Direct naar inhoud
Plan:Dwersfeart 19 - Gorredijk
Status:vastgesteld
Plantype:wijzigingsplan
IMRO-idn:NL.IMRO.0086.05BPWDwersfeart19-0301

TOELICHTING

 

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1. Het wijzigingsplan

1.2. Ligging plangebied

1.3. Vigerend plan

1.4. Leeswijzer

Hoofdstuk 2 Gewenste situatie en regeling bestemmingsplan

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1. Inleiding

3.2. Rijksbeleid

3.3. Provincie Fryslân

3.3.1. Streekplan Fryslân 2007 en Verordening Romte Fryslân 2014

3.3.2. Ontgrondingenverordening Fryslân

3.3.3. Omgevingsvisie Fryslân - De Romte Diele en Omgevingsverordening 2022

3.4. Wetterskip Fryslân

3.5. Gemeente Opsterland

3.5.1. Omgevingsvisie 2015-2030

3.5.2. Omgevingsvisie Opsterland 2023

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

4.1 Inleiding

4.2. Milieuzonering

4.3. Geluid

4.4. Externe veiligheid

4.5. Luchtkwaliteit

4.6. Bodem

4.7. Water

4.8. Archeologie en cultuurhistorie

4.9. Ecologie

4.10. Stikstofdepositie

4.11. M.e.r.-beoordeling

4.12. Kabels en leidingen

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1. Inleiding

5.2. Regels

5.3. Verbeelding

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1. Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2. Grondexploitatie en economische uitvoerbaarheid

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

1.1. Het wijzigingsplan

 

Op 3 oktober 2022 is er een aanvraag ingediend voor het toevoegen van agrarische gronden aan het woonperceel Dwersfeart 19 in Gorredijk. Het doel is om het woonperceel te vergroten voor tuin en erf. Er zal een groter woonperceel ontstaan.

Het perceel Dwersfeart 19 in Gorredijk (Opsterland) heeft de bestemming ‘Wonen’. De gronden aan de zuidoostzijde daarvan hebben de bestemming ‘Agrarisch’ (zonder bouwvlak).

Medewerking kan worden verleend door toepassing te geven aan de wijzigingsbevoegdheid opgenomen in artikel 3.8 onder f van het bestemmingsplan ‘Buitengebied’.

Dit wijzigingsplan heet 'Dwersfeart 19 - Gorredijk'.

 

1.2. Ligging plangebied

 

Het perceel Dwersfeart 19 in Gorredijk ligt aan de zuidwestkant van het dorp Gorredijk. Dit dorp maakt deel uit van de gemeente Opsterland. De gronden die het plangebied vormen, liggen ten zuidoosten van de Dwersfeart 19. Het plangebied wordt aan de zuidoost- en zuidwestzijde begrensd door weiland. Aan de noordoostzijde wordt het perceel begrensd door een boswal en een zandpad dat de verbinding vormt tussen de Dwersfeart en de Oude Singel. Het plangebied wordt bij het perceel Dwersfeart 19 getrokken en gaat daardoor onderdeel uitmaken van het woonperceel.

 [image]

Afbeelding 1 Dwersfeart 19 Gorredijk, locatie plangebied

 

1.3. Vigerend plan

 

In het plangebied is het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ van kracht. Dit bestemmingsplan is op 30 juni 2014 gedeeltelijk onherroepelijk geworden. De 'correctieve en partiële (1e) herziening bestemmingsplan Buitengebied 2018', vastgesteld op 8 oktober 2018, is ook van kracht.

 

De betreffende gronden hebben in dit plan de bestemming ‘Agrarisch’. Om de bestemming te wijzigen moet toepassing gegeven worden aan de wijzigingsbevoegdheid genoemd in artikel 3.8 onder f van het bestemmingsplan.

 

In dit wijzigingsplan wordt geregeld dat de betreffende gronden van ‘Agrarisch’ naar ‘Wonen’ mogen wijzigen. Zie hieronder het plangebied aangegeven op een uitsnede van de plankaart als rode rechthoek.

 

 [image]

Afbeelding 2 uitsnede uit het bestemmingsplan, de rode rechthoek is het plangebied.

 

1.4. Leeswijzer

 

De toelichting bij dit wijzigingsplan is als volgt opgebouwd:

 

 

 

Hoofdstuk 2 Gewenste situatie en regeling bestemmingsplan

 

Het huidige bouwperceel aan Dwersfeart 19 in Gorredijk is ongeveer 1.853 m2 groot. De aanvrager heeft de wens om zijn woonperceel te vergroten met 647 m2. Het betreft hier een gedeelte van de agrarische grond gelegen tegen het huidige bouwperceel aan.

Het is de wens om het bestaande erf te vergroten. Hieronder een afbeelding van het inrichtingsplan.

In de meest oostelijke hoek van het perceel heeft inmiddels binnen de agrarische bestemming enige inrichting plaatsgevonden (afb. 4). Deze inrichting zal worden hersteld naar agrarisch gebruik voor zover deze buiten het nieuwe bestemmingsvlak 'Wonen' ligt.

