Inhoudsopgave
Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 4 Waarde - Archeologie 1
Artikel 5 Waarde - Beschermd stadsgezicht
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.5 archeologisch waardevol gebied
1.18 cultuurhistorische waarden
1.23 erotisch getinte vermaaksfunctie
1.32 ondergeschikte detailhandel
1.1 het plan
het Wijzigingsplan Leeuwarden - Lân fan Taal met identificatienummer NL.IMRO.0080.02002WP02-VG01 van de gemeente Leeuwarden;
1.2 wijzigingsplan
de geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 Archeologisch waardevol gebied
een gebied waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;
1.6 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.7 bestaand
-
ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken en werkzaamheden: bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van het plan;
-
ten aanzien van het overige gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het plan;
1.8 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.9 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.10 bijgebouw
een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw zonder directe verbinding met het hoofdgebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.11 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.12 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.13 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.14 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.15 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.16 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.17 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.18 cultuurhistorische waarden
waarden ontstaan door het gebruik (van bepaalde gronden) in de loop van de geschiedenis door de mens;
1.19 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.20 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.21 dienstverlening
werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden al dan niet met inbegrip van ondergeschikte detailhandel en/of ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van garagebedrijven;
1.22 erf
de oppervlakte van het bouwperceel, voorzover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw en verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw;
1.23 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.24 evenement
een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of daarmee gelijk te stellen activiteiten zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, en dergelijke;
1.25 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.26 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, zowel in ruimtelijk als in functioneel opzicht als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.27 horecabedrijf
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.28 horecaterras
een al dan niet overdekt terras, behorende bij een zelfstandig horecabedrijf;
1.29 kampeermiddel
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht, dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.30 maatvoeringsgrens
de grens van een maatvoeringsvlak;
1.31 maatvoeringsvlak
een aangegeven vlak, voorzien van een maatvoeringsaanduiding;
1.32 ondergeschikte detailhandel
een niet zelfstandige detailhandelsfunctie, welke ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de hoofdfunctie, welke binnen de bestemming is toegestaan;
1.33 ondergeschikte horeca
een niet zelfstandige horecafunctie, welke ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de hoofdfunctie, welke binnen de bestemming is toegestaan;
1.34 ondergronds
beneden peil;
1.35 peil
-
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
-
voor het bouwen van bouwwerken in, op of over het water: het NAP -0,52 m (het Fries Zomerpeil);
1.36 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.37 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
2.3 de inhoud van een bouwwerk
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied
3.2.1 Gebouwen, genoemd in lid 3.1 sub a
3.2.3 Gebouwen, genoemd in lid 3.1 sub h
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
3.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 4 Waarde - Archeologie 1
4.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
4.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
4.3.6 Voorwaarden omgevingsvergunning
Artikel 5 Waarde - Beschermd stadsgezicht
5.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.2.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied
3.2.1 Gebouwen, genoemd in lid 3.1 sub a
3.2.3 Gebouwen, genoemd in lid 3.1 sub h
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van een museum ter plaatse van de aanduiding 'museum', al dan niet in combinatie met:
-
ondergeschikte detailhandel;
-
ondergeschikte horeca;
-
een tribune;
-
(openbare) toiletten;
-
(woon)straten en pleinen;
-
voet- en rijwielpaden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
kaden en oevers;
-
ondergrondse gebouwen ten behoeve van:
-
parkeervoorzieningen met de daarbijbehorende in- en uitritten, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
-
gebouwen ten behoeve van:
-
ondergrondse parkeervoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
-
horecaterrassen;
waarbij het behoud van de cultuurhistorische, ruimtelijke en archeologische waarden van het beschermd stadsgezicht zoals aangegeven in bijlage 1 en 2 bij deze regels uitgangspunt is;
met de daarbij behorende:
-
nutsvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder:
-
kunstobjecten;
-
lucht- en ventilatieconstructies ten behoeve van (ondergrondse) parkeergarages.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen, genoemd in lid 3.1 sub a
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van de in lid 3.1 sub a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 9 m bedragen;
-
het aantal bouwlagen van een gebouw zal ten hoogste 3 bedragen.
3.2.2 Ondergrondse gebouwen
Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende regels:
-
ondergrondse parkeervoorzieningen zullen in ten hoogste twee ondergrondse bouwlagen worden gebouwd;
-
ondergrondse gemengde functies zullen in ten hoogste één bouwlaag worden gebouwd.
