Inhoudsopgave
Artikel 5 Detailhandel - Tuincentrum
Artikel 7 Maatschappelijk - Militaire luchthaven
Artikel 8 Maatschappelijk - Militair munitiedepot
Artikel 13 Verkeer - Railverkeer
Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 18 Leiding - Brandstof
Artikel 20 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 23 Waarde - Archeologie 1
Artikel 24 Waarde - Archeologie 2
Artikel 25 Waarde - Archeologie 3
Artikel 26 Waarde - Beschermd dorpsgezicht
Artikel 27 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 28 Waarde - Monumentale bomen
Artikel 30 Anti-dubbeltelregel
Artikel 31 Algemene bouwregels
Artikel 32 Algemene gebruiksregels
Artikel 33 Algemene aanduidingsregels
Artikel 34 Algemene afwijkingsregels
Artikel 35 Algemene wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
-
plan:
het bestemmingsplan Leeuwarden - Buitengebied met identificatienummer NL.IMRO.0080.01002BP00-VG01 van de gemeente Leeuwarden;
-
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
-
aan- en uitbouw:
een gebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting c.q. uitbreiding van het hoofdgebouw vormt die in directe verbinding staat met dat hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;
-
aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:
een beroeps*)- of bedrijfsactiviteit waarvan de activiteiten niet onevenredig publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de betreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;
*) betreft de (voormalige) vrije beroepen
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren;
-
agrarisch dienstverlenend bedrijf:
een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ten productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven;
-
archeologische waarden:
waarden die van belang zijn voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;
-
bar:
een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;
-
bar-/dancing:
een bar, waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen, en een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijven, zoals discotheken en nachtclubs;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
bebouwingsbeeld:
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede bouwhoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
-
bebouwingspercentage:
de oppervlakte van bouwwerken uitgedrukt in procenten van de nader aangegeven gronden;
-
bed and breakfast:
het tegen betaling aanbieden van tijdelijk logies en ontbijt in een woning;
-
bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
-
bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit of (dienstverlenend) bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
-
bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
-
beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald waarmee rekening gehouden moet worden;
-
bestaand:
-
bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
-
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bijgebouw:
een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw zonder directe verbinding met het hoofdgebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
-
bijzondere paardenhouderij:
een agrarisch aanverwant bedrijf dat is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony’s;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
-
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
-
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
-
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
-
bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
-
bruto-vloeroppervlakte:
de totale binnen een gebouw beschikbare vloeroppervlakte inclusief magazijn- of opslagruimte en verblijfsruimten voor personeel;
-
cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;
-
cultuurhistorische waarden:
waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;
-
dagrecreatief medegebruik:
een dagrecreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit dagrecreatieve gebruik is toegestaan;
-
dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
-
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
werkzaamheden bestaande uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden al dan niet met inbegrip van ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van garagebedrijven en seksinrichtingen;
-
eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
-
erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
-
extensieve dagrecreatie:
die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving zoals wandelen en fietsen en die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;
-
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden:
de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;
-
geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein, een luchtvaartterrein en/of een spoorweg;
-
geluidsgevoelige functies:
in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;
-
geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
-
geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
-
grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, op de wijze van een melkrundveehouderijbedrijf, een schapenhouderijbedrijf, een akkerbouwbedrijf, een vollegronds tuinbouwbedrijf en naar de aard daarmee gelijk te stellen agrarische bedrijven;
-
hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
-
hoofdgebouw:
één of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is;
-
horecabedrijf en/of -instelling:
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt aangeboden al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
-
houtteelt:
de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de meldings- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;
-
intensief veehouderijbedrijf:
een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het houden van dieren, zoals rundveemesterij (exclusief vetweiderij), varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, of pelsdierhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;
-
kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
-
kampeerterrein:
een terrein dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor de plaatsing van kampeermiddelen;
-
kap:
een dak met een zekere helling;
-
karakteristieke hoofdvorm:
de hoofdvorm van een gebouw zoals die wordt gevormd door de goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en kapvorm;
-
kas:
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groente, vruchten, bloemen of planten;
-
kleine windturbine:
een installatie c.q. bouwwerk voor het opwekken van elektrisch of thermisch vermogen uit wind:
-
met een horizontale as en waarvan de rotor een oppervlakte beschrijft van maximaal 40 m² (een maximale wiek van ongeveer 3,5 m);
-
met een horizontale as in andere vormen dan twee of drie wieken, waaronder de zogenaamde niet-wiekturbines;
-
met een verticale as;
-
kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
-
kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald die in acht genomen moet worden;
-
landschappelijke waarden:
de cultuurhistorische en visuele waarden van het landschap;
-
maatschappelijke voorziening:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;
-
manege-activiteiten:
bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony’s (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen);
-
milieusituatie:
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;
-
natuurlijke waarden:
de abiotische en biotische waarden van een gebied;
-
negatief effect op een Natura 2000-gebied door stikstofdepositie:
een, in vergelijking met de stikstofdepositie op de in bijlage 4 bij de regels genoemde referentiedatum voor het betreffende Natura 2000-gebied, toename van de stikstofdepositie groter dan 0 mol stikstof per hectare per jaar op de voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied;
-
neventak:
niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die ten hoogste 50% van de productieomvang van de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering bedraagt;
-
niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt en die als zodanig niet afhankelijk is van agrarische gronden als productiemiddel;
-
normaal onderhoud en beheer:
het onderhoud dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en bouwwerken, die tot de betreffende bestemming of aanduiding behoren;
-
ondergeschikte horeca:
een niet-zelfstandige horecafunctie, welke ondergeschikt is aan en ten dienste staat hoofdfunctie, welke binnen de bestemming is toegestaan;
-
overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
-
overkapping:
een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet, óf met ten hoogste twee wanden is omsloten;
-
paardenhouderij:
een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden, waarbij al dan niet in ondergeschikte mate het africhten en de handel van paarden plaatsvindt;
-
pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
-
peil:
-
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
-
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
-
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
-
voor het bouwen van een bouwwerk in, op of over het water:
-
