Plan: | Buitengebied 2010 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0082.000300-0004 |
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening, is het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" opgestuurd naar de volgende overlegpartners:
De gemeenten Gaasterlân-Sleat en Noordoostpolder zagen geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Een inhoudelijke reactie is ontvangen van:
De overlegreacties zijn als Bijlage 15 Overlegreacties bijgevoegd.
De Rijksdiensten hebben gezamenlijk en gecoördineerd gereageerd via de reactie van de VROM-Inspectie Noord. De overige overlegpartners hebben geen schriftelijke reactie bij de gemeente Lemsterland ingediend.
In deze paragraaf wordt ingegaan op de inhoudelijke reacties. De overlegreacties zijn per instantie samengevat en beantwoord (onder het kopje overwegingen gemeente). Wanneer de overlegreactie leidt tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan, dan is dit in vet weergegeven. Wanneer de overlegreactie bestaat uit meerdere onderdelen, is de overlegreactie per onderdeel samengevat en beantwoord. De ingediende reacties zijn als bijlage bij de toelichting opgenomen.
Wanneer wordt verwezen naar een paragraaf of een planregel wordt verwezen naar de paragrafen en planregels zoals deze in het voorontwerpbestemmingsplan zijn opgenomen. Ook de termen die gebruikt worden sluiten voor de duidelijkheid aan bij de termen zoals ze in het voorontwerpbestemmingsplan zijn gebruikt (bijvoorbeeld ontheffing).
In de ambtshalve aanpassingen is aangegeven hoe de terminologie in het bestemmingsplan is veranderd naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht).
Gedeputeerde Staten van Fryslân
Samenvatting overlegreactie (a)
Het IJsselmeer en de Friese IJsselmeerkust zijn aangewezen als Natura 2000-gebied en liggen deels in en grenzen aan het plangebied. De Natura 2000-gebieden Rottige Meenthe en Brandemeer liggen nabij het plangebied in de gemeente Weststellingwerf.
GS kan niet geheel instemmen met de conclusie dat de externe werking in het bestemmingsplan verankerd is. GS is van mening dat ook bij uitbreidingen bij recht (van bijvoorbeeld de agrarische bouwpercelen) rekening dient te worden gehouden met het aspect externe werking.
Voor Natura 2000-gebieden geldt dat voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een gebied, een passende beoordeling wordt gemaakt van de gevolgen voor dat gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied, wanneer op grond van objectieve gegevens niet kan worden uitgesloten dat het afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen heeft voor dat gebied. Voorafgaand aan de passende beoordeling wordt een voortoets gedaan waaruit moet blijken of er aanleiding is te veronderstellen dat het betreffende plan of project significante effecten kan hebben of dat dat kan worden uitgesloten.
Bij het bij recht vergroten van agrarische bedrijven in de nabijheid van Natura 2000-gebieden geldt dat een dergelijke voortoets, en eventueel daaropvolgend een passende beoordeling, moet worden gedaan. Deze voortoets is niet aangetroffen in het bestemmingsplan.
GS merkt daarbij op dat nagenoeg alle agrarische bedrijven ruime uitbreidingsmogelijkheden hebben gekregen. GS adviseert (zie ook hierna) om bij recht kleinere bouwpercelen mogelijk te maken tot 1,5 hectare. Voor de percelen waarvoor 1,5 hectare een uitbreiding van de huidige situatie betekent, zal een voortoets en eventueel een passende beoordeling moeten worden uitgevoerd. Aangetoond zal moeten worden dat de uitbreidingsmogelijkheden bij elkaar opgeteld geen negatieve gevolgen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden.
Overwegingen gemeente
Inmiddels is in het kader van het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" een plan-m.e.r. uitgevoerd. Het voorontwerpbestemmingsplan is het uitgangspunt geweest voor de plan-m.e.r. In het plan-MER is een passende beoordeling opgenomen. In het plan-MER (en de PB) is gerekend met het scenario dat de melkveehouderijen in de gemeente met 50% zullen uitbreiden. De conclusie van het plan-MER en de passende beoordeling is dat de achtergrondwaarden voor de ammoniakdepositie al te hoog zijn in relatie tot de kritische depositiewaarden voor de meeste habitattypen. De maximale uitbreidingsmogelijkheden van het bestemmingsplan leiden mogelijk tot een significante toename van de ammoniakdepositie.
Concrete plannen zijn niet getoetst (want deze waren er niet), wel het algemene beleid van de gemeente. Conclusie van het plan-MER is dat de daadwerkelijke effecten van concrete uitbreidingen pas kunnen worden getoetst als die concrete uitbreidingsplannen er liggen. Ook is er nog geen concreet toetsingskader voor ammoniakdepositie, zoals beheerplannen voor de Natura2000 gebieden. In de beheerplannen of een provinciaal beleidsplan kunnen criteria voor de toegestane depositie worden opgenomen, of kan een compensatieregeling voor ammoniakemissie worden opgenomen.
De gemeente heeft nog eens kritisch gekeken naar de omvang van de agrarische bouwblokken. Een deel van de bouwblokken is naar aanleiding van het overleg alsnog verkleind. In verhouding tot het geldende bestemmingsplan Buitengebied vervallen er 42 bouwblokken in verband met bedrijfsbeëindiging. Dit betekent dat ongeveer 70 hectare aan bouwblok ruimte wordt geschrapt. Van de 168 bouwblokken die nog zijn opgenomen zijn er nu nog maar 63 vergroot, waarbij het dus relatief vaak om vergrotingen van enkele tienden van hectares gaat. Dit komt mede doordat in het vigerende bestemmingsplan ook al relatief veel bouwblokken zijn opgenomen die groter zijn dan 1,5 ha. In 17 gevallen gaat het om verruimingen van meer dan een halve hectare. Daarbij gaat het om bedrijven waar concrete aanleidingen of plannen zijn voor uitbreiding. Feitelijk is in het gehele bestemmingsplan dus sprake van een consolidatie.