3.2.3 Gebouwen, genoemd in lid 3.1 sub h
Voor het bouwen van de in lid 3.1 sub h genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte per gebouw zal ten hoogste 25 m² bedragen;
-
de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 4,00 m bedragen.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
-
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
-
de cultuurhistorische, ruimtelijke en archeologische waarden van het beschermd stadsgezicht zoals aangegeven in bijlage 1 en 2 bij deze regels;
-
de verkeerssituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijken
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
-
het bepaalde in lid 3.2.3 sub a in die zin dat de oppervlakte van een gebouw wordt vergroot tot ten hoogste 40 m²;
-
het bepaalde in lid 3.2.3 sub b in die zin dat de bouwhoogte van een gebouw wordt vergroot tot ten hoogste 6,00 m.
3.4.2 Toetsingscriteria
De in lid 3.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
de cultuurhistorische, ruimtelijke en archeologische waarden van het beschermd stadsgezicht zoals aangegeven in bijlage 1 en 2 bij deze regels;
-
de verkeerssituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 4 Waarde - Archeologie 1
4.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
4.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
4.3.6 Voorwaarden omgevingsvergunning
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m², moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:
-
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
-
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
4.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
Indien uit het in lid 4.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
-
het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
-
het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
-
het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
-
het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
4.3.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 4.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
-
in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
-
niet dieper gaan dan 0,50 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 50 m² beslaan.
4.3.3 Voorwaarden
De in lid 4.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
4.3.4 Onderzoeksplicht
Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:
-
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
-
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
4.3.5 Beoordelingscriteria
Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
4.3.6 Voorwaarden omgevingsvergunning
Indien uit het in lid 4.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Artikel 5 Waarde - Beschermd stadsgezicht
5.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.2.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
het behoud, herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing zoals aangegeven in bijlage 1 en 2 bij deze regels.
5.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.2.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
-
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen in de openbare ruimte c.q. in (particuliere) voortuinen, tenzij het gaat om een ondergeschikte oppervlakte aan sierbestrating in (particuliere) voortuinen;
-
het wijzigen van de kademuren.
5.2.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in sublid 5.2.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
5.2.3 Beoordelingscriteria
De omgevingsvergunning zal uitsluitend worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht zoals aangegeven in bijlage 1 en 2 bij deze regels.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
7.1 Gebruiksregels
7.1.1 Algemeen
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemmingen, zoals opgenomen in hoofdstuk 2.
7.1.2 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, zoals bedoeld in lid 7.1.1 wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
-
het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
-
het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen of (verblijfs)recreatieve voorzieningen;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.
7.1.3 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in de subleden 7.1.1 en 7.1.2 en wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2e van de Wet op de economische delicten.
7.2 Uitzonderingsregels
Tot een gebruik, strijdig met deze gebruiksregels, wordt niet gerekend:
-
het tijdelijk, al dan niet periodiek gebruik van de gronden voor evenementen.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
8.1 Afwijkingsregels
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
-
de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
-
de bestemmingsregels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
-
de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 12,00 m;
-
de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30,00 m;
-
de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie op of aan een bouwwerk, wordt vergroot tot ten hoogste 5,00 m gemeten vanaf de voet van de antenne-installatie;
-
de bestemmingsregels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien:
-
dit wenselijk of noodzakelijk is in verband met een doelmatige verkaveling van de gronden dan wel een rationele uitvoering van het plan betreft en de afwijking niet meer bedraagt dan 3,00 m, voor zover het nieuwbouwplannen betreft;
-
een meetverschil daartoe aanleiding geeft in andere gevallen;
-
de bestemmingsregels in die zin dat gebouwen als telefooncellen en toiletgebouwtjes, gebouwen ten behoeve van het openbaar vervoer of het trein- water- of wegverkeer, zoals wachthuisjes, alsmede kleinschalige openbare voorzieningen ten behoeve van detailhandel, sport, recreatie of cultuur, zoals kleedgebouwtjes, dug-outs, paviljoens, kiosken, dierenverblijven en kunstobjecten worden gebouwd, mits:
-
de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 50 m² bedraagt;
-
een gebouw uit ten hoogste één bouwlaag bestaat;
-
de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 5,00 m bedraagt;
-
de bestemmingsregels in die zin dat gebouwen ten behoeve van de openbare nutsvoorziening en/of de telecommunicatie worden gebouwd, mits:
-
de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 100 m² bedraagt;
-
een gebouw uit ten hoogste één bouwlaag bestaat;
-
de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 5,00 m bedraagt;
-
het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bestemmingsvlak naar de buitenzijde met ten hoogste 1,50 m worden overschreden door:
-
plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
-
gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
-
erkers over maximaal 80% van de breedte van de gevel van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;
-
ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen.
8.2 Toetsingscriteria
De in lid 8.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht zoals aangegeven in bijlage 1 en 2 bij deze regels;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
de verkeerssituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
-
Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in sublid a. na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
"Regels van het Wijzigingsplan Leeuwarden - Lân fan Taal"
![buttons](http://www.bugelhajema.nl/template2010/images/buttons.jpg)