het N.A.P. -0,52 m (Fries Zomerpeil);
-
permanente bewoning:
bewoning als hoofdverblijf binnen de vaste woonplaats;
-
procesmodel Nije Pleats:
een integrale methode met deskundigen op het gebied van welstand, milieu, planologie en landschap, waarbij een nieuwe ontwikkeling op een zorgvuldige manier, ruimtelijk en landschappelijk wordt ingepast in samenspraak met de initiatiefnemer;
-
productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden gekweekt, vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie bedrijfsmatig en qua omvang ondergeschikt is aan de productiefunctie;
-
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
-
recreatieve bewoning:
bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
-
recreatiewoning:
een gebouw dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning;
-
risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
-
seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
-
sociale veiligheid:
de waarde van een gebied die wordt bepaald door de mate van sociale controleerbaarheid, overzichtelijkheid en herkenbaarheid van een ruimtelijke situatie;
-
silo:
een bouwwerk ten behoeve van opslagdoeleinden;
-
torensilo:
een gebouw ten behoeve van opslagdoeleinden;
-
trekkershut:
een gebouw ten behoeve van kortdurend recreatief nachtverblijf, niet zijnde een recreatiewoning;
-
verkeersveiligheid:
de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
-
verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
-
voorkeursgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
-
watersituatie:
de waarde van een gebied in waterhuishoudkundige zin die wordt bepaald door de waterkwaliteit en waterkwantiteit in een gebied;
-
windturbine:
een installatie c.q. bouwwerk voor het opwekken van elektrisch of thermisch vermogen uit wind, niet zijnde een kleine windturbine;
-
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
-
woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
-
woonschip:
een zich in het water bevindend, hoofdzakelijk niet voor varen maar voor wonen bedoeld object;
-
woonsituatie:
de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijfsgebouwen ten behoeve van de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
-
bedrijfsgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, uitsluitend als neventak, waarvan de oppervlakte niet meer dan 1.500 m² mag bedragen;
-
bedrijfsgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een intensief veehouderijbedrijf, ter plaatse van de aanduiding “intensieve veehouderij”;
-
bedrijfswoningen, al dan niet combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde bed and breakfast;
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;
-
(agrarische) cultuurgrond;
-
een bijzondere paardenhouderij met de daarbij behorende manegeactiviteiten, al dan niet gecombineerd met een met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding “manege”;
-
een minicamping met ten hoogste 15 kampeermiddelen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – minicamping”;
-
een paardenhouderij, ter plaatse van de aanduiding “paardenhouderij”;
-
een vliegtuigspottersplek, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – vliegtuigspottersplek”;
-
volkstuinen, ter plaatse van de aanduiding “volkstuin”;
-
een bedrijfsmatige stalling van paarden, anders dan in de vorm van een paardenhouderij, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – paardenstalling”,
waarbij, indien de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd,
met daaraan ondergeschikt:
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke hoofdstructuur;
-
infrastructurele voorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
(dag)recreatief medegebruik;
-
tuinen en erven;
-
groenvoorzieningen;
-
paden;
-
water,
met de daarbij behorende:
-
torensilo’s;
-
kassen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
per bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van 1 agrarisch bedrijf worden gebouwd;
-
het bebouwingspercentage per bouwvlak mag niet meer dan 70% bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing nooit meer dan 10.000 m² mag bedragen;
-
de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan respectievelijk 4 m en 15 m bedragen;
-
de dakhelling van bedrijfsgebouwen mag niet minder dan 15° en niet meer dan 60° bedragen;
-
het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan 1 per agrarisch bedrijf bedragen, dan wel het bestaande aantal indien dit meer is;
-
de oppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 150 m² bedragen;
-
de afstand van een bedrijfswoning tot de bestemming ‘Verkeer’, ‘Verkeer - Railverkeer’ en/of ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ mag niet minder dan de bestaande afstand bedragen;
-
de goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer dan 4 m bedragen;
-
de dakhelling van bedrijfswoningen mag niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen per bedrijfswoning mag niet meer dan 50 m² bedragen;
-
de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
de dakhelling van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 60° bedragen;
-
het aantal torensilo’s mag niet meer dan 2 per agrarisch bedrijf bedragen;
-
de oppervlakte per torensilo mag niet meer dan 80 m² bedragen;
-
de bouwhoogte van torensilo’s mag niet meer dan 15 m bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van kassen per agrarisch bedrijf mag niet meer dan 1.000 m² bedragen;
-
de goot- en bouwhoogte van kassen mag niet meer dan respectievelijk 4 m en 7 m bedragen;
-
in afwijking van het bepaalde in sub a tot en met r gelden voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van volkstuinen ter plaatse van de aanduiding “volkstuin” de volgende regels:
-
de oppervlakte aan gebouwen mag per volkstuin ten hoogste 10 m² bedragen;
-
de goothoogte van een gebouw mag ten hoogste 2,5 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste 3 m bedragen;
-
in afwijking van het bepaalde in sub a tot en met r gelden voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van een bedrijfsmatige stalling van paarden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - paardenstalling” de volgende regels:
-
de oppervlakte aan gebouwen mag ten hoogste 132 m² bedragen;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste 3 m bedragen.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
silo’s mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terrein-afscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van bedrijfs-gebouwen en bedrijfswoningen, danwel het verlengde daarvan, niet meer dan 2 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen een bouwvlak mag niet meer dan 15 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten een bouwvlak mag niet meer dan 5 m bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijking
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 3.2.1 sub a en toestaan dat ten behoeve van de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering een gebouw buiten een bouwvlak wordt gebouwd, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van een gebouw niet meer dan 100 m² bedraagt;
-
de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt;
-
het aantal gebouwen buiten het bouwvlak per agrarisch bedrijf niet meer dan 1 bedraagt;
-
de omgevingsvergunning niet wordt verleend voor de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten” dan wel ter plaatse van de bestemming ‘Waarde - Beschermd dorpsgezicht’;
-
het bepaalde in lid 3.2.1 sub d en sub i en toestaan dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen wordt verhoogd tot 7,5 m, met dien verstande dat er geen gestapelde stallen mogen worden gebouwd;
-
het bepaalde in lid 3.2.1 sub f en toestaan dat er een tweede bedrijfswoning binnen een bouwvlak wordt gebouwd, mits:
-
dit noodzakelijk is in verband met de agrarische bedrijfsvoering;
-
wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde;
-
het bepaalde in lid 3.2.1 sub h en toestaan dat een bedrijfswoning op een kortere afstand wordt gebouwd, mits wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde;
-
het bepaalde in lid 3.2.1 sub p en toestaan dat de bouwhoogte van torensilo’s wordt verhoogd tot ten hoogste 30 m;
-
het bepaalde in lid 3.2.2 sub a en toestaan dat silo’s buiten een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte per silo niet meer dan 750 m² bedraagt;
-
de bouwhoogte niet meer dan 4 m, exclusief afdekking, bedraagt;
-
de omgevingsvergunning niet wordt verleend voor de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten” dan wel voor de gronden ter plaatse van de bestemming ‘Waarde - Beschermd dorpsgezicht’;
-
het bouwvlak inclusief de silo buiten het bouwvlak in totaal niet meer bedraagt dan 20.000 m²;
-
er is voorzien in een goede landschappelijke inpassing van de silo waarbij de silo in visueel opzicht onderdeel gaat uitmaken van het bouwvlak;
-
het bepaalde in lid 3.2.2 sub d en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verhoogd tot ten hoogste 15 m, met dien verstande dat de omgevingsvergunning niet wordt verleend voor de gronden ter plaatse van de bestemming ‘Waarde - Beschermd dorpsgezicht’.