 

 [image]

Afbeelding 3 inrichtingsplan Afbeelding 4 Luchtfoto

 

Regeling in het bestemmingsplan

Artikel 3.8 onder f van het bestemmingsplan 'Buitengebied' biedt de mogelijkheid de bestemming ‘agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'wonen'. Dit kan ten behoeve van een vergroting van het erf behorende bij de woning, met dien verstande dat:

1. de uit te oefenen woonfunctie uitsluitend betrekking heeft op de inrichting van het perceel naar tuin of erf;

2. de oppervlakte van het woonperceel na wijziging ten hoogste 2.500 m2 mag bedragen;

3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden;

4. voor het overige na wijziging de regels van de bestemming 'Wonen' (artikel 19) van

overeenkomstige toepassing zijn.

 

Daarnaast mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van:

• de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals opgenomen in bijlage 2 bij het bestemmingsplan;

• de natuurlijke waarden;

• de milieusituatie;

• de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

• de verkeersveiligheid.

 

Beoordeling voorwaarden

1. De uit te oefenen woonfunctie uitsluitend betrekking heeft op de inrichting van het perceel

naar tuin of erf

De agrarische bestemming op de gronden wordt gewijzigd in ‘wonen’ waardoor het woonperceel wordt vergroot. De gronden die bij het woonperceel worden getrokken, worden ingericht als tuin of erf.

 

2. De oppervlakte van het woonperceel na wijziging ten hoogste 2.500 m2 mag bedragen.

De oppervlakte van het gehele perceel bedraagt na wijziging niet meer dan 2.500 m2.

 

3. Geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden

De provincie beveelt aan om bij ingrepen van meer dan 5.000 m2 een archeologisch onderzoek te verrichten. Er is hier echter geen sprake van bodemingrepen groter dan 5.000 m2. Er zal dan ook geen onevenredige afbreuk gedaan worden aan de archeologische waarden. Zie hiervoor ook paragraaf 4.8 Archeologie.

 

4. Voor het overige na wijziging de regels van de bestemming 'Wonen' (artikel 19) van

overeenkomstige toepassing zijn.

In het wijzigingsplan zullen de regels van de bestemming 'Wonen' onverkort van toepassing zijn.

 

Verder vindt er geen onevenredige aantasting plaats van:

• de landschappelijke en cultuurhistorische waarden;

• de natuurlijke waarden;

• de milieusituatie;

• de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

• de verkeersveiligheid;

• het verlichtingsniveau tijdens avond- en nachturen.

Dit volgt ook uit de hoofdstukken 3 en 4.

 

Hoofdstuk 3 Beleid

 

3.1. Inleiding

 

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro), in werking getreden op 1 juli 2008, zijn instrumenten opgenomen passend bij het stelsel van verantwoordelijkheden voor de drie bestuurslagen, te weten het Rijk, de provincies en gemeenten. Doel van de wet is om een slagvaardiger doorwerking en uitvoering van het ruimtelijke beleid te bewerkstelligen. De Wro maakt onderscheid tussen een strategische visie en juridisch bindend beleid.

 

3.2. Rijksbeleid

 

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) van kracht geworden. De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op de inwerkingtreding van die wet. Vanwege het uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet komt de NOVI als structuurvisie uit onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze structuurvisie gelden als de Nationale Omgevingsvisie, zoals in de nieuwe wet bedoeld.

De NOVI bevat de hoofdzaken van het beleid voor de fysieke leefomgeving. Uit de Omgevingswet volgt dat al het strategische beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, én het nieuwe strategische beleid op het beleidsterrein van de fysieke leefomgeving worden opgenomen in de NOVI.

In zijn totaliteit kent de NOVI 21 nationale belangen en opgaven die het verder uitwerkt. Die opgaven zijn niet meer op zichzelf staand op te lossen, maar grijpen in elkaar. Met de NOVI zoekt het Rijk een perspectief om de grote opgaven aan te pakken, om Nederland mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden. Om die reden worden binnen de NOVI prioriteiten gesteld. De NOVI stelt daarbij een integrale aanpak voor: integraal, samen met andere overheden en maatschappelijke organisaties, en met meer regie vanuit het Rijk. Met steeds een zorgvuldige afweging van belangen werkt het Rijk aan de vier prioriteiten:

Centraal bij de afweging van belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving, zowel van de boven- als van de ondergrond. De NOVI onderscheidt daarbij drie afwegingsprincipes:

Het Rijk zal bij de uitvoering van de NOVI zichtbaar maken hoe de afwegingsprincipes benut worden. Met de NOVI presenteert het Rijk een integrale, op samenwerking gerichte aanpak. De NOVI geeft een gebiedsgericht afwegingskader en sturende visie in een, gericht op het realiseren van een gezond, leefbaar, herkenbaar en economische sterk Nederland.

 

Toegepast op Dwersfeart 19 in Gorredijk

Het onderhavig wijzigingsplan is in overeenstemming met de NOVI. Er is sprake van een kleinschalig plan waarbij een bestaand woonperceel in het landelijk gebied wordt vergroot. De nieuwe omvang van het woonperceel en bijbehorende inrichting is passend binnen de landschappelijke kenmerken.

 

3.3. Provincie Fryslân

 

3.3.1. Streekplan Fryslân 2007 en Verordening Romte Fryslân 2014

 

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk beleid. Het provinciaal beleid is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân 2007 'Om de kwaliteit fan de romte'. In de Verordening Romte 2014 zijn de beleidsuitgangspunten van de provincie vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen. Na 2014 zijn enkele wijzigingen in de Verordening Romte Fryslân doorgevoerd. In 2021 is een geconsolideerde versie van de Verordening Romte Fryslân beschikbaar gesteld op ruimtelijkeplannen.nl.

