden.
Voor de werkzaamheden in de waterhuishouding wordt een vergunning aangevraagd bij het Waterschap. Het vaststellen van het wijzigingsplan hoeft hierop niet te wachten.
De precieze uitwerking van de werkzaamheden in de waterhuishouding en de voorwaarden die het waterschap daaraan stelt, volgt uit de vergunningprocedure.
Tot slot, wordt opgemerkt dat bij de realisering van bebouwing en het aanleggen van verharding rekening gehouden met voldoende drooglegging om bijvoorbeeld opdrijven van verharding te voorkomen. Uitgangspunt is om de droogleggingsnormen van het Wetteskip Fryslân hierin op te volgen (1,10 m voor bebouwing met kruipruimte en 0,70 m voor erfverharding en bebouwing zonder kruipruimte, gerekend vanaf bovenkant van de nieuw te realiseren vloer).
4.8 Archeologie
Archeologische waarden dienen op grond van de Erfgoedwet te worden meegewogen in de besluitvorming voor ruimtelijke plannen. In Fryslân geldt naast de Erfgoedwet ook de Verordening Romte Fryslân (VRF). Met betrekking tot archeologie is daarin opgenomen dat gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit dienen te gaan van de beleidsadviezen van de FAMKE. Een gemeente mag daarvan afwijken, maar dient dit dan wel te onderbouwen dat de archeologie passend wordt beschermd.
De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd - bronstijd en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen. De adviezen variëren van 'streven naar behoud' tot 'geen nader onderzoek'. Op de advieskaarten is niet alleen aangegeven welke minimale omvang een bodemingreep moet hebben, wil er archeologisch onderzoek nodig zijn, maar ook hoe de eerste fase van dat onderzoek eruit zou moeten zien.
IJzertijd en middeleeuwen
Hieronder is een uitsnede opgenomen van de FAMKE-advieskaart voor de periode ijzertijd - middeleeuwen. Voor de Lytse Wyngaerden 28/28a in Langezwaag luidt het advies voor deze periode dat er geen onderzoek noodzakelijk is. Nader onderzoek kan derhalve achterwege blijven.
Afbeelding 11 FAMKE-advieskaart ijzertijd en middeleeuwen
Steentijd - bronstijd
Voor de periode steentijd - bronstijd adviseert de provincie om bij ingrepen van meer dan 2.500 m2 een karterend (boor)onderzoek uit te laten voeren. In deze gebieden kunnen zich op enige diepte archeologische lagen uit de steentijd bevinden, die zijn afgedekt door een veen- of kleidek, waardoor mogelijke archeologische resten waarschijnlijk van goede kwaliteit zijn.
Afbeelding 12 FAMKE-advieskaart steentijd en bronstijd
Verdiepingsslag FAMKE-advieskaarten
De gemeente Opsterland heeft in overleg met de provincie een verdiepingslag gemaakt van de FAMKE-advieskaarten. Deze vormen het uitgangspunt voor het te ontwikkelen beleid op het gebied van archeologie. Net als bij de FAMKE kent de verdiepingslag ook een advieskaart voor de periode steentijd - bronstijd. Hieronder is een uitsnede opgenomen van de verdiepingsslag van de FAMKE-advieskaarten voor de periode steentijd - bronstijd.
Afbeelding 13 Verdiepingsslag FAMKE-advieskaart steentijd en bronstijd
De verdiepingslag adviseert om bij ingrepen groter dan 5.000 m2 een quickscan archeologie uit te voeren, in plaats van een karterend booronderzoek bij ingrepen groter dan 2.500 m2 die volgens de FAMKE-advieskaarten wordt aanbevolen.
De overlegreactie van de provincie d.d. 7 maart 2023 is gebaseerd op de FAMKE-advieskaarten. In de overlegreactie wijst de provincie erop dat een bestemmingswijziging ook als ingreep wordt beschouwd. Omdat de bestemmingswijziging een oppervlakte heeft groter dan 2.500 m2 adviseert de provincie een karterend booronderzoek uit te laten voeren.
De provincie gaat voorbij aan het feit dat uit de verdiepingslag van de FAMKE-advieskaarten blijkt dat slechts een quickscan wordt geadviseerd bij ingrepen groter dan 5.000 m2.