De mogelijke gevolgen voor de Natura 2000 houden verband met een eventuele toename van het aantal dieren op een bedrijf. Er moet echter niet uit het oog worden verloren dat de uitbreidingsmogelijkheden voor agrarische bedrijven ook kunnen worden gebruikt voor het bouwen van gebouwen waar geen dieren worden gehouden, zoals een wagenloods of kuilvoerplaten. Verder wordt bouwblokruimte gebruikt voor de landschappelijke inpassing, de bedrijfswoning met bijgebouwen en voor de tuin, erfinrichting en inritten. Tenslotte moet in ogenschouw worden genomen dat het bestemmingsplan ruimte wil bieden voor nevenactivtiteiten op agrarische bedrijven. Ook daarvoor is ruimte nodig. Bij punt d van de overlegreactie van de provincie gaan we verder op de omvang van de bouwblokken in.
Omdat er op dit moment nog te veel onduidelijkheid is over de precieze effecten en er nog geen toetsingskaders of beheerplannen zijn wil de gemeente niet op voorhand de ontwikkelingsmogelijkheden voor de agrarische bedrijven gaan inperken. Concrete uitbreidingsplannen moeten te zijner tijd per geval worden getoetst aan de milieu- en natuurwetgeving. Omdat het beleid over de Natuurbeschermingswetvergunningen nog in beweging is, wil de gemeente in ieder geval de planologische ruimte bieden. Mochten er in de toekomst mogelijkheden in het vergunningentraject ontstaan (dat al een zwaar traject is), dan wil de gemeente in het planologische spoor vlot mee kunnen werken door een omgevingsvergunning (voor de activiteit bouwen) te kunnen verlenen, zonder verdere ontheffings- of wijzigingsprocedures. Zonder een milieu- en/of Nbwetvergunning kan de bouwvergunning overigens ook niet worden verleend. Het bestemmingsplan maakt daarmee feitelijk ook geen ongewenste ontwikkelingen mogelijk.
In de toelichting bij het bestemmingsplan wordt conform artikel 7.26d onder 1 van de Wet milieubeheer een verantwoording met betrekking tot het plan-MER opgenomen (zie paragraaf 4.13.6). Het plan-MER wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen. In de toelichting wordt onderbouwd waarom de gemeente op de agrarische bouwblokken ontwikkelingsruimte laat.
Samenvattting overlegreactie (b)
In het streekplan geeft de provincie aan dat zij zich blijft inzetten op voldoende weidevogelgebieden, zowel binnen als buiten de EHS. Verdichting door beplanting en bebouwing is in die gebieden niet gewenst. Het gaat daarbij om niet-agrarische ontwikkelingen, zoals stads- en dorpsuitbreidingen, wegenaanleg en de meer grootschalige nutsvoorzieningen. Dergelijke uitbreidingen en werkzaamheden zijn in het voorliggende bestemmingsplan niet aan de orde, met uitzondering van de waterzuiveringsinstallatie. Deze installatie is aan de oostzijde ruim bestemd. Bij een uitbreiding op die plek moet rekening worden gehouden met weidevogels. GS verzoekt na te gaan of de uitbreiding noodzakelijk is en zo ja, of er gecompenseerd moet worden in het kader van het provinciale weidevogelbeleid.
Overwegingen gemeente
De begrenzing van het bestemmingsvlak voor de waterzuiveringsinstallatie is overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan. Deze uitbreidingsmogelijkheid is in het geldende bestemmingsplan al vastgesteld en goedgekeurd. De gemeente heeft de bestaande rechten dus overgenomen.
De gemeente wil deze bestaande ontwikkelingsruimte beschikbaar laten. De Flora- en faunawet is hoe dan ook van toepassing. Wanneer er te zijner tijd een concreet bouwplan ligt kan dit dan worden getoetst aan de natuurwet- en regelgeving. Momenteel is dus, zonder concreet bouwplan, ook niet na te gaan of er schade is en of er gemitigeerd of gecompenseerd moet worden. Het bestemmingsplan is naar aanleiding van dit onderdeel van de overlegreactie niet aangepast.
Samenvatting overlegreactie (c)
In het aanlegvergunningenstelsel in de bestemming "Agrarisch" wordt een verschil gemaakt tussen gebieden met de aanduiding "agrarisch met waarden" en gebieden met de aanduiding "natuurwaarden". Beide aanduidingen zijn aangegeven op de plankaart. De betekenis van de aanduiding "natuurwaarden" is wel te achterhalen in de toelichting, maar die van de aanduiding "agrarisch met waarden" niet. Daarnaast is in de regels nog een dubbelbestemming opgenomen "Waarde - Natuur en Landschap". Het is onduidelijk wanneer gekozen is voor een aanduiding en wanneer voor een dubbelbestemming en wat het verschil is tussen de genoemde aanduidingen. GS adviseert een en ander te verduidelijken.