 

De verordening bevat instructies ingevolge artikel 4.1 eerste lid Wro, over de inhoud van de

gemeentelijke ruimtelijke plannen en over de onderbouwing en motivering in de plantoelichting. De plantoelichting van een ruimtelijk plan voor het landelijk gebied omvat een ruimtelijke kwaliteitsparagraaf waarin, voor zover noodzakelijk, wordt aangegeven op welke wijze:

1. het plan rekening houdt met de draagkracht van het landschap voor de opvang en inpassing van nieuwe functies;

2. het plan invulling geeft aan de blijvende herkenbaarheid van de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten, zijnde de structuren van provinciaal belang zoals die, met inbegrip van een richtinggevend advies, per deelgebied of gebiedsoverschrijdend zijn omschreven in de structuurvisie Grutsk op 'e Romte.

 

Een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op landelijk gebied stelt zo nodig regels die ertoe strekken dat de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten herkenbaar blijven.

Een ruimtelijk plan voor het landelijk gebied dient te voorzien in een zorgvuldige inpassing van uitbreiding van bestaande, al dan niet aan het landelijk gebied gebonden functies.

 

Grutsk op 'e Romte

In maart 2014 is de Structuurvisie Grutsk op 'e Romte vastgesteld. In Grutsk op 'e Romte worden landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang in samenhang geanalyseerd, gewaardeerd en van een richtinggevend advies voorzien. Het doel hiervan is behoud en verdere ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit door middel van informeren, adviseren en inspireren. Op deze wijze verwacht de provincie de doorwerking van de provinciale belangen in ruimtelijke plannen van gemeenten te borgen.

 

Toegepast op Dwersfeart 19 in Gorredijk

Het voornemen betreft een perceelsgebonden ontwikkeling die binnen de bestaande landschappelijke contouren plaatsvindt. De landschappelijke en cultuurhistorische structuren in de omgeving worden met dit plan niet aangetast. Op de inrichtingstekening (zie afbeelding 3) wordt de agrarische grond betrokken bij het erf van de locatie. Er ontstaat een nieuw woonerf, dat passend is in het omringende landschap. Percelen van deze vorm en grootte zijn hier gebruikelijk. Tot ca. 1960 heeft het perceel ook deze vierkante vorm gehad (bron: Topo-tijdreis).

 

 [image]

Afbeelding 5: Topotijdreis, perceel anno 1941 (zie rode omcirkeling).

 

Er wordt zodoende voldaan aan de Verordening Romte Fryslân 2014.

 

3.3.2. Ontgrondingenverordening Fryslân

 

De ontgrondingenverordening van de provincie Fryslân geeft uitzonderingen waarbij de Ontgrondingenwet buiten toepassing wordt verklaard.

Artikel lid 1 sub h bepaalt de vrijstelling voor het aanleggen van de sloot.

Aan de volgende voorwaarden wordt namelijk voldaan in het onderhavige plan:

de bovenbreedte bedraagt niet meer dan 5,00 m;

de bodembreedte bedraagt niet meer dan 1,50 m ;

de diepte bedraagt niet meer dan 1,00 m beneden het oppervlaktewaterpeil, of wanneer een zodanig peil ontbreekt, 1,00 m beneden het maaiveld;

bij de ontgronding wordt niet meer dan 10.000 m3 bodemmateriaal naar elders afgevoerd of in depot wordt gezet.

 

In artikel 3 wordt de meldingsplicht geregeld. Deze is op het onderhavige plan niet van toepassing vanwege artikel 5. Er wordt niet meer dan 3.000m³ afgevoerd of in depot gezet.

 

Er wordt zodoende voldaan aan de Ontgrondingsenverordening Fryslân.

 

3.3.3. Omgevingsvisie Fryslân - De Romte Diele en Omgevingsverordening 2022

 

Op 23 september 2020 is door Provinciale Staten de Omgevingsvisie Fryslân - De Romte Diele vastgesteld. Deze is opgesteld omdat de provincie wettelijk verplicht is om op het moment van van kracht worden van de Omgevingswet over een vastgestelde omgevingsvisie te beschikken. In de Omgevingsverordening 2022 zijn de beleidsuitgangspunten van de provincie vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen. De omgevingsverordening treedt pas in werking op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt.

 

Vooruitlopend hierop wordt onderhavig wijzigingsplan hier aan getoetst.

De Omgevingsvisie introduceert vier inhoudelijke principes en vijf samenwerkingsprincipes als belangrijke hulpmiddelen bij het maken van keuzes voor de fysieke leefomgeving. De vier inhoudelijke principes (‘Zuinig en meervoudig ruimtegebruik’, ‘Omgevingskwaliteiten als ontwerpbasis’, ’Koppelen en verbinden als uitdaging’ en ‘Gezond en veilig’) krijgen hun vertaling en betekenis in de regels van de verordening zelf. Deze principes vormen de vertrekbasis voor gemeentelijke omgevingsplannen, en geven invulling aan een goede kwaliteit van de leefomgeving.

