Plan: | Buitengebied 2010 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0082.000300-0004 |
Landbouw is de grootste grondgebruiker in het buitengebied. In 2009 is de totale oppervlakte cultuurgrond in de gemeente Lemsterland 6.069 hectare. Circa 72% van deze oppervlakte was in gebruik als grasland (4.379 hectare). Op de overige cultuurgronden werden voornamelijk akkerbouwgewassen geteeld. Hierbij ging het hoofdzakelijk om de teelt van maïs.
Het grondgebruik geeft een eerste indruk van de landbouw in de gemeente. In deze paragraaf komen aan de orde: de landbouwstructuur in de gemeente Lemsterland (paragraaf 3.4.1.), ontwikkelingen in de landbouw (paragraaf 3.4.2) en perspectieven voor de landbouw (paragraaf 3.4.3.). Het landbouwkundig onderzoek is voornamelijk gebaseerd op de gegevens uit het milieuvergunningenbestand van de gemeente (stand van zaken 1 maart 2010) en de CBS-landbouwtellingen (gegevens 2003 of 2005). De CSB-gegevens zijn na 2007 deels niet en deels anders bijgehouden. Daarom is voor recente cijfers geput uit de gegevens van het gemeentelijke milieuvergunningenbestand.
Teneinde een goed beeld te krijgen van de landbouw in de gemeente Lemsterland wordt ingegaan op: het aantal bedrijven en bedrijfstypen, de economische omvang van de agrarische bedrijven, de oppervlakte cultuurgrond en verbrede landbouw. Bij de behandeling van deze aspecten wordt ingegaan op ontwikkelingen in de tijd.
Aantal bedrijven en bedrijfstypen
De gemeente Lemsterland telt in 2003 volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek 157 land- en tuinbouwbedrijven, waarvan 142 hoofdberoepsbedrijven (met het hoofdinkomen uit de landbouw) en 15 nevenberoepsbedrijven. De CBS-gegevens hebben betrekking op agrarische bedrijven die ten tijde van de landbouwtelling een productieomvang hadden van meer dan 3 nge2. Drie nge komt ongeveer overeen met bijvoorbeeld 3 melkkoeien of 65 vleesvarkens. Hieruit blijkt dat niet in alle gevallen van een reëel agrarisch bedrijf gesproken kan worden.
Uit de gegevens uit het gemeentelijke vergunningenbestand blijkt dat er in 2010 nog 142 bedrijven zijn met een milieuvergunning. Zeven van deze bedrijven zijn inmidels alsnog gestopt of te klein geworden en hebben een woonbestemming gekregen. Voor vijf bedrijven met paarden is een paardenhouderijbestemming toegekend.
In de gemeente Lemsterland komen in 2010 dus nog 135 agrarische bedrijven (niet-zijnde paardenhouderijen) voor. Het overgrote deel van deze bedrijven bestaat uit graasdierbedrijven, waarbij de melkveehouderij dominant is. Op zeven bedrijven worden in hoofdzaak paarden gehouden. Paarden worden op een aantal bedrijven ook als neventak gehouden. Enkele bedrijven houden schapen, geiten, jongvee (opfokbedrijven) of zoogkoeien.
Op 11 bedrijven is een intensieve veehouderij(-tak) gevestigd. Het gaat voornamelijk om bedrijven waar vleeskalveren en varkens worden gehouden.
Vier bedrijven zijn 'pure' akkerbouwbedrijven. Op alle andere bedrijven wordt vaak ook akkerbouw bedreven, maar dan als ondersteuning van de hoofdtak. Daarbij moet gedacht worden aan het verbouwen van mais als voer voor de dieren.
Graasdierbedrijven - Graasdierbedrijven zijn agrarische bedrijven met als hoofdactiviteit het houden van runderen, schapen, geiten en/of paarden. In de gemeente Lemsterland betreft het voornamelijk melkveehouderijbedrijven.