Overwegingen gemeente
De gemeente Lemsterland heeft er bewust voor gekozen om niet te kiezen voor een gradatie in agrarische gebiedsbestemmingen. Gekozen is voor de gebiedsbestemmingen "Agrarisch" en "Natuur", met binnen de bestemming "Agrarisch" een aantal gebiedsaanduidingen, waaronder "natuurwaarden" en "agrarisch met waarden" (zie ook hoofdstuk 5 van de plantoelichting). De aanduiding "agrarisch met waarden" is opgenomen voor een gebied ten noordoosten van de Grietenijdijk, waar de opstrekkende verkaveling kenmerkend is (zie paragraaf 4.3.2 en hoofdstuk 5 van de toelichting van het bestemmingsplan). De aanduiding "natuurwaarden" is gebruikt voor gebieden waarvoor een beheersovereenkomst kan worden afgesloten. De dubbelbestemming "Waarden - Natuur en Landschap" is opgenomen voor wateren met een belangrijke functie voor de natuur, zoals Vogelrichtlijngebieden en watergangen die aangegeven zijn als ecologische verbindingen (zie paragraaf 4.6.2 van de plantoelichting). De gemeente is van mening dat dit wel is uitgelegd in de toelichting. Bij het omzetten van het bestemmingsplan naar de SVBP2008 is nagedacht over de systematiek. Er is, in verband met de herkenbaarheid, gekozen voor bestemmingen en aanduidingen die zoveel mogelijk aansluiten bij het bestemmingen en aanduidingen die waren gebruikt in het conceptvoorontwerpbestemmingsplan. Het bestemmingsplan is digitaal beschikbaar, door de doorklikmogelijkheden is snel zichtbaar welke bestemmingen en aanduidingen van toepassing zijn. Het bestemmingsplan is naar aanleiding van dit onderdeel van de overlegreactie niet aangepast.
Samenvatting overlegreactie (d)
GS is van mening dat niet voor ieder agrarisch bedrijf dat op dit moment volwaardig is, een bouwperceel van 2 hectare noodzakelijk is. Het argument dat oude gebouwen, die niet meer benut kunnen worden, een groot beslag leggen op de aanwezige ruimte, gaat volgens GS niet altijd op. Uitgangspunt zou moeten zijn dat deze gebouwen zo mogelijk worden gesloopt en worden vervangen door moderne bedrijfsgebouwen. GS acht het onwaarschijnlijk dat alle agrarische bedrijven die een bouwperceel van 2 hectare toegewezen hebben gekregen, deze 2 hectare zullen gaan gebruiken.
GS vindt een kleiner bouwperceel van 1,5 hectare bij recht meer voor de hand liggen en is van mening dat een groter bouwperceel (tot 2 hectare) door middel van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk kan worden gemaakt. GS verzoekt dit als zodanig te regelen in het plan. Voor bedrijven die nu al kunnen aantonen dat 2 hectare absoluut noodzakelijk is, zou een uitzondering kunnen worden gemaakt en kan bij recht een bouwperceel van 2 hectare worden opgenomen.
Daarnaast is GS in algemene zin van mening dat groepering van bedrijfsgebouwen op het bouwperceel uitgangspunt moet zijn. Ten aanzien van het inrichten van grotere bouwpercelen verwijst GS naar het onderzoek "De nije plaets".
Overwegingen gemeente
De gemeente had in het conceptbestemmingsplan aanvankelijk nog een wijzigingsbevoegdheid opgenomen met het oog op het vergroten van de bouwblokken naar 3 ha. Deze wijzigingsbevoegdheid is al niet meer in het voorontwerp opgenomen. Naar aanleiding van de overlegreactie van GS is het hele plan nog een keer doorgelopen om te zien welke bouwblokken kleiner gemaakt kunnen worden. Een deel van de bouwblokken is naar aanleiding van het overleg alsnog verkleind. In verhouding tot het geldende bestemmingsplan Buitengebied vervallen er 42 bouwblokken in verband met bedrijfsbeëindiging. Dit betekent dat ongeveer 70 hectare aan bouwblok ruimte wordt geschrapt. Van de 168 bouwblokken die nog zijn opgenomen zijn er nu nog maar 63 vergroot, waarbij het relatief vaak om vergrotingen van enkele tienden van hectares gaat. In het vigerende bouwblok zijn namelijk ook al relatief veel bouwblokken opgenomen die groter zijn dan 1,5 ha. In 17 gevallen gaat het om verruimingen van meer dan een halve hectare. Daarbij gaat het om bedrijven waar concrete aanleidingen of plannen zijn voor uitbreiding.
De gemeente is daarnaast van mening dat agrarische bouwblokken van 2 hectare bij recht in principe mogelijk moeten zijn en heeft daarvoor de volgende argumenten.
Bouwblokruimte hoeft niet per definitie benut te worden voor dierverblijven en/of het uitbreiden van het aantal dierplaatsen. Er moet ook ruimte zijn voor wagenloodsen, mestvergistingsinstallaties, de bedrijfswoning, tuinen en inritten. Verder is één van de doelen van het nieuwe bestemmingsplan om agrariërs de mogelijkheid te bieden om nevenactiviteiten te ontplooien. Ook daarvoor is ruimte nodig.
Om verrommeling te voorkomen en de bebouwing te concentreren moeten kuilvoerplaten ook binnen het bouwblok worden gerealiseerd. Deze vragen ook behoorlijk wat ruimte en manoeuvreerruimte bij en om de kuilvoerplaten.
