Inhoudsopgave
3.3 landschappelijke inpassing
Hoofdstuk 4 Toets aan wet- en regelgeving
4.7 Archeologie en cultuurhistorie
Hoofdstuk 5 Economische uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 1 Inleiding
Aanleiding
De gemeente Ooststellingwerf is voornemens de bedrijfsbebouwing ten behoeve van recreatie op perceel Canada 4 te Elsloo te slopen en daarvoor in de plaats een extra woning te bouwen. De huidige bedrijfswoning blijft bestaan en wordt een burgerwoning. De voorgenomen ontwikkeling past niet in het vigerende bestemmingsplan voor deze locatie.
Plangebied
Op de navolgende overzichtskaart is de globale ligging en begrenzing van het plangebied aangegeven (zie ook de bijgevoegde verbeelding). Het gaat om een cluster van een recreatiewoning en bedrijfsbebouwing met de nodige buitenopslag. Het perceel grenst aan de oostzijde aan de doorgaande weg Canada met daarachter het natuurgebied Drents-Friese Wold. Ten noorden en westen grenst het plangebied aan enkele agrarische percelen. Ten zuiden van het perceel is een woonperceel gelegen.
Overzichtskaart (bron: pdokviewer.nl)
Huidige planologische regime
Op dit moment maakt het plangebied deel uit van het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2016’ (vastgesteld dd. 22 maart 2016). Daarin heeft het de bestemming ‘Recreatie - Verblijfsrecreatie’. Tevens gelden de dubbelbestemmingen ‘Waarde – Archeologie 5’ en ‘Waarde – Cultuurhistorie 1’. Op grond van de vigerende bestemming is het niet mogelijk een woning te bouwen of de recreatiewoning als burgerwoning te gebruiken. Dit betekent dat het bestemmingsplan op deze punten gewijzigd dient te worden.
Leeswijzer
Het volgende hoofdstuk gaat in op het rijksbeleid, provinciaal en gemeentelijk beleid. Hoofdstuk 3 geeft op hoofdlijnen weer hoe het plangebied wordt ingericht en hoe dat juridisch geregeld is. In hoofdstuk 4 wordt verslag gedaan van de toets aan wet- en regelgeving (onder andere op het gebied van geluid, water, ecologie en archeologie). De laatste twee hoofdstukken hebben betrekking op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Rijk
Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, maart 2012) haar ambities tot 2040 weergegeven. De ondertitel van het SVIR luidt ‘Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig’. Om dat te bewerkstelligen, zijn voor de middellange termijn (2028) de volgende drie doelen aangegeven:
-
het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
-
het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
-
het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Deze drie doelen zijn uitgewerkt in dertien nationale belangen. Eén daarvan is “een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten”. Om dit nationaal belang concreet invulling te geven heeft het ministerie de Ladder voor duurzame verstedelijking in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) laten opnemen. Daardoor zal bij ruimtelijke besluiten gemotiveerd moeten worden hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt ten aanzien van het ruimtegebruik. Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt.
De Ladder is onder andere van toepassing op bouwplannen die worden aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Bij het bepalen óf en hoe de Ladder moet worden toegepast zijn de volgende aspecten van belang:
-
Is er sprake van een stedelijke ontwikkeling?
-
Is de stedelijke ontwikkeling nieuw?
-
Wat is het ruimtelijk verzorgingsgebied?
-
Is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling?
-
Ligt de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied?
Uit jurisprudentie blijkt dat voor ‘kleinschalige woningbouw’, dat wil zeggen nieuwbouwplannen tot circa 8 woningen, de Ladder niet doorlopen hoeft te worden (ABRvS, 24 december 2014, 201405237/1/R2). Onderhavig bestemmingsplan is te beschouwen als een plan voor kleinschalige woningbouw.
Hoewel de Ladder dus niet doorlopen hoeft te worden kan op dit punt worden opgemerkt dat dit bestemmingsplan niet leidt tot nieuw ruimtebeslag in het buitengebied. Het gaat om bestaande bouw en vervangende nieuwbouw (zie paragraaf 3.2).
2.2 Provincie
In het Streekplan Fryslân 2007 (vastgesteld op 13 december 2007) zijn de provinciale kaders opgenomen waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. Het centrale uitgangspunt is "een ondeelbaar Fryslân met ruimtelijke kwaliteit". 'Ondeelbaar' slaat op het feit dat stad en platteland elkaar nodig hebben en ondersteunen. 'Ruimtelijke kwaliteit' wordt bovenregionaal benaderd en heeft betrekking op de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte. Hier ligt de focus vooral op landschappelijke kwaliteit.
Het Streekplan is verder uitgewerkt in de Verordening Romte Fryslân (1 augustus 2014). Uit deze verordening blijkt dat het plangebied in het buitengebied ligt. De provincie is terughoudend met het toevoegen van woningen in het buitengebied. Toch is de woningbouw binnen het plangebied inpasbaar op grond van de verordening.
De eerste woning is de huidige bedrijfswoning die wordt omgezet naar een burgerwoning. De tweede woning wordt gebouwd op basis van de Ruimte-voor-Ruimte-regeling (artikel 1.6.1). Er wordt circa 1.050 m2 aan beeldverstorende en asbesthoudende bedrijfsbebouwing gesloopt en daar mag de initiatiefnemer ter compensatie één woning voor terugbouwen.
De Verordening schrijft de volgende voorwaarden voor:
-
in de plantoelichting is onderbouwd dat de ruimtelijke kwaliteit op en rond het perceel aanzienlijk zal verbeteren en dat geen beperkingen ontstaan voor de ontwikkeling van agrarische bedrijven in de omgeving;
-
de oppervlakte per woning inclusief bijgebouwen bedraagt niet meer dan 300 m2, of de maat die het bestemmingsplan Buitengebied 2016 als algemene regel hanteert voor bestaande burgerwoningen.
Voorliggende toelichting voorziet in de onderbouwing van de ruimtelijke kwaliteit. De nieuw te bouwen woning past in de maat die het bestemmingsplan Buitengebied 2016 van de gemeente Ooststellingwerf hanteert. Onderhavig initiatief past derhalve binnen het provinciaal beleid.
2.3 Gemeente
Bestemmingsplan
Op dit moment maakt het plangebied deel uit van het bestemmingsplan Buitengebied 2016 (vastgesteld op 22 maart 2016). Hieronder is een afbeelding van de verbeelding van het vigirende bestemmingsplan opgenomen.
Uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
De bestemming van het perceel is ‘Recreatie - Verblijfsrecreatie’, waarbij de grond is bestemd voor een verblijfsrecreatieterrein, kampeerterreinen, groepsaccommodatie, beheer en dienstverlening of het wonen ten behoeve van het bedrijf. Tevens gelden de dubbelbestemmingen ‘Waarde – Archeologie 5’ en ‘Waarde – Cultuurhistorie 1’. In paragraaf 4.7 van deze toelichting wordt het initiatief getoetst op beide waarden.
Op grond van de huidige bestemming is het niet mogelijk woningbouw te realiseren, dan wel de bedrijfswoning als burgerwoning te gebruiken. Dit betekent dat, zoals aangegeven in de inleiding, het vigerend bestemmingsplan gewijzigd moet worden.
Structuurvisie
De raad van de gemeente Ooststellingwerf heeft op 15 september 2009 de Structuurvisie 2010-2020-2030 vastgesteld. De structuurvisie geeft op hoofdlijnen richting aan de gewenste ruimtelijke inrichting van de gemeente. Het plangebied valt onder het deelgebied ‘De lanschappen van Ooststellingwerf’.
Om de leefbaarheid op het platteland te versterken, zal de gemeente Ooststellingwerf meewerken om, binnen de kaders van het bestemmingsplan Buitengebied 2016 en passend bij andere beleidsdoelstellingen, functieveranderingen op de vrijkomende erven en gebouwen toe te staan.
Woonplan
Op 19 april 2011 heeft de gemeenteraad het Woonplan 2011-2020 vastgesteld. De hoofddoelstelling van dit Woonplan luidt: “Stabilisatie inwoneraantal tot 2020 en ruimte voor benodigde uitbreiding woningvoorraad.” De uitbreiding en verbetering van de huidige woningvoorraad is gericht op woningen binnen de bebouwde kom of ter uitbreiding van bestaande kernen.
Wat betreft woningen in het buitengebied geeft de gemeente aan in het bestemmingsplan Buitengebied 2016: in het bestemmingsplan zullen buiten de regelingen in het kader van ruimte voor ruimte en vrijkomende agrarische bebouwing geen mogelijkheden worden opgenomen voor het toestaan van nieuwe burgerwoningen. Voor de ruimte-voor-ruimte-regeling wordt aangesloten bij het provinciaal beleid. Voor deze toetsing wordt verwezen naar paragraaf 2.2 van deze toelichting. In de regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2016 is de Ruimte-voor-Ruimte-regeling opgenomen die het mogelijk maakt om in plaats van beeldverstorende voormalige agrarische bedrijfsbebouwing of kassen een nieuwe woning te bouwen.
Nieuwe woningen in het buitengebied in het kader van ruimte voor ruimte en vrijkomende (agrarische) bebouwing worden verdisconteerd in het woningbouwprogramma van de gemeente. Hierin is opgenomen dat de maximale woningbouwruimte 526 woningen bedraagt. Daarvan mag maximaal 60 procent, 316 woningen, worden gebouwd op uitbreidingslocaties. Het voornemen past binnen dit aantal en voldoet hiermee aan het woningbouwbeleid van de gemeente.
Welstandsnota
De woningbouw binnen het plangebied zal moeten voldoen aan de gebiedsgerichte criteria voor het buitengebied uit de Welstandsnota (herziene versie, 23 juni 2009). Het woningontwerp zal moeten voldoen aan deze criteria.
Nota archeologie
De gemeente Ooststellingwerf heeft in 2014 de Nota archeologie vastgesteld. In deze nota is het beleid ten aanzien van het beschermen van het archologische erfgoed in de gemeente vastgelegd. Bij de nota is een beleidsadvieskaart opgesteld waarop de gemeente aangeeft waar de archeologische waarden aanwezig zijn of in een bepaalde mate te verwachten zijn en wanneer archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden. In nieuwe bestemmingsplannen wordt dit beleid overgenomen, waardoor omgevingsvergunningen gekoppeld zijn aan vereisten voor archeologisch onderzoek. In paragraaf 4.7 van deze toelichting wordt hier nader op ingegaan.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Huidige situatie
In het plangebied zijn op dit moment een bedrijfswoning en twee schuren aanwezig. Verder zijn nog een aantal kleine bijgebouwen aanwezig. Het gezamenlijk oppervlak aan de twee schuren is circa 1.050 m2.
Aan de noord-, zuid- en westzijde is het perceel omzoomd met opgaande beplanting. Aan de westzijde is geen beplanting aanwezig, vanaf hier is er vanaf het perceel zicht op de doorgaande weg.
In de omgeving van het plangebied liggen een aantal verspreid liggende woningen en een aantal campings en recreatieterreinen. De dichtstbij gelegen kern is Zorgvlied (provincie Drenthe), gelegen op een afstand van circa 2 km van het plangebied. Direct rondom het plangebied liggen agrarische percelen, zowel weilanden als akkers, en gronden die als natuurgebied in gebruik zijn.
Op onderstaande luchtfoto is de indeling van het perceel weergegeven.
Luchtfoto plangebied (bron: pdokviewer.nl)
3.2 Toekomstige situatie
In de toekomstige situatie blijft de bestaande bedrijfswoning aanwezig, dit wordt een reguliere woning. Op het achtererf, waar nu de bedrijfsgebouwen staan, kan een extra woning worden gerealiseerd. De bedrijfsgebouwen worden gesloopt. Het perceel wordt opgesplitst en het achterste deel wordt ontsloten op de Canada door middel van het bestaande pad tussen Canada 4 en 5.
3.3 landschappelijke inpassing
Voor het voornemen is onderzocht hoe de woningen landschappelijk kunnen worden ingepast. Hiervoor is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld, welke ook als bijlage 1 is toegevoegd aan deze toelichting. Hieronder volgt een korte weergave van hoe het plan landschappelijk wordt ingepast.
In het landschappelijk inpassingsplan is gekozen om aan te sluiten bij de aanwezige natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten. De bodemhoogte van het perceel is gelijk, de greppels en houtwallen blijven behouden en worden indien nodig versterkt. De woningen zijn gesitueerd met een bepaalde hoek ten opzichte van de weg, de kaprichting is hierdoor hetzelfde. Het huidige onderhoudspad ten zuiden van het perceel wordt benut als erftoegangsweg voor de achterste woning. Als verwijzing naar het agrarische verleden is een sobere uitstraling passend, in het gebruik van kleuren, materialen en vorm van gebouwen. Hieronder is de inrichtingsschets weergegeven.
Inrichtingsschets twee woonkavels Canada 4
3.4 Juridische vormgeving
Algemeen
In dit onderdeel van de toelichting wordt nader ingegaan op de vormgeving van de verbeelding en de regels. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat de regeling voor de opzet en de inhoud van een bestemmingsplan. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is deze regeling verder uitgewerkt.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
-
een verbeelding van het bestemmingsplangebied waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;
-
de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd.
-
een toelichting, waarin de belangrijkste afwegingen worden verwoord die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen.
De regels en verbeelding volgen de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012). SVBP zorgt voor een uniforme regeling en verbeelding die goed met andere bestemmingsplannen kan worden vergeleken. Tevens sluit het bestemmingsplan aan bij de eisen en terminologie van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die op 1 oktober 2010 in werking is getreden.
Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgelegd.
Planvorm
Voor het plangebied is er voor gekozen aan te sluiten bij de regels die gelden voor woningen op grond van het vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied 2016 een specifieke regeling opgenomen waarin de ruimtelijk relevante randvoorwaarden een vertaling hebben gekregen.
Bestemmingen
WONEN
Ten behoeve van de ontwikkeling is de bestemming Wonen opgenomen, waarbij aansluiting is gezocht bij het bestemmingsplan Buitengebied 2016, Ooststellingwerf. Binnen de bestemming Wonen zijn in totaal maximaal 2 woningen toegestaan, er is sprake van 1 bestaande (bedrijfs)woning en een nieuwbouwwoning. De woningen dienen vrijstaand te worden gebouwd. De hoofdgebouwen dienen binnen het bestemmingsvlak, dan wel binnen het opgenomen bouwvlak te worden gebouwd. In de regels van het bestemmingsplan is nader ingegaan op de goot- en bouwhoogte van de gebouwen. Daarnaast zijn verkeer- en verblijfsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van het waterbeheer, groenvoorzieningen, water en watergangen, tuinen, erven en terreinen in de bestemming begrepen. Binnen de bestemming Wonen zijn tevens aan huis verbonden beroepen en bedrijven, een Bed & Brochje en een theetuin bij recht toegestaan. Aan deze bij wonen in het buitengebied behorende functies zijn wel enkele voorwaarden in de regels verbonden.
Voor de woningen is een gevellijn opgenomen op de verbeelding van dit bestemmingsplan. Door de gevellijn is bepaald wat de bouwrichting van de woningen is, aansluitend op het landschappelijke inpassingsplan.
WAARDE - ARCHEOLOGIE 5
Het gemeentelijke archeologiebeleid is vertaald in het bestemmingsplan. De dubbelbestemming Waarde - Archeologie 5 is opgenomen ter bescherming van de mogelijke archeologische waarden in het plangebied. Dit betekent dat de betreffende gronden mede bestemd zijn voor het behoud van archeologische waarden. In de regels van het bestemmingsplan is aangegeven dat bij ingrepen van meer dan 2.500 m² een inventariserend veldonderzoek moet worden uitgevoerd.
WAARDE - CULTUURHISTORIE 1
De dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie 1 is, net als in het vigerende bestemmingsplan, opgenomen voor het perceel om de landschappelijke en cultuurhistorische waarden te behouden, herstellen en versterken. In de regels van het bestemmingsplan is aangegeven dat het egaliseren of afvlakken van het natuurlijk reliëf, het af- of vergraven van houtwallen en dykswâlen, het verharden van zandpaden, het vervangen van klinkerwegen door asfaltwegen en het dempen en verleggen van sloten valt onder strijdig gebruik van deze gronden. Onder voorwaarden kan hiervan worden afgeweken door middel van een omgevingsvergunning.
Het behoud van de bestaande houtwallen aan de west- en noordkant van het perceel, zoals opgenomen in het landschappelijk inpassingsplan, is geregeld door het opnemen van deze waarde in het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Toets aan wet- en regelgeving
4.1 Geluidhinder
In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen geluidzones, met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. De breedte van deze zone wordt bepaald door het aantal rijstroken en de ligging in stedelijk of buitenstedelijk gebied. Als een ruimtelijk plan voorziet in geluidgevoelige bebouwing binnen de zone, is akoestisch onderzoek noodzakelijk.
Het plan voorziet in het mogelijk maken van geluidsgevoelige bebouwing binnen de zone van de weg Canada. Er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd door BügelHajema Adviseurs, d.d. 20 september 2017. Uit het onderzoek blijkt dat de te realiseren woning voldoet aan de wettelijke eisen wat betreft het wegverkeerslawaai. De Wet geluidhinder verzet zich derhalve niet tegen de komst van de woning.
Het akoestisch onderzoek is als bijlage 2 bij deze toelichting gevoegd.
4.2 Milieuzonering
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (zoals woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Een richtafstand is de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.
Voor het bepalen van de richtafstanden wordt onderscheid gemaakt tussen rustige woonwijk of buitengebied en gemengde gebieden. Bij laatstgenoemd gebiedstype kunnen de richtafstanden met één afstandsstap verkleind worden. Het plangebied maakt deel uit van gebiedstype ‘rustig buitengebied’.
Binnen een straal van 750 meter rond het plangebied zijn een camping en een fastfoodrestaurant gelegen (Canada 3). De camping en het restaurant liggen op een afstand van circa 175 meter van het plangebied.
Als richtafstand voor een kampeerterrein wordt in de VNG-brochure 30 meter aangehouden voor de aspecten geur en gevaar en 50 meter voor het aspect geluid. Voor een restaurant of cafetaria wordt een richtafstand van 10 meter aangehouden voor alle aspecten. Het plangebied ligt op een grotere afstand dan deze richtafstanden. De woonbestemming is niet belemmerend voor de bedrijfsvoering van de camping en het restaurant en in de woningen wordt geen hinder ondervonden als gevolg van de bedrijfsactiviteiten.
Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.
4.3 luchtkwaliteit
Nederland heeft de regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) en locaties waartoe leden van het publiek gewoonlijk geen toegang hebben’.
Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.
Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
Plan
Het plan heeft betrekking op het bestemmen van een recreatiewoning als reguliere woning en het bouwen van een woning ter vervanging van de aanwezig bedrijfsbebouwing.
Op basis van de CROW-publicatie nr. 317 ‘Verkeersgeneratie woon- en werkgebieden’ (oktober 2012) is de verkeersgeneratie van een vrijstaande koopwoning in een niet stedelijke omgeving 7,8 tot 8,6 verkeersbewegingen per etmaal. De totale verkeersgeneratie van twee woningen bedraagt derhalve maximaal 18 ritten.
Toetsing
Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft VROM in samenwerking met InfoMil de nibm-tool juli 2016 ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald. Er wordt uitgegaan van een worst-case berekening waarbij de huidige verkeersbewegingen ten behoeve van de recreatiewoning buiten beschouwing worden gelaten.
Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project moet derhalve worden beschouwd als een nibm-project.
Binnen het ‘Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit’ worden PM2,5-metingen uitgevoerd. Dit leidt tot ‘grootschalige concentratiekaarten’ waarin zowel de huidige als toekomstige achtergrondconcentraties voor PM2,5 zijn opgenomen. Uit deze kaarten blijkt dat binnen Nederland geen overschrijdingen van de jaargemiddelde concentratie van PM2,5 bekend zijn. Aangenomen wordt dat wanneer voldaan wordt aan de maatgevende grenswaarde voor PM10, ook kan worden voldaan aan de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie PM2,5.
4.4 Externe veiligheid
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) verplicht gemeenten en provincies die milieuvergunningen verlenen of ruimtelijke plannen maken, rekening te houden met externe veiligheid. Doel van het Bevi is burgers een minimum beschermingsniveau te garanderen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen.
Inrichtingen
In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen inrichtingen gelegen die onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen. Ook overige gevaarlijke inrichtingen liggen op meer dan een kilometer afstand (bron: Risicokaart).
Uitsnede risicokaart (bron: risicokaart.nl)
Vervoer
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen (spoor)wegen gelegen waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De dichtstbijzijnde weg die onder het Basisnet valt is de N381. Deze ligt circa 5 km ten noorden van het plangebied. Het plangebied ligt ruim buiten de effectafstand van deze weg.
Aardgasleidingen
Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van aardgastransportleidingen (bron: Risicokaart). De dichtstbijzijnde leiding ligt op een afstand van 7 km.
4.5 Bodem en water
Bodem
In het kader van het bestemmingsplan moet aangetoond worden of er milieuhygiënische bezwaren zijn tegen de nieuwe functie op deze locatie ten aanzien van de bodemkwaliteit.
Hiervoor is door Lievense CSO een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (d.d. 13 oktober 2017, documentnummer 17F376.RAP002.NK). Het rapport van het onderzoek is als bijlage 3 bij deze toelichting gevoegd.
Het verkennend bodemonderzoek bestaat uit een vooronderzoek op basis van beschikbare informatie over het voormalig gebruik van de locatie en uitgevoerde bodemonderzoeken. Uit het vooronderzoek is naar voren gekomen dat de percelen 513 en 514 als onverdacht beschouwd kunnen worden met betrekking tot het voorkomen van bodemverontreiniging. Het perceel 515 is wel mogelijk verontreinigd. Verschillende delen van dat perceel hebben daarom een andere onderzoeksstrategie.
Vervolgens is een veldonderzoek en laboratoriumonderzoek uitgevoerd. Tijdens deze onderzoeken zijn in de bovengrond plaatselijk bijmengingen met puin en baksteen aangetroffen. Verder zijn in de boven- en ondergrond plaatselijk licht verhoogde gehalten aan kwik, koper, PAK en minerale olie aangetroffen. In het grondwater zijn ook licht verhoogde gehalten barium en zink aangetroffen (vermoedelijk van nature verhoogd). De lichtverhoogde gehalten geven geen indicatie voor de aanwezigheid van een bodemverontreiniging.
Op basis van het onderzoek zijn geen belemmeringen voor het voornemen. Er zijn geen milieuhygiënische bezwaren voor een woonfunctie in dit gebied. Wel wordt genoemd dat indien grond vrijkomt door afgraving of bodemsanering, deze niet zonder meer elders kan worden toegepast / hergebruikt.
Water
Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. In deze waterparagraaf dient te worden ingegaan op de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding.
Uitgangspunt voor de twee woningen aan de Canada 4 is dat het hemelwater wordt afgekoppeld van het vuilwater en wordt afgevoerd op de sloten rondom het plangebied. Aangezien het verhard oppervlak substantieel afneemt van circa 1.050 m2 (exclusief erfverharding) tot circa 300 m2 (exclusief tuinverharding en opritten), zal er minder hemelwater worden afgevoerd en is compensatie niet nodig.
Voor de bouw zal zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van niet-uitlogende bouwmaterialen, zodat het oppervlaktewater niet verontreinigd raakt. Het vuilwater wordt gescheiden van het hemelwater geloosd op het aanwezige riool.
Op 24 juli 2017 is de digitale watertoetsprocedure doorlopen (zie het watertoetsdocument in bijlage 4). Hieruit blijkt dat er geen waterschapsbelangen met dit plan gemoeid zijn en dat de korte procedure van toepassing is. De standaard waterparagraaf van Wetterskip Fryslân is opgenomen als bijlage 4.
4.6 Ecologie
In het kader van de bestemmingsplanprocedure is het conform artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening noodzakelijk een onderzoek uit te voeren naar effecten op de natuurwaarden (soortenbescherming en gebiedsbescherming). Hiertoe is door LievenseCSO d.d. 10 augustus 2017 een 'Quickscan Natuurwetgeving' uitgevoerd (documentcode: 17F376.RAP001.Qsn). Het rapport van de quickscan is als bijlage 5 bij deze toelichting gevoegd.
De quickscan is geen soortgerichte inventarisatie, maar de eerste fase in het kader van de procedure van de Wet natuurbescherming (hierna Wnb). De Wnb voorziet sinds 1 januari 2017 in het wettelijk kader voor de bescherming van Natura 2000-gebieden, planten- en diersoorten en houtopstanden.
Uit de quickscan is geconcludeerd dat de sloop van de bebouwing, het verwijderen van asbest en het wijzigen van de bestemming effect kunnen hebben op de (mogelijk) aanwezige beschermde natuurwaarden.
Hierna is de conclusie van dit onderzoek opgenomen.
Toetsing beschermde soorten
Op basis van het literatuuronderzoek en het veldbezoek wordt geconcludeerd dat er kerkuilen en mogelijk grondgebonden zoogdieren, vleermuizen, amfibieën, reptielen, gierzwaluwen, huismussen, ransuilen en diverse algemene broedvogelsoorten in het plangebied voorkomen. Andere beschermde soorten worden uitgesloten.
Voor de meeste soorten geldt dat er geen negatief effect wordt verwacht en dat nader onderzoek niet noodzakelijk is. Dit geldt niet voor de aanwezige boom- of steenmarter. Om uit te sluiten of de boom- of steenmarter gebruik maakt van het plangebied en zijn verblijfplaats wordt vernietigd door de geplande werkzaamheden is een nader onderzoek naar de boom- of steenmarter wel noodzakelijk. Verderop in deze paragraaf wordt het nader onderzoek naar deze soorten toegelicht.
Verder geldt dat voor de kerkuil geen ontheffing van de Wnb noodzakelijk is als wordt voldaan aan twee voorwaarden. Ten eerste mogen er geen sloopwerkzaamheden in de schuur met de kerkuilkast plaatsvinden. Ten tweede mogen de afzettingen met plastic ter behoeve van asbestverwijdering niet de vliegmogelijkheden van de kerkuil op zolder zo beperken dat de route tussen de kast en de uitvliegopening geblokkeerd wordt.
Ook wordt geadviseerd met de verlichting (tijdens de werkzaamheden) rekening te houden met soorten die gevoelig zijn voor licht (bijvoorbeeld vleermuizen). Tijdens de werkzaamheden dienen maatregelen getroffen te worden om te voorkomen dat amfibieën en reptielen slachtoffer worden van werkverkeer.
Toetsing beschermde gebieden
Het plangebied heeft geen status als beschermd Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (‘Drents-Friese Wold & Leggelderveld’) is aanwezig direct aansluitend op het plangebied aan de oost-, zuid- en westzijde. De geplande sloopwerkzaamheden zijn van beperkte en tijdelijke aard en niet extremer dan mogelijk conform de huidige bestemming “Recreatie - verblijfsrecreatie”. Ook voor de nieuwe bestemming “Wonen” met een beperking van één extra woning met een maximale oppervlakte van 175 m2 geldt dat deze geen extra negatieve effecten veroorzaakt anders dan de huidige bestemming. Het voornemen doet geen afbreuk aan de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied. Een onderzoek in het kader van de Wnb (Natura 2000-Voortoets) is niet nodig.
Het plangebied maakt ook geen onderdeel van het NNN (Natuur Netwerk Nederland). Het voornemen heeft door de locatie buiten het NNN en de aard en omvang geen negatieve invloed op de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN. Vanuit het provinciale natuurbeleid is er daarom geen bezwaar tegen de voorgenomen ingreep. Een nadere beoordeling (‘nee, tenzij’- beoordeling) is niet nodig.
Nader onderzoek boom- en steenmarter
Uit de quickscan is gebleken dat voor de boom- en steenmarter nader onderzoek uitgevoerd moest worden. Hiertoe is door LievenseCSO d.d. 6 september 2017 een 'Nader onderzoek Ecologie' uitgevoerd (documentcode: 17F376.RAP002.NO). Het rapport is als bijlage 6 bij deze toelichting gevoegd.
Het doel van dit onderzoek is vast te stellen of de betreffende ontheffingsplichtige soort daadwerkelijk voorkomt (met bijbehorende functie(s) in het plangebied) en/of vervolgens de geplande ontwikkelingen strijdig zijn met de soortbescherming van de Wet natuurbescherming. In geval van te verwachten knelpunten tussen de soort en planontwikkeling, wordt aangegeven welke vervolgstappen nodig zijn en welke mitigerende (verzachtende maatregelen) en/of compenserende maatregelen van toepassing kunnen zijn. Op basis van dit nader onderzoek kan, indien nodig, een ontheffing worden aangevraagd bij het bevoegd gezag, in dit geval Provincie Fryslân.
Voor de steenmarter geldt in Friesland een vrijstelling in het kader van ruimtelijke ontwikkeling (Provincie Fryslân, 2016). Voor de boommarter is dit niet het geval. Door de planontwikkeling worden geen verblijfplaatsen of andere functies van de boommarter aangetast. Er worden geen verboden uit artikel 3.1 lid 2 en lid 4 van de Wet natuurbescherming overtreden. De bebouwing heeft geen functie voor de boommarter en kan, met in achtneming van de algemene zorgplicht (paragraaf 5.2), zonder overtreding van de Wet natuurbescherming gesloopt worden.
Op basis van dit onderzoek wordt geconcludeerd dat de planontwikkeling geen negatief effect heeft op de strikt beschermde boommarter.
Er is geen ontheffing nodig maar er moet wel voldaan worden aan de zorgplicht (artikel 1.11 van de Wnb). In de zorgplicht wordt gesteld dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving.
Voor de steenmarter houdt de zorgplicht in dat buiten de kwetsbare periode van deze soort gewerkt dient te worden.
Conclusie
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Wel gelden een aantal aspecten ten aanzien van de bouw- en sloopwerkzaamheden waar rekening mee moet worden gehouden.
4.7 Archeologie en cultuurhistorie
Archeologie
Archeologische waarden dienen op grond van de Erfgoedwet te worden mee gewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen.
In het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2016’ is het gemeentelijk archeologiebeleid, opgenomen inde Nota archeologie, overgenomen. Het plangebied valt in een gebied waar een middelhoge archeologische verwachting geldt. Aan het plangebied is daarom, conform de Nota archeologie, de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 5’ toegekend. Dit betekent dat de betreffende gronden mede bestemd zijn voor het behoud van archeologische waarden. In de regels van het bestemmingsplan is aangegeven dat bij ingrepen van meer dan 2.500 m² een inventariserend veldonderzoek moet worden uitgevoerd.
Aangenomen mag worden dat de bodem binnen het plangebied dusdanig verstoord is dat de trefkans op archeologische waarden vrijwel nihil is. Het plangebied bestaat uit bedrijfsbebouwing en/of verhard terrein. De bodem van het plangebied is naar verwachting vrijwel geheel vergraven. Het is niet te verwachten dat het te verstoren oppervlak boven de norm van 2.500 m² uit zal komen.
Daarnaast valt het plangebied volgens de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) in een gebied waar geen onderzoek noodzakelijk is voor de ijzertijd-middeleeuwen. Dit advies wordt gegeven als op basis van eerder onderzoek is gebleken dat er zich geen archeologische resten in de bodem bevinden, of wanneer de archeologische resten uit de periode ijzertijd-middeleeuwen op gefundeerde gronden zodanig laag is dat de kans op aantasting bij de meeste ingrepen zeer klein is. Voor de steentijd/bronstijd geeft de FAMKE aan dat wordt vermoed dat de eventuele aanwezige archeologische resten al ernstig zijn verstoord. Bij ingrepen van meer dan 5.000 m2 adviseert de provincie om een quickscan uit te voeren.
Gelet op bovenstaande is het uitvoeren van een archeologisch onderzoek of een quickscan voor dit voornemen niet noodzakelijk.
Cultuurhistorie
Als gevolg van het beleid Modernisering Monumentenzorg is per 1 januari 2012 in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.6.1) bepaald dat gemeenten verplicht zijn cultuurhistorie mee te wegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Dit is gebeurd in het ontwerp voor het plangebied dat aansluit bij de historisch gegroeide landschappelijke en stedenbouwkundige structuren (zie paragraaf 3.3).
Daarnaast levert de nieuwbouw geen knelpunten op met betrekking tot de ‘Waarde – Cultuurhistorie 1’ die in het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2016’ aan het plangebied is toegekend.
Binnen deze dubbelbestemming is het egaliseren of afvlakken van natuurlijk reliëf niet toegestaan, evenals het afgraven en vergraven van houtwallen en dykswâlen, het verharden van zandpaden of asfalteren van klinkerwegen en het dempen en verleggen van sloten. Het voornemen heeft geen betrekking op deze activiteiten. De aanwezige waarden in het plangebied, zoals de houtwallen en de greppel, blijven in tact met dit plan. De dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 1' is dan ook in voorliggend plan overgenomen.
Hoofdstuk 5 Economische uitvoerbaarheid
Het project wordt uitgevoerd door de eigenaar van het perceel de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Privaatrechtelijk hebben de drie partijen zich gecommitteerd aan deze ontwikkeling, in de zin dat kosten en opbrengsten door deze drie partijen gelijkelijk worden gedragen. De partijen zijn: de RVO, de provincie Fryslân en de gemeente Ooststellingwerf.
Met de realisering van het project zijn Rijksinvesteringen, provinciale en gemeentelijke investeringen gemoeid. De doelstelling is dat de (toeristische en recreatieve) druk op het gebied wordt weggenomen door het uitkopen en “herbestemmen” van een camping met recreatieboerderij en te vervangen voor een woonbestemming.
De eventueel daaruit voortvloeiende planschade wordt gedragen door de bovengenoemde initiatiefnemer (nb. vervolgens privaatrechtelijk verdeeld).
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Dit bestemmingsplan wordt in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) voorgelegd aan betrokken instanties. Het ontwerpbestemmingsplan wordt voor de duur van zes weken ter inzage gelegd.
De vooroverlegreacties en zienswijze zijn als bijlage 7 bij deze toelichting gevoegd.
Vooroverlegreacties
Er zijn twee vooroverlegreacties binnenkomen.
De eerste vooroverlegreactie die is binnengekomen is van Brandweer Fryslân. Brandweer Fryslân heeft het plan beoordeeld en ziet geen noodzaak om bij het plan opmerkingen te plaatsen. Deze vooroverlegreactie leidt niet tot aanpassing van het plan.
De tweede vooroverlegreactie is ingediend door de provincie Fryslân. De provincie merkt op dat in de toelichting staat dat een woning niet ten laste van het woonprogramma gaat als gebruik wordt gemaakt van de ruimte-voor-ruimte regeling. Dit is onjuist en de provincie stelt voor de toelichting hierop aan te passen. Het toevoegen van één buitenstedelijke woning moet worden verdisconteerd in het buitenstedelijk woonprogramma van de gemeente.
Reactie
De toelichting wordt naar aanleiding van de overlegreactie van de Provincie aangepast. In paragraaf 2.3 onder 'Woonplan' is een aanpassing gedaan.
Zienswijzen
Er is één zienswijze ingediend. In deze zienswijze wordt gewezen op het feit dat in de landschappelijke inpassing is opgenomen dat een rij coniferen wordt verwijderd terwijl in het ecologisch onderzoek is opgenomen dat deze behouden moet blijven in verband met potentiële roestplaatsen voor de ransuil.
Reactie
De landschappelijke inpassing is aangepast naar aanleiding van deze zienswijze. De rij coniferen wordt niet verwijderd ten behoeve van potentiële roestplaatsen.
![buttons](http://www.bugelhajema.nl/template2010/images/buttons.jpg)