Inhoudsopgave
Hoofdstuk 4 Toets aan wet- en regelgeving
4.7 Archeologie en cultuurhistorie
Hoofdstuk 5 Economische uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 1 Inleiding
Aanleiding
Aan de Nanningaweg in Oosterwolde is de voormalige Rabobank gesloopt. De locatie is tijdelijk ingericht ten behoeve van parkeren. Om deze situatie planologisch vast te leggen, is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
Plangebied
Op de navolgende overzichtskaart is de globale ligging en begrenzing van het plangebied aangegeven (zie ook de bijgevoegde verbeelding).
Het perceel is gelegen aan de rand van het centrum van Oosterwolde. Aan de noord- en oostzijde van het perceel liggen respectievelijk de Nanningaweg en de Hoogengaardelaan. De functies die voorkomen rond het perceel zijn wonen, bedrijven en detailhandel.
Overzichtskaart (bron: pdokviewer.nl)
Huidige planologische regime
Op dit moment maakt het plangebied nog deel uit van het bestemmingsplan Oosterwolde-kom uit 1980. Daarin heeft het de bestemming 'Doeleinden van handel en bedrijf I, kat. KB (kantoren en banken)' (Oosterwolde kom, partiële herziening ex artikel 30 WRO).
De reden dat dit bestemmingsplan uit 1980 nog van toepassing is op het plangebied, is dat ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan 'Oosterwolde Kom 2003' al bekend was dat het bankgebouw zijn functie zou verliezen. Er is destijds voor gekozen het perceel niet op te nemen in het bestemmingsplan. In 2014 is het bestemmingsplan 'Oosterwolde Kom 2003' overgegaan in de beheersverordening 'Oosterwolde 2014'. Het plangebied is toen op dit punt niet aangepast.
Leeswijzer
Het volgende hoofdstuk geeft op hoofdlijnen weer hoe het plangebied wordt ingericht en hoe dat juridisch geregeld is. Hoofdstuk 3 gaat in op het rijksbeleid, provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 4 wordt verslag gedaan van de toets aan wet- en regelgeving (onder andere op het gebied van water en milieuzonering). De laatste twee hoofdstukken hebben betrekking op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige situatie
Het perceel heeft in het vigerende bestemmingsplan de bestemming 'Doeleinden van handel en bedrijf I, kat. KB (kantoren en banken)'. Op het perceel was voorheen een pand van de Rabobank aanwezig.
Het pand is inmiddels gesloopt. Het perceel wordt in de huidige situatie gebruikt als parkeerterrein ten behoeve van de voorzieningen en detailhandel in het centrum van Oosterwolde. Het parkeerterrein heeft de naam Stipeplein-Noord.
De ontsluiting van Stipeplein-Noord vindt aan de noordkant plaats via de Nanningaweg.
Luchtfoto plangebied (bron: pdokviewer.nl)
Zicht op plangebied vanaf de Nanningaweg (bron: Google Streetview)
2.2 Toekomstige situatie
In de toekomstige situatie wordt het gebruik van het terrein niet anders dan in de huidige situatie. De bestemming wordt aangepast aan het huidige gebruik.
2.3 Juridische vormgeving
Algemeen
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat de regeling voor de opzet en inhoud van een bestemmingsplan. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is dit uitgewerkt. Het bestemmingsplan bestaat in ieder geval uit de volgende onderdelen:
-
een verbeelding van het bestemmingsplangebied waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;
-
de regels waarin de bestemmingen en doeleinden worden beschreven.
Bij het bestemmingsplan hoort ook een toelichting, waarin de belangrijkste afwegingen zijn verwoord die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. De regels en verbeelding volgen de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012). De SVBP zorgt voor een uniforme regeling en verbeelding die goed met andere bestemmingsplannen kan worden vergeleken. Tevens sluit het bestemmingsplan aan bij de eisen en terminologie van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die op 1 oktober 2010 in werking is getreden.
Planvorm
Voor dit bestemmingsplan is ervoor gekozen aan te sluiten bij de gemeentelijke bestemmingsplansystematiek, met dien verstande dat voor dit specifieke plan maatwerkregels zijn opgenomen.