Op het bouwblok is ook ruimte nodig voor de erfbeplanting en de landschappelijke inpassing. Landschappelijke inpassing is niet alleen het aanplanten van erfbeplanting of afschermende beplanting maar ook een goede positionering van gebouwen. In het onderzoek "de nije plaets" zijn aandachtspunten gegeven voor het ontwerpen van grootschalige boerenerven. Eén van de belangrijkste conclusies uit het adviesboek (blz 82) komt neer op het volgende: neem de ruimte. Concrete adviezen zijn onder meer: scheid het voor- en achtererf en geef nieuwe stallen de ruimte. Nieuwe grote stallen vallen minder op wanneer ze op voldoende afstand staan van andere bebouwing of de erfbeplanting. Ook is het dan mogelijk om zichtassen in stand te houden of te maken. Ook dit soort inpassingsmaatregelen vragen ruimte op het bouwblok. De situering van gebouwen kan worden afgedwongen via het stellen van nadere eisen.
Een aantal bouwblokken is bruto maximaal twee hectare. Omdat een minimale afstand uit de as van de weg of de waterweg moet worden aangehouden (artikel 28) kan niet het gehele bouwblok worden benut. Netto zijn die bouwblokken dus kleiner dan twee hectare. Dit geldt in ieder geval voor alle bouwblokken die direct aan een weg liggen en dat is voor een fors aantal bouwblokken het geval.
Tractoren en machines worden steeds groter. Loonwerkers, leveranciers en melkbedrijven komen met steeds groter materieel. Er is daarom (manoeuvreer)ruimte nodig op het erf. Zo kan worden voorkomen dat op de openbare weg gevaarlijke situaties ontstaan.
De gemeente is daarom van mening dat met dit bestemmingsplan wordt voldaan aan het Streekplan. De provincie geeft hierin aan dat het maximale maat voor het bouwblok minder belangrijk is dan het leveren van landschappelijk maatwerk. Onder punt e (zie hierna) wordt verder ingegaan op de landschappelijke inpassing.
Samenvatting overlegreactie (e)
bij perceelsverruiming wordt in het Streekplan aandacht gevraagd voor landschappelijke inpassing. Voor de inpassing van bouwblokken is vooral de landschappelijke situering van belang met aandacht voor beplanting, erfelementen, nokrichting, dak- en goothoogten en kleur- en materiaalgebruik. U geeft terecht aan dat het bestemmingsplan het kader vormt voor de instandhouding van de landschappelijke kwaliteiten. Ten behoeve van de landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing op agrarische bouwpercelen kunnen door B&W nadere eisen worden gesteld aan de plaats en afmetingen van de bebouwing. GS waardeert deze mogelijkheid tot het stellen van nadere eisen, maar vraagt zich af of het voldoende is om de landschappelijke inpassing van nieuwe, grotere bouwpercelen, die bij recht mogelijk worden gemaakt, te waarborgen. Het Ministerie van LNV heeft uitgezocht dat een gemeente dit bijvoorbeeld kan doen door het stellen van landschappelijke voorwaarden bij bouwvergunningverlening, mits deze landschappelijke voorwaarden zijn genoemd in het bestemmingsplan. Daarnaast is GS van mening dat duidelijker in het bestemmingsplan kan worden omschreven wat precies wordt bedoeld met landschappelijke inpassing, zodat het stellen van nadere eisen concreter vorm kan krijgen.
Een andere oplossing om landschappelijke inpassing beter te waarborgen, kan zijn om de vergroting van bouwblokken in principe niet bij recht toe te staan, maar te koppelen aan een wijzigingsbevoegdheid. Aan een dergelijke wijzigingsbevoegdheid kan dan ook de voorwaarde van landschappelijke inpassing worden gesteld.
GS verzoekt de landschappelijke inpassing op verschillende manieren beter te waarborgen in het bestemmingsplan.
Overwegingen gemeente
De gemeente kan zich vinden in het verzoek om in het bestemmingsplan
concreter op te nemen hoe de landschappelijke inpassing van vergrotingen van
agrarische bedrijven worden beoordeeld en getoetst. In het bestemmingsplan
is in de toelichting nader ingegaan op de landschappelijke inpassing van de
(grote) bouwplannen van agrarische bedrijven en hoe deze het beste in kunnen
worden gepast. In de toelichting is uitgelegd wat wordt verstaan onder de
landschappelijke inpassing en welke zaken van belang zijn bij een uitbreiding
van de agrarische bedrijfsbebouwing. In de toelichting zijn daarom de
kernkwaliteiten van het landschapstype "laagveengebied", zoals deze zijn
benoemd in het Streekplan beschreven. Bekeken is of en hoe eisen aan
landschappelijke inpassing in de regels kunnen worden gesteld. Uitgangspunt
daarbij is voor de gemeente dat in elk geval maatwerk geleverd moet worden
bij elk afzonderlijk uitbreidingsplan. Elke situatie en locatie is immers uniek.
Maatwerk verhoudt zich daarnaast niet met het stellen van (strikte) eisen in
het bestemmingsplan over bijvoorbeeld nokrichtingen of kleurgebruik.
Belangrijke zaken bij landschappelijke inpassing zijn:
- Goot- en nokhoogtes: deze zijn vastgelegd in de planregels;
- Erfbeplanting, afschermende bomensingels: deze zijn meegenomen in de bestemmingsomschrijving;
- Kwaliteitseisen, zoals materiaal- en kleurgebruik nokrichtingen, het bouwen van samengestelde ensembles van bedrijfsgebouwen, horen niet thuis in het bestemmingsplan maar horen thuis in het welstandsbeleid. In de gemeentelijke welstandsnota zijn hiervoor eisen opgenomen. De eisen zijn toegespitst op de verschillende deelgebieden en bijbehorende karakteristieken. De welstandsnota is een verplichte toets bij de bouwvergunningaanvraag en biedt bij uitstek de mogelijkheid voor het leveren van maatwerk op locatieniveau.
-Kwaliteitseisen, zoals materiaal- en kleurgebruik nokrichtingen, het bouwen van samengestelde ensembles van bedrijfsgebouwen, horen niet thuis in het bestemmingsplan maar horen thuis in het welstandsbeleid. In de gemeentelijke welstandsnota zijn hiervoor eisen opgenomen. De eisen zijn toegespitst op de verschillende deelgebieden en bijbehorende karakteristieken. De welstandsnota is een verplichte toets bij de bouwvergunningaanvraag en biedt bij uitstek de mogelijkheid voor het leveren van maatwerk op locatieniveau.
-De "Nije Plaets"-documenten worden als inspiratie en referentiekader gebruikt. Zowel voor de inrichtingsprincipes als het proces. Deze hiervoor genoemde punten zijn in het bestemmingsplan verwerkt.
Volgens de toelichting zijn de ontwikkelingsmogelijkheden voor intensieve veehouderijbedrijven beperkt, omdat deze bedrijven veel bebouwing nodig hebben en dit afbreuk doet aan de landschappelijke openheid. De IV-bedrijven zijn daarom specifiek aangeduid en uitsluitend de bestaande bebouwing is positief bestemd. De provincie constateert echter dat de bouwpercelen van een aantal IV-bedrijven toch behoorlijk zijn vergroot. Bijvoorbeeld op de percelen Bandsloot 42, Koopmanweg 30, De Kempenaersweg 15, Middenweg 150, Doraweg 15, Herenweg 1, Marwei 96 en Westeind 2 (dit perceel is overigens op de plankaart niet als zodanig aangeduid, maar wordt in de toelichting wel genoemd als intensief veehouderijbedrijf).
GS verzoekt nader uit te leggen op basis waarvan de keuzen ten aanzien van IV-bedrijven zijn gemaakt. Hierbij dient ook rekening te worden gehouden met hetgeen is aangegeven in het kader van Natura 2000.
Overwegingen gemeente
Naar aanleiding van de uitkomsten van het plan-MER en de opmerking van de provincie over de agrarische bouwblokken in zijn algemeenheid, zijn alle agrarische bouwblokken nog eens kritisch bekeken. Voor de intensieve veehouderijen wordt het bouwblok uit het geldende bestemmingsplan als uitgangspunt genomen. In een aantal gevallen heeft dit tot gevolg gehad dat het bouwblok alsnog is ingeperkt.
Samenvatting overlegreactie (g)
Door middel van een wijzigingsbevoegdheid is er een ruimte-voor-ruimte-regeling opgenomen in het bestemmingsplan. In de toelichting staat dat bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid een toets zal plaatsvinden aan het in de regels genoemde afwegingskader. Dit afwegingskader is redelijk algemeen van aard en de provincie mist in dit kader de eisen die vanuit het streekplan naar voren komen ten aanzien van de ruimte-voor-ruimte-regeling. In het streekplan geeft de provincie aan dat compenserende woningbouw bij voorkeur dient plaats te vinden in bestaande bebouwingslinten en -clusters in het landelijk gebied. Bij uitzondering is compensatie mogelijk buiten bestaande bebouwingslinten en -clusters, op een solitair bestaand bouwperceel in het landelijk gebied.
GS verzoekt de mogelijkheid voor compensatie buiten de bebouwingslinten en -clusters uit de wijzigingsbevoegdheid te halen. Dergelijke gevallen vragen om een afzonderlijke afweging en om maatwerk. Daarnaast verzoekt GS het afwegingskader van de ruimte-voor-ruimte-regeling in algemene zin beter af te stemmen op het beleid in het streekplan.
Overwegingen gemeente
De gemeente is van mening dat de uitvoering van de ruimte-voor-regeling thuishoort op het gemeentelijk niveau. Het vereiste maatwerk kan hier het beste worden geleverd, de gemeente is immers het best bekend met de lokale situatie. De wijzigingsbevoegdheid maakt dit maatwerk mogelijk. Juist omdat de voorwaarden redelijk algemeen geformuleerd zijn dwingt de gemeente zichzelf niet in een keurslijf dat het gewenste maatwerk onmogelijk maakt.
Het bestemmingsplan is naar aanleiding van dit onderdeel van de overlegreactie niet aangepast. Bij nadere bestudering van de ruimte-voor-ruimte-regeling en de planregels bleek overigens dat de mogelijkheid om een extra inpandige woning te mogen realiseren in ruil voor het slopen van 750 m2 bebouwing ontbreekt. Deze regeling is alsnog opgenomen.
Samenvatting overlegreactie (h)
Uit de toelichting van het bestemmingsplan blijkt niet dat er overleg met het waterschap heeft plaatsgevonden. GS verzoekt overleg met het waterschap te voeren en de resultaten ervan te verwerken in het bestemmingsplan.
Overwegingen gemeente
In het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan buitengebied voor Lemsterland heeft tweemaal overleg plaatsgevonden met het waterschap. Zie ook paragraaf 1.3 van de toelichting. De resultaten van deze overleggen zijn al meegenomen in het plan. Zo zijn bijvoorbeeld de reserveringszones opgenomen in het plan, is het "kade- en oeverherstelprogramma" van het waterschap aan de orde geweest en is gesproken over de plansystematiek als het gaat om het aspect water. In de toelichting zal explicieter worden aangegeven dat er in het voortraject overleg heeft plaatsgevonden met het waterschap.
Samenvattting overlegreactie (i)
De provincie is in principe akkoord met de manier waarop de reserveringszones in het bestemmingsplan zijn verwerkt, namelijk in de regels. De provincie merkt op dat het wellicht duidelijker zou zijn om de reserveringszones ook op de plankaart aan te duiden.
Overwegingen gemeente
De reserveringszone voorkomt dat er ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen plaats kunnen die een toekomstige dijkversterking kunnen frustreren. In het waterhuishoudingsplan 2010-2015 zijn de reserveringszones in vergelijking met het Streekplan 2007 verder uitgewerkt. Aan de binnendijkse zijde zijn de zones een stuk kleiner geworden. De zone is dusdanig klein geworden dat hier geen mogelijkheden zijn om iets te bouwen, de zone loopt nu tot de dijksloot. In het bestemmingsplan hoeft dus verder niets te worden geregeld. Alle andere mogelijke ongewenste ontwikkelingen worden via de Keur van het waterschap geregeld. De toelichting is in deze zin aangepast en in de regels is de bepaling onder 3.7.1.b onder 4 geschrapt.
Samenvatting overlegreactie (j)
De provincie vraagt zich af waarom er twee opvaarten zijn bestemd, terwijl er op die betreffende locaties geen opvaarten aanwezig zijn. De provincie verzoekt een en ander uit te leggen en na te gaan of de aanleg van deze twee opvaarten ook stuit op ecologische bezwaren.
Overwegingen gemeente
Voor beide opvaarten is in het verleden een vrijstelling op grond van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening verleend. In die procedures is ook aandacht besteed aan het aspect ecologie. Het bestemmingsplan is naar aanleiding van dit onderdeel van de overlegreactie niet aangepast.
Samenvatting overlegreactie (k)
Bij het mogelijk maken van boerengolf moet rekening worden gehouden met het broedseizoen van weidevogels. Voor een gezonde weidevogelstand zetten wij in op voldoende geschikte weidevogelgebieden. Het handhaven van voldoende openheid en rust is voor de weidevogels in deze gebieden van belang. Bij boerengolf zal met name de rust worden verstoord.
De provincie merkt op dat boerengolf in het broedseizoen in strijd kan zijn met de Flora- en faunawet en dat boerengolfpercelen niet langer meegeteld kunnen worden in het kader van beheersafspraken. De provincie verzoekt hier rekening mee te houden.
Overwegingen gemeente
De gemeente heeft het beleid voor boerengolf nog eens nader bekeken en komt tot de volgende overwegingen en aanpassingen. Boerengolf vindt plaats in de weilanden, hier worden al gauw enkele hectares voor gebruikt. Ontvangst vindt vaak plaats op de boerderij. De doeleindenomschrijving van de bestemming "Agrarisch" luidt als volgt: "voorzieningen ten behoeve recreatief medegebruik zoals voet-, fiets- en/of ruiterpaden". De doeleindenomschrijving van de bestemming " Agrarisch" sluit boerengolf dus uit. Boerengolf is niet te vergelijken met fietsen, wandelen of paardrijden. Hier worden activiteiten bedoeld met mensen die passeren en aan een lokatie zijn gebonden (bv het fietspad). Een fietspad of weg stoort niet of nauwelijks, maar boerengolfers gebruiken veel meer terrein dan een fietser of wandelaar, zijn luidruchtiger en langere tijd aanwezig dan een passerende wandelaar of fietser. Bovendien is er vaak sprake van uitstraling naar naastgelegen percelen, rondom de gebruikte weilanden ligt nog een verstoringscirkel. Boerengolf in de weilanden kan dus leiden tot verstoring van weidevogels, waar ze erg gevoelig voor zijn. Bovendien vinden dit soort activiteiten vaak plaats in het voorjaar en de zomer: het broedseizoen wanneer de weidevogels aanwezig zijn en erg gevoelig zijn voor verstoring. Weidevogels komen in de hele gemeente voor (Gruttokaart van de provincie Fryslan) in wisselende dichtheden en zijn beschermd via de Flora en faunawet.
Op een aantal locaties is boerengolf waarschijnlijk best mogelijk en de
gemeente wil hier in principe ook aan meewerken, maar is zich bewust van de
kwetsbaarheid van de weidevogels. Boerengolf wordt daarom via een
ontheffingsregel in de bestemming "Agrarisch" mogelijk gemaakt. Voorwaarde
voor het toestaan van boerengolf is dat is aangetoond dat er geen
onevenredige schade aan en/of verstoring van het leefgebied van de
weidevogels plaatsvindt. Dit kan worden aangetoond door middel van een
rapport van een ecoloog. De afwijkingsmogelijkheid geldt niet voor gebieden
waar de aanduiding "natuurwaarden" (dit zijn in ieder geval belangrijke
weidevogelgebieden) van toepassing is.
De ontvangst voor boerengolf is in de bestemming "Agrarisch - Agrarisch
bedrijf" wel mogelijk. De redactie van de regels is aangepast (verduidelijkt) en
wordt: "voorzieningen ten behoeve van dagrecreatie, zoals: ontvangstruimten
voor boerengolf en rondleidingen; springkussenverhuur of een expositieruimte,
waarbij geldt dat horeca niet is toegestaan".
Samenvatting overlegreactie (l)
Het splitsen van karakteristieke voormalige boerderijen met een woonfunctie ten behoeve van twee of meerdere woningen wordt door middel van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt. De provincie gaat ervan uit dat daarvoor in het woonplan ruimte is gereserveerd en de provincie verzoekt de wijzigingsbevoegdheid te koppelen aan een door de provincie geaccordeerd woonplan.
