Plan: | Motorcrossterrein De Prikkedam |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0085.bpDePrikkedam-VG02 |
In de gemeente Ooststellingwerf ligt het motorcrossterrein De Prikkedam. Op het motorcrossterrein ligt een motorcrossbaan van ongeveer 1.530 meter. Deze baan wordt gebruikt door Motorsportvereniging De Prikkedam (hierna: MSV) voor de motorcrossport. Het motorcrossterrein van de vereniging bevindt zich aan de weg Prikkedam in het buitengebied van het dorp Makkinga.
Het planologisch regelen van het gewenste gebruik van het motorcrossterrein kent een lange voorgeschiedenis in verschillende ruimtelijke plannen (zie paragraaf 1.3). De gemeente Ooststellingwerf wil nu voor het gehele motorcrossterrein een nieuw bestemmingsplan vaststellen.
Een bestemmingsplan wordt opgesteld om een goede ruimtelijke ordening te waarborgen. In de voorliggende situatie wordt het plan opgesteld voor het motorcrossterrein De Prikkedam. Het uitgangspunt van het plan is het mogelijk maken van het bestaande gebruik van het terrein voor motorcrossactiviteiten - dat in overeenstemming is met wet- en regelgeving. Het waarborgen van een goede ruimtelijke ordening betekent in de voorliggende situatie vooral ook het waarborgen van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu voor de omgeving. De belangen van het mogelijk maken van motorcrossactiviteiten op het motorcrossterrein moeten bij het vaststellen van het bestemmingsplan dan ook worden overwogen in samenhang met de belangen van het waarborgen van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu. Daarbij moet het bestemmingsplan uitvoerbaar zijn: het gebruik van het motorcrossterrein voor motorcrossactiviteiten moet redelijkerwijs mogelijk zijn. Ook is het belangrijk dat de in het plan opgenomen regels handhaafbaar zijn. Wanneer deze niet zijn te handhaven is het plan namelijk ook niet uitvoerbaar.
Het bestemmingsplangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Ooststellingwerf. Het Motorcrossterrein De Prikkedam ligt aan de Prikkedam 1A in Makkinga, op ongeveer twee kilometer ten zuidwesten van het dorp Makkinga. In figuur 1.1 is de ligging van het terrein en het plangebied weergegeven. Het motorcrossterrein wordt aan de oostzijde ontsloten door de 60 km/uur weg Prikkedam. Deze weg vormt (samen met de weg Twijtel) een verbinding tussen de wegen richting Oosterwolde-Wolvega en Donkerbroek-Heerenveen. Behalve het motorcrossterrein ligt ook nog een aantal agrarische percelen in het plangebied.
Figuur 1.1 Bestemmingsplangrens en kadastrale percelen (bron: ArcGIS, digitale kadastrale kaart)
Het planologisch regelen van het gebruik van het motorcrossterrein kent een lange voorgeschiedenis in verschillende ruimtelijke plannen. Deze zijn achtereenvolgens (gedeeltelijk) vernietigd of onverbindend verklaard. Ter plaatse van het plangebied geldt nog steeds het bestemmingsplan "Prikkedam" uit 1980. Een groot deel van het plangebied valt echter binnen het gebied waaraan in 1987 door de Kroon goedkeuring is onthouden en kent momenteel geen geldend planologisch regime (zie figuur 1.2).
In hoofdlijnen is de geschiedenis hieronder weergeven.
Figuur 1.2: Bestemmingsplan Motorcrossterrein "Prikkedam" met (in rood) onthouding van goedkeuring
In Hoofdstuk 2 is een beschrijving van het planvoornemen gegeven. Hierin komt allereerst de huidige situatie ter plaatse van het plangebied aan bod. Tevens wordt de beoogde situatie, die met dit bestemmingsplan planologisch mogelijk wordt gemaakt, beschreven. In Hoofdstuk 3 wordt het relevante ruimtelijk beleid van het Rijk, de provincie Fryslân en de gemeente Ooststellingwerf beschreven. In Hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de verschillende milieu- en omgevingsaspecten. In Hoofdstuk 5 wordt een juridische toelichting gegeven op het bestemmingsplan. In Hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.
Op het motorcrossterrein is een 1.530 meter lang circuit aanwezig (de hoofdcrossbaan), dat wordt gebruikt voor de motorcross-sport. Naast het hoofdcircuit is in het zuidoosten van het plangebied een beginnerscrossbaan aanwezig. Bijbehorende voorzieningen, zoals een tankplaats en een technische keuringsplaats, zijn ook aanwezig. Het motorcrossterrein is van de omgeving afgeschermd met een hek en een bomenrij. Daarnaast bevinden zich om het circuit geluidswallen aan de oost- en zuidzijde. Het motorcrossterrein is te bereiken via de entree aan De Prikkedam, centraal in het plangebied. Op het centrale deel bevindt zich een parkeerterrein voor circa 250 auto's. Ook zijn op dit centrale deel enkele gebouwen aanwezig, zoals een kantine, een jurygebouw en een loods die dient als opslagruimte, alsook een dieseltank.
Het feitelijk bestaande gebruik past op hoofdlijnen binnen het geldende deel van het bestemmingsplan uit 1980. Het huidige beloop van de motorcrossbaan valt echter voor een groot deel binnen het gebied waaraan goedkeuring is onthouden. Een overig deel van de motorcrossbaan en het terrein valt binnen de aanduidingen van het bestemmingsplan van 1980. In het noordoosten valt een klein deel van de motorcrossbaan binnen de bestemming 'Natuur' en is strijd met het bestemmingsplan. Het gedeelte van het terrein waar de beginnerscrossbaan (en de bijbehorende geluidwal) zich bevindt, valt deels onder de bestemming 'Natuur' en is - in verband met het veranderde gebruik sinds 1981 - in strijd met het bestemmingsplan.
Voor het huidig gebruik van maximaal 6 uur per week trainen en 3 wedstrijddagen per jaar zijn wel milieuvergunningen van kracht, waaraan onder andere geluidsvoorschriften zijn verbonden. Het terrein wordt daarnaast dagrecreatief gebruikt door wandelaars, ruiters en mountainbikers.
Het bestemmingsplan voorziet in een nieuwe planologische regeling voor het bestaande gebruik van het motorcrossterrein en een beperkte uitbreiding daarvan. De uitbreiding heeft betrekking op de motorcrossactiviteiten en op de overige recreatieve activiteiten die plaatsvinden op het motorcrossterrein. Het gaat om het volgende gebruik:
Voor de activiteiten in de beoogde situatie is een milieueffectrapport voor het bestemmingsplan opgesteld (planMER). Uit het planMER blijkt dat het akoestisch klimaat in de beoogde situatie wordt verbeterd door het plaatsen van een geluidscherm. Het geluidscherm wordt geborgd in dit bestemmingsplan. Tevens blijkt uit het planMER dat het daarin onderzochte alternatief 'verplaatsen van de beginnerscrossbaan' geen akoestisch voordeel oplevert en negatief scoort op landschap en natuur. Gelet op het akoestisch onderzoek is de plusvariant 'wedstrijden' niet haalbaar, vanwege het te hanteren toetsingskader. De plusvariant 'veldsporten' kan wel aanvaardbaar worden geoordeeld, onder bepaalde voorwaarden. Gelet hierop is in dit bestemmingsplan gekozen voor de beoogde situatie als hierboven omschreven. De belangenafweging hiertoe is beschreven in het memo zoals bijgevoegd in Bijlage 1.
In dit hoofdstuk is het bestemmingsplan op basis van het beleid van het Rijk, de provincie Fryslân en de gemeente Ooststellingwerf beoordeeld.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna: SVIR) die in 2012 is vastgesteld geeft het Rijk haar visie aan op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040. De SVIR betreft een integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR zijn de nationale belangen geformuleerd. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:
Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in de SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening. Het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Relevante belangen zijn het verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's. Uit het planMER blijkt dat er geen conflict is met deze doelen.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (hierna: Barro) stelt niet alleen regels omtrent de dertien aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maar stelt ook regels aan bestemmingsplannen.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan voldoet aan de in het Barro opgenomen regels voor het bestemmingsplan.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het artikel is op 12 mei 2017 gewijzigd, deze wijziging is op 1 juli 2017 in werking getreden.
In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.
Het begrip 'stedelijke ontwikkeling' wordt in het Bro als volgt gedefinieerd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Een motorcrossterrein wordt gezien als een stedelijke ontwikkeling, namelijk als ontwikkeling ten behoeve van een sportfaciliteit. Voor het motorcrossterrein is echter geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, omdat geen nieuw beslag op de ruimte wordt gemaakt. Het betreft een bestaand motorcrossterrein, waarbij het beslag op de ruimte grotendeels is vastgelegd in het bestemmingsplan "Prikkedam" uit 1980. De ontwikkeling voorziet ten opzichte van het vorige bestemmingsplan niet in uitbreiding van de bebouwingsmogelijkheden. Voor het andere deel van het motorcrossterrein is in 1987 goedkeuring aan het bestemmingsplan onthouden en geldt er geen planologisch regime. Dit betekent dat er geen extra bebouwing mogelijk wordt gemaakt ten opzichte van het vorige planologisch regime, aangezien er geen planologische regels van toepassing zijn.
