direct naar inhoud van Regels
Plan: Leeuwarden - Woningbouw Brandemeer en de Kei
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0080.03025BP00-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Leeuwarden - Woningbouw Brandemeer en de Kei met identificatienummer NL.IMRO.0080.03025BP00-VG01 van de gemeente Leeuwarden.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrische bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps*)- of bedrijfsactiviteit waarvan de activiteiten niet onevenredig publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

* betreft de (voormalige) vrije beroepen

1.4 aanbouw/uitbouw:

een gebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting c.q. uitbreiding van het hoofdgebouw vormt die in directe verbinding staat met dat hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bed and breakfast:

het tegen betaling aanbieden van tijdelijk logies en ontbijt in een woning;

1.9 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een bedrijf, inclusief opslag en administratieruimten en dergelijke;

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bijgebouw:

een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw zonder directe verbinding met het hoofdgebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, als mede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.15 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten

1.19 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 brutovloeroppervlak

de totale binnen een gebouw beschikbare vloeroppervlakte inclusief magazijn- of opslagruimte en verblijfsruimten voor personeel;

1.21 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.22 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.23 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.24 erf:

de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw';

1.25 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 geluidgevoelige functies:

bewoning of een andere geluidsgevoelige functie (of de gebouwen die daartoe dienen) zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, het Besluit geluidhinder;

1.27 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;

1.28 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.29 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met een zekere dakhelling;

1.30 peil:
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    • 1. de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    • 1. de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor het bouwen van bouwwerken in, op of over het water:
    • 1. het NAP -0,52 m;
1.31 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.32 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of de gevel die op het moment van inwerkingtreding van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;

1.33 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.34 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.35 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • b. ontsluitingswegen ten behoeve van de aangrenzende bestemming(en);
  • c. oevers en kaden;
  • d. in- en uitritten;
  • e. verhardingen;
  • f. wegen, straten en paden;
  • g. sloten, bermen en beplanting;
  • h. waterlopen en waterpartijen;
  • i. aanleggelegenheid;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. speelvoorzieningen;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen zal ten hoogste 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen;

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten, paden en pleinen;

met de daarbij behorende:

  • b. tuinen, erven en terreinen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. sloten, bermen, beplanting;
  • e. waterlopen en waterpartijen;
  • f. aanleggelegenheid;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. kaden en oevers;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, niet meer dan 5 m mag bedragen

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde bed and breakfast;
  • b. aan - en uitbouwen en bijgebouwen.

met de daarbij behorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. wegen, straten en paden;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. sloten, bermen en beplanting;
  • g. waterlopen en waterpartijen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal woningen mag niet meer dan 30 bedragen;
  • c. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte.
5.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen per hoofdgebouw zal ten hoogste mag niet meer dan 50 m2 bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer dan 50% van het erf zal bedragen;
  • b. de goothoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de dakhelling van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag niet meer dan 60° bedragen.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw en het verlengde daarvan, niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder 5.2.3 onder a mag de bouwhoogte ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding tuinmuur' 3 m bedragen.
  • c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijkingsbevoegdheid oppervlakte aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder a en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen per hoofdgebouw wordt vergroot tot niet meer dan 100 m², met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer dan 50% van het erf mag bedragen.

5.3.2 Afwijkingsbevoegdheid hogere goothoogte aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder b en toestaan dat de goothoogte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen per hoofdgebouw wordt verhoogd tot 4 m.