Overwegingen gemeente
Bij alle regelingen (wijzigingsbevoegdheden) die het mogelijk maken nieuwe woningen te realiseren wordt de voorwaarde opgenomen dat het plan moet voldoen aan een door de provincie geaccordeerd woonplan.
Samenvatting overlegreactie (m)
GS is van mening dat in een aantal bestemmingen een vrij forse goot- en/of bouwhoogte is opgenomen in relatie tot het open landschap. Voorbeelden zijn de bestemmingen voor de paardenhouderijen, de horecabedrijven, maatschappelijke voorzieningen en dagrecreatieve voorzieningen. GS vraagt zich af of deze hoogtes zijn gebaseerd op de bestaande situatie. Als dit niet zo is wordt verzocht de hoogtes opnieuw af te wegen en af te stemmen en op de reële situatie.
Overwegingen gemeente
Deze maten zijn overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. Voor de paardenhouderijen en niet-agrarische bedrijven (loonwerkers, landbouwmechanisatie, gemeentewerf en dergelijke) is een goothoogte van 5 meter realistisch. Op deze bedrijven moet met groot materieel de bedrijfsruimte in en uitgereden kunnen worden. Voor de horecavoorzieningen en de maatschappelijke en recreatieve voorzieningen sluit een goothoogte van 4 meter beter aan bij de bestaande bebouwing. Dit wordt aangepast in de planregels.
Samenvatting overlegreactie (n)
Wanneer de niet-agrarische bedrijvigheid de hoofdfunctie is op het perceel, dan maakt het bestemmingsplan een uitbreiding met maximaal 10% van de bestaande bebouwing, met een maximum van 150 m2 mogelijk. Voor ondergeschikte niet-agrarische activiteiten is geen uitbreidingsmogelijkheid opgenomen. De genoemde uitbreiding van 10% is niet terug te vinden in de planregels, tenzij de algemene ontheffingsbepaling wordt bedoeld. GS verzoekt de maximale uitbreiding (van 150 m2) vast te leggen in de regels.
Overwegingen gemeente
In paragraaf 4.10 is het beleid voor uitbreidingen van niet-agrarische bedrijven weergegeven. Hier is aangegeven dat een uitbreiding van 10%, met een maximum van 150 m2, bij recht is toegekend. Dit is in de regels bij de bouwbepalingen van de maximaal te bebouwen oppervlakte voor bedrijven benoemd. In de genoemde maten is de ruimte voor uitbreiding al opgenomen. Het bestemmingsplan is naar aanleiding van dit onderdeel van de overlegreactie niet aangepast.
Samenvatting overlegreactie (o)
Uit de toelichting wordt niet duidelijk op welke basis de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" is toegekend. Daarom is het voor GS moeilijk te beoordelen of de regeling toereikend is om de archeologische waarden te beschermen. Bovendien is de verbeelding op de plankaart onduidelijk. Verzocht wordt om te verduidelijken welke gebieden onder de dubbelbestemming vallen en de plankaart duidelijker te maken. GS gaat er vanuit dat FAMKE hiervoor als basis kan dienen.
Overwegingen gemeente
In paragraaf 4.8.2 van de toelichting is aangegeven dat FAMKE is gebruikt als basis voor het bestemmingsplan. Verder wordt er niet op ingegaan. [vette tekst] De toelichting wordt op dit punt verduidelijkt. De gebieden die de bestemming "Waarde -Archeologie" hebben gekregen zijn de gebieden die op de FAMKE kaart 'advieskaart ijzertijd-middeleeuwen' zijn aangeduid als gebieden waar het streven behoud van de waarden is. Het advies voor deze gebieden is een karterend onderzoek 3 uit te voeren voorafgaand aan bodembewerkingen. Het bestemmingsplan is naar aanleiding van dit onderdeel van de overlegreactie niet aangepast.
Samenvatting overlegreactie (p)
Van het lpg-tankstation aan de Hoofdweg te Echten is slechts een klein deel van het bij het reservoir horende zone aangegeven. Geadviseerd wordt de plankaart te verduidelijken.
Overwegingen gemeente
Dit klopt. De rest van de contour en het lpg-station zelf liggen in een ander bestemmingsplangebied. Technisch is het niet mogelijk om bestemmingen toe te kennen in een ander bestemmingsplan. In de toelichting was daarom al een verduidelijkend kaartje (bijlage 6 bij de toelichting) opgenomen. Het bestemmingsplan is naar aanleiding van dit onderdeel van de overlegreactie niet aangepast.
Samenvatting overlegreactie (q)
GS adviseert om rekening te houden met de obstakelvrije zones langs enkele wegen: de N359 (6 meter), de N354 (4 meter) en de N924 tot Oosterzee (20 meter).
Overwegingen gemeente
Deze wegen hebben allemaal een verkeersbestemming die ook de bermen omvat. In de bestemming mag alleen worden gebouwd ten behoeve van de bestemming. In de algemene bouwregels (artikel 28) is bepaald dat gebouwen niet binnen bepaalde zones uit de as van de weg mogen worden gebouwd. Deze zones zijn minstens 20 meter breed (gebiedsontsluitingwegen) en maximaal 100 meter breed (snelweg). De obstakelvrije zones passen binnen deze afstandseisen uit artikel 28. Het bestemmingsplan is naar aanleiding van dit onderdeel van de overlegreactie niet aangepast.
Samenvatting overlegreactie (r)
GS vindt de regeling voor paardenbakken onduidelijk. In de toelichting staat dat paardenbakken binnen het bouwblok moeten worden gerealiseerd. In de bestemmingen "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" en "Agrarisch - Paardenhouderij" is dit niet terug te vinden. In de bestemming "Agrarisch" is echter wel een ontheffing opgenomen voor het gebruik van gronden als paardenbak onder meer bij bedrijfsmatige paardenhouderijen. Geadviseerd wordt de regeling te redigeren.