Het NMP4 is het vierde strategische milieubeleidsplan van het Rijk. Het plan heeft een reikwijdte tot 2030 en richt zich met name op de duurzaamheid van de samenleving en (grote) milieuproblemen die al jarenlang onopgelost blijven.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Het NMP4 bevat geen gebiedsspecifieke uitspraken. Wel worden voor de verschillende milieuaspecten aandachtspunten gegeven om rekening mee te houden bij nieuwe ontwikkelingen. Het beleid zet voornamelijk in op energietransitie en vermindering van CO2 en NOx. Het NMP4 heeft geen rechtstreekse gevolgen voor het reeds bestaande motorcrossterrein.
Provinciale Staten van Fryslân hebben op 13 december 2006 het Streekplan voor Fryslân (hierna: streekplan) vastgesteld. Het streekplan is de schakel tussen het abstracte rijksbeleid en het concrete karakter van gemeentelijk ruimtelijk beleid. In het streekplan wordt de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de provincie aangegeven. Daarmee geeft het ruimtelijke sturing aan de uitvoering van provinciaal en regionaal beleid, bijvoorbeeld bij subsidieverlening. Daarnaast is het streekplan toetsingskader voor gemeentelijk ruimtelijk beleid, zoals bij de provinciale beoordeling van bestemmingsplannen.
Het streekplan geeft aan dat het landelijk gebied primair bestemd is voor functies die een ruimtelijk-functionele relatie hebben met het landelijk gebied. Het gaat daarbij vooral om de functies landbouw, recreatie, natuur en waterberging en bestaande woon- en werkfuncties en voorzieningen.
Betekenis voor het bestemmingsplan
In het streekplan worden motorcrossterreinen niet expliciet genoemd, dit valt onder het begrip “dagrecreatie”. Ten aanzien van dagrecreatie is opgenomen dat er meer afwisseling, een hogere kwaliteit en meer ruimte in het aanbod van recreatieve voorzieningen moet komen. De uitgangspunten van het streekplan staan het motorcrossterrein niet in de weg.
Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de verordening Romte Fryslân vastgesteld. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. De verordening regelt de onderwerpen waarvan de juridische doorwerking en borging in de ruimtelijke plannen van gemeenten noodzakelijk is. De Verordening Romte regelt onder andere hoe de onderwerpen zorgvuldig ruimtegebruik en de ruimtelijke kwaliteit moeten worden geborgd in de ruimtelijke plannen van gemeenten.
Betekenis voor het bestemmingsplan
In de verordening worden motorcrossterreinen niet expliciet genoemd, dit valt onder het begrip “dagrecreatie”. Ten aanzien van 'dagrecreatieve inrichtingen' is vermeld: een bestaande dagrecreatieve inrichting mag worden uitgebreid tot een maximaal aantal van 150.000 bezoekers per jaar.
Voor dit plan geldt dat er maximaal 43.550 bezoekers per jaar kunnen komen, uitgaande van een "worst case" scenario van een maximale bezetting van de parkeerterreinen en 4 personen per auto (zie memo in Bijlage 2). Het in de verordening opgenomen maximum aantal bezoekers per jaar wordt niet overschreden.
Artikel 5.6.2 van de Verordening Romte luidt als volgt:
In een ruimtelijk plan waarin een uitbreiding van een bestaande recreatieve voorziening of de
vestiging van een nieuwe recreatieve voorziening is toegestaan, zoals bedoeld in de artikelen in
dit hoofdstuk, wordt in de plantoelichting onderbouwd dat de beoogde ontwikkeling:
a. bijdraagt aan verbreding of kwaliteitsverbetering van het toeristisch-recreatieve aanbod in
de regio, en
b. voor zover het betreft de uitbreiding van een bestaande voorziening, deze bijdraagt aan
kwaliteitsverbetering van die voorziening.
Het bestemmingsplan voorziet in de uitbreiding van een bestaande recreatieve voorziening als
bedoeld in het bovengenoemde artikel van de Verordening Romte. Dit betreft onder meer het
alsnog planologisch regelen van de beginnerscrossbaan.
Ten aanzien van het bepaalde onder a, of de beoogde ontwikkeling bijdraagt aan verbreding of
kwaliteitsverbetering van het toeristisch-recreatieve aanbod in de regio
In paragraaf 1.1 van de Locatiestudie, bijlage 2 bij het MER, staat het volgende vermeld. Het
verzorgingsgebied van locatie De Prikkedam vertoont gedeeltelijk overlapping met het
verzorgingsgebied van andere crossbanen, het is dus niet de enige crossbaan in de regio. De
Prikkedam betreft echter een baan met zandondergrond en is het gehele jaar geopend,
waardoor er gebruik van de baan wordt gemaakt door crossers uit de hele regio en – met name
in de wintermaanden – crossers van buiten het initiële verzorgingsgebied. Zoals vermeld in
paragraaf 2.2 van de plantoelichting en, uitgebreider, in paragraaf 0.4 van het MER krijgt het
motorcrossterrein met het nieuwe bestemmingsplan een verbreding in de mogelijkheden voor
het gebruik van het terrein. Zo wordt de beginnerscrossbaan planologisch geregeld; een baan
met een lagere moeilijkheidsgraad dan de hoofdbaan die ervoor zorgt dat beginners apart rijden
van de gevorderde rijders, wat ten goede komt aan de veiligheid. Uit het bovenstaande blijkt dat
dit bestemmingsplan voorziet in verbreding van de toeristisch-recreatieve mogelijkheden van de
baan. Gezien de voormelde (boven)regionale functie wordt daarmee voldaan aan het bepaalde
onder a.
Ten aanzien van het bepaalde onder b, of de uitbreiding van de bestaande voorziening
bijdraagt aan kwaliteitsverbetering van die voorziening
Dit bestemmingsplan voorziet in de verbreding van de recreatieve mogelijkheden van de
motorcrossbaan (zie vorige alinea). Met name door de beginnerscrossbaan wordt een
kwaliteitsimpuls gegeven aan de baan. Door de lagere moeilijkheidsgraad en het voorkomen
van menging tussen ervaren en beginnende rijders, worden de gebruiksmogelijkheden en de
veiligheid verbeterd - en daarmee wordt voorzien in kwaliteitsverbetering van de
motorcrossbaan als geheel. Daarnaast wordt het gebruik van de baan verbreed met
mogelijkheden voor een parcours voor 4x4, trial, enduro en quads. Ook wordt het recreatief
medegebruik van individuen planologisch toegestaan, in de vorm van wandelen, fietsen,
paardrijden en vergelijkbare activiteiten. Verder wordt, onder bepaalde voorwaarden, ook het
beoefenen van veldsportactiviteiten (zoals mud-/survivalrun, crosscountry,
mountainbikewedstrijd, bootcamp- en survivaltrainingen en handboogschieten en daarmee
gelijk te stellen activiteiten) met dit bestemmingsplan planologisch toegestaan. Door het
toestaan van recreatief medegebruik door individuen en het (onder voorwaarden) beoefenen
van veldsportactiviteiten spreekt de motorcrossbaan ook andere recreanten aan en draagt dit bij
aan de kwaliteitsverbetering van deze voorziening.
Op grond van bovenstaande motivering wordt geconcludeerd dat het bestemmingsplan voldoet
aan het bepaalde in artikel 5.6.2 van de Verordening Romte.
In het Streekplan worden de kernkwaliteiten van het cultuurhistorisch erfgoed en het landschap beschreven. Onder kernkwaliteiten wordt verstaan: 'die ruimtelijke eigenschappen die zo typisch zijn voor het Friese landschap, dat zij tezamen de ruimtelijke identiteit van Fryslân vormen'. Het Streekplan bevat een beschrijving van welke kernkwaliteiten er zijn en kondigt een nadere uitwerking en waardering aan van deze kernkwaliteiten. De thematische structuurvisie Grutsk op 'e Romte, zoals vastgesteld op 26 maart 2014, vormt deze uitwerking en geeft de provinciale belangen en ontwikkelingsrichting ten aanzien van de kernkwaliteiten.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Voor dit plan zijn de in Grutsk op 'e Romte opgenomen kernkwaliteiten in het planMER beoordeeld, waarbij is gebleken dat hier geen conflict optreedt. Het gaat daarbij om de landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden van het terrein. In het bestemmingsplan wordt hieraan gerefereerd in de paragrafen 4.6 en 4.7.