 

Net als in de huidige Verordening gaat het om ‘omgevingskwaliteiten als basis’.

In artikel 2.1. worden regels gesteld die borgen dat de omgevingskwaliteiten worden benut als ontwerpbasis, en situering en inrichting van functies zorgvuldig gebeurt op basis van de omgevingskwaliteiten. Onderhavig wijzigingsplan voldoet hieraan.

 

3.4. Wetterskip Fryslân

 

In 2004 is door Wetterskip Fryslân een Leidraad Stedelijk Waterbeheer vastgesteld. Doel van de leidraad is dat in ruimtelijke plannen alle wateraspecten worden meegenomen. De Leidraad Watertoets is een instrument waarmee de waterbelangen in ruimtelijke plannen kunnen worden geborgd en waarmee er zorg voor kan worden gedragen dat ruimtelijke plannen voldoen aan de uitgangspunten van Wetterskip Fryslân. Daarnaast zorgt de leidraad voor draagvlak van het wateradvies bij de gemeenten en geeft duidelijkheid over de juridische status van het wateradvies.

 

Op 11 juli 2023 is de watertoets aangevraagd. De omzetting van "Agrarisch" naar "Wonen" kan van invloed zijn op de waterhuishouding in het gebied. Theoretisch is het hiermee mogelijk veel verharding toe te passen. In de waterparagraaf 4.7 wordt hierop verder ingegaan.

 

3.5. Gemeente Opsterland

 

3.5.1. Omgevingsvisie 2015-2030

 

In het beleidsdocument 'Omgevingsvisie 2015-2030' van de gemeente Opsterland wordt het ruimtelijk beleid van de gemeente tot 2030 geschetst. Een omgevingsvisie moet heldere doelen kennen en flexibel kunnen inspelen op maatschappelijke veranderingen, maar wel de robuuste ruimtelijke structuren, zoals natuur en landschap, vastleggen. De gemeente

Opsterland loopt vooruit op de Omgevingswet en de daarin opgenomen planfiguur van de Omgevingsvisie voor het gemeentelijke grondbeleid.

 

De missie van de gemeente Opsterland is het creëren van randvoorwaarden, die zorgen voor vitale leefgemeenschappen in een aantrekkelijke en duurzame leefomgeving. Opsterland wil een faciliterende gemeente zijn, die regie voert over de ruimtelijke ontwikkelingen, door duidelijke doelen te stellen en het maatschappelijk middenveld uit te nodigen om te investeren in de samenleving en in de leefomgeving.

 

Deze missie van de gemeente kan worden vertaald in vier hoofddoelen:

 

1. De kracht van de gemeenschap

De kracht van de samenleving aanboren en optimaal benutten.

2. De kracht van de leefomgeving

Opsterland is met haar landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten, tussen de stedelijke buurgemeenten, bij uitstek een woon en recreatiegemeente. Deze kwaliteiten moeten behouden blijven en waar mogelijk worden versterkt.

3. De krachten bundelen: regionale samenwerking

De gemeente Opsterland is een robuuste en zelfstandige gemeente, die door samenwerking met andere gemeenten prima in staat is om toekomstige opgaven het hoofd te bieden.

4. De rol en werkwijze van de gemeente

De gemeente Opsterland ontwikkelt zich van een aanbod-gestuurde organisatie naar een faciliterende, vraag-gestuurde organisatie.

 

De ruimtelijke kwaliteit van de dorpen in Opsterland wordt mede bepaald door het omliggende landschap. Voor veel streekdorpen geldt dat het van belang is de doorzichten naar het open landschap te behouden. Ook hier is weer sprake van een gedeelde verantwoordelijkheid van bewoners (beheer aanplant) en gemeente.

 

Voor onderhavig plan geldt dat de feitelijke situatie niet ingrijpend verandert. Een stuk grond dat nu een agrarische bestemming heeft, wordt bij de woonbestemming getrokken. Het landschappelijke karakter van het perceel blijft behouden. Zoals in paragraaf 3.3.1 al aangegeven, heeft het perceel vroeger een meer vierkante vorm gehad. Deze vorm wordt nu weer teruggebracht.

 

3.5.2. Omgevingsvisie Opsterland 2023

 

Met de komst van de Omgevingswet moeten gemeenten een Omgevingsvisie hebben. De omgevingsvisie schetst de hoofdlijnen van de ontwikkelingsrichting voor de woon-, werk-, en leefomgeving op de langere termijn. Opsterland heeft vooruitlopend op de invoering van de Omgevingswet in 2015 een Omgevingsvisie opgesteld. Doordat de invoering van de omgevingswet een aantal keer is uitgesteld en nieuwe (beleids)inzichten aan de orde zijn, is die omgevingsvisie geactualiseerd. Op 3 juli 2023 heeft de gemeenteraad de omgevingsvisie Opsterland 2023 vastgesteld.

 

In de omgevingsvisie Opsterland 2023 worden vijf centrale opgaven genoemd die op de gemeente afkomen:

  • Bevorderen leefbaarheid en vitaliteit van de dorpen

  • Klimaatadaptatie; tegengaan van waterloverlast en hittestress

  • Bevorderen energietransitie

  • Naar een landbouw met toekomst

  • Verbeteren van biodiversiteit

Bij elk van deze opgaven zijn op hoofdlijnen een aantal richtinggevende keuzes geformuleerd. Keuzes die passen bij het karakter van de gemeente en aansluiten bij waar de gemeente (beleidsmatig) al mee bezig is.