Akkerbouwbedrijven - Slechts 3% van de agrarische bedrijven kan in 2010 getypeerd worden als akkerbouwbedrijf. Onder de 3% zit wellicht een aantal (afbouwende) veebedrijven met bijvoorbeeld nog enkele hectaren maïs.
Hokdierbedrijven (intensieve veehouderij) - De hokdierbedrijven betreffen de intensieve veehouderij: de varkens- en pluimveebedrijven. In de gemeente Lemsterland zijn in 2010 elf bedrijven als intensieve veehouderij getypeerd in het milieuvergunningenbestand.
Het aantal bedrijven in de gemeente Lemsterland neemt in de loop der jaren af. Zo waren er in 2003 nog 157 bedrijven in de gemeente aanwezig (bron: CBS). Deze afname is in lijn met de landelijke trend: het aantal bedrijven neemt steeds verder af. Jaarlijks neemt het aantal bedrijven gemiddeld met zo'n 2% af.
Economische omvang
De economische omvang van agrarische bedrijven kan uitgedrukt worden in het aantal nge (Nederlandse grootte-eenheid). Door het Landbouw Economisch Instituut (LEI) wordt als vuistregel voor een volwaardig agrarisch bedrijf3 70 nge aangehouden.
In de gemeente Lemsterland is de verdeling tussen zeer kleine, klein tot middelgroot, grote(re) en (zeer) grote en volwaardige bedrijven als volgt (bron: milieuvergunningenbestand). 6 bedrijven bevinden zich in de grootteklasse 3-16 nge, dit zijn vaak afbouwende bedrijven of hobbymatige bedrijven. 31 bedrijven zijn klein tot middelgroot (16-50 nge) en negen bedrijven zijn groot/groter te noemen. Verreweg de meeste bedrijven (83 stuks) zijn groter dan 70 nge. Een aantal van deze bedrijven zijn zelfs zeer groot te noemen, deze zijn meer dan 200 nge groot. Dit zijn bijvorrbeeld bedrijven waar enkele honderden tot duizend melkkoeien worden gehouden.
Uit de gegevens blijkt dat de categorie ">70 nge", duidelijk de grootste categorie is in Lemsterland. De meeste bedrijven kunnen daarmee als volwaardige agrarische bedrijven worden aangemerkt.
In Nederland vond de afgelopen jaren een verschuiving plaats naar grotere bedrijfsomvangen. Er vindt een schaalvergroting plaats. Gronden en rechten van stoppende bedrijven gaan over naar bedrijven die verder willen en kunnen groeien. Minder bedrijven houden dus meer dieren of beslaan een steeds grotere oppervlakte.
Uit een vergelijking met CBS-gegevens kan tevens geconcludeerd worden dat er in de gemeente Lemsterland in vergelijking met vele andere gemeenten in Nederland en ook in vergelijking met de provincie Fryslân relatief veel grote agrarische bedrijven aanwezig zijn met veel 'nge' en veel cultuurgrond. Dit komt omdat de gemeente relatief grootschalig en open van karakter is, er is dus ruimte. zowel in landschappelijke als ook in milieutechnische zin. Er kan ook uitgebreid en gegroeid worden.
Verbrede landbouw
Een landelijke trend is dat agrariërs in toenemende mate andere, niet-agrarische activiteiten gaan ontplooiien (mede als gevolg van marktontwikkelingen en milieuregelgeving). De mogelijkheden een aanvullend inkomen te verwerven liggen binnen de landbouw zelf, zoals het zelf bereiden en verkopen van kaas en andere zuivelproducten. Daarnaast kunnen agrariërs bijvoorbeeld recreatie en toerisme combineren met hun bedrijf. In Bijlage 10 Niet-agrarische bedrijvigheidvan deze toelichting (laatste tabel) zijn de agrarische bedrijven met nevenactiviteiten opgenomen, zoals deze op dit moment bekend zijn bij de gemeente. Het aantal kleinschalige kampeerterreinen in de gemeente is momenteel vijf. In Bijlage 10 Niet-agrarische bedrijvigheid zijn de bedrijven met beheerslandbouw en natuurbeheer en –productie niet opgenomen (voor het bestemmingsplan is dit niet ruimtelijk relevant), bovendien zijn deze overeenkomsten vrijwillig.
