direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Haulerwijk - Meidoornlaan ong., tussen 6 en 12
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0085.BPHAULMEIDOORNL-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 INLEIDING

1.1 Aanleiding

Ten oosten van Haulerwijk is het bebouwingslint Meidoornlaan gelegen. Bij de gemeente Ooststellingwerf is het verzoek ingediend om in dit bebouwingslint een nieuwe woning te mogen realiseren. De ontwikkeling is op basis van het geldende bestemmingsplan niet mogelijk (zie paragraaf 1.3). De gemeente wil aan de nieuw te bouwen woning meewerken door het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een nieuwe, passende juridisch-planologische regeling voor het perceel.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied betreft een agrarische kavel aan de Meidoornlaan, ten oosten van Haulerwijk. In dit bebouwingslint liggen vooral woningen. De begrenzing is afgestemd op de kadastrale grenzen. De globale ligging en begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.BPHAULMEIDOORNL-VG01_0001.png"

Figuur 1.1 De ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

De beoogde bouwkavel is op dit moment planologisch geregeld in het bestemmingsplan Buitengebied 2016 van de gemeente Ooststellingwerf (vastgesteld op 22 maart 2016). In dit bestemmingsplan is de kavel voorzien van de bestemming 'Agrarisch'. Gebruik en bebouwing ten behoeve van wonen is op basis in deze bestemming niet toegestaan. De aangrenzende percelen hebben de bestemming 'Wonen'. Het voorstel is de gronden waar de woning is geprojecteerd ook de bestemming 'Wonen' te geven. Daarom wordt een planologische procedure op basis van artikel 3.1 Wro doorlopen.

Op het plangebied (en de omgeving) geldt verder de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' en de gebiedsaanduiding 'overige zone - recreatieve zone'. De dubbelbestemming bevat een beschermende regeling ten aanzien van mogelijke archeologische waarden in de bodem en de binnen de gebiedsaanduiding bestaan verruimde mogelijkheden voor kleinschalige vormen van kamperen.

1.4 Leeswijzer

Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. Daarbij wordt ingegaan op de gewenste ontwikkeling en op de ruimtelijke inpassing daarvan in de bestaande structuur. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het van belang zijnde beleidskader, waarna in hoofdstuk 4 een toetsing aan de milieuaspecten volgt. Wanneer deze van toepassing zijn, worden daarbij de uitgangspunten voor het bestemmingsplan genoemd. In hoofdstuk 5 volgt een toelichting op de juridische regeling van het bestemmingsplan en de daarin opgenomen regeling. Het laatste hoofdstuk gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, waarbij aandacht wordt besteed aan de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 BESCHRIJVING VAN HET VOORNEMEN

2.1 Huidige situatie

Landschappelijke context

De Meidoornlaan ligt in een relatief dicht bebouwd buitengebied ten oosten van Haulerwijk. Hier liggen de vrijwel gesloten bebouwingslinten aan de Norgerweg, de Slotemaker de Bruineweg, de Slinke en de Meidoornlaan. Het gebied is dynamisch te noemen. Al in de 19e eeuw zijn langs de voorgenoemde wegen veel woningen en kleine bedrijven aanwezig. Sindsdien zijn hier woningen gesloopt en ook weer bijgebouwd. Kenmerkend voor het lint aan de Meidoornlaan is dat het sinds de jaren '70 vooral is uitgedund, sterker nog: het aantal woningen is ongeveer gehalveerd. Op het onderhavige perceel van de aanvrager waren in het begin van de jaren '80 nog twee woningen aanwezig. Nu is het een onbebouwde agrarische kavel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.BPHAULMEIDOORNL-VG01_0002.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0085.BPHAULMEIDOORNL-VG01_0003.png"

Figuur 2.1 Situatie 1960 (links) versus nu (rechts)

Het gebied is nog steeds in ontwikkeling. Zuidelijk in het lint aan de Meidoornlaan (nummers 34-36) wordt een bestemmingsplan voorbereid voor het slopen van één dubbele woning en de bouw van twee vrijstaande woningen. Doordat één van de nieuwe woningen op een open agrarische kavel wordt gebouwd, ontstaat door die ontwikkeling weer enige verdichting van het bebouwingslint.

Actuele situatie

Het perceel van de familie Dijkstra is een kavel grasland. Deze ligt in een besloten landschap tussen twee woonpercelen. De omgeving van het gebied wordt gekenmerkt door een duidelijke noord-zuidstructuur vanuit de Haulerwijksevaart. Deze vaart, die even ten noorden van de planlocatie ligt, is een belangrijke drager geweest in de ontwikkeling van het gebied. De grote, langgerekte agrarische kavels volgen deze richting, terwijl de minder diepe kavels langs de Meidoornlaan hier haaks op staan. De kavels liggen in een landschappelijk kader van houtsingels, die bijdragen aan de beslotenheid van het landschap. Verspreid in dit landschappelijk kader liggen voornamelijk woonpercelen en enkele bedrijven. Direct ten westen van de kavel van Dijkstra ligt het perceel van een loonbedrijf.

Een luchtfoto van de actuele situatie in en rondom het perceel is weergegeven in de navolgende figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.BPHAULMEIDOORNL-VG01_0004.png"

Figuur 2.2. Luchtfoto actuele situatie

2.2 Voorgenomen initiatief

Het initiatief bestaat uit het versterken van het bestaande woonlint door het toevoegen van één vrijstaand woonhuis op de kavel. De woning wordt aansluitend op het noordelijk gelegen woonperceel en globaal tegenover de oostelijk gelegen woning voorgesteld. Hiermee wordt dit samenhangende cluster als het ware afgerond. Dit cluster kan versterkt worden door de nu gekapte houtsingel achter het loonbedrijf tussen het nieuwe woonperceel en het zuidelijk gelegen woonperceel door te trekken. De landschappelijke structuur kan verder worden versterkt door het opwaarderen van de noordelijk gelegen houtsingel, waarin nu verschillende 'gaten' zitten.

Qua bebouwing wordt uitgegaan van een vrijstaand woonhuis, die passend is in een landelijke omgeving. Als voorbeeld wordt verwezen naar het in 2008 gebouwde woonhuis aan de Meidoornlaan 22.

In het licht van de ontwikkeling van de nieuwe bouwkavel hebben de buren op nummer 12 laten weten een strook van 10 meter te willen aankopen, om deze bij de woonkavel te betrekken. Een deel van deze strook krijgt met dit bestemmingsplan een woonbestemming. Gemeente Ooststellingwerf wil hier medewerking aan verlenen, mits op deze strook geen bebouwing wordt gerealiseerd. Dit bestemmingsplan sluit dat uit.

Een voorstel voor de nieuwe inrichting van de kavel is weergegeven in de navolgende figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.BPHAULMEIDOORNL-VG01_0005.png"

Figuur 2.2 Nieuwe situatie plangebied

2.3 Ruimtelijke kwaliteit

Dit bestemmingsplan maakt een uitbreidingslocatie in het landelijk gebied mogelijk. Het is van belang dat een dergelijke ontwikkeling op een verantwoorde manier wordt ingepast in het landschap. De Structuurvisie Grutsk op 'e Romte van de provincie Fryslân vormt hierbij een handvat.

De locatie ligt volgens de structuurvisie in de Zuidelijke Wouden, in een hoogveenontginningsgebied. Hier vormen de langgerekte, lintvormige structuren van vaarten en wegen (met beplanting), met haaks hierop de planmatig aangelegde verkaveling en wijken de kernkwaliteiten.

Voor dit initiatief is de vrij robuuste groenstructuur van singels, houtwallen en boombeplanting langs wegen een belangrijke kwaliteit. Het behoud en herstel van de houtwallen, singels en boscomplexen en het versterken en ontwikkelen op basis van huidig gebruik van deze structuur is uitgangspunt.

Het voornemen biedt kansen om hieraan bij te dragen en de mogelijkheid om het lint te verbeteren. De woning wordt zodanig gesitueerd dat er doorzichten naar het achterliggende landschap behouden blijven. De bebouwing sluit aan op de structuur en het ritme van het lint ter plaatse. Met de realisatie van een nieuwe houtsingel en het herstel van een bestaande houtsingel wordt de bestaande structuur verder versterkt.

Hoofdstuk 3 BELEIDSKADER

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) zijn de Nationale Ruimtelijke belangen van het Rijk opgenomen. Met de structuurvisie laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Zij kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het bouwen van één woning is op basis van jurisprudentie geen verstedelijking in dit kader. Desondanks wordt de ontwikkeling (globaal) getoetst aan de ladder. Deze ladder bestaat uit de volgende drie treden:

  • 1. Is er een actuele regionale behoefte aan de beoogde ontwikkeling?

De aanleiding voor het ontwikkelen van de woning is een lokaal initiatief. De aanvrager gaat de woning zelf bewonen. Er is dus duidelijk sprake van een concrete, lokale behoefte aan de ontwikkeling.

  • 2. Kan de actuele regionale behoefte worden opgevangen binnen bestaand stedelijk gebied?

In de directe omgeving is binnen het bestaand stedelijk gebied geen ruimte voor de ontwikkeling van woningbouw.

  • 3. Kan een nieuwe locatie worden gevonden die passend multimodaal is ontsloten?

De locatie wordt ontsloten via de Meidoornlaan. Binnen een straal van 200 meter is een bushalte gelegen van de buslijn tussen Assen en Drachten/Heerenveen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit bestemmingsplan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân 2007

Het Streekplan Fryslân 2007 is op 13 december 2006 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Streekplan wordt het provinciaal omgevingsbeleid verwoord. De Provincie Fryslân zet in op de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit bij veranderingen in het gebruik en de inrichting van de ruimte. Ruimtelijke kwaliteit dient zowel voor economische, sociale als culturele belangen en is daarmee voor alle functies in Fryslân essentieel. Met ruimtelijke kwaliteit wordt bedoeld dat in ruimtelijke plannen, in ontwerpen en in de uitvoering expliciet de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde in stand worden gehouden en verder worden ontwikkeld.

De meeste kernen in de gemeente Ooststellingwerf, waaronder Haulerwijk, zijn aangewezen als kleine kernen. Voor dergelijke kernen is een terughoudend woningbouwbeleid van toepassing. Woningbouw op het platteland is primair gericht op de plaatselijke woningbehoefte, dat wil zeggen op de reële woningvraag die voortkomt uit het gebied zelf. De verdeling van de beschikbare woningbouwruimte op het platteland is primair een gemeentelijke verantwoordelijkheid. In dit geval gaat het om een concreet woningbouwplan voor een concrete behoefte.

Het beleid van het streekplan is vertaald in de juridische regeling van de Verordening Romte 2014.

Verordening Romte Fryslân 2014

Op 18 juni 2014 is de nieuwe Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. In de verordening zijn, net als in de eerdere verordening, regels gesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen.

Bundeling

In artikel 1 van de verordening worden regels gegeven gericht op het bundelen van stedelijke functies in stedelijk gebied. In lid 1.3.1 is een uitzonderingsregel opgenomen, waarmee onder voorwaarden een nieuwe stedelijke functie in of aansluitend op een bestaand bebouwingslint of een bestaande bebouwingscluster wordt toegestaan. Deze voorwaarden zijn:

  • de nieuwe stedelijke functie leidt tot een landschappelijk aanvaardbare afronding of verdichting van een bebouwingslint of bebouwingscluster en doet geen afbreuk aan de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten.
  • in geval van woningbouw gaat het per lint of cluster om één of enkele woningen, waarvan de oppervlakte per woning inclusief bijgebouwen niet meer bedraagt dan 300 m². En de woning moet in overeenstemming zijn met het gemeentelijk woonplan.

De ruimtelijke kwaliteitsparagraaf is verwoord in paragraaf 2.3. De oppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken mag maximaal 300 m2 zijn en in overeenstemming zijn met het woonplan van de gemeente.

Conclusie

Hiermee wordt voldaan aan de regels uit de Verordening Romte Fryslân 2014. In een eerder stadium is overleg gevoerd met de provincie over de onderhavige ontwikkeling en is ambtelijke overeenstemming bereikt.

Structuurvisie Grutsk op 'e Romte

In het Streekplan worden de kernkwaliteiten van het cultuurhistorisch erfgoed en het landschap beschreven. Onder kernkwaliteiten wordt verstaan: 'die ruimtelijke eigenschappen die zo typisch zijn voor het Friese landschap, dat zij tezamen de ruimtelijke identiteit van Fryslân vormen'. Het Streekplan bevat een beschrijving van welke kernkwaliteiten er zijn en kondigt een nadere uitwerking en waardering aan van deze kernkwaliteiten. De thematische structuurvisie Grutsk op 'e Romte, zoals vastgesteld op 26 maart 2014, vormt deze uitwerking en geeft de provinciale belangen en ontwikkelingsrichting ten aanzien van de kernkwaliteiten.

De landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten voor het gebied zijn beschreven in de structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte'. Onder kernkwaliteiten wordt verstaan: 'die ruimtelijke eigenschappen die zo typisch zijn voor het Friese landschap, dat zij tezamen de ruimtelijke identiteit van Fryslân vormen'. De locatie ligt volgens de structuurvisie in de Zuidelijke Wouden, in een ontginningsgebied. Hier vormen de langgerekte, lintvormige structuren van vaarten en wegen (met beplanting), met haaks hierop de planmatig aangelegde verkaveling en wijken de kernkwaliteiten.

Het plangebied sluit aan op een bebouwingslint dat is ingepast in het planmatig verkavelde gebied, gelegen in houtwallen. De extra woning kan hier goed worden ingepast, mits de verkavelingstructuur en de houtwallen worden behouden. Het plan doet geen afbreuk aan deze elementen. De structuren in de omgeving blijven goed herkenbaar. In paragraaf 2.3 wordt ingegaan hoe het plan wordt ingepast bij de genoemde kernkwaliteiten.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie 2010-2020-2030 (de grenzeloze toekomst)

De gemeenteraad van de gemeente Ooststellingwerf heeft op 15 september 2009 de 'Structuurvisie 2010-2020-2030 Ooststellingwerf' vastgesteld. In de structuurvisie legt de gemeente haar profiel voor de toekomst vast. De structuurvisie geeft op hoofdlijnen richting aan de gewenste ruimtelijke inrichting van de gemeente Ooststellingwerf.

Voor de dorpen noemt de structuurvisie dat deze vitaal en leefbaar moeten blijven. De in de structuurvisie genoemde woningbouwmogelijkheden worden voornamelijk ingezet voor herstructurering, strategische projecten en bijzondere doelgroepen. Het verbeteren van de kwaliteit van woningen en de woonomgeving staat hierbij voorop.


Wat betreft woningbouw wordt nagestreefd dat de dorpen niet definitief ‘op slot gaan’. Waar mogelijk worden dorpsranden met woningbouw afgerond en bebouwingslinten verder versterkt.

Procesboek Ontwikkeling (agrarische) erven Ooststellingwerf

De gemeente Ooststellingwerf hecht aan haar fraaie landschap en vindt het van groot belang dat nieuwe ontwikkelingen in het landelijk gebied goed passen in het landschap en in hun omgeving. Nieuwe ontwikkelingen mogen in het landelijk gebied, mits ze een bijdrage leveren aan het verbeteren van de kwaliteit van het landschap. Het procesboek Ontwikkeling (agrarische) erven Ooststellingwerf laat zien op welke wijze de gemeente wil ontwikkelen met kwaliteit.

In het procesboek worden voor de verschillende deelgebieden van de gemeente uitgangspunten of handvatten gegeven voor de landschappelijke inpassing van erven. Het plangebied ligt in het hoogveenontginningsgebied. De kenmerken van het landschap zijn in belangrijke mate richtinggevend voor de inpassing van het erf in zijn omgeving. Voor dit plan zijn de volgende karakteristieken van belang:

  • de structuur van het gebied wordt bepaald door een opstrekkende verkaveling haaks op de hoofdvaart (in dit geval de Haulerwiekservaart);
  • de bebouwing ligt geconcentreerd aan de doorgaande wegen langs hoofdvaarten en verspreid aan de meestal rechte wegen in het omringende gebied (waaronder de Meidoornlaan);
  • erven zijn meestal één of tweezijdig beplant en regelmatig van opzet;
  • open gebieden worden door beplante wegen begrenst;
  • erven liggen als verdichtingen aan de weg.

Bij de inrichting en inpassing van het nieuwe erf is zijn de voorgenoemde karakteristieken als uitgangspunt gehanteerd. Ook is rekening gehouden met de handreikingen uit het procesboek. Het erf wordt ingeplant in een houtsingel. Het procesboek geeft hiervoor een handreiking. Hierin wordt uitgegaan van een singel van 10 meter, met drie rijen van hoofdzakelijk boomvormers en twee buitenste rijen met struiken. In overleg met de gemeente is beoordeeld dat een dergelijk brede houtsingel in dit geval niet reëel is, gelet op de omvang van het perceel en de schaal van het gebied. Daarom worden twee rijen boomvormers geschrapt. De voorgestelde wijze van aanplant van de houtsingel is weergegeven in figuur 3.1.

In dit bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen waarin is bepaald dat de houtsingel moet worden aangelegd conform onderstaande afbeelding en beplanting conform de geschikte beplanting uit het procesboek. Op deze manier voldoet de erfinrichting en -inpassing aan de uitgangspunten van het procesboek Ontwikkeling (agrarische) erven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.BPHAULMEIDOORNL-VG01_0006.png"

Figuur 3.1 Wijze van aanplant voor de houtsingel

Gemeentelijke woonvisie

Voor de realisering van de nieuwe woningen is het gemeentelijk woningbouwbeleid van belang. Dit is neergelegd in de Woonplan gemeente Ooststellingwerf 2011-2020.

Met dit gemeentelijke woonplan wil de gemeente Ooststellingwerf haar visie geven op het wonen. Het woonplan richt zich ondermeer op het kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte, het bouwen van woningen op herstructurerings- en op inbreidingslocaties en duurzaam bouwen. De nadruk van dit woonplan ligt bij de kwalitatieve woningbehoefte.

In het woonplan van de gemeente Ooststellingwerf wordt ingezet op woningbouw in de dorpen, waarbij het zwaartepunt op de dorpen Appelscha, Haulerwijk en Oosterwolde ligt. Voor de overige dorpen is in de periode 2011 – 2020 een contigent van 145-220 woningen beschikbaar. Nadat de gemeente het uitvoeringsprogramma heeft vastgesteld vormt het restant de reservepot die overal ingezet kan worden. In deze reservepot is nog voldoende ruimte voor het toevoegen van één woning op de locatie.

Hoofdstuk 4 OMGEVINGSASPECTEN

4.1 Milieuzonering

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

In de directe omgeving van het plangebied liggen voornamelijk woonpercelen. Ten opzichte van deze woningen is de nieuwe woning goed inpasbaar. Op een afstand van circa 90 meter ten westen van de beoogde woning is een loon- en grondverzetbedrijf gelegen, georiënteerd op de Slotemaker de Bruineweg. Voor dergelijke bedrijven geldt een richtafstand van 50 meter tot woningen in een rustige woonomgeving. Het bouwvlak voor de nieuwe woningen ligt op ruim 60 meter vanaf de bestemmingsgrens van het bedrijf. Er wordt dus aan de richtafstand voldaan.

Rondom het bedrijf liggen overigens ook verschillende woningen van derden. De nieuwe woning vormt dus in principe geen beperking voor de gebruiksmogelijkheden van het bedrijf. In de toekomstige situatie is sprake van een verantwoorde milieuzonering.

4.2 Geluid

Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als er geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen.

Het plangebied ligt in de geluidszone van de Slotemaker de Bruineweg en de Meidoornlaan. Naar de geluidsbelasting van deze wegen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn samengevat in de memo die is opgenomen in Bijlage 1. Uit de gedane berekeningen blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden. Daarnaast is ook op grond van de SRM I-methode een contourberekening opgesteld voor de Slotemaker de Bruineweg. De afstand tussen de bron en de ontvanger is dermate groot dat de voorkeursgrenswaarde ook door deze bron niet overschreden zal worden. Het aspect wegverkeerslawaai staat de ontwikkeling zodoende niet in de weg.

4.3 Water

Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.

Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap. Op het plan is de normale watertoetsprocedure van toepassing. Reden hiervoor is de toename aan verharding van meer dan 200 m2. Het waterschap heeft hiervoor een wateradvies opgesteld. Dit is opgenomen in Bijlage 2.

In de Leidraad Watertoets staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.

Veilig

Voor het aspect 'veilig' gaat het over overstromingsrisico's. Het plangebied ligt niet in de buurt van van een waterkering en ook niet vrij voor de boezem. Het plangebied heeft dus geen invloed op waterveiligheidsaspecten.

Voldoende

De bermsloot langs de Meidoornlaan, aan de oostkant van het plangebied, is een schouwwatergang. Wanneer in de schouwwatergang een dam wordt aanlegt, dan moet in de dam een duiker worden aangelegd zodat de aan- en afvoer van water door de schouwwatergang gegarandeerd blijft.

Peilbeheer

Er dient rekening gehouden te worden met voldoende drooglegging. Dit is de afstand tussen het waterpeil en de aanleghoogte van bebouwing. Volgens het wateradvies wordt ruimschoots voldaan aan de droogleggingsnorm. Om grondwateroverlast te voorkomen is naast de drooglegginsnorm daarom ook de ontwateringsdiepte van belang. Het waterschap adviseert om hiermee rekening te houden.

Compensatie

Het waterschap hanteert als uitgangspunt dat de toename verhard oppervlak voor een deel wordt gecompenseerd in de vorm van nieuw oppervlaktewater of waterberging. Verhard oppervlak zorgt er namelijk voor dat het hemelwater versneld wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater. Deze versnelde afvoer heeft een extra belasting van het oppervlaktewater tot gevolg. Om deze extra belasting op te kunnen vangen is het nodig om extra oppervlaktewater aan te leggen.

Voor het buitengebied hanteert het Wetterskip het beleid dat bij een oppervlakteverharding groter dan 1.500 m2 compenserende maatregelen nodig zijn. In dit geval blijft de oppervlakteverharding ruimschoots onder deze oppervlakte. Compenserende maatregelen zijn zodoende niet aan de orde.

Schoon

Afvalwater en regenwatersysteem

Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. In dit geval wordt afvalwater op het bestaande rioleringssysteem afgevoerd. Schoon hemelwater vanaf de verhardingen wordt afgevoerd op de watergang aan de noordzijde van het plangebied.

Waterkwaliteit

De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn om verontreiniging van het water te voorkomen. In dit geval zal gebruik worden gemaakt van milieuvriendelijke (bouw)materialen.

Vervolg

Waterwet

Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet tijdig een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.

Procedure

Het wateradvies wordt gecommuniceerd met de aanvrager en als uitgangspunt gehanteerd bij de uitwerking van het plan.

4.4 Bodem

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

Er is geen sprake van een verdachte locatie voor bodemverontreiniging. De uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is op dit punt niet in het geding. Om aan te tonen dat de bodemkwaliteit toereikend is voor het voorgenomen gebruik en voor de bouw van een woning, wordt momenteel een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoeken wordt voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan in deze paragraaf verwerkt.

4.5 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Voor Ooststellingwerf wordt gebruik gemaakt van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). Uit deze kaart blijkt dat de kans op het aantreffen van archeologische resten in het plangebied laag is. Een archeologisch onderzoek (quickscan) is nodig bij ingrepen groter dan 5.000 m2. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 4.800 m2 en maakt zodoende geen ingrepen groter dan 5.000 m2 mogelijk. Archeologisch veldonderzoek is dus niet noodzakelijk. Als bij bodemwerkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen, dan geldt op grond van de Monumentenwet een meldingsplicht.

Op basis van het voorgaande is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4', zoals opgenomen in het geldende bestemmingsplan, in dit bestemmingsplan niet overgenomen.

4.6 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarde aanwezig. Wel kunnen de structuren en kenmerken van de omgeving, waaronder de opstrekkende verkaveling en het raamwerk van houtwallen en boscomplexen als cultuurhistorisch waardevol worden aangemerkt. Zoals beschreven in paragraaf 2.3 kan het plan binnen deze cultuurhistorische waarden worden ingepast.

4.7 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), nu Natuurnetwerk Nederland (NNN). De bescherming van gebieden en de bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Wet Natuurbescherming.

Gebiedsbescherming

Direct nabij het plangebied zijn geen beschermde natuurgebieden aanwezig. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Fochtloërveen ligt op een aantal kilometer afstand. De ontwikkeling heeft, mede gelet op de aard en omvang van de ontwikkeling, geen negatieve effecten op natuurwaarden die op grotere afstand liggen.

Soortenbescherming

Het plangebied betreft een met opgaand groen omzoomde kavel grasland. Deze kavel wordt regelmatig gemaaid. Het is daarom niet de verwachting dat er beschermde natuurwaarden aanwezig zijn. Voor algemeen beschermde soorten is voldoende gelijkwaardig habitat aanwezig in de omgeving. Vaste verblijfplaatsen van beschermde soorten zijn in geen geval aanwezig. De watergangen rondom het plangebied worden zoveel mogelijk in stand gehouden.

Bij de uitvoering van de werkzaamheden wordt de zorgplicht in acht genomen. Dit betekent dat schade aan wilde planten zoveel mogelijk voorkomen moet worden en dat dieren in de gelegenheid worden gesteld zich te verplaatsen naar een nieuw habitat.

4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Het toetsingskader wordt gevormd door verschillende besluiten en documenten (Bevi, Bevb, Basisnet). Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart die per provincie wordt bijgehouden.

Uit de risicokaart blijkt dat het plangebied zich niet in het invloedsgebied van risicobronnen bevindt. Deze heeft geen invloed op het plan. Als gevolg van dit plan ontstaan geen externe risico's.

4.9 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Voor kleinschalige bouwplannen is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. In het Besluit Niet in betekende mate is bepaald dat voor deze bouwplannen geen toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit aan de orde is. Kleine woningbouwlocaties, en daarmee dit initiatief, vallen onder deze regeling. Bovendien ligt het plangebied in een landelijk omgeving, waar sprake is van een relatief hoge luchtkwaliteit. Vanuit de luchtkwaliteit bestaan dus geen belemmeringen voor het plan.

4.10 Kabels, leidingen en zoneringen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied.

Hoofdstuk 5 JURIDISCHE REGELING

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting op de bestemming

Deze bestemmingen zijn afgestemd op de gehanteerde systematiek in de bestemmingsplannen van de gemeente Ooststellingwerf. Binnen het plangebied komen de volgende bestemmingen voor:

Agrarisch

Het achterste deel van het perceel behoud de bestemming 'Agrarisch'. De voorgestelde houtsingel, die als voorwaarde geldt in de bestemming 'Wonen' is als zodanig aangeduid. De agrarisch gronden zijn verder bestemd als agrarische cultuurgrond en het behoud van de aanwezig waarden.

Wonen

De nieuwe woning is geregeld in de bestemming 'Wonen'. Binnen de bestemming wordt voorzien in het wonen, eventueel met een beroep of bedrijf aan huis, mantelzorg en/of een bed en breakfast.

Alle gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Voor de woning geldt een maximale oppervlakte van 175 m2 en voor de bijbehorende bouwwerken een maximale oppervlakte van 200 m2. Voor het totaal aan gebouwen geldt op grond van de provinciale verordening een maximale oppervlakte van 300 m2. De woning moet in de rooilijn met de naastgelegen woningen worden gebouwd. Deze is aangeduid als 'gevellijn'.

Het zuidelijk deel van het plangebied regelt de toevoeging van de tuin van de buren. Hier mogen geen gebouwen worden gebouwd (anders dan vergunningvrij). Aangezien alle gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak gerealiseerd moeten worden, is dit gewaarborgd.

Ter waarborging van de aanplant van de houtsingel langs de zuidzijde van de nieuwe bouwkavel is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Deze regelt dat de gronden en bouwwerken alleen voor wonen mogen worden gebruikt, wanneer de het landschappelijk inpassingsplan, opgenomen in Bijlage 1 van de regels, is gerealiseerd en in stand wordt gehouden. De houtsingel is als zodanig aangeduid op de verbeelding.

Hoofdstuk 6 UITVOERBAARHEID

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Overleg

Het voorontwerp van dit bestemmingsplan wordt toegestuurd naar vaste overlegpartners, in dit geval Provincie Fryslân en Wetterskip Fryslân. De provincie heeft schriftelijk gereageerd. De ingekomen overlegreactie is opgenomen in Bijlage 3. Wetterskip Fryslân heeft per mail laten weten geen opmerkingen te hebben.

Verder heeft de initiatiefnemer de direct omwonenden op de hoogte gesteld van de plannen. Hieruit zijn geen bezwaren naar voren gekomen. Zij worden in de gelegenheid gesteld te reageren op het ontwerpbestemmingsplan.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 11 mei tot en met 21 juni 2017 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om zijn of haar zienswijze op het plan geven. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Vaststelling

Het bestemmingsplan is op 27 september 2017 ongewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad. Tegen de vaststelling is beroep mogelijk bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Dit bestemmingsplan maakt een particulier initiatief mogelijk. De kosten voor de uitvoering van het plan zijn voor rekening van de aanvrager. De gemeente heeft hier geen financiële bemoeienis mee. Tussen de gemeente en de initiatiefnemer wordt een planschadeovereenkomst gesloten. De kosten van de bestemmingsplanprocedure worden verhaald op de aanvrager, deels via leges. De economische uitvoerbaarheid is niet in het geding.

6.3 Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestemmingsplan. Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden.

In dit bestemmingsplan wordt een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. In dergelijke gevallen is de grondexploitatieregeling van toepassing, tenzij het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd zijn. Hiervoor is tussen de gemeente en de initiatiefnemer een overeenkomst gesloten. Hiermee is het voor het plan relevante kostenverhaal, in dit geval eventuele planschade, anderszins verzekerd. De gemeenteraad besluit bij de vaststelling va het bestemmingsplan geen grondexploitatieplan vast te stellen.