De visie zet in op het rijke cultuurlandschap van Opsterland als basis: landschap, dorpen en mensen. Die basis is op dit moment goed op orde en moet dat voor de toekomst ook blijven. Deze bestaat uit:

  1. onze landschappelijke hoofdstructuur;

  2. onze zorg voor een basis-milieukwaliteit.

Daarnaast zijn er leidende thema’s die worden gebruikt om bij ontwikkelingen, waar mogelijk, een plus te realiseren. Het gaat om:

  • We zijn trots op onze identiteit en ons erfgoed;

  • We bouwen aan brede welvaart;

  • We verbeteren de omgevingskwaliteit;

  • We bevorderen duurzaam ruimtegebruik.

 

Onderhavig plan is perceelsgebonden en kleinschalig, waarbij de feitelijke situatie niet ingrijpend verandert. Een stuk grond dat nu een agrarische bestemming heeft, wordt bij de woonbestemming getrokken. Het landschappelijke karakter van het perceel en het gebied blijft behouden.

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

 

4.1 Inleiding

 

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe rekening is gehouden met de in en rond het plangebied voorkomende relevante omgevingsaspecten. Dit wijzigingsplan voorziet in het wijzigen van de bestemming 'Agrarisch' naar 'Wonen'.

 

4.2. Milieuzonering

 

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (zoals woningen) noodzakelijk. In de basiszoneringslijst van de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" zijn richtafstanden tussen bedrijfsactiviteiten en woningen opgenomen. Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen een rustige woonomgeving en een gemengd gebied. In het buitengebied moet tevens rekening worden gehouden met het aspect geurhinder.

Agrarische bedrijven in de omgeving mogen niet belemmerd worden door het vergroten van de woonbestemming. Omgekeerd moet voor het vergroten van een woonbestemming een acceptabel woon- en leefklimaat kunnen worden verantwoord in relatie tot agrarische bedrijven in de omgeving. In het buitengebied vindt toetsing plaats op grond van de Wet geurhinder en veehouderij.

 

Een gedeelte achter het perceel gelegen gronden zal bij de woonbestemming getrokken worden. Er is geen sprake van in de nabijheid gelegen (agrarische) bedrijven, die van invloed kunnen zijn op een goed woon- en leefklimaat.

 

4.3. Geluid

 

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting op geluidsgevoelige gebouwen (waaronder woningen). Genoemd worden drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. In dit kader kan over het plangebied worden gesteld dat er geen (spoor-) wegen en industrie in de directe nabijheid aanwezig zijn. Tevens is in de Wgh bepaald dat elke weg in principe een geluidszone heeft, waar aandacht aan mogelijke geluidshinder moet worden besteed.

Dit wijzigingsplan voorziet in het wijzigen van de bestemming ‘Agrarisch’ naar 'Wonen'. De woning is bestaand. Door dit wijzigingsplan verandert de geluidsituatie rond de woning op de locatie niet. In het kader van geluid is onderzoek in dit geval dan ook niet aan de orde.

 

4.4. Externe veiligheid

 

Externe veiligheid wordt geregeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en gaat over het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering.

 

Artikel 1 van het Bevi bepaalt hierbij dat woningen, scholen, gezondheidscentra en dagverblijven, kwetsbare objecten zijn en dat gebouwen/voorzieningen zoals kantoren, winkels en parkeerterreinen beperkt kwetsbare objecten zijn. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In het Bevi wordt aangegeven hoe met het plaatsgebonden risico en het groepsgebonden risico moet worden omgegaan. De risicovolle inrichtingen zijn op de risicokaart van de provincie Fryslân weergegeven.

Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van inrichtingen, transportroutes gevaarlijke stoffen of buisleidingen. Ook voorziet het plan niet in de realisatie van een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object. Het onderhavige plan is ten aanzien van het aspect externe veiligheid uitvoerbaar.

 

4.5. Luchtkwaliteit

 

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft de luchtkwaliteit. Dit onderdeel is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van de luchtverontreiniging aan te pakken.

 

Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Een ontwikkeling die slechts in zeer beperkte mate bijdraagt aan luchtverontreiniging is vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden.

 

Dit wijzigingsplan voorziet in een uitbreiding van het bestemmingsvlak wonen. Deze ontwikkeling heeft geen invloed op de luchtkwaliteit. Het uitvoeren van een onderzoek voor dit aspect is dan ook niet aan de orde.

 

4.6. Bodem

 

Met betrekking tot de bodem wordt aangegeven dat in het plangebied geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen worden toegestaan waarvoor op voorhand bodemonderzoek noodzakelijk is.

 

Met dit wijzigingsplan wordt alleen de woonbestemming vergroot. Deze gronden mogen alleen voor tuin en erf gebruikt worden. Dit wijzigingsplan voorziet in het wijzigen van de bestemming 'Agrarisch' naar 'Wonen'. Er is geen bebouwing voorzien.

Een bodemonderzoek is daarom niet aan de orde.

 

4.7. Water

 

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen. Deze waterparagraaf doet verslag van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie, dat wil zeggen voor het grondwater en het oppervlaktewater. Op 11 juli 2023 is de Watertoets aangevraagd (bijlage 2 bij de toelichting).