3.3.2 Toetsingscriteria
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.3.1 wordt uitsluitend verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het bebouwingsbeeld;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische waarden;
-
de landschappelijke waarden;
-
de milieusituatie;
-
de natuurlijke waarden;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de watersituatie;
-
de woonsituatie.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het houden van vee, zodanig dat er sprake is van een negatief effect op een Natura 2000-gebied door stikstofdepositie, met dien verstande dat tot een strijdig gebruik met deze bestemming niet wordt aangemerkt:
-
het bestaand gebruik, waarbij als referentiedatum voor het bestaand gebruik, in afwijking van het bepaalde in artikel 1, sub 20, wordt verstaan de referentiedata die zijn genoemd in bijlage 4 bij deze regels, of;
-
het gebruik dat vergund is door middel van een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, dan wel het gebruik waarvan het bevoegd gezag verklaard heeft dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 niet noodzakelijk is;
-
het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten buiten een bouwvlak;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een intensief veehouderijbedrijf, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding “intensieve veehouderij”;
-
het gebruik van bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 1.500 m² voor een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van een neventak;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van detailhandel als bedoeld in sub h onder 5;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca en recreatie;
-
het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, zodanig dat:
-
de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen binnen een bouwvlak, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte per bouwvlak ten hoogste 50 m² mag bedragen;
-
de activiteit niet (mede) wordt uitgeoefend door de eigenaar of één van de bewoners van de betreffende bedrijfswoning;
-
het totale aantal werkenden bij een beroepsuitoefening meer dan 3 bedraagt en bij een bedrijfsuitoefening meer dan 2;
-
de activiteiten vergunning- of meldingplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
-
er detailhandel plaatsvindt, tenzij er sprake is van de verkoop van ter plaatse vervaardigde non-food goederen of de verkoop van direct aan de activiteit verwante artikelen, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen;
-
de activiteit leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;
-
de activiteit leidt tot overlast door een publiekaantrekkende werking;
-
het uiterlijk aanzien van de bedrijfswoning wordt aangetast. Uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0,5 m² in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen is toegestaan;
-
de activiteit hinder voor het woonmilieu oplevert;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van voorzieningen ten behoeve van watertechnologie en duurzame energieopwekking.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijking
Het bevoegd gezag kan met omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 3.4 sub b en toestaan dat gronden buiten een bouwvlak worden gebruikt voor het opslaan van mest, mits de opslag plaatsvindt direct aansluitend aan het bouwvlak, dan wel, uitsluitend in verband met bedrijfstechnische noodzaak daartoe, op grotere afstand van het bouwvlak, met dien verstande dat:
-
de omgevingsvergunning niet wordt verleend voor de gronden ter plaatse van de bestemming ‘Waarde - Beschermd dorpsgezicht’;
-
het bouwvlak inclusief mestopslag buiten het bouwvlak in totaal niet meer bedraagt dan 20.000 m²;
-
er is voorzien in een goede landschappelijke inpassing van de mestopslag waarbij de mestopslag in visueel opzicht onderdeel gaat uitmaken van het bouwvlak indien er sprake is van mestopslag direct aansluitend aan het bouwvlak;
-
het bepaalde in lid 3.4 sub d en toestaan dat de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het houden van dieren wordt vergroot tot 4.000 m²;
-
het bepaalde in lid 3.4 sub e en toestaan dat gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel in agrarische bedrijfs-/streekeigen producten bij agrarische bedrijven, mits de productiegebonden detailhandel plaatsvindt in bestaande bebouwing en de oppervlakte die voor productiegeboden detailhandel wordt gebruikt, niet groter is dan 100 m²;
-
het bepaalde in lid 3.4 sub f en h en toestaan dat bedrijfswoningen worden gebruikt ten behoeve van bed and breakfast, mits:
-
de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat de bedrijfs-vloeroppervlakte per bouwvlak ten hoogste 50 m² mag bedragen;
-
er ten hoogste vier slaapplaatsen in ten hoogste twee van elkaar gescheiden ruimten voor nachtverblijf aanwezig zijn;
-
de exploitant hoofdbewoner is en er daadwerkelijk woont;
-
de kamers deel uitmaken van het hoofdgebouw of van een daarvan onderdeel uitmakende aan- of uitbouw;
-
het uiterlijk aanzien van de bedrijfswoning niet wordt aangetast. Uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0,5 m² in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen is toegestaan;
-
de activiteit niet leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;
-
de activiteit geen hinder of overlast voor het woonmilieu oplevert; waarbij bij de beoordeling van de mate van overlast tevens het woningtype en het karakter van de omgeving betrokken dient te worden;
-
het ruimtebeslag van de functie niet leidt tot te weinig bergruimte in of bij de bedrijfswoning.
-
het bepaalde in lid 3.4 sub i en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van voorzieningen ten behoeve van watertechnologie en duurzame energieopwekking worden gebouwd, niet zijnde kleine windturbines en mestvergisters, met dien verstande dat de bouwregels uit sublid 3.2.2, onder c en d van overeenkomstige toepassing zijn.
3.5.2 Toetsingscriteria
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.5.1, sub a tot en met c en sub e, wordt uitsluitend verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het bebouwingsbeeld;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische waarden;
-
de landschappelijke waarden;
-
de milieusituatie;
-
de natuurlijke waarden;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de watersituatie;
-
de woonsituatie.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
-
het aanplanten van bomen en/of houtgewas, al dan niet ten behoeve van houtteelt over een oppervlakte van meer dan 100 m², met dien verstande dat deze omgevingsvergunning niet wordt verleend voor de gronden ter plaatse van de aanduiding "luchtvaartverkeerzone - obstakelbeheergebied dan wel ter plaatse van de bestemming ‘Waarde - Beschermd dorpsgezicht’;
-
het verharden van perceel- en/of kavelontsluitingen buiten een bouwvlak, met een breedte van meer dan 4 m;
-
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen buiten een bouwvlak, niet zijnde perceel- en/of kavelontsluitingswegen, met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
-
het aanleggen van (half)verharde paden;
-
het aanleggen van voorzieningen voor dagrecreatief medegebruik;
-
het graven of dempen van watergangen, mits dit een wijziging van het kavelpatroon tot gevolg heeft.
3.6.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 3.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.6.3 Toetsingscriteria
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.6.1 onder e waarbij voorzieningen voor dagrecreatief medegebruik worden aangelegd groter dan 5.000 m², wordt uitsluitend verleend indien er geen sprake is van strijd met het provinciaal weidevogelbeleid.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.6.1 onder a tot en met e wordt uitsluitend verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische waarden;
-
de landschappelijke waarden;
-
de milieusituatie;
-
de natuurlijke waarden;
-
de watersituatie.
3.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
3.7.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
-
het (deels) slopen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”.
