Plan: | Leeuwarden - Wielenpôlle, Schepenbuurt, de Plantage en omgeving |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0080.05005BP00-VG01 |
Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is op 1 september 2007 de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) in werking getreden. Deze nieuwe wet maakt deel uit van de (gewijzigde) Monumentenwet. De kern van de WAMZ is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. De WAMZ verplicht gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden. Naast het inventariseren van de te verwachten archeologische waarde, zal het bestemmingsplan uiteindelijk, indien nodig (en mogelijk), een bescherming moeten bieden voor waardevolle gebieden. Dit kan bijvoorbeeld met een omgevingsvergunning.
In februari 2010 hebben Provinciale Staten de Nota Erfgoed 2010-2013 vastgesteld. In deze nota is het provinciale archeologiebeleid vastgelegd. De FAMKE (Friese Archeologische Monumentenkaart Extra) is hierin opgenomen als belangrijk instrument om ervoor te zorgen dat archeologie een volwaardige plaats krijgt in ruimtelijke plannen. De FAMKE bestaat uit twee provinciedekkende advieskaarten, één voor de periode Steentijd - vroege Bronstijd, en één voor de periode midden Bronstijd - Middeleeuwen. Volgens de eerstgenoemde FAMKE-kaart is er voor het plangebied geen onderzoek noodzakelijk. De FAMKE geeft voor de periode midden Bronstijd - Middeleeuwen aan dat bij ingrepen groter dan 500 m² een karterend onderzoek moet worden uitgevoerd en streven naar behoud resp. waarderend onderzoek bij ingrepen groter dan 50m² op de terplocaties.
De gemeente heeft met de beleidsnota Archeologische Monumentenzorg Leeuwarden (AMzL) 2008 - 2013 de archeologische koers voor de komende jaren uitgezet. Met een eigen archeologisch beleidsplan kiest de gemeente ervoor de eigen keuzes voor alle betrokkenen helder te maken. Ze brengt duidelijk naar voren hoe en waarom de stad zorg draagt voor haar kwetsbare bodemarchief en welke consequenties dat heeft. Dit beleid is afgestemd met de provincie, maar geeft wel een eigen invulling aan de manier waarop Leeuwarden omgaat met archeologie. In het archeologiebeleid zijn de volgende elementen van belang:
De gemeentelijke beleidskeuzes zijn weergegeven op de gemeentelijke Archeologische Waardekaart, waardoor voor iedereen duidelijk wordt waar en op welke manier rekening moet worden gehouden met archeologie. Onderstaand een uitsnede van de kaart, waarop aangegeven is welke waarden in het plangebied aanwezig zijn.
Uitsnede van de Archeologische Waardekaart gemeente Leeuwarden ter hoogte van het bestemmingsplangebied
Het bestemmingsplangebied ligt landschappelijk gezien op een kwelderwal ten oosten van de voormalige Middelzee. Het grootste deel heeft, vanwege de recente bebouwing, een lage archeologische verwachting. Er liggen echter twee terprestanten aan de westzijde. De meest westelijke betreft de dorpsterp van Huizum waar bewoningssporen zijn aangetroffen uit de Late IJzertijd en de Middeleeuwen. De terpkern heeft een hoge archeologische waarde, maar ligt buiten het plangebied. De oostelijke terprand, met een hoge verwachtingswaarde, valt echter voor een klein deel net binnen het plangebied. De andere terp betreft een vindplaats met de toponiem Drachtsterweg uit de midden tot laat Romeinse tijd. Deze heeft een middelhoge archeologische verwachtingswaarde.
In gebieden met een hoge verwachtingswaarde geldt een onderzoeksplicht voor ingrepen dieper dan 50 cm en groter dan 100 m².In gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde geldt een onderzoeksplicht voor ingrepen dieper dan 50 cm en groter dan 500 m². Ter bescherming van mogelijk archeologische waarden is voor deze locaties een dubbelbestemming opgenomen.
Zoals gezegd heeft de rest van het bestemmingsplangebied c.q. de kwelderwal een lage archeologische verwachting. Dit vanwege de recente bebouwing die het plangebied grotendeels bedekt, waardoor eventuele archeologische resten verstoord of verdwenen zullen zijn. Voor dit deel is bij (niet mer-plichtige) ontwikkelingen geen archeologisch vooronderzoek noodzakelijk.