Overwegingen gemeente
De provincie merkt terecht op dat de paardenbakken niet zijn opgenomen in de bestemmingsomschrijvingen van de bestemming "Agrarisch - agrarisch bedrijf" (voor paardenfokkerijen) en "Agrarisch - Paardenhouderij". De paardenbakken zijn alsnog opgenomen in de bestemmingsomschrijvingen omdat de paardenbakken bij deze bedrijven noodzakelijk zijn. Ook in de bestemming "Wonen" ontbreekt de paardenbak in de bestemmingsomschrijving, omdat de gemeente van mening is dat een paardenbak hier met ontheffing mogelijk moet zijn. De maximale maat voor een paardenbak is 1.300 m2, dit sluit aan bij de maat die in de ontheffing is genoemd. Ook de afstandsvoorwaarden zoals deze in de ontheffing voorkomen zijn overgenomen.
GS constateren dat er nog wat onduidelijkheden tussen toelichting, regels en plankaart. Geadviseerd wordt om de plankaart, toelichting en de regels nog eens goed naast elkaar te leggen en onjuistheden en onduidelijkheden aan te passen. Het gaat onder meer om de ruimte-voor-ruimte-regeling.
Overwegingen gemeente
Deze afstemming heeft plaatsgevonden en heeft geleid tot een aantal ondergeschikte aanpassingen.
Wetterskip Fryslân
Samenvatting overlegreactie
Het wetterskip vraagt om de tekst aan te passen wat betreft de nieuwe waterwet (keur etc.) en de reserveringszones die inmiddels zijn aangewezen in het waterhuishoudingsplan.
Overwegingen gemeente
De reserveringszone voorkomt dat er ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen plaats kunnen die een toekomstige dijkversterking kunnen frustreren. In het waterhuishoudingsplan 2010-2015 zijn de reserveringszones in vergelijking met het Streekplan 2007 verder uitgewerkt. Aan de binnendijkse zijde zijn de zones een stuk kleiner geworden. De zone is dusdanig klein geworden dat hier geen mogelijkheden zijn om iets te bouwen, de zone loopt nu tot de dijksloot. In het bestemmingsplan hoeft dus verder niets te worden geregeld. Alle andere mogelijke ongewenste ontwikkelingen worden via de Keur van het waterschap geregeld. De toelichting is in deze zin aangepast en in de regels is de bepaling onder 3.7.1.b onder 4 geschrapt.
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Inspectie VROM
Algemeen: De reactie is een gezamenlijke reactie van de belanghebbende regionale rijksdiensten en is gecoördineerd door de Inspectie VROM.
Samenvatting overlegreactie (a)
De A6 is een hoofdverbindingsas waarlangs uitbreidingsruimte beschikbaar moet blijven om zoveel mogelijk te voorkomen dat toekomstige verbredingen en/of bundeling van hoofdinfrastructuur fysiek en financieel belemmerd wordt. Rijkswaterstaat ziet in dit bestemmingsplan geen belemmeringen hiervoor, maar wijst de gemeente hier volledigheidshalve op.
Overwegingen gemeente
De reactie is voor kennisgeving aangenomen.
Samenvatting overlegreactie (b)
Het plangebied omvat een deel van de waterkering langs het IJsselmeer. Paragraaf 4.6.1. gaat in op het reserveren van zones voor toekomstige dijkversterking. Deze reserveringszones dienen in het bestemmingsplan te worden opgenomen. Zolang de definitieve zones langs de dijken nog niet bekend moeten de ruimere zones worden aangehouden. Verzocht wordt deze reserveringszones in het bestemmingsplan op te nemen.
Overwegingen gemeente
De reserveringszone voorkomt dat er ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen plaats kunnen die een toekomstige dijkversterking kunnen frustreren. In het waterhuishoudingsplan 2010-2015 zijn de reserveringszones in vergelijking met het Streekplan 2007 verder uitgewerkt. Aan de binnendijkse zijde zijn de zones een stuk kleiner geworden. De reserveringszone voorkomt dat er ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen plaats kunnen die een toekomstige dijkversterking kunnen frustreren. In het waterhuishoudingsplan 2010-2015 zijn de reserveringszones in vergelijking met het Streekplan 2007 verder uitgewerkt. Aan de binnendijkse zijde zijn de zones een stuk kleiner geworden. De zone is dusdanig klein geworden dat hier geen mogelijkheden zijn om iets te bouwen, de zone loopt nu tot de dijksloot. In het bestemmingsplan hoeft dus verder niets te worden geregeld. Alle andere mogelijke ongewenste ontwikkelingen worden via de Keur van het waterschap geregeld. De toelichting is in deze zin aangepast en in de regels is de bepaling onder 3.7.1.b onder 4 geschrapt. Wanneer te zijner tijd meer duidelijkheid is over de dijkversterking zal een planMER en een eigen planologische procedure noodzakelijk zijn.
Samenvatting overlegreactie (c)
Alhoewel het bestemmingsplan geen ruimte biedt voor recreatieve ontwikkelingen bij de Lanen, wordt toch op het volgende gewezen. Het is Rijkswaterstaat dat er regelmatig initiatieven zijn voor recreatieve ontwikkelingen bij de Lanen. Rijkswaterstaat wijst dat op deze locatie geen verkeersaantrekkende werking wordt toegestaan.
Overwegingen gemeente
De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.