Daarnaast gaat het om een bestemmingswijziging die voor de archeologie niet evident is. Volgens het huidige regiem kunnen bodemingrepen groter dan 5.000 m2 niet worden uitgesloten. Onder het nieuwe regiem is dit (redelijkerwijs) wel uitgesloten.
De beoogde nieuwbouw (bestaande uit de realisatie van een nieuwe woning met bijgebouw) ligt ver beneden de drempelwaarde van 5.000 m2. Andere ingrepen in de bodem die de drempelwaarde overstijgen, worden gelet op het inrichtingsplan niet voorzien en acht de gemeente ook niet realistisch.
Gelet op voorgaande is de gemeente van oordeel dat de in de bodem aanwezige archeologische waarden voldoende beschermd worden en kan overeenkomstig artikel 2.2.1, lid 2, van de VRF, worden afgeweken van het advies om een archelogische quick scan uit te voeren.
Naar aanleding van een zienswijze van de provincie op het ontwerp-wijzigingsplan heeft hierover nader overleg plaatsgevonden met de provinciale archeoloog. Op 25 maart 2024 is van provinciezijde aangegeven dat het voornemen van de gemeente om geen archeologisch onderzoek uit te voeren voldoende gemotiveerd is en dat de provincie akkoord gaat met het niet uitvoeren van archeologisch onderzoek. De gemeente zal de verwachtingswaarde zoals aangegeven op de verdiepte FAMKE (de gemeentelijke beleidsavieskaart) overeenkomstig het advies van de provincie wel in stand houden.
4.9 Cultuurhistorie
Landschapstypenkaart
Op de landschapstype kaart van de provincie Fryslân ligt de Lytse Wyngaerden 28/28a in Langezwaag in een Veenweidegebied met veenpolder. Grote delen van het veenweidengebied zijn als veenpolder in de achttiende en twintigste eeuw ingepolderd. Door de polderkaden beschermen laagveengebieden die na (natte) vervening zijn drooggemalen en herontgonnen op basis van de oorspronkelijke middeleeuwse ontginning; relatief grootschalig en plaatselijk verkleind door beplanting en
boselementen. Er is in dit gebied sprake van eenduidige patronen van haaks op elkaar staande
structuren van bebouwingslinten en verkaveling en aanwezige polderdijken.
Cultuurhistorische Kaart Fryslân (CHK2)
De Cultuurhistorische Kaart Fryslân is een digitale kaart met informatie over de cultuurgeschiedenis van de provincie Fryslân. Er zijn 26 categorieën van elementen en structuren onderzocht die getuigen zijn van het verleden. De cultuurhistorische kaart is informatief: de kaart geeft aan welke cultuurhistorische elementen en structuren op provinciale schaal van betekenis zijn. In het kader van het ruimtelijke ordeningsbeleid wordt van de initiatiefnemers en plannenmakers gevraagd met deze elementen en structuren rekening te houden bij plannen en ontwikkelingen.
De Lytse Wyngaerden 26 en (een deel van) het westelijk terrein van de Lytse Wyngaerden 28 is op de CHK2 aangewezen als boerderijplaats. Hieronder is een uitsnede van de CHK2 opgenomen met daarop de begrenzing van de boerderijplaats.
Afbeelding 14 Cultuurhistorische Kaart Fryslân (begrenzing boerderijplaats)
Boerderijplaatsen verschaffen ons, omdat zij de kern vormden van de toenmalige agrarische samenleving, kennis over de bewoningsgeschiedenis en over de ontwikkeling van het cultuurlandschap op lokaal, regionaal en provinciaal niveau.
Boerderijplaatsen zijn zeer kenmerkend voor het landschapsbeeld van de provincie. De kenmerkende onderdelen van de boerderijplaats zijn:
het erf met de boerderij, de bijgebouwen, de omgrachting, de groenaanplant en de functioneel erbij horende aangrenzende (kleine) terreinen: boomgaard, moestuin en kalverenweide. De opbouw van het erf geeft informatie over de vorm en structuur van de plaats en zijn ontwikkeling in de tijd
de bodem waarop het erf gelegen is. Ze vormt het archeologische archief en biedt kennis over de geschiedenis van de boerderijplaatsen
de ligging van de boerderijplaats. Deze is ontstaan in een nauwe relatie met de omliggende verkaveling en infrastructuur in de ruimtelijke omgeving en verschaft ons kennis over de ontwikkeling van het cultuurlandschap.