5.3.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 5.3.1 en 5.3.2 wordt uitsluitend verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • een goede woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • een goede milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed and breakfast;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, zodanig dat:
    • 1. de vloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte per bouwperceel niet meer dan 50 m² mag bedragen;
    • 2. de activiteit niet (mede) wordt uitgeoefend door de eigenaar of één van de bewoners van de betreffende woning;
    • 3. het totale aantal werkenden bij een beroepsuitoefening meer dan 3 bedraagt en bij een bedrijfsuitoefening meer dan 2;
    • 4. de activiteiten vergunning- of meldingplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    • 5. er detailhandel plaatsvindt, tenzij er sprake is van de verkoop van ter plaatse vervaardigde non-food goederen of de verkoop van direct aan de activiteit verwante artikelen, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte niet meer dan 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen;
    • 6. de activiteit leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;
    • 7. de activiteit leidt tot overlast door een publiekaantrekkende werking;
    • 8. het uiterlijk aanzien van de woning wordt aangetast. Uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0,5 m² in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen is toegestaan;
    • 9. de activiteit hinder voor het woonmilieu oplevert.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 5.4 sub b en toestaan dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt ten behoeve van bed and breakfast, mits:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte per bouwperceel ten hoogste 50 m² mag bedragen;
    • 2. er ten hoogste vier slaapplaatsen in ten hoogste twee van elkaar gescheiden ruimten voor nachtverblijf aanwezig zijn;
    • 3. de exploitant hoofdbewoner is en er daadwerkelijk woont;
    • 4. de kamers deel uitmaken van het hoofdgebouw of van een daarvan onderdeel uitmakende aan- of uitbouw en/of in een vrijstaand bijgebouw worden gerealiseerd;
    • 5. in geval van het gebruik van een vrijstaand bijgebouw voor bed and breakfast:
      • dient het vrijstaande bijgebouw te voldoen aan de in het Bouwbesluit gestelde eisen;
      • dient de oppervlakte van het bouwperceel ten minste 750 m² te bedragen;
      • dient de ruimte die in het vrijstaande bijgebouw wordt gebruikt voor bed and breakfast ten minste 25 m² per ruimte te bedragen;
      • dient het vrijstaande bijgebouw ten minste 1 meter uit de zijdelingse- en achterperceelgrens gesitueerd te zijn.
    • 6. het uiterlijk aanzien van de woning niet wordt aangetast. Uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0,5 m² in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclameuitingen is toegestaan;
    • 7. de activiteit niet leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;
    • 8. de activiteit geen hinder of overlast voor het woonmilieu oplevert; waarbij bij de beoordeling van de mate van overlast tevens het woningtype en het karakter van de omgeving betrokken dient te worden;
    • 9. het ruimtebeslag van de functie niet leidt tot te weinig bergruimte in of bij de woning.

Artikel 6 Wonen - Woongebouw

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van woongebouwen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde een bed and breakfast;
  • b. gebouwen ten behoeve van berging, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen -berging';

met de daarbij behorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. wegen, straten en paden;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. sloten, bermen en beplanting;
  • g. waterlopen en waterpartijen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Woongebouwen

Voor het bouwen van woongebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een woongebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal wooneenheden binnen het bouwvlak bedraagt niet meer dan 42;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
6.2.2 Bergingen

Voor het bouwen van bergingen gelden de volgende bepalingen;

  • a. bergingen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - berging'
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder 6.2.3 onder a mag de bouwhoogte ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding tuinmuur' 3 m bedragen.
  • c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder 6.2.1 onder c met dien verstande dat de bouwhoogte voor een percentage van maximaal 10% van het bouwvlak mag worden verhoogd naar 15 meter, ten behoeve van ondergeschikte bouwdelen.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bergingen voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed and breakfast;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep- of bedrijfsactiviteit, zodanig dat:
    • 1. de vloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte per bouwperceel niet meer dan 50 m² mag bedragen;
    • 2. de activiteit niet (mede) wordt uitgeoefend door de eigenaar of één van de bewoners van de betreffende woning;
    • 3. het totale aantal werkenden bij een beroepsuitoefening meer dan 3 bedraagt en bij een bedrijfsuitoefening meer dan 2;
    • 4. de activiteiten vergunning- of meldingplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    • 5. er detailhandel plaatsvindt, tenzij er sprake is van de verkoop van ter plaatse vervaardigde non-food goederen of de verkoop van direct aan de activiteit verwante artikelen, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte niet meer dan 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen;
    • 6. de activiteit leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;
    • 7. de activiteit leidt tot overlast door een publiekaantrekkende werking;
    • 8. het uiterlijk aanzien van de woning wordt aangetast. Uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0,5 m² in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen is toegestaan;
    • 9. de activiteit hinder voor het woonmilieu oplevert.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot-, afbraak en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • b. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • c. het storten van puin en afvalstoffen;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
  • e. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken voor risicovolle inrichtingen.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 Luchtvaartverkeerzone - ILS - verstoringsgebied
9.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding "Luchtvaartverkeerzone - ILS - verstoringsgebied" zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het tegengaan van verstoring van het ILS-systeem van de vliegbasis Leeuwarden.