In de Structuurvisie 2010-2020-2030 heeft de gemeente haar overkoepelende visie op de
ruimtelijke ontwikkeling van Ooststellingwerf voor de periode tot 2030 uiteengezet. Het accent
van de structuurvisie ligt op het verkennen van de mogelijkheden en het inspireren en uitdagen
van de bewoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties. De structuurvisie is naast
een bron van inspiratie ook een toetsingskader voor nieuwe ontwikkelingen in de gemeente
Ooststellingwerf.
De structuurvisie bestaat uit twee delen. Het eerste deel verkent en beschrijft de belangrijkste
structuurbepalende kwaliteiten en ontwikkelingsrichtingen van de landschappen, de
buurtschappen en de dorpen van de gemeente Ooststellingwerf. Het tweede deel van de
structuurvisie beschrijft de visie en het toetsingskader. Dit bestaat uit de visie op hoofdlijnen,
drie nadere uitwerkingen van transformatieopgaven binnen de gemeente en de bijbehorende
uitvoeringsprogramma's.
Bij de structuurvisie horen twee plankaarten. Een plankaart die de toekomst van landschappen
beschrijft en verbeeldt en een plankaart die ingaat op de buurtschappen en de dorpen van
Ooststellingwerf.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Met voorliggend bestemmingsplan wordt een reeds bestaand motorcrossterrein planologisch
vastgelegd. Het motorcrossterrein draagt bij aan de ambitie om recreatieve voorzieningen te
hebben in het buitengebied van de gemeente Ooststellingwerf die een goede kwaliteit en
leefbaarheid van het buitengebied waarborgen. Naast het planologisch regelen van het
bestaande motorcrossterrein maakt dit bestemmingplan ook de toevoeging van een
beginnerscrossbaan planologisch mogelijk. Omdat de beginnerscrossbaan een uitbreiding van
het motorcrossterrein betreft, die nog niet eerder planologisch is vastgelegd, is hier sprake van
een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling die getoetst moet worden aan de structuurvisie.
In de Structuurvisie worden Makkinga en omgeving (waaronder het plangebied) ingedeeld in
het deelgebied Tussen de Tsjonger en de Lende. Voor dit gebied (en voor heel
Ooststellingwerf) geldt als uitgangspunt dat landbouw leidend is en blijft in het buitengebied.
Ten aanzien van recreatie (waartoe het motorcrossterrein wordt gerekend) stelt de visie dat
onder andere recreatie een goede toevoeging is om de kwaliteit en leefbaarheid van het
buitengebied te waarborgen. Onder andere de upgrading van recreatieve voorzieningen is
volgens de structuurvisie een kans.
De uitbreiding van het motorcrossterrein met een beginnerscrossbaan draagt bij aan de
kwaliteit van de recreatieve voorziening, omdat de scheiding tussen gevorderde en beginnende
crossers de veiligheid bevordert. De uitbreiding van het motorcrossterrein met een
beginnerscrossterrein is niet in strijd met de uitgangspunten uit de structuurvisie.
Op 23 november 2021 is door de raad van de gemeente Ooststellingwerf de Omgevingsvisie
Ooststellingwerf vastgesteld. Deze omgevingsvisie vervangt de Structuurvisie Ooststellingwerf
2010-2020-2030.
In de Omgevingsvisie is een toekomstbeeld opgenomen. Hierin is onder andere omschreven
dat “ ‘ieder idee [. . .] een nieuwe kans [is] om mee te bewegen met de wensen en behoefte van
onze inwoners. En dat doen we. Maar alleen als een idee ook een nieuwe dimensie toevoegt
aan onze bestaande waarden en kwaliteiten”. Ooststellingwerf is “een gemeente waar wonen [.
. .], natuur [. . .] en recreatie samen opgaan”. “Het landelijk gebied is multifunctioneel [. . .]. Dat
lukt, omdat we werken vanuit een integrale blik op het landelijke gebied.” “We werken aan een
duurzame, prettige en mooie woon- en leefomgeving voor iedereen [. . .]. Als gemeente zetten
we in algemene zin in op het behouden en verbeteren van de kwaliteiten van onze
leefomgeving. [. . .] Er is aandacht voor nieuwe ontwikkelingen op het gebied van [. . . onder
andere] recreatie.”
Daarbij zijn in de Omgevingsvisie de volgende vijf ambities onderscheiden.
Omdat de gemeente Ooststellingwerf een gemeente vol verschillen is, is in de visie een
vertaling opgenomen van het toekomstbeeld en de ambities naar gebiedskompassen. Het
motorcrossterrein De Prikkedam ligt in het gebiedskompas het westelijke Ooststellingwerf.
In het gebiedskompas het westelijke Ooststellingwerf is het volgende toekomstbeeld
opgenomen. ‘Het westelijke Ooststellingwerf is een gebied met veel cultuurhistorische waarden
in een gevarieerd landschap. Natuur en landbouw, bosgebieden en dorpen wisselen elkaar af
op de zandruggen. Het gebied vormt een aanvulling op het recreatieve aanbod dat we in
Appelscha te bieden hebben. Niet alleen door andere, aanvullende vormen van
verblijfsrecreatie, maar ook doordat het gebied optimaal is opgenomen in onze wandel- en
fietsnetwerken.’
De ambities voor het westelijke Ooststellingwerf zijn - voor zover hier van toepassing - de
volgende.
1. Ambitie 1 - Uniek Ooststellingwerf
Het westelijke Ooststellingwerf kenmerkt zich door veel landschappelijke afwisseling.
Deze afwisseling maakt het gebied uniek. We vragen van alle ontwikkelingen dat ze
worden ingepast in de landschappelijke opzet van het gebied.
Wij zien het gebied als een gebied met veel recreatieve belevingswaarde. Door de
recreatie in dit gebied te versterken kunnen we mogelijk een deel van de recreatieve druk
rond Appelscha spreiden naar een bredere regio.
2. Ambitie 2 - Vitaal Ooststellingwerf
We zien dat dit gebied bij uitstek geschikt is voor (individuele) buitensport en beweging.
Daarom staan we open voor initiatieven waarbij de terreinen in het gebied breder
inzetbaar worden voor buitensportactiviteiten.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Omdat de beginnerscrossbaan een uitbreiding van het motorcrossterrein betreft, die nog niet
eerder planologisch mogelijk was, is hier sprake van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling die
getoetst moet worden aan de omgevingsvisie.
De beginnersbaan wordt mogelijke gemaakt binnen de bestaande structuur van het
motorcrossterrein. Hierdoor worden ook de (cultuur)historische en landschappelijke kwaliteiten
in de omgeving van het crossterrein beschermt. De uitbreiding van het motorcrossterrein met
een beginnerscrossbaan sluit dan ook aan op ambitie 1 van het westelijke Ooststellingwerf.
Daarbij biedt de beginnerscrossbaan zoals opgemerkt in hoofdstuk 3.2.2 een verbreding in de
mogelijkheden voor het gebruik van het motorcrossterrein. De uitbreiding van het
motorcrossterrein met een beginnerscrossbaan sluit dan ook aan op de ambitie 2 van het
westelijke Ooststellingwerf. Helemaal nu op grond van het voorliggende bestemmingsplan ook
aan de motorcrosstrainingen en -wedstrijden ondergeschikte activiteiten mogelijk worden
gemaakt zoals en veldsporten.
Door de verbreding van het motorcrossterrein met onder andere de beginnerscrossbaan is dit
‘een aanvulling op het recreatieve aanbod dat de gemeente in Appelscha te bieden heeft’. De
verbreding past voor wat dit betreft dan ook binnen het toekomstbeeld van het westelijke
Ooststellingwerf.
In het 'Milieubeleidsplan Ooststellingwerf 2010-2016' wordt gestreefd naar een duurzaam Ooststellingwerf in 2030. De gemeente wil zich inzetten voor de bescherming en verbetering van het leefmilieu. Samenwerking met de inwoners en bedrijven staat daarbij centraal. Prioriteit ligt bij het ontwikkelen van duurzame vormen van energie en energiebesparing en het realiseren van een duurzame leefomgeving. Drie belangrijke invalshoeken hierbij zijn:
Betekenis voor het bestemmingsplan
Het Milieubeleidsplan 2010 - 2016 was nog niet vastgesteld op het moment dat de milieuvergunningen zijn verleend (2001/2008). Het milieubeleidsplan ziet vooral op verduurzaming en vergroening van de gemeente in zijn algemeenheid en richt zich specifiek op het opwekken van duurzame energie, isoleren van woningen en het opruimen van hondenpoep en zwerfafval. De voorgenomen activiteit houdt geen direct verband met het milieubeleidsplan en staat de doelstellingen daarvan niet in de weg.
De Versnellingsagenda Duurzaam Ooststellingwerf 2030 is een doorstart van het Milieubeleidsplan 2010 - 2016. Op basis van ervaringen en resultaten zijn de doelen en ambities aangescherpt. De thema's waarop wordt gefocust zijn:
Samen met inwoners, bedrijven en instellingen is per thema een uitvoeringsagenda opgesteld voor de periode 2017 - 2020. De uitvoeringsagenda's bevatten subthema's met concrete projecten en een financiële onderbouwing.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Relevante thema's zijn duurzame energie en biodiversiteit. Dit in relatie tot de CO2 uitstoot van de motoren en de inrichting van het terrein rondom de crossbaan. Voorliggend bestemmingsplan houdt rekening met de aangescherpte ambities uit de versnellingsagenda.