De landschapskenmerken en de kenmerkende onderdelen van boerderijplaatsen hebben als uitgangspunt en inspiratiebron gediend voor het opstellen van het landschappelijk inpassingsplan. Met de kenmerkende onderdelen is onder andere rekening gehouden door de nieuwe woning aan de oostzijde van het agrarisch bouwperceel te positioneren, het kenmerkende slotenpatroon te behouden en (deels) te herstellen, een boomgaard aan te leggen, en op het zij- en achtererf langs de perceelsranden een nieuwe sloot aan te leggen met een lijnvormige houtopstand. In het landschappelijk inpassingsplan wordt dit nader toegelicht. De in het landschappelijk inpassingsplan opgenomen inrichtingsschetsen zijn hieronder afgebeeld.
Afbeelding 15 Inrichtingsschetsen uit landschappelijk inpassingsplan
4.10 Ecologie
Antea group te Heerenveen heeft in een Natuurtoets de plannen van initiatiefnemer getoetst aan de regels van de Wet natuurbescherming en het beleid van het Natuurnetwerk Nederland. Verwezen wordt naar bijgevoegd rapport "Natuurtoets, Lytse Wyngaerden 28 en 28a te Langezwaag, 19 april 2021". Antea group heeft daarmee onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van beschermde soorten en beschermde gebieden binnen de invloedssfeer van het projectgebied en de te verwachten effecten hierop.
Beschermde soorten
Uit de Natuurtoets blijkt dat de volgende in het kader van de wet natuurbescherming beschermde soorten aanwezig zijn en/of mogelijk verwacht worden:
huismus en boerenzwaluw
algemene broedvogels
vleermuizen
grote modderkruiper
gestreepte waterroofkever
Omdat de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden en geen ontwikkeling in de watergang plaatsvinden, vormt het plan geen bedreiging voor algemene broedvogels, de grote modderkruiper en de gestreepte waterroofkever.
Om te bepalen of mogelijk sprake is van een overtreding van de Wet natuurbescherming is nader onderzoek uitgevoerd naar de effecten van het plan voor de boerenzwaluw, de huismus en vleermuizen.
Voor het nader onderzoek naar de huismus en vleermuizen wordt verwezen naar bijgevoegd rapport "Nader onderzoek, Huismus en vleermuizen, 16 december 2021". Hieronder wordt het nader onderzoek per soort toegelicht.
Huismus
Naar de huismus heeft nader onderzoek plaatsgevonden in mei en juni 2021 conform het BUI2 kennisdocument van de huismus (versie 2017). Uit het onderzoek volgde dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid meerdere huismussen onder de dakpannen aan beide zijden van het bestaande woonhuis op de projectlocatie broeden. Bij de te slopen schuren zijn geen huismussen waargenomen. Wel zijn tijdens het onderzoek naar de huismus in de schuren mogelijke broedgevallen van zwarte roodstaart en witte kwikstaart vastgesteld.
Nu de bestaande woning niet door de werkzaamheden wordt aangetast en mogelijk verstorende werkzaamheden steeds buiten het broedseizoen plaatsvinden, is geen sprake van overtreding van de Wet natuurbescherming.
De sloop van de schuren vindt plaats buiten het broedseizoen van algemene broedvogels (waaronder witte kwikstaart en zwarte roodstaart), zodat geen sprake is van overtreding van de Wet natuurbescherming.
Boerenzwaluw
Bij het veldbezoek in het kader van de ecologische quickscan in het voorjaar van 2021 zijn in een van de te slopen schuren (minimaal) 15 nesten van de boerenzwaluw aangetroffen. In juni 2021 is daarom opnieuw een bezoek gebracht aan het projectgebied om te kijken of er daadwerkelijk boerenzwaluwen werden aangetroffen en tevens om een omgevingscheck voor de beschikbaarheid van eventuele alternatieve nestlocaties uit te voeren.