 

Door de ruimtelijke ontwikkeling kan de hoeveelheid verhard oppervlak in theorie toenemen. Een erfscheidende sloot wordt opgeschoven.

 

Het is niet toegestaan zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied en 1.500 m2 in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd in dit wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Bij het graven van extra oppervlaktewater is de compensatienorm zoals genoemd in de watertoets van toepassing. Uiteraard is het toepassen van alternatieve maatregelen in het plan ook mogelijk.

 

In onderhavig geval worden aangrenzende gronden met een agrarische bestemming toegevoegd aan het woonperceel Dwersfeart 19 te Gorredijk. Er is sprake van landelijk gebied. De oppervlakte van verharding neemt niet toe en de toe te voegen gronden hebben bovendien een oppervlakte kleiner dan 1.500 m2. Er zijn dan ook geen compenserende maatregelen noodzakelijk. Indien in de toekomst verharding wordt aangelegd op het perceel zal dit moeten voldoen aan de Waterwet. Het is echter zeer onwaarschijnlijk dat het erf voor meer dan 1500 m² zal worden verhard.

 

De Watertoets is als bijlage 2 bij deze toelichting toegevoegd.

 

4.8. Archeologie en cultuurhistorie

 

Archeologie

Archeologische waarden dienen op grond van de (aangepaste) Monumentenwet 1988 te worden meegewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen. Op de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) is voor de perioden steentijd-bronstijd en ijzertijd-middeleeuwen aangegeven dat bij bodemingrepen van meer dan 5000 m2, een historisch en karterend onderzoek verricht dient te worden. Binnen het plangebied wordt deze drempel voor archeologisch onderzoek niet gehaald. Ingrepen die plaatsvinden hebben een omvang kleiner dan 5.000 m².

 

 [image]

Afbeelding 6: FAMKE verwachtingsregime IJzertijd-Middeleeuwen.

 

 [image]

Afbeelding 7: FAMKE verwachtingsregime Steentijd-Bronstijd.

 

Cultuurhistorie

Als gevolg van het beleid Modernisering Monumentenzorg is per 1 januari 2012 in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.6.1) bepaald dat overheden verplicht zijn cultuurhistorie integraal mee te wegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Dit is gebeurd door raadpleging van de Cultuurhistorische Kaart Fryslân (CH2, geen specifieke waarden) Wat betreft cultuurhistorie verandert er vrijwel niets in het landschap. Het gaat om een relatief kleine wijziging die geen negatieve invloed heeft op de cultuurhistorische waarden van het plangebied en de omgeving daarvan. De opzet van het nieuwe erf past bij de aanwezige en historisch gegroeide gebiedskwaliteiten.

 

4.9. Ecologie

 

Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) van kracht. Deze wet vervangt drie wetten, te weten de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. De Wnb regelt de bescherming van specifieke gebieden en soorten in ons land. In de wet zijn de bepalingen uit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt.

 

Gebiedenbescherming

Het onderhavig plangebied Dwersfeart 19 is niet gelegen in een beschermd Natura2000-gebied. Tevens valt het plangebied buiten 'Natuurnetwerk Nederland' (NNN).

Gelet op de afstand van het plangebied tot Natura2000-gebied c.q. NNN, en gelet op de kleinschaligheid van onderhavig plan, is er ook geen sprake van een extern negatief effect vanuit het plangebied op natuurgebieden.

 

Soortenbescherming

In opdracht van initiatiefnemer heeft ecologisch adviesbureau JM ecologie b.v. een QuickScan uitgevoerd aan de Dwersfeart 19 in Gorredijk (bijlage 3 Toelichting). De QuickScan is uitgevoerd om eventuele strijdigheden van de beoogde werkzaamheden en de toekomstige situatie met de Wet natuurbescherming op te sporen. De consequenties van de beoogde ruimtelijke ingreep zijn getoetst aan de bepalingen van de soortenbescherming uit de Wet natuurbescherming (Wnb). Uit de QuickScan is gebleken dat diverse soorten vleermuizen, de grote modderkruiper, algemene broedvogels en niet beschermde of vrijgestelde vissen en amfibieën mogelijk aanwezig zijn.

 

Vervolgstappen mogelijk aanwezige beschermde soorten

  • Voor de grote modderkruiper dient een nader onderzoek plaats te vinden zoals beschreven in paragraaf 4.3.

  • Voor de vleermuizen dient een specifieke werkwijze te worden gevolgd zoals beschreven in paragraaf 4.2.

  • Voor algemene broedvogels heeft het de voorkeur om buiten het vogelbroedseizoen te werken. Indien toch gestart wordt met de werkzaamheden aan het begin of te midden van het vogelbroedseizoen, dienen de maatregelen gevolg te worden zoals beschreven in paragraaf 4.1.

 

Naar aanleiding van de Quickscan heeft initiatiefnemer een nader onderzoek naar de grote modderkruiper laten uitvoeren om af- dan wel aanwezigheid van de grote modderkruiper aan te tonen (bijlage 4 Toelichting). Uit het onderzoek is gebleken dat er geen poelkikker en grote modderkruipers aanwezig zijn in de te verleggen watergang, en dat ook het directe omliggende netwerk vrij is van grote modderkruipers.