3.7.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 3.7.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.7.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.7.1 wordt uitsluitend verleend indien:
-
de karakteristieke hoofdvorm niet meer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld, dan wel;
-
de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is, dan wel;
-
het delen van een pand of aan- of uitbouwen of bijgebouwen betreft die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door de sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1 Wijziging
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
-
een bouwvlak wordt verkleind of verwijderd, indien dit noodzakelijk is in verband met een bedrijfstechnische noodzaak daartoe, dan wel in verband met een wijziging als bedoeld onder d tot en met f;
-
de aan een bestaand bouwvlak aangrenzende gronden worden voorzien van een bouwvlak ten behoeve van de uitbreiding van een grondgebonden agrarisch bedrijf, mits:
-
de oppervlakte van een bouwvlak met ten hoogste 5.000 m² wordt vergroot;
-
het totale bouwvlak inclusief beplanting ten hoogste 20.000 m² mag bedragen;
-
de gronden niet zijn voorzien van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten”;
-
de vergroting nodig is in verband met een bedrijfstechnische noodzaak daartoe;
-
indien er een bouwvlak ontstaat van ten hoogste 15.000 m², er is voorzien in een goede landschappelijke inpassing van de uitbreiding;
-
indien er een bouwvlak ontstaat dat groter is dan 15.000 m², ten aanzien van de uitbreiding het procesmodel Nije Pleats dan wel een daarmee vergelijkbare integrale methode is toegepast;
-
een nieuw bouwvlak wordt aangebracht, met dien verstande dat:
-
de wijzigingsbevoegdheid niet wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten”, dan wel de bestemmingen ‘Waarde - Natuur’ of ‘Waarde - Beschermd dorpsgezicht’;
-
de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast voor de nieuwvestiging dan wel verplaatsing van volwaardig agrarische bedrijven met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
-
de oppervlakte van een bouwvlak ten hoogste 15.000 m² mag bedragen, dan wel 20.000 m² inclusief beplanting indien dit nodig is in verband met een bedrijfstechnische noodzaak daartoe;
-
er is voorzien in een goede landschappelijke inpassing van het nieuwe dan wel verplaatste agrarische bedrijf;
-
indien er een bouwvlak ontstaat dat groter is dan 15.000 m², ten aanzien van het nieuwe bouwvlak het procesmodel Nije Pleats dan wel een daarmee vergelijkbare integrale methode is toegepast;
-
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen’, mits:
-
de agrarische bedrijfsfunctie ter plaatse is beëindigd;
-
de gronden zijn gelegen binnen een bouwvlak;
-
de woning wordt gerealiseerd in de oorspronkelijke bedrijfswoning dan wel in het oorspronkelijke bedrijfsgebouw waarbinnen de oorspronkelijke bedrijfswoning aanwezig is;
-
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen’ ten behoeve van de vergroting van tuinen bij woningen, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van een bouwperceel met de bestemming ‘Wonen’ niet meer dan 2.000 m² mag bedragen;
-
de erven landschappelijk worden ingepast en als één geheel worden ingericht;
-
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf’, al dan niet in combinatie met de aanduiding “agrarisch loonbedrijf”, mits:
-
de agrarische bedrijfsfunctie ter plaatse is beëindigd;
-
de gronden zijn gelegen binnen een bouwvlak;
-
er is voorzien in een goede landschappelijke inpassing van het bedrijf;
-
de oppervlakte aan bebouwing die ten behoeve van de bestemming 'Bedrijf' wordt gebruikt, niet meer bedraagt dan de bestaande oppervlakte.
3.8.2 Toetsingscriteria
Een wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 3.8.1 wordt uitsluitend toegepast, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het bebouwingsbeeld;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische waarden;
-
de landschappelijke waarden;
-
de milieusituatie;
-
de natuurlijke waarden;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de watersituatie;
-
de woonsituatie.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijfsgebouwen ten behoeve van:
-
bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
-
een agrarisch dienstverlenend bedrijf, al dan niet in combinatie met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding “agrarisch loonbedrijf”;
-
een aannemersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – aannemersbedrijf”;
-
een groothandel in vuurwerk, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – groothandel in vuurwerk”;
-
een verkooppunt voor motorbrandstoffen met LPG, ter plaatse van de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen met lpg”;
-
bedrijfswoningen, met dien verstande dat bedrijfswoningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning uitgesloten”;
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;
-
(agrarische) cultuurgrond,
waarbij, indien de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
watergangen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van 1 bedrijf worden gebouwd;
-
ter plaatse van de aanduiding “agrarisch loonbedrijf” mag de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen niet meer dan 2.700 m² bedragen;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – aannemersbedrijf” mag de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen niet meer dan 1.650 m² bedragen;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – groothandel in vuurwerk” mag de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen niet meer dan 1.600 m² bedragen;
-
ter plaatse van de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen met lpg” mag de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen, de goothoogte van gebouwen, de bouwhoogte van gebouwen, de gezamenlijke oppervlakte van luifels en de bouwhoogte van luifels niet meer dan de in de navolgende tabel genoemde oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte bedragen:
Adres |
Oppervlakte bedrijfsgebouwen m² |
Goothoogte gebouwen m |
Bouwhoogte gebouwen m |
Oppervlakte luifels m² |
Bouwhoogte luifels m |
Mr. P.J. Troelstraweg 151 te Leeuwarden |
1.680 |
5 |
15 |
175 |
5,5 |
Mandelân 1 te Wirdum |
175 |
4 |
4 |
450 |
6 |
-
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen anders dan ter plaatse van de in sub b tot en met e genoemde bedrijven, mag niet meer dan de in de navolgende tabel genoemde oppervlakte bedragen:
Adres |
m² |
Canterlânswei 1 te Lekkum |
900 |
Canterlânswei 2 te Miedum |
350 |
Hegedyk ten zuiden van nr. 28 te Wytgaard |
510 |
Kealledykje 1 te Lekkum |
1.525 |
Lapedyk 2 te Wytgaard |
2.270 |
Poptawei 180 te Leeuwarden |
1.415 |
Púndyk 11–13 te Wytgaard |
350 |
Schapendijkje 8a te Leeuwarden |
220 |
Schapendijkje 10 te Leeuwarden |
1.440 |
Tabedykje 4 te Lekkum |
820 |
Mr. P.J. Troelstraweg 191b te Leeuwarden |
630 |
Mr. P.J. Troelstraweg 193 te Leeuwarden |
1.300 |
Mr. P.J. Troelstraweg 193a te Leeuwarden |
3.75 |
Mr. P.J. Troelstraweg 173-185 te Leeuwarden |
2.300 |
Weiwiskedyk 2 te Wytgaard |
350 |
-
de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen anders dan ter plaatse van de in sub e genoemde bedrijven, mag niet meer dan respectievelijk 5 m en 15 m bedragen;
-
de dakhelling van bedrijfsgebouwen mag niet minder dan 15° en niet meer dan 60° bedragen;
-
het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan 1 per bedrijf bedragen, dan wel het bestaande aantal indien dit meer is;
-
in afwijking van het bepaalde in sub i mag ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning uitgesloten” geen bedrijfswoning worden gebouwd;
-
de oppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 150 m² bedragen;
-
de afstand van een bedrijfswoning tot de bestemming ‘Verkeer’, ‘Verkeer - Railverkeer’ en/of ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ mag niet minder dan de bestaande afstand bedragen;
-
de goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer dan 4 m bedragen;
-
de dakhelling van bedrijfswoningen mag niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen per bedrijfswoning mag niet meer dan 50 m² bedragen;
-
de goot en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan respectievelijk 3 m en 8 m bedragen;
-
de dakhelling van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 60° bedragen.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen, dan wel het verlengde daarvan, niet meer dan 2 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 m bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijking
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 4.2.1 sub b en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen wordt vergoot tot 4.500 m², mits de vergroting nodig is in verband met bedrijfstechnische noodzaak daartoe;
-
het bepaalde in lid 4.2.1 sub g en sub m en toestaan dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen wordt verhoogd tot 7,5 m;
-
het bepaalde in lid 4.2.1 sub l en toestaan dat een woning op een kortere afstand wordt gebouwd, mits wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde;
-
het bepaalde in lid 4.2.2 sub b en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verhoogd tot ten hoogste 15 m.