Bij dit bezoek zijn op de projectlocatie zelf geen boerenzwaluwen waargenomen. Op diverse locaties in de naaste omgeving zijn wel boerenzwaluwen waargenomen. Ook zijn er in de naaste omgeving diverse boerderijen, schuren en stallen aangetroffen die geschikt zijn als nestlocatie voor de boerenzwaluw. Nu de nesten op de projectlocatie verlaten lijken, de omgeving voldoende alternatieve nestlocaties biedt, en er gewerkt wordt buiten het broedseizoen, is geen sprake van overtreding van de Wet natuurbescherming.
Vleermuizen
Nader vleermuisonderzoek heeft plaatsgevonden in juni tot en met september 2021, conform het protocol voor vleermuisinventarisaties (versie 2021) van Netwerk Groene Bureaus. In het onderzoek zijn één paarverblijf en één zomerverblijf van de gewone dwergvleermuis aangetroffen. Het zomerverblijf bevindt zich achter de muur bevestiging van een lamp aan de zuidzijde van de grote schuur. Het paarverblijf bevindt zich aan de oostzijde van de kleine schuur, de exacte locatie is onbekend.
In het plangebied zijn foeragerende vleermuizen waargenomen, voornamelijk vlakbij de bosschages. Gezien de lage aantallen waargenomen vleermuizen en de aanwezigheid van voldoende alternatieve locaties is geen sprake van essentieel foerageergebied.
In het plangebied zijn passerende vleermuizen waargenomen. Echter was geen sprake van een dominante vliegrichting, de activiteit was laag en diffuus over het plangebied verspreid. Aanwezigheid van een essentiële vliegroute kan worden uitgesloten.
Met de werkzaamheden gaan één zomerverblijf en één paarverblijf van de gewone dwergvleermuis verloren. Hiervoor is een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming vereist. Op 10 november 2023 hebben Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân de vereiste ontheffing verleend. In de ontheffing zijn mitigerende en compenserende maatregelen opgenomen die de negatieve effecten op de aanwezige soorten tot een minimum beperkt. De ontheffing is als bijlage aan de toelichting toegevoegd.
Beschermde gebieden
Natura-2000 gebieden
Voor de onderhavige locatie Lytse Wyngaerden 28/28a in Langezwaag zijn de nabije stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden 'Van oordt's Mersken' (op circa 7 km) en 'Drents Friese Wold' (op circa 18 km). Gelet echter op de kleinschaligheid van onderhavige ontwikkeling in samenhang met de afstanden tot de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden, en gelet op berekeningen van vergelijkbare gevallen, kan de verwachting worden uitgesproken dat onderhavig plan niet leidt tot een verhoging van de stikstofdepositie boven 0,00 mol/ha/jr op stikstofgevoelige Natura-2000 gebieden. Met het verdwijnen van de melkveehouderij zal de stikstofuitstoot op de projectlocatie aanzienlijk verminderen.
Natuurnetwerk Nederland
Het plangebied maakt geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De dichtstbijzijnde NNN-gebieden liggen ten zuidwesten (op circa 140 m) en noordoosten (op circa 150 m) van het plangebied. Negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van deze NNN-gebieden kunnen worden uitgesloten.
4.11 Kabels en leidingen
Er zijn in het plangebied geen grote kabels en leidingen aanwezig. Bij de kabels en leidingen die mogelijk wel in het plangebied aanwezig zijn, gaat het om (kleinere) huisaansluitingen. Deze hebben geen specifieke bescherming nodig. Bij graafwerkzaamheden moet altijd een klic melding worden gedaan.
Hoofdstuk 5 Juridische toelichting
5.1 Inleiding
Het onderhavige wijzigingsplan wordt mogelijk gemaakt met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in artikel 31, lid g, van het bestemmingsplan Buitengebied (al dan niet in combinatie met de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3.8, lid e en/of lid f), dat onherroepelijk is geworden op 13 juni 2014.
Een wijzigingsbevoegdheid stelt burgemeester en wethouders in staat te besluiten om de bestemming van een locatie te wijzigen, onder in het bestemmingsplan opgenomen voorwaarden.