Bestemming
Voor het plangebied is de bestemming Verkeer - Verblijf opgenomen. Binnen deze bestemming is het parkeerterrein specifiek aangeduid. De overige gronden zijn ingericht met groenvoorzieningen. Gebouwen zijn binnen de bestemming niet toegestaan. Wel zijn verblijfsvoorzieningen, water, groenvoorzieninge en nutsvoorzieningen in de bestemming begrepen.
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijk
Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, maart 2012) haar ambities tot 2040 weergegeven. De ondertitel van het SVIR luidt ‘Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig’. Om dat te bewerkstelligen zijn – voor de middellange termijn (2028) - de volgende drie doelen aangegeven:
-
het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
-
het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
-
het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Deze drie doelen zijn uitgewerkt in dertien nationale belangen. Eén daarvan is “een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten”. Om dit nationaal belang concreet invulling te geven heeft het ministerie de Ladder voor duurzame verstedelijking in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) laten opnemen. Daardoor zal bij ruimtelijke besluiten gemotiveerd moeten worden hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt ten aanzien van het ruimtegebruik. Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt.
De Ladder is onder andere van toepassing op bouwplannen die worden aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Bij het bepalen óf en hoe de Ladder moet worden toegepast zijn de volgende aspecten van belang:
-
Is er sprake van een stedelijke ontwikkeling?
-
Is de stedelijke ontwikkeling nieuw?
-
Wat is het ruimtelijk verzorgingsgebied?
-
Is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling?
-
Ligt de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied?
Het perceel is gelegen binnen de bebouwde kom en was voorheen in gebruik en bestemd als kantoor of bedrijf. Er is sprake van een functiewijziging zonder nieuw ruimtebeslag. Gelet op voorgenoemde feiten wordt de ontwikkeling niet als stedelijke ontwikkeling aangemerkt.
Hoewel de Ladder dus niet doorlopen hoeft te worden, kan op dit punt worden opgemerkt dat dit bestemmingsplan niet leidt tot nieuw ruimtebeslag. De locatie is daarnaast niet gelegen in het buitengebied.
3.2 Provincie
In het Streekplan Fryslân 2007 (vastgesteld op 13 december 2007) zijn de provinciale kaders opgenomen waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. Het centrale uitgangspunt is "een ondeelbaar Fryslân met ruimtelijke kwaliteit". 'Ondeelbaar' slaat op het feit dat stad en platteland elkaar nodig hebben en ondersteunen. 'Ruimtelijke kwaliteit' wordt bovenregionaal benaderd en heeft betrekking op de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte. Hier ligt de focus vooral op landschappelijke kwaliteit.
Het Streekplan is verder uitgewerkt in de Verordening Romte Fryslân (1 augustus 2014). De Verordening gaat niet specifiek in op de ontwikkeling van een parkeervoorziening. In het algemeen zijn in de Verordening wel regels opgenomen over de toetsing van nieuwe plannen. Dit gaat bijvoorbeeld over het toetsen van een ruimtelijk plan dat voorziet in een nieuwe stedelijke functie buiten bestaand stedelijk gebied. In de verordening is vastgelegd welk deel van de gemeente tot het stedelijk gebied hoort. Uit de verordening blijkt dat het plangebied niet in het buitengebied ligt.
De ontwikkeling van het parkeerterein is niet in strijd met het provinciaal beleid of de provinciale verordening.
3.3 Gemeente
Bestemmingsplan
Op dit moment maakt het plangebied deel uit van het bestemmingsplan 'Oosterwolde-kom' uit 1980. Daarin heeft het plangebied de bestemming 'Doeleinden van handel en bedrijf I, kat. KB (kantoren en banken)' (Oosterwolde kom, partiële herziening ex artikel 30 WRO).
Op grond van de huidige bestemming is het niet mogelijk een parkeerterrein toe te staan op deze locatie. Dit betekent dat, zoals aangegeven in de inleiding, het vigerend bestemmingsplan gewijzigd moet worden.
Masterplan Oosterwolde Centrum - Venekoten Noord
De raad van de gemeente Ooststellingwerf heeft op 15 september 2009 de Structuurvisie 2010-2020-2030 vastgesteld. De structuurvisie geeft op hoofdlijnen richting aan de gewenste ruimtelijke inrichting van de gemeente.