4.3.2 Toetsingscriteria
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.3.1 wordt uitsluitend verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het bebouwingsbeeld;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische waarden;
-
de landschappelijke waarden;
-
de milieusituatie;
-
de natuurlijke waarden;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de watersituatie;
-
de woonsituatie.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van:
-
ter plaatse van de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen met lpg”, voor zover gelegen aan de Mr. P.J. Troelstraweg 151 te Leeuwarden: detailhandel in:
-
motorbrandstoffen,
-
bijbehorende accessoires,
-
benodigdheden voor motovoertuigen,
-
voedings- en genotmiddelen met een verkoopvloeroppervlakte kleiner dan 50 m²,
-
met dien verstande dat de gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte van de onder 1 tot en met 4 genoemde vormen van detailhandel niet meer dan 65 m² mag bedragen;
-
ter plaatse van de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen met lpg”, voor zover gelegen aan het Mandelân 1 te Wirdum: detailhandel in:
-
motorbrandstoffen,
-
bijbehorende accessoires,
-
benodigdheden voor motorvoertuigen,
-
voedings- en genotmiddelen,
-
kranten,
-
tijdschriften,
-
snijbloemen,
en dergelijke;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca en recreatie;
-
het gebruik van bijgebouwen voor bewoning.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 4.1 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 bij deze regels onder de categorieën 1 en 2, mits:
-
het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
-
het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen, vuurwerkbedrijven en/of verkooppunten van motorbrandstoffen betreft;
-
het geen detailhandelsbedrijven betreft;
-
de ter plaatse aanwezige bedrijfswoning wordt gehandhaafd;
-
de bedrijfsvoering plaats vindt binnen de op grond van de in lid 4.2 toegelaten oppervlakte aan gebouwen;
-
het bepaalde in lid 4.4 sub a en b en toestaan dat gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits de productiegebonden detailhandel plaatsvindt in bestaande bedrijven;
-
het bepaalde in lid 4.4 sub c en toestaan dat bedrijfswoningen worden gebruikt ten behoeve van bed and breakfast, mits:
-
de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing binnen een bestemmingsvlak, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte per bestemmingsvlak ten hoogste 50 m² mag bedragen;
-
er ten hoogste vier slaapplaatsen in ten hoogste twee van elkaar gescheiden ruimten voor nachtverblijf aanwezig zijn;
-
de exploitant hoofdbewoner is en er daadwerkelijk woont;
-
de kamers deel uitmaken van het hoofdgebouw of van een daarvan onderdeel uitmakende aan- of uitbouw;
-
het uiterlijk aanzien van de bedrijfswoning niet wordt aangetast. Uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0,5 m² in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen is toegestaan;
-
de activiteit niet leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;
-
de activiteit geen hinder of overlast voor het woonmilieu oplevert; waarbij bij de beoordeling van de mate van overlast tevens het woningtype en het karakter van de omgeving betrokken dient te worden;
-
het ruimtebeslag van de functie niet leidt tot te weinig bergruimte in of bij de bedrijfswoning.
4.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
4.6.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
-
het (deels) slopen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”.
4.6.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 4.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.6.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.6.1 wordt uitsluitend verleend indien:
-
de karakteristieke hoofdvorm niet meer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld, dan wel;
-
de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is, dan wel;
-
het delen van een pand of aan- of uitbouwen of bijgebouwen betreft die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door de sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijziging
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
-
de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen met lpg” wordt gewijzigd in de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg”, mits de verkoop van lpg ter plaatse is beëindigd;
-
de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen met lpg” wordt verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;
-
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen’, mits de bedrijfsfunctie ter plaatse is beëindigd.
4.7.2 Toetsingscriteria
Een wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 4.7.1 wordt uitsluitend toegepast, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het bebouwingsbeeld;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische waarden;
-
de landschappelijke waarden;
-
de milieusituatie;
-
de natuurlijke waarden;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de watersituatie;
-
de woonsituatie.
Artikel 5 Detailhandel - Tuincentrum
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Detailhandel - Tuincentrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijfsgebouwen en kassen ten behoeve van:
-
een tuinbouwbedrijf;
-
detailhandel en horeca als omschreven in bijlage 3 bij deze regels;
-
een bedrijfswoning, al dan niet combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde bed and breakfast, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
watergangen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
per bestemmingsvlak dan wel twee door de aanduiding “relatie” verbonden bestemmingsvlakken mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van 1 tuincentrum worden gebouwd;
-
de oppervlakte van een bedrijfsgebouw mag niet meer dan 1.000 m² bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 2.000 m² bedragen;
-
de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen, mag niet meer dan respectievelijk 5 m en 15 m bedragen;
-
de dakhelling van bedrijfsgebouwen mag niet minder dan 15° en niet meer dan 60° bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van kassen mag niet meer dan 5.000 m² bedragen;
-
de goot- en bouwhoogte van kassen mag niet meer dan respectievelijk 5 m en 6 m bedragen;
-
het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan 1 bedragen;
-
de oppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 150 m² bedragen;
-
de afstand van een bedrijfswoning tot de bestemming ‘Verkeer’ en/of ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ mag niet minder dan de bestaande afstand bedragen;
-
de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 4 m bedragen;
-
de dakhelling van een bedrijfswoning mag niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen per bedrijfswoning mag niet meer dan 50 m² bedragen;
-
de goot en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan respectievelijk 3 m en 8 m bedragen;
-
de dakhelling van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 60° bedragen.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van bedrijfs-gebouwen en bedrijfswoningen, danwel het verlengde daarvan, niet meer dan 2 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 m bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijking
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 5.2.1 sub f en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van kassen wordt vergroot tot 7.500 m;
-
het bepaalde in lid 5.2.1 sub h en toestaan dat er een tweede bedrijfswoning wordt gebouwd, mits:
-
dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
-
wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde;
-
het bepaalde in lid 5.2.1 sub d en sub k en toestaan dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen wordt verhoogd tot 7,5 m;
-
het bepaalde in lid 5.2.1 sub j en toestaan dat een woning op een kortere afstand wordt gebouwd, mits wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde;
-
het bepaalde in lid 5.2.2 sub b en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verhoogd tot ten hoogste 15 m.