Het Uitvoeringsprogramma Biobased Economy biedt een handvat om middels gerichte stappen de Biobased Economy te bereiken. Drie doelstellingen zijn hierbij van belang:
Betekenis voor het bestemmingsplan
Met name de derde doelstelling is van belang voor voorliggend bestemmingsplan. De mogelijkheden van biobased materialen en producten wordt in overweging genomen.
Het bestemmingsplan is niet strijdig met relevant ruimtelijk beleid van zowel de Rijksoverheid, de provincie Fryslân als de gemeente Ooststellingwerf. Het bestemmingsplan voorziet in een planologische regeling om enerzijds de reeds bestaande motorcrossactiviteiten toe te staan en beperkt uit te breiden en anderzijds om een goed woon- en leefmilieu te waarborgen.
In dit hoofdstuk is de verantwoording voor het gebruik van het motorcrossterrein aan de hand van de relevante milieu- en omgevingsaspecten opgenomen. In het bestemmingsplan is een beknopte toelichting opgenomen; een uitgebreide uiteenzetting van alle omgevingsaspecten is opgenomen in het planMER.
In de Wet milieubeheer en het bijbehorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is wettelijk geregeld voor welke projecten en besluiten een vorm van m.e.r.-verplichting geldt.
In onderdeel C en D van de bijlage bij het besluit zijn de activiteiten opgesomd en is aangegeven voor welke plannen een planMER plicht ontstaat en voor welke besluiten een m.e.r. (beoordelings)-plicht.
In de situatie voor het motorcrossterrein is de categorie D43 uit het Besluit m.e.r. relevant: de aanleg, wijziging of uitbreiding van permanente race- en testbanen voor gemotoriseerde voertuigen in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
1. Een openstelling van acht uren of meer per week of;
2. Een oppervlakte van 5 hectare of meer.
Aangezien het in dit geval een wijziging en een mogelijke uitbreiding betreft van het gebruik van een permanente racebaan voor gemotoriseerde voertuigen met een oppervlakte (van het feitelijke motorcrossterrein) van meer dan 5 hectare, is dit planMER-plichtig. Voor het planologisch regelen van motorcrossterrein Prikkedam in een nieuw bestemmingsplan, dient dan ook een planMER-procedure te worden doorlopen.
De planMER-procedure wordt tegelijk met de bestemmingsplanprocedure doorlopen. In het bestemmingsplan worden de milieu- en omgevingsaspecten beknopt besproken, voor een uitgebreide analyse wordt verwezen naar het opgestelde planMER (zie Bijlage 3). Het planMER geeft inzicht in de maximaal optredende milieugevolgen en maatregelen en beschrijft bovendien waarmee eventuele negatieve effecten kunnen worden voorkomen of beperkt.
Naar aanleiding van het advies van de Commissie voor de milieueffectrapportage is er een oplegnotitie op het planMER opgesteld. Deze maakt onderdeel uit van de planMER. Naar aanleiding van de PAS-uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 is in de oplegnotitie het aspect stikstofemissie en stikstofdepositie vanwege motorcrossterrein De Prikkedam nader bekeken. Ook is voor het aspect geluid een overzicht opgenomen van:
Ook is naar aanleiding van de op het bestemmingsplan en het planMER uitgebrachte zienswijzen het planMER (en het daarin opgenomen geluidonderzoek) op ondergeschikte punten aangepast.
Er is geen wettelijke regeling voor het beoordelen van verkeersaspecten bij ruimtelijke plannen en/of milieueffectrapportages (MER). De aanvaardbaarheid van het effect van nieuwe ontwikkelingen op de verkeersafwikkeling, bereikbaarheid, leefbaarheid en verkeersveiligheid wordt in beeld gebracht met een mobiliteitsscan. In het kader van de mobiliteitsscan wordt onderbouwd dat:
Hierbij wordt gebruik gemaakt van kentallen en richtlijnen van het CROW op het gebied van verkeersgeneratie, parkeren en verkeersveiligheid (Duurzaam Veilig).
GVVP 2013-2018, gemeente Ooststellingwerf
In het GVVP (gemeentelijk verkeer- en vervoerplan, mei 2013) wordt ingegaan op de verschillende aspecten van verkeer. De doelstelling van dit GVVP is het creëren van een openbare ruimte waarin mensen zich op verschillende, zoveel mogelijk duurzame, manieren op een veilige en vlotte wijze kunnen verplaatsen of kunnen verblijven. Het GVVP gaat in op de aspecten verkeersveiligheid, leefbaarheid, bereikbaarheid en mobiliteit. In de kernen en op het platteland wordt gestreefd naar een grotere leefbaarheid. De bereikbaarheid van de kernen en voorzieningen in Ooststellingwerf moet worden gewaarborgd. Zowel voor jongeren als ouderen moet de mobiliteit worden gewaarborgd.
Het verkeersveiligheidsbeleid van Ooststellingwerf heeft in de basis drie pijlers. Deze zijn:
Verkeersgeneratie en beoordeling verkeersafwikkeling
De huidige activiteiten binnen het motorcrossterrein Prikkedam leiden tot verkeersbewegingen van en naar het motorcrossterrein. Met name één uur voorafgaand aan en één uur na afloop van een activiteit zijn de verkeersbewegingen het grootst. Het verkeer wordt via de Prikkedam afgewikkeld op zowel de N380 (noordelijke richting) en op de N351 (zuidelijke richting), via de Twijtel en Abbendijk.
Bij een goed bezochte motorcrosstraining zijn er volgens de MSV ongeveer 200 bezoekers aanwezig, resulterend in een verwacht aantal van 100 auto's (uitgaande van gemiddeld 2 personen per auto) oftewel 200 motorvoertuigbewegingen per etmaal (aankomst plus vertrek van de 100 auto's). Dit verkeer kan zonder problemen worden afgewikkeld over het lokale en regionale wegennet. Bij een clubwedstrijd is er sprake van circa 500 motorvoertuigbewegingen per etmaal (mvt/etmaal). Gelet op de capaciteit van de wegen is dit aantal ook zonder knelpunten af te wikkelen.
Bij een landelijke en of regionale motorcrosswedstrijd is de verkeersaantrekkende werking groter. De MSV gaat uit van circa 1.300 bezoekers per wedstrijd. Uitgaande van gemiddeld 2 personen per auto, gaat het om 650 voertuigen. Deze hebben een aankomst en vertrek, wat leidt tot 1.300 mvt/etmaal. Er zijn maximaal 750 parkeerplaatsen beschikbaar, oftewel er is een maximale generatie aan motorvoertuigbewegingen van 1.500 mvt/etmaal. Voor regulier verkeer geldt dat er 1.000 mvt/etmaal op de Prikkedam rijden, in totaal komt dit neer op 2.500 mvt/etmaal. Door de goede verdeling van het verkeer in noordelijke en zuidelijke richting zal deze intensiteit niet tot problemen leiden op de ontsluitende wegen van het plangebied. Het verkeer zal echter in grote clusters (direct voor en na de wedstrijden) worden afgewikkeld. Bij kruispunten kan het verkeer langere wachttijden ervaren. Er kan enige congestie optreden op drukke momenten, maar het verkeer zal op een aanvaardbare manier worden afgewikkeld over het lokale en regionale wegennet. Door de relatief lage intensiteit van regulier verkeer op de tussenliggende erftoegangswegen zal dit reguliere verkeer slechts beperkt hinder ondervinden.
Parkeren
Tijdens de motorcrosstrainingen en -wedstrijden vindt het parkeren van de deelnemers aan de motorcrossactiviteiten plaats op het binnenterrein, waar ruimte is voor 250 auto's. In aanvulling daarop vindt tijdens de wedstrijden het parkeren van de deelnemers ook plaats ten noordwesten van het terrein. Tijdens de wedstrijden kunnen bezoekers niet op het binnenterrein parkeren. Bij uitzondering, enkele piekmomenten per jaar, wordt ook de beginnersbaan toegankelijk gesteld om de parkeerbehoefte op te vangen. Per onderdeel geldt een parkeercapaciteit van maximaal 250 parkeerplaatsen, waardoor de totale parkeercapaciteit 750 parkeerplaatsen bedraagt. De verkeersregelaars regelen in de huidige situatie dat de parkeerterreinen efficiënt worden gevuld, waarbij de terugslag van het verkeer op de Prikkedam minimaal is. Op de openbare weg zijn geen parkeerplaatsen voorzien. Hier geldt tijdens wedstrijden een parkeerverbod (op basis van een te nemen verkeersbesluit). In de huidige situatie zijn geen parkeerknelpunten bekend en deze zijn op grond van dit bestemmingsplan ook niet te verwachten.