9.1.2 Bouwregels
  • a. In afwijking van de bouwregels bij de onderliggende bestemmingen geldt ter plaatse van deze aanduiding dat wanneer de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde de ter plaatse van de aanduidingen "maximum bouwhoogte (m)" aangegeven bouwhoogte overschrijdt, het gebouw of bouwwerk uitsluitend mag worden gebouwd wanneer uit een daaromtrent verstrekt advies van de beheerder van het ILS-systeem blijkt dat dit systeem niet op onaanvaardbare wijze wordt verstoord;
  • b. De geldende toetsingshoogte als bedoeld onder a dient tussen de op de verbeelding aangegeven contourlijnen door lineaire interpolatie te worden bepaald.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Afwijkingsbevoegdheden
10.1.1 Algemeen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, alsmede voor zover een minimale en/of maximale dakhelling wordt voorgeschreven, voor een verlaging of verhoging van de dakhelling tot 0° respectievelijk 80°;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 12 m;
  • d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30 m;
  • e. de bestemmingsregels en toestaan dat antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie op of aan een bouwwerk, wordt gebouwd, mits de bouwhoogte van de antenne, met antennedrager, gemeten vanaf de voet van de antenne-installatie, niet meer dan 5 m bedraagt;
  • f. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende bouwvlak mag bedragen;
    • 2. de hoogte leidt tot een hoogte die niet meer dan 1,25 maal de bouwhoogte van het betreffende gebouw mag bedragen;
  • g. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak, bestemmingsvlak c.q. maatvoeringsvlak en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak, bestemmingsvlak c.q. maatvoeringsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 3. erkers over maximaal 80% van de breedte van de gevel van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;
    • 4. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen,

mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden.

  • h. de bestemmingsregels voor de (ver)bouw van kleinschalige (openbare) voorzieningen ten behoeve van detailhandel, sport, recreatie of cultuur, zoals kleedgebouwtje, dug-outs, paviljoens, kiosken, dierenverblijven, kunstobjecten en toiletgebouwtjes, mits:
    • 1. de brutovloeroppervlakte niet meer dan 50 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedraagt;
  • i. de bestemmingsregels voor de (ver)bouw van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en/of de telecommunicatie, mits:
    • 1. de brutovloeroppervlakte niet meer dan 100 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedraagt.
10.2 Toetsingscriteria
10.2.1 Algemene toetsingscriteria

De in lid 10.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de parkeercapaciteit;
  • e. het waterbeheer;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de verkeerssituatie;
  • h. archeologie;
  • i. cultuurhistorie;
  • j. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • k. de hoogtebeperkingen die voortvloeien uit de gelden luchtvaartwet- en regelgeving in verband met de vliegbasis Leeuwarden, of andere, in het gebied aanwezige hoogtebeperkingen;
  • l. aspecten die verband houden met externe veiligheid en brandveiligheid.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. bouw- en/of bestemmingsgrenzen mogen worden gewijzigd, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 5 m wordt overschreden;
  • b. een bouwvlak binnen een bestemmingsvlak wordt vergroot met maximaal 20% van de oppervlakte van het bouwvlak;
  • c. de bestemmingen worden gewijzigd ten behoeve van de aanleg van of de wijziging in de bestaande infrastructuur (weg, water-, parkeer- en groenvoorzieningen), met de bijbehorende voorzieningen;
  • d. antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie of andere zend- ontvang- en sirenemasten worden gebouwd met een bouwhoogte tot ten hoogste 50 m;
11.2 Toetsingscriteria

De in lid 11.1 genoemde wijzigingsbevoegdheden kunnen uitsluitend worden toegepast, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de verkeerssituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • g. de hoogtebeperkingen die voortvloeien uit de gelden luchtvaartwet- en regelgeving in verband met de vliegbasis Leeuwarden, of andere, in het gebied aanwezige hoogtebeperkingen.

Artikel 12 Algemene procedureregels

12.1 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • d. een goede milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden,

nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Van toepassing verklaring
  • a. De regels en bijbehorende bijlagen van het bestemmingsplan "Leeuwarden - Partiële herziening Plan voor de zon” (NL.IMRO.0080.00002BP00-VG02) , zoals dat is vastgesteld op 7 november 2018 is van toepassing op dit plan;
  • b. indien de beleidsregels 'kwaliteitsnota plan voor de zon' binnen de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.
13.2 Parkeren
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
  • b. bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
  • c. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan:
    • 1. het bebouwingsbeeld;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de natuurlijke waarden;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de verkeersveiligheid;
    • 7. de watersituatie;
    • 8. de woonsituatie;

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Leeuwarden - Woningbouw Brandemeer en de Kei van de gemeente Leeuwarden.