Plan: | Gorredijk - Loevestein Fase 4 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0086.05BPLoevestein4-0401 |
10. 1.
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
woonhuizen
al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
b.
aan-
en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
en
mede bestemd:
c.
de bescherming
van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen vaarweg, ter
plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone - vaarweg”;
met
daaraan ondergeschikt:
d.
woonstraten;
e.
voet-
en rijwielpaden;
f.
parkeervoorzieningen;
g.
speelvoorzieningen;
h.
groenvoorzieningen;
i.
aanleggelegenheid;
j.
waterhuishoudkundige
voorzieningen;
k.
waterlopen
en waterpartijen;
met
de daarbijbehorende:
l.
tuinen,
erven en terreinen;
m.
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, waaronder steigers.
10. 2. Bouwregels
10. 2. 1. Voor het bouwen van
hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a.
als
hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
b.
een
hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
c.
het
aantal hoofdgebouwen zal ten hoogste één per bouwvlak bedragen, tenzij in het bouwvlak de
aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ is aangegeven, in welk geval het in de
aanduiding aangegeven aantal te bouwen hoofdgebouwen als maximum geldt;
d.
een
hoofdgebouw zal vrijstaand worden gebouwd;
e.
de
afstand van een hoofdgebouw c.q. een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot
de zijdelingse perceelsgrens zal ten minste 3,00 m bedragen;
f.
de
oppervlakte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 120 m² bedragen;
g.
de
goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
h.
de
dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 20° bedragen;
i.
de
dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
10. 2. 2. Voor het bouwen van aan- en
uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a.
de
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 1,00 m achter
de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde
daarvan worden gebouwd;
b.
indien
een bouwperceel aan het water grenst, zal de afstand van aan- en uitbouwen,
bijgebouwen en overkappingen tot de aan het water grenzende bouwperceelsgrens
ten minste 3,00 m bedragen;
c.
de
gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de
overkappingen bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 70 m² bedragen, met
inachtneming van de volgende regel:
-
de
gezamenlijke oppervlakte zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel
gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, verminderd
met de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen;
d.
de goothoogte van een aan- of uitbouw, een
aangebouwd bijgebouw of een aangebouwde overkapping zal ten hoogste gelijk zijn
aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,30 m;
e. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw of een vrijstaande overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
10. 2. 3. Voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
b.
de
bouwhoogte van oeverbeschoeiingen zal ten hoogste 0,80 m bedragen;
c.
de
bouwhoogte van steigers en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 1,50 m bedragen;
d.
de
bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
5,00 m bedragen.
10. 3. Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan
de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.
de
woonsituatie;
b.
de
milieusituatie;
c.
de
verkeersveiligheid;
d.
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
10. 4. Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat-
en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid
en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, kan met
een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
a.
het
bepaalde in lid 10.2.1. sub b in die zin dat een hoofdgebouw gedeeltelijk
buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
-
de
geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de
daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
b.
het
bepaalde in lid 10.2.1. sub c in die zin dat het maximaal aantal te bouwen
hoofdgebouwen per bouwvlak wordt vergroot, mits:
-
de
mogelijke toename van woningen in overeenstemming is met een door de provincie
geaccordeerd woningbouwprogramma dat voor de gemeente Opsterland geldt. In het
geval dat de woningbouwaantallen worden overschreden, kunnen Burgemeester en
Wethouders besluiten hieraan medewerking te verlenen, mits de provincie hiermee
instemt;
c.
het
bepaalde in lid 10.2.1. sub e in die zin dat de afstand van een hoofdgebouw
c.q. een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens
wordt verkleind;
d.
het
bepaalde in lid 10.2.1. sub f en toestaan dat de oppervlakte van een
hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 150 m²;
e.
het
bepaalde in lid 10.2.1. sub g in die zin dat de goothoogte van een hoofdgebouw
wordt vergroot tot ten hoogste 7,00 m;
f.
het
bepaalde in lid 10.2.1. sub h en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw
wordt verlaagd c.q. dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een
plat dak;
g.
het
bepaalde in lid 10.2.1. sub i in die zin dat de dakhelling van hoofdgebouwen
wordt verhoogd tot ten hoogste 80°;
h.
het
bepaalde in lid 10.2.2. sub a in die zin dat een aan- of uitbouw, een bijgebouw
of een overkapping minder dan 1,00 m achter dan wel vóór de naar de weg
gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan wordt
gebouwd;
i.
het
bepaalde in lid 10.2.2. sub b in die zin dat de afstand van een aan- of
uitbouw, bijgebouw of overkapping tot de aan het water grenzende
bouwperceelsgrens wordt verkleind;
j.
het
bepaalde in lid 10.2.2. sub c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de
aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen bij een hoofdgebouw wordt
vergroot tot ten hoogste 150 m², mits:
1.
de
oppervlakte van het bouwperceel ten minste 1.000 m² zal bedragen;
2.
ten
aanzien van het gebruik van gebouwen het bepaalde in lid 10.5. sub c en lid
10.6. sub b onverminderd van toepassing blijft;
k.
het
bepaalde in lid 10.2.2. sub d in die zin dat de goothoogte van een aan- of
uitbouw, een aangebouwd bijgebouw of een aangebouwde overkapping wordt
verhoogd, mits:
-
dit
voor een hoofdgebouw vanuit architectonische overwegingen aanvaardbaar is en de
verhoging bijdraagt tot een ruimtelijke versterking van een straat of
straatwand.
10. 5. Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in
ieder geval gerekend:
a.
het
gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
b.
het
gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid, anders dan
in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep;
c.
het
gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden
beroep, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
1.
meer
bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de
aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
2.
meer
bedraagt dan 50 m²;
d.
het
gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van
detailhandel;
e.
het
gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca.
10. 6. Afwijken van de
gebruiksregels
Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
a.
het
bepaalde in lid 10.5. onder a in die zin dat vrijstaande bijgebouwen worden
gebruikt als woning, mits:
1.
er
aantoonbaar sprake is van een zorgbehoefte, welke tijdelijk van aard is;
2.
er
sprake blijft van één huishouden;
3.
het
gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte geen onevenredige afbreuk
doet aan de woonsituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de
aangrenzende gronden;
b.
het
bepaalde in lid 10.5. onder c in die zin dat de gebouwen worden gebruikt ten
behoeve van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in
bijlage 1, mits:
1.
de
bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke
begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien
verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen;
2.
de
woonfunctie niet onevenredig wordt aangetast;
3.
het
uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
4.
er
voldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
5.
het
beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval de hoofdbewoner(s) van de
woning. Ten behoeve van ondersteuning (o.a. administratie) mogen maximaal 2
personen in dienst zijn. De bedrijfstechnische of -economische noodzaak
hiertoe moet worden aangetoond;
6.
het
niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
7.
het
parkeren op eigen erf plaatsvindt. Indien dit niet mogelijk is, mag de
parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van de voorgenomen activiteit niet
onevenredig toenemen;
8.
de
verkeersdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt.