Plan: | Oosterzee - Buren |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0082.000400-0002 |
Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. De op 1 oktober 2005 vastgestelde gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet vormen het belangrijkste juridische kader voor natuurbescherming in Nederland. De verplichtingen voor de bescherming van natuurgebieden zijn opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998 en de bescherming van plant- en diersoorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet. Deze wetten kunnen worden gezien als een vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Er kan een tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming.
Gebiedsbescherming
Bij iedere ruimtelijke ontwikkeling is een gemeente verplicht om te onderzoeken of het plangebied in of bij een speciale beschermingszone (sbz) als bedoeld in de Natuurbeschermingswet 1998 ligt. Hierbij wordt uitvoering gegeven aan de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. De kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten mogen niet worden aangetast. Oosterzee-Buren valt niet binnen een beschermingszone. Het dichtstbijzijnde gebied beschermde gebied is het IJsselmeergebied op een afstand van circa 5 kilometer. Ten oosten van Delfstrahuizen op een afstand van bijna 7 km tot Oosterzee-Buren ligt het habitatrichtlijngebied Brandemeer. In het kader van het bestemmingsplan hoeft geen nadere aandacht aan deze gebieden te worden besteed.
Flora- en faunawet
Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. De Flora- en Faunawet biedt, uit het oogpunt van het natuurbehoud, bescherming aan in- en uitheemse planten- en diersoorten die in het wild leven. Bij eventuele nieuwbouwontwikkelingen zal op dat moment bekeken moeten worden of zich in dat specifieke gebied te beschermen planten en/ of dieren bevinden. Indien dat het geval is zal bekeken moeten worden of er een ontheffing kan worden verleend.
Nieuwbouwlocaties
De ecologische basiskaart geeft voor de locaties tussen Buren 1 en Buren 11 en tussen Buren 25 en 27 geen aanleiding tot nader onderzoek.
Voor de mogelijke nieuwbouw van woningen aan de Molenweg (wijzigingsbevoegdheid 1) is een onderzoek uitgevoerd.
Uit dit ecologisch onderzoek is gebleken dat er geen belemmeringen zijn voor de realisatie van de nieuwbouwwoningen. Tijdens het veldbezoek zijn in de onderzoekslocatie geen beschermde of bedreigde florasoorten aangetroffen. Op basis van de aangetroffen soortensamenstelling en terreingesteldheid worden ook geen beschermde of bedreigde soorten verwacht. Het aanvragen van een ontheffing is voor flora dan ook niet aan de orde.
Omdat er geen vast verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn en er geen aantasting plaatsvindt van (potentieel) onmisbare vliegroutes en fourageergebied is er als gevolg van de beoogde plannen geen schade te verwachten op vleermuizen. Het aanvragen van een ontheffing is voor vleermuizen niet aan de orde.
Er is een aantal vaste verblijfplaatsen van laag beschermde, kleine zoogdiersoorten te verwachten c.q. vastgesteld. Bij planrealisatie zullen exemplaren van enkele algemene en laag beschermde kleine zoogdieren verloren gaan. Het aanvragen van een ontheffing is voor deze soorten echter niet aan de orde. Er geldt een automatische vrijstelling.
Werkzaamheden die broedbiotopen van vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten buiten het broedseizoen van de aanwezige vogels.
Tijdens het veldbezoek zijn diverse kikkers aangetroffen. De watergang blijft behouden. Daarmee blijft de voortplantingsbiotoop onaangetast. Het betreft algemene laag beschermde soorten, waarvoor in deze situatie automatisch een vrijstelling geldt.
Er zijn geen beschermde vissoorten aangetroffen. Ook hier is een aanvraag voor ontheffing niet aan de orde.