De verkeersafwikkeling verloopt over de Prikkedam zowel in de noordelijke als de zuidelijke richting, de capaciteit van de wegen is voldoende om de verkeersdruk op te vangen. Alleen bij landelijke wedstrijden kan het voorkomen dat de wachttijden bij kruispunten langer zijn dan gebruikelijk, maar terugslag van verkeer op de Prikkedam is niet aannemelijk. De parkeerplaatsen zijn voldoende voor het opvangen van de parkeerbehoefte. In het planMER is een meer uitgebreide analyse opgenomen ten aanzien van verkeer.
Motorcrossterreinen zijn aangewezen in artikel 19.2 van bijlage I van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en op basis daarvan in onderdeel D (grote lawaaimakers), indien het motorcrossterrein 8 uur of meer per week is opengesteld. Als de openstelling 8 uur of meer is ten gevolge van wedstrijden gedurende ten hoogste 3 weekeinden per jaar, geldt de zoneringsplicht niet.
Dit bestemmingsplan is zo opgesteld dat er géén zoneringsplichtige inrichting mogelijk wordt gemaakt, hetgeen overeenkomt met de huidige situatie. De Wet geluidhinder (Wgh) en in het bijzonder hoofdstuk 5 Wgh is daarmee niet van toepassing.
Er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit is opgenomen als bijlage 4 van het planMER en van een nadere toelichting voorzien in de oplegnotitie bij het planMER (zie Bijlage 3).
De toegestane geluidimmissie is vastgesteld op basis van dit akoestisch onderzoek, waarbij gekozen is voor een aantal beoordelingspunten ter plaatse of nabij woningen in de omgeving van het motorcrossterrein. Gekozen is voor een aantal punten in verschillende windrichtingen en representatief voor de ligging/richting van omliggende woningen. Voor alle punten geldt dat er “vrij zicht” is op het motorcrossterrein, zodat de waarden niet beïnvloed kunnen worden door obstakels zoals schuurtjes en dergelijke. Het meten en beoordelen van de geluidniveaus dient plaatsen op basis van de HMRI 1999.
Uit het geluidsonderzoek blijkt dat de volgende maatregelen noodzakelijk zijn:
Bij het niet naleven van de "94 dB(A) eis" worden in de representatieve situatie de voorgeschreven geluidnormen overschreden. Voor het plaatsen en in stand houden van het geluidsscherm is een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels voor de bestemming 'Sport - Motorcrossterrein'.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor Luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.
Stof | Toetsing van | Grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | ||
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekende mate
In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Geur
In de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' geldt voor autocircuits en motorcrossterreinen vanwege geur een richtafstand van 100 meter. Voor de motorcrossactiviteiten zijn in het Activiteitenbesluit milieubeheer en de Activiteitenregeling milieubeheer geen specifieke voorschriften voor geur opgenomen in hoofdstuk 3. Ten aanzien van de motorcross activiteiten is het toetsingskader ten aanzien van het aspect geur alleen vastgelegd in artikel 2.7a van afdeling 2.3 van het Activiteitenbesluit. Dit artikel bepaalt dat, indien bij een activiteit emissies naar de lucht plaatsvinden, daarbij geurhinder naar geurgevoelige objecten voorkomen moet worden dan wel voor zover dat niet mogelijk is, beperkt moet worden tot een aanvaardbaar niveau.
Voor de luchtkwaliteit geldt op basis van de uitgevoerde berekening (bijgevoegd bij het planMER) dat de concentraties fijn stof en stikstofdioxide niet worden overschreden. Ook bij een worst case benadering van de toekomstige situatie, blijkt dat wordt ruimschoots voldaan aan de in de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarden.
Ten aanzien van het aspect Geur geldt een richtafstand van 100 meter tot het motorcrossterrein. Ten opzichte van slechts twee woningen wordt niet aan deze richtafstand voldaan. Met name 2-takt motoren zijn verantwoordelijk voor de "brommergeur" van motoren, vanwege de kans dat brandstofmengsel weglekt via de uitlaat en daardoor olie wordt verstookt. Er wordt echter steeds meer gereden met 4-takt motoren met een grotere cilinderinhoud waardoor dit risico minimaal is, een kwantitatief geur en het stellen van regels in het bestemmingsplan daarvoor niet nodig is. Het uitvoeren van een kwantitatief geuronderzoek heeft in dit geval geen meerwaarde.
Voor mogelijke Stofhinder geldt een richtafstand van 50 meter volgens de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering”. Binnen deze zone is één woonbestemming gelegen. Om stofverspreiding tegen te gaan dient het parcours zo vaak als nodig te worden besproeid zodat geen stofverspreiding buiten de inrichting plaatsvindt. Bij wedstrijden is continu een giertank met water aanwezig om de baan nat te houden waardoor stofhinder wordt tegengegaan als dat nodig blijkt. In het Activiteitenbesluit is voor een type C inrichting het aspect stofhinder (zichtbare stofverspreiding) niet specifiek geregeld. Omdat motorcrossen niet in hoofdstuk van het Activiteitenbesluit is genoemd, valt dit aspect ook niet onder de algemene zorgplicht. Het besproeien van de baan zal worden meegenomen in de omgevingsvergunning, het stellen van regels in het bestemmingsplan is voor dit aspect niet aan de orde.
In het planMER is een uitgebreide beschrijving en berekening opgenomen ten aanzien van de luchtkwaliteit, geur- en stofhinder.
Uit de resultaten van het onderzoek naar de luchtkwaliteit blijkt dat de effecten lager zijn dan de NIBM-grenswaarden. Het aantal overschrijdingsdagen/uren voldoet aan de Wet milieubeheer.
Ten aanzien van geur is niet te verwachten dat het motorcrossterrein geurhinder zal veroorzaken waarmee het aanvaardbaar hinderniveau wordt overschreden.
Voor wat betreft mogelijke stofhinder wordt, op grond van de omgevingsvergunning, gezorgd voor een giertank met water waarmee de crossbaan besproeid wordt om stofhinder buiten de inrichting te voorkomen.
Met de Wet natuurbescherming zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
In het kader van het planMER is ecologisch onderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat flora en fauna, in vergelijking met de huidige situatie, niet extra te lijden hebben onder de activiteiten. Tevens is er geen sprake van een ruimtelijke ingreep, behalve het plaatsen van een geluidsscherm. Voor ruimtelijke ingrepen geldt dat deze buiten het broedseizoen dienen plaats te vinden en dat de zorgplicht in acht wordt genomen. Gezien de geluidsproductie van het motorcrossterrein treden er (bij ongunstige wind) mogelijk negatieve effecten op ten aanzien van het dichtstbijzijnde Natura2000-gebied, Drents-Friese Wold&Leggelderveld, op 4 kilometer afstand.
Er is een Voortoets uitgevoerd in het kader van de Wet natuurbescherming, tevens is de stikstofdepositie berekend door middel van de AERIUS calculator. Uit geluidsberekeningen blijkt dat het geluidsniveau op de rand van het Natura 2000-gebied als gevolg van het crossen maximaal 35 dB(A) bedraagt. De verstoringsdrempel van 42 dB(A) wordt derhalve bij lange na niet bereikt en dit zal ook bij een uitbreiding van de cross-activiteiten niet het geval zijn.
Uit de AERIUS berekening blijkt dat, zowel bij het huidige gebruik als in de worst-case situatie, er geen natuurgebieden zijn met rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jr. Een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming is niet vereist.
Een uitgebreide analyse ten aanzien van het aspect Natuur, inclusief bijbehorende onderzoeken, is opgenomen in het planMER.
Zoals is geconcludeerd in het planMER leidt de voorgenomen ontwikkeling niet tot significante negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
De regering heeft in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in hun bestemmingsplannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. De provincie Fryslân heeft kaarten opgesteld met daarin de aanwezige cultuurhistorische en landschappelijke waarden.
In het planMER is uitgebreid aandacht besteed aan de door de provincie inzichtelijk gemaakte cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het terrein en haar omgeving. Geconcludeerd wordt dat het plaatsen van een geluidsscherm (anders dan verbreden van de betreffende wal) geen afbreuk doet aan de aanwezige waarden.
Om behoud van de aanwezige cultuurhistorische en landschappelijke waarden te waarborgen, voorziet het bestemmingsplan in de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap en cultuurhistorie'. Met dit bestemmingsplan worden geen cultuurhistorische of landschappelijke waarden geschaad. Dat er een geluidscherm komt in plaats van een bredere wal is vastgelegd in een voorwaardelijke verplichting in de bestemming 'Sport - Motorcrossterrein'.
Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.
Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
Bij het archeologiebeleid is ook een beleidskaart opgesteld die de zonering van de verschillende archeologische verwachtingswaarden aangeeft. Aan de verschillende verwachtingswaarden zijn voorwaarden gekoppeld wanneer bij bouw- en grondwerkzaamheden archeologisch onderzoek vereist wordt.
Volgens de archeologische waardenkaart FAMKE is het plangebied gelegen binnen de zone van karterend onderzoek voor de periode ijzertijd- middeleeuwen. De provincie beveelt aan om bij ingrepen in de bodem van meer 5.000 m² een historisch en karterend onderzoek te verrichten, waarbij speciale aandacht moet worden besteed aan eventuele Romeinse sporen en/of vroegmiddeleeuwse ontginningen. Voor de periode bronstijd beveelt de provincie om bij ingrepen van meer dan 5.000 m² een quickscan te verrichten.
In het planMER is een meer uitgebreide analyse opgenomen ten aanzien van archeologie.
De archeologische (verwachtings-)waarde wordt met dit plan niet geschaad. Dit bestemmingsplan voorziet in een dubbelbestemming ter bescherming van de archeologische waarden binnen het plangebied (dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5').
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Historisch onderzoek
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Bodem en grondwater
Volgens de bodemkaart Nederland bestaat de bodem van het plangebied uit Veldpodzolgronden; leemarm en zwak lemig fijn zand met de bodemcode Hn21 en Hn21x. In het plangebied is er sprake van grondwatertrap II dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand 0,40 m-mv is gelegen en de laagste waterstand tussen de 0,50 en 0,80 m-mv is gelegen. De maaiveldhoogte in het plangebied ligt op circa 3,4 m +NAP.
In het planMER is een uitgebreide analyse opgenomen ten aanzien van de bodemkwaliteit. Door de jaren heen zijn er licht verhoogde gehalten minerale olie aangetroffen, deze licht verhoogde gehalten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van nader onderzoek. Het aspect bodem staat het planvoornemen niet in de weg.
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Wetterskip Fryslân, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.
Europees:
Nationaal:
Provinciaal:
Waterschapsbeleid
Het beleid van Wetterskip Fryslân is verwoord in het Waterbeheerprogramma 2016-2021. In het Waterbeheerplan 2016-2021 beschrijft Wetterskip Fryslân de doelen ten aanzien van waterveiligheid, voldoende water, schoon water en water in de samenleving voor de komende jaren. Het Wetterskip beschikt over een leidraad watertoets. Het doel van de leidraad is dat alle aspecten meegenomen worden, hiermee wordt voldaan aan de thema's voldoende veilig en schoon water. Hiernaast zorgt de leidraad voor een betere samenwerking doordat het duidelijkheid geeft over de juridische status van het wateradvies. De leidraad bevat een overzicht van onderwerpen die vanuit het oogpunt van water belangrijk zijn bij ruimtelijke plannen.
Waterkwantiteit
In en om het plangebied zijn watergangen gelegen. De meest noordelijke watergang betreft een schouwsloot. Dit houd in dat de sloot een belangrijke functie heeft voor de aan en afvoer van water. Een schouwsloot wordt onderhouden door de aanliggende eigenaar waarop het waterschap controles uitvoert. Voor deze sloot geldt dat eigenaren van de percelen aan weerszijden van het water (ieder voor de halve breedte) het onderhoud uitvoert. De overige wateren zijn niet opgenomen in de legger. Hiervoor geldt geen onderhoudsplicht. Het dempen van deze wateren moet één op één worden gecompenseerd.
Waterkwaliteit
De wateren in en om het plangebied maken geen onderdeel uit van een KRW waterlichaam. Er zijn dan ook geen specifieke doelen en maatregelen opgesteld ter verbetering van de waterkwaliteit.
Veiligheid en waterkeringen
In en nabij het plangebied zijn geen kern en beschermingszones gelegen waarop het plan invloed heeft.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is aangesloten op een gemengd gemeentelijk rioolstelsel.
Er worden geen fysieke ingrepen voorgesteld in het toekomstscenario. Door het gebruik van het terrein treden geen effecten op ten aanzien van het grondwatersysteem.
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
In het planMER is een uitgebreide beoordeling opgenomen ten aanzien van het aspect externe veiligheid. In de directe omgeving van het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het spoor, de weg, het water of door buisleidingen. Volgens de professionele risicokaart zijn er geen risicovolle inrichtingen gelegen die van invloed zijn op de externe veiligheidssituatie ter plaatse.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het motorcrossterrein.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'; in een gemengd gebied worden de richtafstanden met één stap verlaagd.
Het motorcrossterrein betreft een milieuhinderlijke functie. Gezien de ligging in een landelijk gebied nabij wegenstructuur, enkele woningen en agrarische bedrijvigheid kan het gebied getypeerd worden als rustig buitengebied.
Conform de VNG-publicatie kan een motorcrossterrein geschaald worden onder milieucategorie 5.2 met een bijbehorende richtafstand van 700 meter voor geluid in een rustig buitengebied (SBI 931). Binnen de contour van 700 meter zijn 44 woningen gelegen. Aan de genoemde richtafstand voor geluid wordt dan ook niet voldaan. In de paragraaf geluid wordt hier verder op in gegaan.
De richtafstand voor geur betreft 100 meter in een rustig buitengebied vanaf de bron tot grens bouwvlak. In het bestemmingsplan Buitengebied 2016 is voor de omliggende woningen geen bouwvlak opgenomen. Alleen in de enkelbestemming wonen is voorzien. Binnen het contour voor geur zijn 2 woonbestemmingen gelegen (zie figuur 4.1). De woonbestemming van Prikkedam 1 is gelegen op een afstand van 40 meter van het motorcrossterrein. De daadwerkelijke woning ligt op 65 meter. Voor Prikkedam 2 geldt een afstand tussen de woonbestemming en het motorcrossterrein van 77 meter. De daadwerkelijke woning ligt op 135 meter.
De richtafstand voor stof en gevaar bedraagt 50 meter vanaf de bron tot grens van het bouwvlak. In het bestemmingsplan Buitengebied 2016 is voor de omliggende woningen geen bouwvlak opgenomen. Alleen in de enkelbestemming Wonen is voorzien. Voor stof en gevaar is één woonbestemming gelegen binnen de richtafstand.
In de voorgaande paragrafen zijn de aspecten geluid (paragraaf 4.3), gevaar (paragraaf 4.10), geur en stof (paragraaf 4.4) reeds toegelicht. Een uitgebreide analyse is opgenomen in de planMER.
Figuur 4.1 Uitsnede contouren richtafstanden VNG
Op basis van de richtafstanden uit de VNG publicatie wordt geconcludeerd dat het motorcrossterrein niet zonder meer mogelijk is, hoewel het motorcrossterrein al sinds 1946 op deze locatie is gevestigd. Uit het planMER blijkt dat verbetering wordt behaald door het nemen van maatregelen, in de vorm van de plaatsing van een geluidsscherm of het verhogen van de bestaande geluidwal.
Er is geen wettelijk kader voor ruimtelijke plannen op het gebied van energie en klimaat. Er zijn echter wel beleidskaders waaraan kan worden getoetst, zie paragraaf 3.1.4 en 3.3.4.
Het aanwezig verhard oppervlak wordt met dit plan niet vergroot ten opzichte van de bestaande situatie. Binnen het plangebied is voldoende ruimte aanwezig om een grote hoeveelheid water uit een heftige regenbui te kunnen opvangen en te laten infiltreren in de bodem.
Bij langdurige droogte ontstaat er door de activiteiten stofhinder. De waterpartijen binnen de inrichting zijn van onvoldoende capaciteit om de stofhinder te bestrijden. Hierdoor wordt in de huidige situatie, middels een giertank water van elders aangevoerd. In extreem droge perioden kan een beregeningsverbod worden ingesteld en daardoor is het niet mogelijk om water elders te halen. Dit is in de huidige situatie niet anders dan in de toekomstige situatie.
Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).
Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat het motorcrossterrein niet in de weg.
Het bestemmingsplan voldoet aan de vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
Inleidende regels
In het hoofdstuk 1 van de regels zijn de inleidende regels opgenomen. Deze bestaan uit definities van begrippen en de wijze van meten. De algemeen geformuleerde peilbepaling houdt in dat voor het motorcrossterrein het peil overeenkomt met de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang. Volgens metingen is deze hoogte +4,48 m t.o.v. NAP. De hoogtebepalingen zijn, tenzij anders bepaald, hierop afgestemd.
Bestemmingsregels
In Hoofdstuk 2 van de regels zijn per bestemming de bestemmingsregels opgenomen.
Artikel 3: Agrarisch
Artikel 3 bevat de regels voor de bestemming Agrarisch. Deze bestemming is van toepassing op een deel van de gronden ten westen en ten noorden van het motorcrossterrein. In de bestemmingsregels wordt het gebruik van de betreffende gronden ten behoeve van agrarisch gebruik (cultuurgrond) geregeld, waarbij behoud en herstel en ontwikkeling van landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden wordt nagestreefd. Ook dagrecreatief medegebruik is toegestaan.
De regels van deze bestemming zijn afgestemd op het omliggende bestemmingsplan Buitengebied 2016 (zoals herzien in het veegplan van 2018). Aangezien er geen sprake is van een ligging van (agrarische) bedrijven in de directe omgeving van het plangebied, en de betreffende gronden in gebruik hebben, zijn regels met betrekking tot agrarische bouwvlakken en niet overgenomen. Wel is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor tunnelkassen en schuilstallen e.d.
Voor het gebruik van twee weilanden als tijdelijk parkeerterrein ten behoeve van de drie motorcrosswedstrijden is de aanduiding "parkeerterrein" opgenomen.
Artikel 4: Natuur
Artikel 4 bevat de regels voor de bestemming Natuur. Ook deze bestemming is afgestemd op het omliggende bestemmingsplan Buitengebied 2016. De NNN-gebieden en overige natuur zijn daarin ook bestemd als Natuur. De gemeente Ooststellingwerf is van mening dat de aanwezige natuur in de gemeente beschermd en behouden moet blijven. Het bestemmingsplan bevat een beschermende regeling. De betreffende gebieden zijn in het bestemmingsplan Buitengebied voorzien van een specifieke regeling die is gericht op het behoud en bescherming van de natuurlijke en landschappelijke waarden.
Aanvullend wordt opgemerkt dat de groen- en natuurgebieden zich uitstekend lenen voor dagrecreatie (onder andere het wandelen en fietsen) en in dat kader een belangrijke functie vervullen voor de inwoners van de gemeente. Deze recreatievorm is dan ook toegestaan in de betreffende gebieden.
Het voorgaande geldt ook voor deze bestemming in het onderhavige plangebied. Wel is vanwege de specieke situatie hier naast ander werkzaamheden ook het vellen, rooien of snoeien van houtopstanden onder een (aanleg)vergunningplicht gebracht.
Voor de tijdelijke ontsluitingsweg ten behoeve van de drie motorcrosswedstrijden is de aanduiding "ontsluiting" opgenomen. Voor de publiekstoegang van het parkeerterrein naar het motorcrossterrein gedurende de wedstrijden en evenementen is ook een aanduiding opgenomen binnen de natuurbestemming.
Artikel 5: Sport - Motorcrossterrein
Artikel 5 bevat de regels voor de bestemming Sport - Motorcrossterrein. Binnen deze bestemming is het gebruik als motorcrossbaan en aanverwante (ondergeschikte) activiteiten geregeld, zoals dagrecreatief medegebruik en veldsporten.
Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van sport - motorcrossbaan" is een motorcrossbaan toegestaan ten dienste van motorcrosstrainingen en -wedstrijden. Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van sport - beginnersbaan" is een beginnersbaan toegestaan ten dienste van motorcrosstrainingen. Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van sport - verzorgingsterrein" is een verzorgingsterrein ten behoeve van de motorcross toegestaan. Binnen deze aanduiding mag ook het parkeren plaatsvinden. Bij motorcrosswedstrijden mag dit ook op de beginnerscrossbaan. Op het verzorgingsterrein mag dan ook worden gekampeerd.
Aangezien zich rondom het terrein meerdere gevoelige bestemmingen bevinden is omtrent het gebruik een gedetailleerde regeling opgesteld. In de gebruiksregels is ten aanzien van de motorcrosstrainingen, de motorcrosswedstrijden, het verzorgingsterrein en de veldsporten vastgelegd waar, hoe vaak, hoe lang en wanneer de verschillende activiteiten uitgeoefend mogen worden.
Specifiek ten aanzien van onderhoudsactiviteiten is bepaald dat geluidproducerende onderhoudsactiviteiten alleen in de dagperiode mogen plaatsvinden.
De openstelling van het motorcrossterrein voor motorcrossactiviteiten - inclusief directe voorbereiding - is beperkt tot ten hoogste acht uren per week. De openstelling van de baan voor het daadwerkelijk motorcrossen (trainingen) is maximaal 3 uur op woensdag en maximaal 3 uur op zondag. Binnen dit maximum van 3 uren wordt de directe voorbereiding niet meegenomen.
Gedurende 3 weekenden per jaar is een langere openstellingsduur toegestaan, specifiek voor motorcrosswedstrijden op zondagen.
Geluid
Ten aanzien van de motorcrossactiviteiten en overige activiteiten is een PlanMER opgesteld en is een uitgebreid akoestisch onderzoek uitgevoerd om inzichtelijk te maken welke geluidsproductie per type activiteit plaatsvindt en wat de uitstraling hiervan is naar de omgeving. Verschillende scenario's zijn hierbij onderzocht, waarbij uiteindelijk gekozen is voor een scenario dat zo veel mogelijk recht doet aan het beoogde gebruik van het motorcrossterrein (zie paragraaf 2.2) en tegelijkertijd zekerheid voor omwonenden biedt omtrent de geluidsbelasting op hun woningen c.q. percelen.
Per motorcrossactiviteit (training of wedstrijd) is in de regels van het bestemmingsplan vastgelegd wat het langtijdgemiddelde geluidsniveau en het maximale geluidsniveau mag zijn bij de geluidgevoelige objecten in de nabije omgeving van het motorcrossterrein.
Voor de gemeente en omwonenden is het van belang dat zij goed geïnformeerd worden en blijven over de activiteiten van het motorcrossterrein. Daarom is in de gebruiksregels ook een 'participatieregel' opgenomen welke voorschrijft dat er gelegenheid is voor participatie van omwonenden omtrent de dagen voor de wedstrijden in het komende seizoen.
Bouwregels
Doelstelling is om op het terrein niet meer bebouwing toe te staan dan strikt noodzakelijk is voor het gebruik. De bouwmogelijkheden voor gebouwen zijn dan ook beperkt tot specifieke bouwvlakken, gekoppeld aan de huidige situatie. Hierbuiten mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
Het voornaamste hierbij is het mogelijk maken van een geluidscherm op de geluidwal om zo de geluidemissie terug te dringen. De opgegeven hoogtematen hiervan dient hierbij te worden gemeten vanaf de kruin van de wal, aangezien het akoestisch onderzoek hier ook van uit gaat.
Veldsportactiviteiten
Naast de activiteiten die behoren tot het gebruik als motorcrossterrein mogen op dit terrein veldsporten plaatsvinden, zoals een mud/survivalrun, mountainbikewedstrijd, crosscountry, bootcamp- en survivaltrainingen en handboogschieten. Dit mag gedurende ten hoogste 2 dagen in de week in de dag- en avondperiode tot zonsondergang. Hierbij mogen maximaal 50 personen tegelijkertijd aanwezig zijn.
Voorwaardelijke verplichtingen
Middels voorwaardelijke verplichtingen wordt geborgd dat het geluidscherm op de (oostelijke) wal ook daadwerkelijk (binnen een aantal maanden) wordt gerealiseerd (voorzover nog niet aanwezig) en instandgehouden. Met een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken ten behoeve van een andere geluidmaatregel met een minimaal gelijk beschermingsniveau.
Artikel 6: Waarde - Archeologie 5
Het gemeentelijke archeologiebeleid is vertaald in het bestemmingsplan. In het bestemmingsplan Buitengebied 2016 zijn verschillende dubbelbestemmingen opgenomen ter bescherming van de mogelijke archeologische waarden. Het onderhavige plangebied komt gelet op het archeologiebeleid in aanmerking voor Waarde - Archeologie 5. De regeling in het plan is dan ook daarop afgestemd.
Op grond van deze dubbelbestemming geldt een vergunnings- en/of onderzoeksplicht voor het bouwen vanaf een bepaalde omvang (vanaf 2500 m²) en voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden (vanaf 2500 m² en 40 cm diep).
Artikel 7: Waarde - Landschap en Cultuurhistorie
Deze bestemming is afgestemd op de soortgelijke bestemming in het omringende bestemmingsplan Buitengebied 2016 (zoals herzien in het veegplan van 2018). Landschappelijke en cultuurhistorische waarden zijn in belangrijke mate bepalend voor het karakter van het landelijk gebied. Stimulering van het behoud en de ontwikkeling van landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten leiden uiteindelijk tot een verdere verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en een betere herkenbaarheid van het gebied. Dit komt de beleefbaarheid van het gebied voor de burgers en de bezoekers ten goede. Binnen de dubbelbestemming ligt het accent op het behoud, herstel en de versterking van de aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden in onderlinge samenhang.
De dubbelbestemming 'Waarde - Landschap en cultuurhistorie' is gekoppeld aan het essenlandschap, de heideontginningen en delen van de woudontginningen waar de landschappelijke en cultuurhistorische kenmerken in onderlinge samenhang nog duidelijk aanwezig zijn.
De dubbelbestemming richt zich op het behoud van deze onderlinge samenhang. Binnen deze dubbelbestemming is een omgevingsvergunning vereist voor het aanleggen, afgraven en vergraven van aarden wallen, het verharden van zandpaden, het aanleggen van verhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m2, alsook het vellen, rooien of snoeien van houtopstanden.