De procedure die ten aanzien van een wijzigingsplan moet worden doorlopen, is vastgelegd in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is tevens van toepassing. Dit betreft de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure.
Het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid dient samen te gaan met een toelichting. In een dergelijke toelichting dient uiteengezet te worden of er vanwege de voorgenomen wijziging sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In voorliggende toelichting is de uitvoerbaarheid verantwoord. Het wijzigingsplan zelf bestaat uit een verbeelding en regels. Voor de betreffende bestemming 'Wonen' (artikel 19) gelden de regels zoals die zijn opgenomen in het moederplan.
Voorliggend wijzigingsplan is zodanig vormgegeven dat het voldoet aan de vereisten voortkomend uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Bij de vormgeving en de bijbehorende verbeelding is aangesloten op de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Het wijzigingsplan voldoet aan de digitale verplichting zoals deze per 1 januari 2010 van kracht is.
5.2 Regels
Voor het betreffende plangebied zullen de regels gelden, zoals die zijn opgenomen in het moederplan voor de bestemming 'Wonen' (artikel 19). Om de landschappelijke inpassing en sloop te borgen wordt een voorwaardelijke verplichting aan de regels toegevoegd.
5.3 Verbeelding
Bij de vormgeving en de bijbehorende verbeelding is aangesloten op de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Het wijzigingsplan voldoet aan de digitale verplichting zoals deze per 1 januari 2010 van kracht is.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Het plan betreft een ruimte-voor-ruimte initiatief, waarvoor in zijn algemeenheid sympathie bestaat. Daarnaast gaat het om een perceelsgebonden en kleinschalige ontwikkeling, waarbij geen belangen van bedrijven of omwonenden worden geschaad.
Overleg buren
Initiatiefnemers hebben de plannen overlegd met de naaste buren (Lytse Wyngaerden 26, 33, 35 en 37). Deze hebben aangegeven geen bezwaren tegen het planvoornemen te hebben.
Wettelijk vooroverleg
Per brief van 7 maart 2023 heeft de provincie Fryslân in het kader van het wettelijk vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening overwegend positief op het planvoornemen gereageerd. Hieronder wordt de reactie kort samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie.
Ruimte-voor-ruimte regeling: De provincie wijst erop dat een ontheffing van de Verordening Romte Fryslân vereist is, omdat de nieuwe woning buiten het bestaande bouwperceel is gepositioneerd.
Reactie: De ontheffing is aangevraagd en op 12 december 2023 door Gedeputeerde Staten verleend.
Regels: De regels zijn nog niet bijgevoegd en zullen in later stadium worden beoordeeld. In de regels dient in ieder geval te worden opgenomen:
de maximale maatvoering van 300 m2 voor de woning (inclusief bijgebouwen)
voorwaardelijke verplichting voor de landschappelijke inpassing (inclusief termijn)
voorwaardelijke verplichting tot sloop (minimaal 1.000 m2)
Reactie: Dit is in het plan verwerkt met dien verstande dat de oppervlakte van de woning inclusief bijgebouwen (in overeenstemming met artikel 1.6.1, lid c, van de Verordening Romte Fryslân) is afgestemd op de maat die het bestemmingsplan buitengebied als algemene regel hanteert voor bestaande burgerwoningen.
Archeologie: Uit de advieskaart van de FAMKE blijkt dat voor de periode steentijd-bronstijd onderzoek wordt geadviseerd bij ingrepen groter dan 2.500 m2 en voor de ijzertijd-middeleeuwen bij ingrepen groter dan 5.000 m2. Bestemmingswijzigingen worden ook beschouwd als ingreep. Nu het plangebied een omvang heeft van circa 1,5 ha is onderzoek noodzakelijk.
Reactie: De aannames zijn niet juist. Volgens de FAMKE-advieskaart ijzertijd - middeleeuwen is geen onderzoek noodzakelijk. Daarnaast wordt voorbij gegaan aan het feit dat in de Verdiepingsslag van de FAMKE-advieskaart voor de periode steentijd - bronstijd slechts een quick scan wordt geadviseerd bij ingrepen groter dan 5.000 m2. Deze worden niet voorzien en zijn niet realistisch. Besloten is om geen archeologisch onderzoek uit te laten voeren.