De structuurvisie 2010-2020-2030 is deels vervangen door het Masterplan Oosterwolde Centrum - Venekoten Noord die is vastgesteld op 28 januari 2014. Het perceel aan de Nanningaweg is gelegen in het in het masterplan aangegeven plangebied.
In het masterplan wordt aandacht besteed aan het oplossen van de parkeerproblematiek en de bereikbaarheid van het centrum. Samen met een werkgroep, bestaande uit winkeliers en andere ondernemers in het centrum, is onderzocht op welke wijze de bereikbaarheid en de parkeercapaciteit op en rond het bestaande Stipeplein kan worden vergroot. Als ruimtelijke oplossing wordt het volgende uitgangspunt genoemd: het realiseren van een nieuwe ontsluiting op de Nanningaweg, gebruikmakend van de voormalige Rabolocatie en het naastgelegen pand. Op de visiekaart Oosterwolde-Centrum, is het parkeerterrein weergegeven en het voormalige bedrijfspand. Inmiddels is de ruimtelijke oplossing zoals genoemd in het masterplan, uitgevoerd.
Hoofdstuk 4 Toets aan wet- en regelgeving
4.1 Geluidhinder
Het plan voorziet niet in het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen. Het is daarom niet noodzakelijk om te toetsen of op het perceel voldaan wordt aan de Wet geluidhinder.
Andersom kan het parkeerterrein wel leiden tot geluidhinder op omliggende geluidgevoelige bestemmingen. Hieraan wordt getoetst in paragraaf 4.2 in het kader van milieuzonering.
4.2 Milieuzonering
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Een richtafstand is de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor het bepalen van de richtafstanden wordt onderscheid gemaakt tussen rustige woonomgevingen en gemengde gebieden. Omdat het plangebied is gelegen in het centrum van Oosterwolde, waar functies als wonen, bedrijven en detailhandel naast elkaar bestaan, is er sprake van een gemengd gebied.
Het parkeerterrein zelf is geen gevoelige functie. Andersom kan het parkeerterrein wel tot hinder leiden voor omliggende gevoelige functies.
In de VNG-brochure is voor een parkeerterrein in een gemengd gebied een richtafstand van 10 meter opgenomen voor het aspect geluid. De afstand tot de dichtstbij gelegen woning is 10 meter. Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.
4.3 Luchtkwaliteit
Nederland heeft de regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) en locaties waartoe leden van het publiek gewoonlijk geen toegang hebben.
Gelet op het huidige en toekomstige gebruik van het terrein wordt geen toename in het aantal verkeersbewegingen verwacht. Het plan heeft geen invloed op de luchtkwaliteit in het gebied. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit is niet noodzakelijk en er hoeft niet getoetst te worden aan de regels ten aanzien van luchtkwaliteit in de Wet milieubeheer.
4.4 Externe veiligheid
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) verplicht gemeenten en provincies die milieuvergunningen verlenen of ruimtelijke plannen maken, rekening te houden met externe veiligheid. Doel van het Bevi is burgers een minimum beschermingsniveau te garanderen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet niet in de realisatie van een (beperkt) kwetsbaar object in het kader van externe veiligheid. Toetsing aan de wet- en regelgeving voor dit aspect is niet noodzakelijk.
4.5 Bodem en water
Bodem
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtlijke ordening is het verplicht in de toelichting van een bestemmingsplan in te gaan op de bodemkwaliteit van het plangebied. Getoetst moet worden of de (milieuhygiënische) bodemkwaliteit geschikt is voor de gewenste bestemming.
Op de kaarten van het bodemloket (Ministerie van Infrastructuur en Milieu) zijn geen bodemverontreinigingen binnen het plangebied vermeld. Op de locatie is al eerder onderzoek gedaan naar de bodemkwaliteit. Uit het onderzoek is gebleken dat er geen noodzaak tot verder onderzoek of sanering bestaat.
Verder geldt dat het uitvoeren van een onderzoek naar de bodemkwaliteit alleen nodig is als het gebied gebruikt gaat worden als verblijfsplaats waar mensen gemiddeld langer dan 2 uur verblijven. Het parkeerterrein is geen verblijfsruimte waar men langer dan 2 uur verblijft.
Gelet op de toekomstige functie is er geen aanleiding een bodemonderzoek uit te voeren. Het bestemmingsplan is uitvoerbaar op dit onderdeel.
Water
Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. In deze waterparagraaf dient te worden ingegaan op de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding.
Op 24 juli 2017 is de digitale watertoetsprocedure doorlopen (zie het watertoetsdocument in de bijlagen). Hieruit blijkt dat het plan geen invloed heeft op het watersysteem en de waterketen. Er is geen waterschapsbelang. Wat betreft het aspect water vormt het plan geen belemmering.
4.6 Ecologie
Inleiding
Om de uitvoerbaarheid van het plan te toetsen, is een bureau inventarisatie van natuurwaarden uitgevoerd. Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. Onderhavig project betreft een project waarbij het terrein zijn definitieve inrichting al heeft, op korte termijn zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien.
PROJECTGEBIED
Het projectgebied betreft de voormalige Rabobank locatie te Oosterwolde. Ten noorden grenst het projectgebied aan de Nanningaweg, ten westen aan de Hoogengaardelaan. Het projectgebied grenst aan de zuid- en oostzijde aan woon/winkelgebied. Langs de Hoogengaardelaan staan forse lindebomen. In het plangebied was en is geen sprake van oppervlaktewater.
Het terrein is ingericht als parkeerterrein met een border en grasberm langs de noord- en westzijde.
Soortenbescherming
Onderdeel van de Wnb is soortenbescherming van planten en dieren. Dit betreffen:
-
alle van nature in Nederland in het wild voorkomende vogels die vallen onder de Vogelrichtlijn (Wnb art. 3.1-3.4);
-
dier- en plantensoorten die beschermd zijn op grond van de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn (Wnb art. 3.5-3.9);
-
nationaal beschermde dier- en plantensoorten genoemd in de bijlage van de wet (Wnb art. 3.10-3.11).
Van deze laatst genoemde groep beschermde soorten mogen provincies een zogenaamde ‘lijst met vrijstellingen’ opstellen (Wnb art. 3.11). Voor de soorten op deze lijst geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van de verboden genoemd in art. 3.10 eerste lid van de Wnb.
INVENTARISATIE
Uit het raadplegen van de Nationale Database Flora en Fauna (NDFF) via Quickscanhulp.nl (© NDFF - quickscanhulp.nl 30-03-2017 14:15:56) blijkt dat in de omgeving van het projectgebied (0-1 kilometer) de laatste vijf jaar een aantal beschermde soorten zijn waargenomen. Het gaat vooral om zoogdieren en vogels. Deze soorten worden hieronder indien van toepassing besproken.
Uit de gegevens van Quickscanhulp.nl komen geen waarnemingen van beschermde plantensoorten naar voren. Beschermde plantensoorten zijn ook niet te verwachten op deze locatie in de bebouwde kom. Het betreft veelal zeldzamere soorten van voedselarme omstandigheden.
Door de afwezigheid van bebouwing en bomen ontbreken vleermuisverblijfplaatsen. Het plangebied heeft ook weinig waarde voor foeragerende vleermuizen. In de omgeving verblijvende vleermuizen zullen vooral foerageren langs de forse lindebomen in de Hoogengaardelaan en boven de vaart ten noorden van de Nanningaweg.
Nestplaatsen van vogels met jaarrond beschermde nesten kunnen worden uitgesloten in het plangebied door het ontbreken van geschikte beplanting en bebouwing. In de omgeving van het plangebied kunnen vogels van tuin en park, zoals merel, vink en houtduif, tot broeden komen. Onder pannendaken in de omgeving broeden mogelijk huismussen. Gezien de afwezigheid van hogere beplanting en besdragende struiken ontbreekt voor de meeste vogels voldoende schuil- en voedselmogelijkheid in het plangebied. Kleine onkruiden die opkomen tussen de bestrating vormen geschikt voedsel voor huismussen.
Door de grote mate van verharding heeft het plangebied geen belangrijke waarde als leefgebied voor amfibieën- en zoogdiersoorten. Incidenteel zal een algemene soort als gewone pad, egel of huisspitsmuis voorkomen. Voor deze soorten geldt in de provincie Fryslân een vrijstelling van de verbodsartikelen van de Wnb in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen.
Geschikt leefgebied voor beschermde niet-vrijgestelde soorten uit de soortgroepen grondgebonden zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen en ongewervelden is niet aanwezig in het projectgebied.
TOETSING
Gezien de ligging in woon/winkelgebied van Oosterwolde en de beperkte natuurwaarde van het terrein en directe omgeving vindt vanuit het plangebied weinig tot geen verstoring van natuurwaarden op. De verlichting in rond het parkeerterrein betreft relatief lage lantaarnpalen met een kap. Uitstraling naar de omgeving blijft hierdoor beperkt. Dit is positief voor vleermuizen die foerageren langs de lindebomen in de Hoogengaardelaan. Vleermuizen zijn gevoelig voor verstoring door licht.
Het is bij toekomstige ontwikkelingen in het gebied van belang dat rekening wordt gehouden met het broedseizoen van vogels. Indien werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd kunnen in gebruik zijnde nesten van vogels in de directe omgeving worden verstoord of vernietigd; dit is bij wet verboden. Vernietiging of verstoring van in gebruik zijnde nestplaatsen kan voorkomen worden door bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden rekening te houden met het broedseizoen. Een standaardperiode voor het broedseizoen is er niet; van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt.
Gebiedsbescherming
Voor onderhavig projectgebied is de volgende wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming relevant: de Wnb en de provinciale structuurvisie en verordening.
WET NATUURBESCHERMING
In de Wnb is de bescherming van Natura 2000-gebieden, geregeld. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningsplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voormalig Ecologische Hoofdstructuur) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor provincie Drenthe uitgewerkt in het Streekplan Fryslân 2007 en de Verordening Romte Fryslân 2014 (provinciaal ruimtelijk natuurbeleid).
NATUUR BUITEN HET NNN
Vanuit het Streekplan Fryslân 2007 en de Verordening Romte Fryslân 2014 wordt buiten de NNN-gebieden bij ruimtelijke plannen specifiek ingezet op de bescherming van bestaande natuurgebieden en natuurwaarden in agrarisch gebied.
INVENTARISATIE
Het projectgebied ligt niet in of grenst niet aan een beschermd gebied in het kader van de Wnb.
Het dichtstbijzijnde gebied dat is aangewezen als NNN ligt op ruim 3 km ten zuidwesten van het plangebied. Op een afstand van ongeveer 500 meter ligt het dichtstbijzijnde gebied dat is aangewezen als ‘natuur buiten het NNN’. In de omgeving van Oosterwolde ligt geen aangewezen weidevogelleefgebied. Tussen het projectgebied en de beschermde gebieden liggen bebouwing en infrastructuur. Gezien de terreinomstandigheden en de ligging, heeft het projectgebied geen belangrijke ecologische relaties met beschermde natuurgebieden.
TOETSING
Gezien de beperkte natuurwaarde van het projectgebied, de ligging van het plangebied ten opzichte van beschermde gebieden en de aard van de activiteiten kunnen negatieve effecten vanuit het plangebied op beschermde natuurgebieden in het kader van de Wnb en het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid op voorhand worden uitgesloten.
Conclusie
Op basis van de uitgevoerde ecologische bureau-inventarisatie is gezien de terreinomstandigheden en de aard van het plan een voldoende beeld van de natuurwaarden ontstaan.
Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat een aanvullend onderzoek in het kader van de Wnb en het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet noodzakelijk is. Met inachtneming van het broedseizoen van vogels is een ontheffing van de Wnb voor soorten of een vergunning op grond van de Wnb voor gebieden op voorhand niet nodig. Het plan is daarnaast op het punt van provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet in strijd met de Verordening Romte Fryslân 2014.
Op voorhand kan in redelijkheid worden gesteld dat natuurwet en -regelgeving de uitvoerbaarheid van het ruimtelijke plan niet in de weg staat.