5.3.2 Toetsingscriteria
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.3.1 wordt uitsluitend verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het bebouwingsbeeld;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische waarden;
-
de landschappelijke waarden;
-
de milieusituatie;
-
de natuurlijke waarden;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de watersituatie;
-
de woonsituatie.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van recreatie;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca en detailhandel anders dan omschreven in bijlage 3 bij deze regels;
-
het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, zodanig dat:
-
de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfswoning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen binnen een bestemmingsvlak, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte per bestemmingsvlak ten hoogste 50 m² mag bedragen;
-
de activiteit niet (mede) wordt uitgeoefend door de eigenaar of één van de bewoners van de betreffende bedrijfswoning;
-
het totale aantal werkenden bij een beroepsuitoefening meer dan 3 bedraagt en bij een bedrijfsuitoefening meer dan 2;
-
de activiteiten vergunning- of meldingplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
-
er detailhandel plaatsvindt, tenzij er sprake is van de verkoop van ter plaatse vervaardigde non-food goederen of de verkoop van direct aan de activiteit verwante artikelen, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen;
-
de activiteit leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;
-
de activiteit leidt tot overlast door een publiekaantrekkende werking;
-
het uiterlijk aanzien van de bedrijfswoning wordt aangetast. Uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0,5 m² in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen is toegestaan;
-
de activiteit hinder voor het woonmilieu oplevert.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.4 sub b en d en toestaan dat bedrijfswoningen worden gebruikt ten behoeve van bed and breakfast, mits:
-
de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte per bouwperceel ten hoogste 50 m² mag bedragen;
-
er ten hoogste vier slaapplaatsen in ten hoogste twee van elkaar gescheiden ruimten voor nachtverblijf aanwezig zijn;
-
de exploitant hoofdbewoner is en er daadwerkelijk woont;
-
de kamers deel uitmaken van het hoofdgebouw of van een daarvan onderdeel uitmakende aan- of uitbouw;
-
het uiterlijk aanzien van de bedrijfswoning niet wordt aangetast. Uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0,5 m² in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen is toegestaan;
-
de activiteit niet leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;
-
de activiteit geen hinder of overlast voor het woonmilieu oplevert; waarbij bij de beoordeling van de mate van overlast tevens het woningtype en het karakter van de omgeving betrokken dient te worden;
-
het ruimtebeslag van de functie niet leidt tot te weinig bergruimte in of bij de bedrijfswoning.
Artikel 6 Maatschappelijk
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk – 1”:
-
gebouwen ten behoeve van een religieuze voorziening;
-
een begraafplaats;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk – 2”:
-
gebouwen ten behoeve van een dagverblijf voor kinderen c.q. andere hulpbehoevenden;
-
gebouwen ten behoeve van sociaal-medische voorzingen;
-
een bedrijfswoning;
-
aan- en uitbouwen en uitbouwen bij een bedrijfswoning;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk – 3”:
-
een toren;
-
een begraafplaats;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk – 4”:
-
een molen,
met de daarbij behorende:
-
erven en terreinen;
-
groenvoorzieningen;
-
paden;
-
watergangen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk – 1” mag de bouwhoogte van het kerkgebouw niet meer dan 13 m bedragen en mag de bouwhoogte van de kerktoren niet meer dan 22 m bedragen;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk – 2” mag:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de in lid 6.1, sub b onder 1 en 2 genoemde gebouwen niet meer dan 1.400 m² bedragen;
-
de goot- en bouwhoogte van de in lid 6.1, sub b onder 1 en 2 gebouwen niet meer dan respectievelijk 5 m en 10 m bedragen;
-
de dakhelling van de in lid 6.1, sub b onder 1 en 2 gebouwen niet minder dan 15° en niet meer dan 60° bedragen;
-
het aantal bedrijfswoningen niet meer dan 1 bedragen;
-
de oppervlakte van een bedrijfswoning niet meer dan 150 m² bedragen;
-
de afstand van een bedrijfswoning tot de bestemming ‘Verkeer’ en/of ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ mag niet minder dan de bestaande afstand bedragen;
-
de goothoogte van een bedrijfswoning niet meer dan 4 m bedragen;
-
de dakhelling van een bedrijfswoning niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen per bedrijfswoning mag niet meer dan 50 m² bedragen;
-
de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer dan 3 m bedragen;
-
de dakhelling van aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer dan 60° bedragen;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk – 3” mag:
-
de bouwhoogte van een toren niet meer dan 15 m bedragen;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk – 4” mag:
-
de oppervlakte van de molen niet meer dan 60 m² bedragen;
-
de bouwhoogte van de molen niet meer dan 20 m bedragen.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van gebouwen en bedrijfswoningen, danwel het verlengde daarvan, niet meer dan 2 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Afwijking
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 sub b onder 6 en toestaan dat een bedrijfswoning op een kortere afstand wordt gebouwd, mits wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde.
6.3.2 Toetsingscriteria
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.3.1 wordt uitsluitend verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het bebouwingsbeeld;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische waarden;
-
de landschappelijke waarden;
-
de milieusituatie;
-
de natuurlijke waarden;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de watersituatie;
-
de woonsituatie.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca en detailhandel;
-
het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, zodanig dat:
-
de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfswoning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen binnen een bestemmingsvlak, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte per bestemmingsvlak ten hoogste 50 m² mag bedragen;
-
de activiteit niet (mede) wordt uitgeoefend door de eigenaar of één van de bewoners van de betreffende bedrijfswoning;
-
het totale aantal werkenden bij een beroepsuitoefening meer dan 3 bedraagt en bij een bedrijfsuitoefening meer dan 2;
-
de activiteiten vergunning- of meldingplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
-
er detailhandel plaatsvindt, tenzij er sprake is van de verkoop van ter plaatse vervaardigde non-food goederen of de verkoop van direct aan de activiteit verwante artikelen, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen;
-
de activiteit leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;
-
de activiteit leidt tot overlast door een publieksaantrekkende werking;
-
het uiterlijk aanzien van de bedrijfswoning wordt aangetast. Uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0,5 m² in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen is toegestaan;
-
de activiteit hinder voor het woonmilieu oplevert.