Landschappelijke inpassing: De provincie bevestigt dat met de landschappelijke inpassing is ingestemd en verzoekt de landschappelijk inpassing te borgen.
Reactie: Zoals hierboven aangegeven is hiervoor een voorwaardelijke verplichting (inclusief termijn) opgenomen.
Cultuurhistorie: Verzocht wordt in de toelichting aandacht te besteden aan de cultuurhistorische waarde van de boerderijplaats en aan te geven hoe daarmee rekening is gehouden.
Reactie: Dit advies is overgenomen.
Ecologie - soorten: De provincie neemt nota van de aanpak dat door de aanwezigheid van vleermuizen voorafgaand aan de sloop een activiteitenplan wordt opgesteld, een ontheffing van de Wet natuurbescherming wordt aangevraagd en mitigerende maatregelen worden getroffen. Zodra het ontwerpplan wordt voorgelegd moet duidelijk zijn dat het plan uit oogpunt van de Wnb uitvoerbaar is.
Reactie: Op 10 november 2023 hebben Gedeputeerde Staten van Fryslân de ontheffing van de Wet natuurbescherming verleend. Hiermee is de uitvoerbaarheid uit oogpunt van de Wnb aangetoond.
Natuurinclusief bouwen: De provincie vraagt aandacht voor natuurinclusief bouwen.
Reactie: In de nieuw te bouwen woning worden 8 vleermuiskasten van het type Vivara Pro IB VL 05 of vergelijkbaar ingebouwd. Bij de plaatsing wordt rekening gehouden met spreiding, voldoende opwarming, aanbieden van verschillende microklimaten, voldoende hoogte (minimaal 3 meter) en vrije aanvliegroute.
Wateradvies
Van het Waterschap is een wateradvies ontvangen. Dit advies is in het plan verwerkt.
Zienswijzen
Het ontwerp-wijzigingsplan is overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb gedurende zes weken ter
inzage gelegd. Gedurende de terinzagelegging kon een eenieder een zienswijze indienen. Tegen het ontwerpwijzigingsplan zijn twee zienswijzen ingediend, één door provincie Fryslân en één door Wetterskip Fryslan.
Over de zienswijze van het Wetterskip heeft op 15 februari 2024 overleg met het waterschap plaatsgevonden. In dit overleg zijn afspraken gemaakt over de waterhuishouding. Deze afspraken zijn naar tevredenheid van het Waterschap in de toelichting van het wijzigingsplan verwerkt. De zienswijze van de provincie had betrekking op het niet uitvoeren van archeologisch onderzoek. Na overleg met de provinciale archeoloog heeft de provincie op 25 maart 2024 aangegeven dat het voorgenomen besluit om geen archeologisch onderzoek uit te voeren voldoende gemotiveerd is dat de provincie akkoord gaat met het niet uitvoeren van archeologisch onderzoek. De toelichting van het bestemmingsplan is hierop aangevuld.
6.2 Grondexploitatie en economische uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een wijzigingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid Wro, dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, eveneens onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke regeling wordt bepaald door de financiële haalbaarheid van daarin mogelijk gemaakte ontwikkelingen en de grondexploitatie.
De voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling heeft geen financiële gevolgen voor de gemeente. De financiële verantwoordelijkheid voor het ruimtelijke voornemen en het daarbij horende risico wordt volledig gedragen door de initiatiefnemer. Procedurekosten voor het wijzigingsplan komen eveneens via het heffen van leges voor rekening van de initiatiefnemer. Eventuele planschade wordt via een planschadeverhaalsovereenkomst verhaald op de initiatiefnemer. Er is geen aanleiding voor kostenverhaal anderszins.
Op basis van bovenstaande kan worden gesteld dat de economische uitvoerbaarheid van het ruimtelijke voornemen voldoende is verzekerd.
BIJLAGEN BIJ TOELICHTING
1. Landschappelijk inpassingsplan
2. Ontheffing Verordening Romte Fryslân
3. Bodemonderzoek
4. Watertoets
5. Natuurtoets
6. Nader onderzoek huismus en vleermuizen
7. Ontheffing Wet natuurbescherming
8. Tekening compensatiewoning
9. Te slopen bebouwing