4.7 Archeologie en cultuurhistorie
Archeologie
Archeologische waarden dienen op grond van de Erfgoedwet te worden mee gewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen.
Het plangebied valt volgens de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) in een gebied waar mogelijk archeologische resten aanwezig zijn uit de periode ijzertijd-middeleeuwen. Wat betreft de steentijd-bronstijd wordt verwacht dat eventuele aanwezige archeologische resten al ernstig verstoord zijn. De provincie beveelt voor beide periodes aan om bij ingrepen van meer dan 5.000 m2 een onderzoek te verrichten (historisch en karterend voor de ijzertijd-middeleeuwen en een quickscan voor de steentijd-bronstijd).
De gemeente Ooststellingwerf heeft in 2014 ook een archeologische verwachtingskaart en beleidsadvieskaart vastgesteld. Op deze kaart wordt voor het plangebied weergegeven dat er sprake is van een lage verwachting.
Gelet op bovenstaande is het uitvoeren van een archeologisch onderzoek of een quickscan voor dit voornemen niet noodzakelijk.
Cultuurhistorie
Als gevolg van het beleid Modernisering Monumentenzorg is per 1 januari 2012 in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.6.1) bepaald dat gemeenten verplicht zijn cultuurhistorie mee te wegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen.
Op de provinciale cultuurhistorische kaart zijn geen cultuurhistorische waarden weergegeven in en nabij het plangebied, op de vaarweg na. Voorliggend plan heeft geen invloed op de cultuurhistorische waarde van de vaarweg. Cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.
4.8 M.e.r.-beoordeling
Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om het milieubelang vroegtijdig en volwaardig in de plan- en besluitvorming in te brengen.
In het Besluit m.e.r. zijn in de bijlage onderdeel C en D activiteiten opgenomen, waarbij op grond van artikel 7.8b van de Wet milieubeheer besloten moet worden of bij de voorbereiding van het plan of besluit voor die activiteiten een milieueffectrapport (MER) moet worden opgesteld.
Onderdeel D betreft een lijst met daarin opgenomen activiteiten die m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Op het voornemen is categorie 11.2 uit bijlage I onderdeel D van het Besluit m.e.r. van toepassing: de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. De drempelwaarde (parkeerterrein met een oppervlakte van meer dan 100 hectare) wordt niet overscheden.
Conform het Besluit m.e.r. dient voor activiteiten die wel in de D-lijst zijn opgenomen, maar niet aan de daar genoemde drempelwaarden voldoen, een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd.
Een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet in de meeste gevallen worden aangevraagd door middel van een aanmeldnotitie (artikel 2 lid 5 van het Besluit m.e.r.). Dan neemt het bevoegd bezag een besluit in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Dit is niet het geval wanneer het bevoegd gezag tevens degene is die de activiteit onderneemt. In dit geval is het bevoegd gezag degene die de activiteit onderneemt. De vormvrije m.e.r.-beoordeling is daarom integraal opgenomen in dit bestemmingsplan en niet als afzonderlijk besluit vastgesteld.
In voorgaande paragrafen is getoetst aan wet- en regelgeving en zijn de effecten op verschillende milieuaspecten beoordeeld. Verder is de aard, omvang en ligging van de ontwikkeling uitgewerkt. De vormvrije m.e.r.-beoordeling is daarmee integraal in voorliggende toelichting opgenomen. Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen en daarom is het niet noodzakelijk een m.e.r.-beoordeling uit te voeren.
Hoofdstuk 5 Economische uitvoerbaarheid
Het realiseren van een parkeerterrein aan de Nanningaweg in Oosterwolde is al uitgevoerd. De gemeente is eigenaar van de grond.
Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op een bestemmingsplanwijziging. Er is geen sprake van kosten vanwege de fysieke uitvoering van het plan.
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 15 februari tot en met 28 maart 2018 voor een ieder ter inzage gelegen. Belanghebbenden zijn hiermee in de gelegenheid gesteld om gedurende het genoemde termijn mondeling of schriftelijk zienswijzen naar voren te brengen. De ingediende zienswijze heeft niet geleid tot wijzigingen in het plan.
![buttons](http://www.bugelhajema.nl/template2010/images/buttons.jpg)