Deze subparagraaf gaat in op de ontwikkelingen die van invloed zijn op de landbouw. Belangrijke ontwikkelingen zijn de verandering in het consumentengedrag en een toenemende betekenis van andere functies in het landelijk gebied.
Consumentengedrag
De gangbare productiemethoden worden door de consument steeds minder geaccepteerd vanwege het beslag op het milieu, de aantasting van natuurwaarden en de manier waarop met het welzijn van dieren wordt omgegaan. De maatschappij zal niet meer willen betalen voor een landbouw die qua natuur en milieu niet voldoet aan de elementaire basiseisen. De ontwikkeling van een aanbodgeoriënteerde markt naar een vraaggeoriënteerde markt zal doorzetten als gevolg van eisen van consumenten en supermarktketens aan de kwaliteit, veiligheid en productiewijze van producten (gezondheid, dierenwelzijn, natuur en milieu). Dit vraagt om een nieuwe invulling van het ondernemersschap van de primaire producten.
Toenemende betekenis van andere functies
De functies van het landelijk gebied worden steeds meer bepaald door de behoeften van burgers: kwaliteitsproducten, rust en ruimte, landschap, recreatie, natuur en wonen. De rol van andere functies dan de landbouw, zal toenemen. In de komende jaren zal dit proces zich voortzetten. Agrariërs kunnen hierop inspelen. De mogelijkheid een nieuw of aanvullend inkomen te verwerven liggen veelal binnen de landbouw zelf, bijvoorbeeld door milieu- en diervriendelijker te produceren of door de eigen producten te "vermarkten". Daarnaast zijn er mogelijkheden een niet-agrarische activiteit aan het agrarisch bedrijf te koppelen. Steeds meer agrariërs nemen bijvoorbeeld actief deel aan natuur- en landschapsbeheer. Andere agrariërs combineren recreatie en toerisme met hun bedrijf.
Uit paragraaf 3.4.1. kan geconcludeerd worden dat er de afgelopen jaren sprake is geweest van een afname van het aantal agrarische bedrijven en schaalvergroting.
Als gevolg van het overheidsbeleid (internationale prijsbeleid, mestbeleid) moet er door de agrarische sector een grote krachtsinspanning worden verricht teneinde tot een duurzame en concurrerende landbouw te komen, waarin ook milieumaatregelen zijn ingevoerd. Het al ingezette proces van schaalvergroting zal hierdoor verder versnellen. Voor een aantal bedrijven, met name de kleinere, zal de krachtsinspanning naar verwachting te groot blijken. Deze bedrijven zullen na verloop van tijd stoppen.
De landbouw zal dus moeten zoeken naar maatregelen die het bedrijfsinkomen vergroten. Naast schaalvergroting kan ook gedacht worden aan verdieping en/of verbeding. Onder verdieping wordt verstaan het vergroten van de toegevoegde waarde van de eigen producten (een hogere prijs per kilogram basisproduct), bijvoorbeeld door zelfkazen, biologische productie of verkoop aan huis. Onder verbreding van landbouwbedrijven wordt verstaan het ontplooiien van niet-landbouwactiviteiten op het agrarisch bedrijf, bijvoorbeeld recreatie en natuur- en landschapsbeheer. De veranderingen in de vraag naar producten en functies van het landelijk gebied zal de landbouw steeds meer kansen bieden tot verdieping en verbreding van de inkomensmogelijkheden. Toch zal de gespecialiseerde primaire productie de belangrijkste kurk blijven waarop de landbouw drijft.
Verwacht wordt dat er de komende jaren een verdere vierdeling van landbouwbedrijven zal ontstaan:
Graasdierbedrijven
Perspectieven voor de graasdierbedrijven en verwachte ontwikkelingen zijn: