Inhoudsopgave
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
Artikel 8 Algemene wijzigingsregels
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
-
plan:
het Bestemmingsplan Jirnsum Sylsbrêge met identificatienummer NL.IMRO.0080.13001BP00-VG01 van de gemeente Leeuwarden;
-
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
archeologische waarde:
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
-
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
-
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
-
bouwvlakgrens:
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak;
-
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
-
erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
-
evenement:
een voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;
-
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
omgevingsvergunning:
een vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
-
peil:
-
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
-
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
-
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
-
indien in, boven of op het water wordt gebouwd:
-
het plaatselijk aan te houden waterpeil;
-
indien de onder a, b en c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden:
-
een door of namens burgemeester en wethouders te bepalen peil;
-
seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
-
wijziging:
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de (bouw)hoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander-bouwwerk, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
de buitenwerks gemeten oppervlakte, bovengrondse bouwonderdelen vanaf 1 m boven peil meegerekend;
-
de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel:
vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn, tenzij anders aangegeven:
-
voor lengten in meters (m);
-
voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
-
voor inhoudsmaten in kubieke meters (m3);
-
voor verhoudingen in procenten (%);
-
voor hoeken/hellingen in graden (°).
2.4 Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS
Artikel 3 Verkeer
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen en straten, voet- en fietspaden;
-
parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging en waterlopen,
met daaraan ondergeschikt:
-
de inrichting en het beheer van vaarwegen, voor zover de gronden zijn gelegen binnen de in artikel 9 aangegeven beheersgrenzen,
met de daarbij behorende gebouwen, in de zin van brugwachtershuisjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder begrepen bruggen.
3.2 Bouwregels
Op de voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming.
3.2.1 Gebouwen
Er mogen geen gebouwen worden gebouwd.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van bruggen mag niet meer dan 5 m bedragen, met dien verstande dat de vrije doorvaarthoogte ten minste 1,5 m en de vrije doorvaartbreedte ten minste 4 m moet bedragen;
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
Artikel 4 Water
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor waterberging, waterhuishouding, watergangen en waterlopen, met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder begrepen beschoeiingen, bruggen, remmingswerken, dammen en/of duikers, met uitzondering van insteekhavens.
4.2 Bouwregels
Op de voor ‘Water’ aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.
4.2.1 Gebouwen
Op de voor ‘Water’ aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd
bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat:
-
de bouwhoogte van bruggen niet meer dan 5 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet meer dan 4 m mag bedragen;
-
de bouw van steigers niet is toegestaan.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Omgevingsvergunning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van 4.2.2, onder d ten behoeve van de bouw van een steiger.
4.3.2 Afwegingskader
De in 4.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid en de bereikbaarheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de doorvaart van schepen.
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
6.1 Toegestaan gebruik
Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van weekmarkten, jaarmarkten, vrijmarkten, dagmarkten, snuffelmarkten, evenementen, festiviteiten, manifestaties en horecaterreinen, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning vrijstelling of ontheffing is verleend.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
7.1 Afwijkingsbevoegdheid
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
-
de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
-
de bestemmingsregels en kan worden toegestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of de -intensiteit daartoe aanleiding geven (geeft);
-
de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
-
de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en kan worden toegestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
-
de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en kan worden toegestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m.
7.2 Afwegingskader
De in 7.1 bedoelde omgevingsvergunningen worden slechts verleend indien geen onevenredige aantasting wordt gedaan aan:
-
de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
de externe veiligheid;
-
de verkeersveiligheid en de bereikbaarheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 8 Algemene wijzigingsregels
8.1 Wijzigingsbevoegdheid
8.1.1 Wijziging
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:
-
grenzen van bestemmingsvlakken op de verbeelding zodanig wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven;
-
de bestemmingsvlakken voorzien van nieuwe nadere aanduidingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de sociale veiligheid;
-
de externe veiligheid.
8.2 Afwegingskader
8.2.1 Algemeen afwegingskader
Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de wijziging vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:
-
de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
-
de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
-
de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.
8.2.2 Onevenredige schade en uitvoerbaarheid
Indien de waarden en/of belangen als genoemd in 8.2.1 onevenredig worden geschaad en/of de uitvoerbaarheid niet is aangetoond, vinden de genoemde wijzigingsbevoegdheden geen toepassing.
Artikel 9 Overige regels
9.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, met uitzondering van de voorschriften ten aanzien van de volgende onderwerpen:
-
de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige regels;
-
de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
-
de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
-
het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
-
de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en:
-
de ruimte tussen bouwwerken.
9.2 Bouwwerken
Ingevolge de Vaarwegenverordening Friesland is ter hoogte van de watergang de Boarn binnen een zone van 5 m, grenzend aan de bestemming ‘Water’, ontheffing nodig voor het oprichten van bouwwerken.
9.3 Werken en werkzaamheden
Ingevolge de Vaarwegenverordening Friesland is ter hoogte van de watergang de Boarn binnen een zone van 10 m, grenzend aan de bestemming ‘Water’, ontheffing nodig voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.
9.4 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop de omgevingsvergunning voor het bouwen is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het Bestemmingsplan Jirnsum Sylsbrêge”.
Vastgesteld door de raad van de gemeente Leeuwarden in de vergadering van:
24 november 2014,
, voorzitter
, griffier