Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
b. de bestemmingsregels in die zin dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
c. het bepaalde in het plan in die zin dat gebouwen of overkappingen ten behoeve van beheer van het bos en/of ten behoeve van natuur- en landschapswaarden worden gebouwd met dien verstande dat:
1. het te beheren object niet minder dan 25 hectare bedraagt;
2. per 100 hectare niet meer dan één gebouw of overkapping is toegestaan;
3. de inhoud niet meer bedraagt dan 150 m³ per gebouw of overkapping;
4. gebouwd wordt in 1 bouwlaag met kap;
d. het bepaalde in het plan in die zin dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, overkappingen en andere bouwwerken, worden gebouwd, mits:
1. de inhoud per gebouwtje of overkapping niet groter is dan 75 m³;
2. de bouwhoogte van gebouwen of overkappingen niet groter is dan 3,00 meter;
3. de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer groter is dan 15,00 meter.
13.2 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunningen zoals bedoeld in lid 13.1 kunnen slechts worden verleend indien:
a. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
1. de landschappelijke en natuurlijke waarden van het gebied;
2. de woonsituatie;
3. de milieusituatie;
4. de verkeersveiligheid;
5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
b. het gaat om incidentele gevallen waarbij de noodzaak voor het afwijken van het bestemmingsplan is aangetoond.