Op deze wijze kan onder meer worden voorkomen dat de huidige landschappelijke inpassing van het terrein met wallen en bomen zonder meer kan worden veranderd.
Algemene regels
In hoofdstuk 3 van de regels zijn de algemene regels opgenomen. In artikel 8 is de Anti- dubbeltelregel opgenomen. Het Bro stelt de verplichting de anti-dubbeltelregel over te nemen in het bestemmingsplan. Deze standaardbepaling heeft als doel te voorkomen dat van ruimte, die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie is mogelijk gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw ten tweede male zou kunnen worden gebruikgemaakt. In artikel 9 zijn de algemene gebruiksregels opgenomen. In artikel 10 komen vervolgens de algemene afwijkingsregels aan bod.
Overgangs- en slotregels
Het laatste hoofdstuk van de regels bestaat uit de overgangs- en slotregels.
In artikel 11 zijn de regels met betrekking tot het overgangsrecht opgenomen. De overgangsregels zijn voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Met de overgangsregels worden de bestaande rechten op de gronden beschermd.
In artikel 12 is de slotregel opgenomen. In de slotregel wordt de titel van het bestemmingsplan gegeven, waarmee de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Het bestemmingsplan regelt in hoofdzaak een feitelijk bestaande situatie. Het plan is wat dit betreft economisch uitvoerbaar. Daarnaast wordt voorzien in extra geluidmaatregelen, zoals een geluidscherm op de oostelijke geluidwal. Behalve dat hierdoor de geluidbelasting op de woningen in de omgeving wordt teruggebracht tot een aanvaardbaar niveau, wordt hiermee ook een intensiever gebruik van de motorcrossbaan (meer motoren tegelijkertijd in de baan) mogelijk. Dit levert een economisch voordeel op voor de exploitatie van het motorcrossterrein, waarmee de investering in de geluidmaatregelen kan worden terugverdiend. De maatregelen worden daardoor economisch uitvoerbaar geacht, ook door de exploitant zelf.
Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. Voor een bouwplan zoals aangewezen in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de grondexploitatieregeling van toepassing, tenzij het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is.
Met dit bestemmingsplan worden in beperkte mate planologisch nieuwe bouwplannen mogelijk gemaakt in de zin van artikel 6.2.1 Bro (kantine, loods e.a). In verband hiermee worden evenwel geen fysieke openbare voorzieningen mogelijk gemaakt. Gelet op artikel 6.2.1a sub b Bro wordt ervoor gekozen om hiervoor geen kostenverhaal te doen plaatsvinden.
De bestemmingsplanprocedure geeft inzicht in het draagvlak en daarmee de maatschappelijke uitvoerbaarheid van een plan. De procedurestappen van het bestemmingsplan worden in deze paragraaf beschreven.
Dit bestemmingsplan is in het kader van het wettelijk vooroverleg, ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), voorgelegd aan de relevante overlegpartners.
Het bestemmingsplan heeft in de periode van 17 januari 2019 tot en met 27 februari 2019 als voorontwerp ter inzage gelegen voor inspraak. Ook heeft het voorontwerp vanaf 4 januari 2019 ter inzage gelegen, echter ontbraken in het digitale plan de bijlagen bij de toelichting. De periode van inspraak is daarom verruimd; van 4 januari tot en met 27 februari 2019.
In de Nota overleg en inspraak (Bijlage 4) zijn de binnengekomen overleg- en inspraakreacties samengevat en van beantwoording voorzien. Daar waar de beantwoording gevolgen heeft voor het bestemmingsplan, is dit verwerkt in het ontwerp.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft, met het planMER als bijlage, gedurende zes weken ter inzage gelegen. De periode van ter inzagelegging liep van 14 juni 2019 tot en met 25 juli 2019. Tijdens deze periode zijn twee zienswijzen op het ontwerp kenbaar gemaakt. De zienswijzen zijn samengevat en van een reactie voorzien in de Nota zienswijzen. De indieners van de zienswijzen zijn hiervan op de hoogte gesteld.
De ingediende zienswijzen hebben aanleiding gegeven om het bestemmingsplan te wijzigen. Deze wijzigingen zijn opgenomen in de Nota zienswijzen en verwerkt in het vast te stellen bestemmingsplan en in het planMER. Vervolgens besluit de gemeenteraad over de vaststelling en wordt het bestemmingsplan, met het planMER als bijlage, nogmaals gedurende zes weken ter inzage gelegd. De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan op 7 oktober 2019 vastgesteld. Voor belanghebbenden was beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Van de mogelijkheid om beroep in te stellen is gebruik gemaakt door één belanghebbende. Op 11 november 2019 heeft de raad van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
(hierna: AbRvS) een kennisgeving ontvangen van een beroep tegen het besluit van de raad over de
vaststelling van het plan.
Op 10 februari 2021 heeft de raad een uitnodiging ontvangen voor de zitting van 26 april 2021 over
het beroep. De AbRvS heeft op 15 december 2021 een tussenuitspraak gedaan. De uitspraak van de Afdeling is opgenomen als Bijlage 6. De beslissing is dat de raad op zijn laatst op 14 juni 2022 een zogenoemd herstelbesluit moet nemen.
Structuurvisie 2010-2020-2030
De raad moet in dit besluit onder andere een aanvullende onderbouwing vaststellen waaruit blijkt dat de uitbreiding van het motorcrossterrein met een beginnerscrossbaan past binnen de Structuurvisie 2010-2020-2030 of de regels van het plan wijzigen op grond waarvan de beginnerscrossbaan niet mogelijk is.
Verordening Romte Fryslân 2014
Daarbij heeft de AbRvS ook overwogen dat “de raad in de plantoelichting niet inzichtelijk heeft
gemaakt dat het plan, dat gaat over een uitbreiding van een bestaande recreatieve voorziening, is
getoetst aan artikel 5.6.2 van de Verordening [Romte Fryslân 2014]”. Als onderdeel van het verweer
tegen het beroep is door Rho Adviseurs een memo van 26 maart 2020 opgesteld waarin een
onderbouwing is opgenomen waaruit blijkt dat het besluit in overeenstemming is met artikel 5.6.2 van
de verordening. Deze onderbouwing is dan ook geen onderdeel van het besluit. Op basis van deze
memo ‘ziet de AbRvS geen grond voor het oordeel dat het plan niet voldoet aan artikel 5.6.2 van de
verordening’. “De Afdeling zal dit betrekken bij het in de einduitspraak te geven oordeel over de
mogelijkheid van het in stand laten van de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, voor zover dit zal
worden vernietigd”.
Het bestemmingsplan Motorcrossterrein De Prikkedam is beoordeeld op grond van artikel 5.6.2 van de
Verordening Romte Fryslân 2014 en voor wat betreft de beoordeling volledig overgenomen. Als tweede is een onderbouwing opgenomen waaruit blijkt dat de uitbreiding van het motorcrossterrein De Prikkedam met een beginnerscrossbaan past binnen de Structuurvisie 2010-2020-2030. In die onderbouwing is deze uitbreiding ook beoordeeld op grond van de Omgevingsvisie Ooststellingwerf.
De omgevingsvisie is op 23 november 2021 door de raad vastgesteld als vervanging van de
Structuurvisie 2010-2020-2030. De onderbouwing is - in aansluiting op de tussenuitspraak van de
AbRvS - gericht op de uitbreiding van het motorcrossterrein met een beginnerscrossbaan. De AbRvS
overweegt in rechtsoverweging 44 van de uitspraak namelijk dat de raad het besluit moet “voorzien
van een deugdelijke motivering, waar het betreft de uitbreiding van het motorcrossterrein met de
beginnerscrossbaan, in relatie tot de gemeentelijke ambities en opgaven in de gemeentelijke
structuurvisie”.
De teksten met daarin de toets aan de Verordening Romte is aangevuld in paragraaf 3.2 en de teksten over de gemeentelijke structuurvisie en de omgevingsvisie Ooststellingwerf zijn opgenomen in paragraaf 3.3 van deze toelichting.
Aanpassen regels
Op basis van de uitspraak moet de raad een aanvullende regel vaststellen op grond waarvan bij motorcrosswedstrijden alleen crossmotoren gebruikt mogen worden die een maximaal geluidsniveau veroorzaken van ten hoogste 94 dB(A), gemeten volgens de dynamische meetmethode (besluitonderdeel 3); en een aanvullende onderbouwing vaststellen waaruit blijkt wat een representatieve verhouding is tussen het aantal tweetakt- en viertaktmotoren en of daarmee sprake kan zijn van geluid met een tonaal karakter en/of een aanvullende regel vast te stellen op grond waarvan het aandeel tweetaktmotoren ten hoogste 50% van het aantal motoren op een crossbaan mag zijn (besluitonderdeel 4). Met de wijzigingen in de planregels, zoals verwoord in het vaststellingsbesluit, wordt hierin voorzien.