Er zijn geen belemmeringen meer voor het uitvoeren van de werkzaamheden ten aanzien van de Wet natuurbescherming.

 

4.10. Stikstofdepositie

 

Op 29 mei 2019 heeft de Raad van State uitspraak gedaan over de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Op basis van de PAS konden toestemmingen worden verleend voor activiteiten waarbij stikstof wordt uitgestoten. De Raad van State heeft geoordeeld dat de PAS niet meer als basis voor deze toestemmingen mag worden toegepast omdat vooruit wordt gelopen op toekomstige positieve effecten van maatregelen. Dit heeft gevolgen voor activiteiten en ruimtelijke plannen. Wanneer de kans bestaat dat er sprake is van stikstofdepositie (meer dan 0,00 mol) op een stikstofgevoelig Natura 2000-gebied dan zal moeten worden aangetoond dat er geen sprake is van significant negatieve effecten op deze gebieden.

 

Voor de onderhavige locatie Dwersfeart 19 te Gorredijk zijn de nabije stikstofgevoelige Natura2000-gebieden ‘Van Oordt’s Mersken’ (ca. 4,8km) en ‘Wijnjeterper Schar’ (ca. 10km). En op grotere afstand de ‘Drents-Friese Wold & Leggelderveld’ (ca. 13,1km). De Deelen betreft niet een stikstofgevoelig Natura2000-gebied.

 [image]

Afbeelding 8: Plangebied (zwarte stip) in relatie tot Natura2000-gebieden.

 

In onderhavig geval gaat het om een uitbreiding van een woonperceel. In de ‘gebruiksfase’ (het woongebruik) is geen sprake van (noemenswaardige) stikstofuitstoot.

De bouwfase betreft het dempen en hergraven van de sloot, en inrichtingsmaatregelen op het vergrote erf. In theorie zou mogelijk stikstofdepositie kunnen plaatsvinden die wordt veroorzaakt door de transportbewegingen en het gebruik van machines tijdens deze werkzaamheden. Gelet echter op de kleinschaligheid van onderhavige ontwikkeling in samenhang met de afstanden tot de stikstofgevoelige Natura2000-gebieden, en gelet op berekeningen van vergelijkbare gevallen, kan de verwachting worden uitgesproken dat onderhavig plan niet leidt tot een verhoging van de stikstofdepositie boven 0,00 mol/ha/jr op nabije stikstofgevoelige Natura-2000 gebieden.

 

4.11. M.e.r.-beoordeling

 

Het voorkomen van aantasting van het milieu is van groot maatschappelijk belang. De m.e.r.-procedure is bedoeld om het milieubelang volwaardig en vroegtijdig in de plan- en besluitvorming in te brengen om belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu te voorkomen.

Voor plannen en besluiten die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu (kunnen) hebben wordt de m.e.r.-toets doorlopen. Er zijn drie gradaties in de zwaarte van de m.e.r.-toets. Twee drempelwaarden zijn van belang, waarmee wordt beoordeeld of sprake is van:

  • een directe m.e.r.-plicht of

  • een (formele) m.e.r.-beoordelingsplicht (drempelwaarde C-lijst) of

  • een (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht (drempelwaarde D-lijst).

 

De Nederlandse wetgever had (kleine) projecten die de drempelwaarden van de D-lijst van het Besluit m.e.r. niet overschrijden, als gevolg van de beperkte invloed op de omgeving, oorspronkelijk vrijgesteld van de m.e.r.-plicht. Het Besluit m.e.r. is echter door -hoofdzakelijk - twee Europese uitspraken gewijzigd.

Een vormvrije m.e.r.-beoordeling geldt:

  • als een activiteit is opgenomen in kolom 1 van de D-lijst van het Besluit m.e.r.;

  • en deze activiteit onder de drempelwaarde in kolom 2 van de D-lijst blijft;

  • en hiervoor een besluit nodig is volgens kolom 4 van de D-lijst.

 

De enige fysieke activiteit die zal plaatsvinden als gevolg van de bestemmingswijziging betreft het verplaatsen van een sloot. Deze activiteit is niet opgenomen in kolom 1 van de C- en/of D-lijst van het Besluit- m.e.r. De provinciale milieuverordening kent geen aanvullende bepalingen in het kader van de m.e.r. -plicht. Een aanmeldnotitie en een besluit in het kader van een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling kan daarom achterwege blijven.

 

4.12. Kabels en leidingen

 

Er zijn in het plangebied geen grote kabels en leidingen aanwezig. Bij de kabels en leidingen die wel in het plangebied aanwezig zijn, gaat het om (kleinere) huisaansluitingen. Deze hebben geen specifieke bescherming nodig.

 

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

 

5.1. Inleiding

 

Het onderhavige wijzigingsplan wordt mogelijk gemaakt met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zoals die is opgenomen in artikel 3.8 onder f van het bestemmingsplan "Buitengebied" dat onherroepelijk is geworden op 30 juni 2014. Een wijzigingsbevoegdheid stelt burgemeester en wethouders in staat, te besluiten om de bestemming van een locatie te wijzigen. Dit onder in het bestemmingsplan opgenomen voorwaarden.

 

De procedure die ten aanzien van een wijzigingsplan moet worden doorlopen, is vastgelegd in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) regelt de toe te passen procedure. Het betreft hier de (uitgebreide) Uniforme Openbare Voorbereidingsprocedure.

 

Het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid dient samen te gaan met een toelichting. In een dergelijke toelichting dient uiteengezet te worden of er vanwege de voorgenomen wijziging sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In voorliggende toelichting is de uitvoerbaarheid verantwoord.

 

Voorliggend wijzigingsplan is zodanig vormgegeven dat het voldoet aan de vereisten voortkomend uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Bij de vormgeving en de bijbehorende verbeelding is aangesloten op de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.

Het wijzigingsplan voldoet aan de digitale verplichting zoals deze per 1 januari 2010 van kracht is.

 

5.2. Regels

 

Voor het betreffende plangebied zullen de regels gelden, zoals die zijn opgenomen in het moederplan voor de bestemming 'Wonen' (artikel 19).

 

5.3. Verbeelding

 

Bij de vormgeving en de bijbehorende verbeelding is aangesloten op de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Het wijzigingsplan voldoet aan de digitale verplichting zoals deze sinds 1 januari 2010 van kracht is.

 

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

 

6.1. Maatschappelijke uitvoerbaarheid

 

De veranderingen die met vaststelling van het onderhavige wijzigingsplan mogelijk worden gemaakt zijn perceelsgebonden van aard en kleinschalig van karakter. Deze zijn ruimtelijk ondergeschikt. De planwijziging voorziet niet in ingrijpende veranderingen waarbij particuliere belangen geschaad zouden kunnen worden.

 

Wettelijk vooroverleg

Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. (art. 3.1.1 Bro).

 

Provincie Fryslân

Er is vooroverleg gevoerd met de provincie Fryslân. De provinciale vooroverlegreactie, ontvangen op 23 februari 2023, is als bijlage 5 bij de toelichting toegevoegd.

De provinciale belangen in het plan geven aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen.

 

- Ontgrondingen

In het plangebied wordt een sloot verlegd. Dit betekent dat sprake is van een ontgronding waarop de Ontgrondingenverordening Friesland van toepassing is. De provincie adviseert om in afstemming met de Fumo te bepalen of hier sprake is van een vergunningvrije ontgronding en hierover een passage in de toelichting van het plan op te nemen.

Reactie gemeente: Afstemming met de FUMO heeft plaatsgevonden. Het gaat hier om een vergunningvrije ontgronding. In paragraaf 3.3.2. is hierover een -met de FUMO afgestemde- toelichting opgenomen.

 

- Archeologie

De provincie kan instemmen met de conclusie dat archeologisch onderzoek hier niet aan de orde is. Wel wordt geadviseerd om, conform de regels in de Erfgoedwet, een dubbelbestemming op de gronden te leggen om de verwachtingswaarden adequaat te beschermen.

Reactie gemeente: Een archeologische dubbelbestemming acht de gemeente in onderhavig geval niet nodig. De grootte van het plangebied is kleiner dan de ondergrens van 5.000m2 die geldt op basis van de verwachtingsregimes ter plaatse van Dwersfeart 19. Daarnaast geldt rondom het plangebied het bestemmingsplan 'Buitengebied' en de 'correctieve en partiële (1e) herziening bestemmingsplan Buitengebied 2018' van toepassing, waarin eveneens geen archeologische dubbelbestemmingen zijn opgenomen. Een opname van een dubbelbestemming in onderhavig plan heeft volgens de gemeente dan ook geen toegevoegde waarde.

 

Wetterskip Fryslân

Er is een watertoets uitgevoerd. Dit heeft geleid tot het opnemen van een alinea in de waterparagraaf, betreffende het voorkómen van te veel verharding. De watertoets met advies is als bijlage gevoegd bij de toelichting.

 

Zienswijzen

Het ontwerpwijzigingsplan wordt conform afdeling 3.4 van de Awb gedurende zes weken ter inzage gelegd. Met de terinzagelegging van het ontwerpwijzigingsplan wordt een ieder in de gelegenheid gesteld op het voorliggend plan te reageren. Eventueel ingediende zienswijzen worden indien nodig verwerkt in het plan.

 

Het ontwerpwijzigingsplan heeft ter inzage gelegen van 27 juli tot 7 september 2023. In deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.

 

Conclusie

De maatschappelijke uitvoerbaarheid is gewaarborgd.

 

6.2. Grondexploitatie en economische uitvoerbaarheid

 

Bij de voorbereiding van een wijzigingsplan, dient eveneens onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan (artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro). De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke regeling wordt bepaald door de financiële haalbaarheid van daarin mogelijk gemaakte ontwikkelingen en de grondexploitatie.

 

De voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling heeft geen financiële gevolgen voor de gemeente. De financiële verantwoordelijkheid voor het ruimtelijke voornemen en het daarbij horende risico wordt volledig gedragen door de initiatiefnemer. Procedurekosten voor het wijzigingsplan komen eveneens via het heffen van leges voor rekening van de initiatiefnemer. Er is geen aanleiding voor kostenverhaal anderszins.

De voorgenomen wijziging heeft geen consequenties voor overige percelen. Het ontstaan van planschade kan dan ook worden uitgesloten.

 

Op basis van bovenstaande kan worden gesteld dat de economische uitvoerbaarheid van onderhavig plan voldoende is verzekerd.