Artikel 7 Maatschappelijk - Militaire luchthaven
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk - Militaire luchthaven’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een vliegbasis voor militaire luchtvaart en burgerluchtvaart, alsmede de sportvliegerij;
-
bedrijfsgebouwen ten behoeve van de vliegbasis;
-
munitieopslagplaatsen;
-
infrastructurele voorzieningen, waaronder ondergrondse brandstofleidingen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
karakteristieke gebouwen met de gebouwnummers C10, C33 en K11,
met de daarbij behorende:
-
erven en terreinen;
-
wegen;
-
watergangen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van 1 vliegbasis worden gebouwd;
-
het bebouwingspercentage mag niet meer dan 5% bedragen;
-
de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 20 m bedragen.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de inrichting, de beveiliging en de geleiding van het luchtvaartterrein en -verkeer, alsmede ten behoeve van de telecommunicatie en navigatie mag niet meer dan 35 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 m bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijking
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 7.2.1 sub c en toestaan dat de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot 30 m;
-
het bepaalde in lid 7.2.2 sub a en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de inrichting, de beveiliging en de geleiding van het luchtvaartterrein en –verkeer, alsmede ten behoeve van de telecommunicatie en navigatie wordt verhoogd tot 45 m;
-
het bepaalde in lid 7.2.2 sub b en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 15 m.
7.3.2 Toetsingscriteria
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.3.1 wordt uitsluitend verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het bebouwingsbeeld;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische waarden;
-
de landschappelijke waarden;
-
de milieusituatie;
-
de natuurlijke waarden;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de watersituatie;
-
de woonsituatie.
7.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
7.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
-
het (deels) slopen van karakteristieke gebouwen met de gebouwnummers C10, C33 en K11.
7.4.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 7.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
7.4.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.4.1 wordt uitsluitend verleend indien:
-
de karakteristieke hoofdvorm niet meer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld, dan wel;
-
de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is, dan wel;
-
het delen van een pand of aan- of uitbouwen of bijgebouwen betreft die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door de sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
Artikel 8 Maatschappelijk - Militair munitiedepot
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk - Militair munitiedepot’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
munitieopslagplaatsen;
-
bedrijfsgebouwen ten behoeve van de vliegbasis;
-
infrastructurele voorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
erven en terreinen;
-
wegen;
-
watergangen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van 1 munitiedepot worden gebouwd;
-
het bebouwingspercentage mag niet meer dan 10% bedragen;
-
de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 10 m bedragen.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de inrichting, de beveiliging en de geleiding van het luchtvaartterrein en –verkeer, alsmede ten behoeve van de telecommunicatie en navigatie mag niet meer dan 35 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 m bedragen.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijking
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 8.2.1 sub c en toestaan dat de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot 30 m;
-
het bepaalde in lid 8.2.2 sub b en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 15 m.
8.3.2 Toetsingscriteria
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.3.1 wordt uitsluitend verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het bebouwingsbeeld;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische waarden;
-
de landschappelijke waarden;
-
de milieusituatie;
-
de natuurlijke waarden;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de watersituatie;
-
de woonsituatie.
Artikel 9 Natuur
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke, ecologische en landschappelijke waarden van het gebied,
met daaraan ondergeschikt:
-
agrarisch medegebruik in het kader van natuur- en landschapsbeheer;
-
dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik;
-
infrastructurele voorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
er mogen geen mest- en sleufsilo’s worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijking
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 9.2.1 en toestaan dat niet voor bewoning bedoelde gebouwen ten behoeve van het natuur- en landschapsbeheer, het agrarisch medegebruik en/of het dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
er niet meer dan 4 gebouwen per aaneengesloten natuurgebied worden gebouwd;
-
de oppervlakte per gebouw niet meer dan 100 m² mag bedragen;
-
de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen.
-
het bepaalde in lid 9.2.2 sub b en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verhoogd tot ten hoogste 10 m.
9.3.2 Toetsingscriteria
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.3.1 wordt uitsluitend verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het bebouwingsbeeld;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische waarden;
-
de landschappelijke waarden;
-
de ecologische waarden;
-
de milieusituatie;
-
de natuurlijke waarden;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de watersituatie.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca en/of detailhandel.
9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.5.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
-
het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
-
het scheuren of frezen van grasland, waaronder het omzetten van grasland in bouwland;
-
het aanbrengen van greppels;
-
het dempen en graven van sloten en andere watergangen;
-
het aanplanten van bomen en/of houtgewas;
-
het bemesten van gronden;
-
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
-
het aanleggen van (half)verharde paden;
-
het aanleggen van voorzieningen voor het dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik;
-
het aanleggen van ligplaatsen voor vaartuigen;
-
het aanbrengen van drainage;
-
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
9.5.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 9.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
9.5.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.5.1 wordt uitsluitend verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische waarden;
-
de landschappelijke waarden;
-
de ecologische waarden;
-
de milieusituatie;
-
de natuurlijke waarden;
-
de verkeersveiligheid;
-
de watersituatie.
Artikel 10 Recreatie
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijfsgebouwen ten behoeve van een horecabedrijf, niet zijnde een bar of bar-dancing ter plaatse van de aanduiding “horeca”;
-
een jachthaven, ter plaatse van de aanduiding “jachthaven”;
-
gebouwen en terreinen ten behoeve van een paintballcentrum, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie – paintball”;
-
gebouwen en terreinen ten behoeve van een surfschool, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie – surfschool”;
-
trekkershutten, ter plaatse van de aanduiding “verblijfsrecreatie”;
-
gebouwen ten behoeve van beheer en onderhoud;
-
een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning,
met de daarbij behorende:
-
aanlegplaatsen, ter plaatse van de aanduiding “ligplaats”;
-
oeverrecreatie;
-
extensieve dagrecreatie;
-
sport- en speelvoorzieningen;
-
tuinen, erven en terreinen;
-
wegen en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
waterlopen en waterpartijen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer dan 1.750 m² bedragen;
-
de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan respectievelijk 6 m en 10 m bedragen;
-
de dakhelling van bedrijfsgebouwen mag niet minder dan 15° en niet meer dan 60° bedragen;
-
het aantal trekkershutten mag niet meer dan 5 bedragen;
-
de oppervlakte per trekkershut mag niet meer dan 25 m² bedragen;
-
de bouwhoogte van een trekkershut mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
-
het aantal gebouwen ten behoeve van het onderhoud en het beheer mag niet meer dan 2 bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten behoeve van het onderhoud en het beheer mag niet meer dan 100 m² bedragen;
-
de goot en bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van het onderhoud en het beheer mag niet meer dan respectievelijk 3 m en 8 m bedragen;
-
de dakhelling van gebouwen ten behoeve van het onderhoud en het beheer mag niet meer dan 60° bedragen;
-
het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan 1 bedragen;
-
de oppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 150 m² bedragen;
-
de afstand van een bedrijfswoning tot de bestemming ‘Verkeer’ en/of ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ mag niet minder dan de bestaande afstand bedragen;
-
de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 4 m bedragen;
-
de dakhelling van een bedrijfswoning mag niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen per bedrijfswoning mag niet meer dan 50 m² bedragen;
-
de goot en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan respectievelijk 3 m en 8 m bedragen;
-
de dakhelling van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 60° bedragen.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terrein-afscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van gebouwen en bedrijfswoningen, danwel het verlengde daarvan, niet meer dan 2 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 m bedragen.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Afwijking
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 10.2.1 sub m en toestaan dat een bedrijfswoning op een kortere afstand wordt gebouwd, mits wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde;
-
het bepaalde in lid 10.2.1 sub n en toestaan dat de goothoogte van een bedrijfswoning wordt verhoogd tot 6 m;
-
het bepaalde in lid 10.2.2 sub b en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verhoogd tot 15 m.
10.3.2 Toetsingscriteria
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.3.1 wordt uitsluitend verleend mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het bebouwingsbeeld;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische waarden;
-
de landschappelijke waarden;
-
de milieusituatie;
-
de natuurlijke waarden;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de watersituatie;
-
de woonsituatie.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, zodanig dat:
-
de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfswoning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen binnen een bestemmingsvlak, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte per bestemmingsvlak ten hoogste 50 m² mag bedragen;
-
de activiteit niet (mede) wordt uitgeoefend door de eigenaar of één van de bewoners van de betreffende bedrijfswoning;
-
het totale aantal werkenden bij een beroepsuitoefening meer dan 3 bedraagt en bij een bedrijfsuitoefening meer dan 2;
-
de activiteiten vergunning- of meldingplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
-
er detailhandel plaatsvindt, tenzij er sprake is van de verkoop van ter plaatse vervaardigde non-foodgoederen of de verkoop van direct aan de activiteit verwante artikelen, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen;
-
de activiteit leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;
-
de activiteit leidt tot overlast door een publiekaantrekkende werking;
-
het uiterlijk aanzien van de bedrijfswoning wordt aangetast. Uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0,5 m² in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen is toegestaan;
-
de activiteit hinder voor het woonmilieu oplevert.
Artikel 11 Sport - Manege
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport - Manege’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijfsgebouwen ten behoeve van een manegebedrijf;
-
een minicamping met ten hoogste 15 kampeermiddelen;
-
een bedrijfswoning;
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
parkeervoorzieningen;
-
waterlopen en waterpartijen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
per bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van 1 manegebedrijf worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag niet meer dan 3.775 m² bedragen;
-
de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan respectievelijk 4 m en 15 m bedragen;
-
de dakhelling van bedrijfsgebouwen mag niet minder dan 15° en niet meer dan 60° bedragen;
-
het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan 1 bedragen;
-
de oppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 150 m² bedragen;
-
de afstand van een bedrijfswoning tot de bestemming ‘Verkeer’, ‘Verkeer - Railverkeerr’ en/of ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ mag niet minder dan de bestaande afstand bedragen;
-
de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 4 m bedragen;
-
de dakhelling van een bedrijfswoning mag niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen per bedrijfswoning mag niet meer dan 50 m² bedragen;
-
de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
de dakhelling van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 60° bedragen.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terrein-afscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van bedrijfs-gebouwen en bedrijfswoningen, dan wel het verlengde daarvan, niet meer dan 2 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Afwijking
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 11.2.1 sub d en sub i en toestaan dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen wordt verhoogd tot 7,5 m;
-
het bepaalde in lid 11.2.1 sub f en toestaan dat er een tweede bedrijfswoning binnen een bouwvlak wordt gebouwd, mits:
-
dit noodzakelijk is in verband met de bedrijfsvoering;
-
wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde;
-
het bepaalde in lid 11.2.1 sub h en toestaan dat een bedrijfswoning op een kortere afstand wordt gebouwd, mits wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde;
-
het bepaalde in lid 11.2.2 sub b en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verhoogd tot ten hoogste 15 m.
11.3.2 Toetsingscriteria
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.3.1 wordt uitsluitend verleend mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het bebouwingsbeeld;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische waarden;
-
de landschappelijke waarden;
-
de milieusituatie;
-
de natuurlijke waarden;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de watersituatie;
-
de woonsituatie.
11.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel en horeca, anders dan ondergeschikte horeca;
-
het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, zodanig dat:
-
de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen binnen een bouwvlak, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte per bouwvlak ten hoogste 50 m² mag bedragen;
-
de activiteit niet (mede) wordt uitgeoefend door de eigenaar of één van de bewoners van de betreffende bedrijfswoning;
-
het totale aantal werkenden bij een beroepsuitoefening meer dan 3 bedraagt en bij een bedrijfsuitoefening meer dan 2;
-
de activiteiten vergunning- of meldingplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
-
er detailhandel plaatsvindt, tenzij er sprake is van de verkoop van ter plaatse vervaardigde non-food goederen of de verkoop van direct aan de activiteit verwante artikelen, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen;
-
de activiteit leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;
-
de activiteit leidt tot overlast door een publiekaantrekkende werking;
-
het uiterlijk aanzien van de bedrijfswoning wordt aangetast. Uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0,5 m² in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen is toegestaan;
-
de activiteit hinder voor het woonmilieu oplevert.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.4 sub a en c en toestaan dat bedrijfswoningen worden gebruikt ten behoeve van bed and breakfast, mits:
-
de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte per bouwvlak ten hoogste 50 m² mag bedragen;
-
er ten hoogste vier slaapplaatsen in ten hoogste twee van elkaar gescheiden ruimten voor nachtverblijf aanwezig zijn;
-
de exploitant hoofdbewoner is en er daadwerkelijk woont;
-
de kamers deel uitmaken van het hoofdgebouw of van een daarvan onderdeel uitmakende aan- of uitbouw;
-
het uiterlijk aanzien van de bedrijfswoning niet wordt aangetast. Uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0,5 m² in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen is toegestaan;
-
de activiteit niet leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;
-
de activiteit geen hinder of overlast voor het woonmilieu oplevert; waarbij bij de beoordeling van de mate van overlast tevens het woningtype en het karakter van de omgeving betrokken dient te worden;
-
het ruimtebeslag van de functie niet leidt tot te weinig bergruimte in of bij de bedrijfswoning.
Artikel 12 Verkeer
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen en straten;
-
voet- en fietspaden,
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer, met dien verstande dat de bestemming niet in een wijziging van het aantal rijstroken van de hoofdrijbaan voorziet,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
sloten, bermen en beplanting;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken, voorzieningen ten behoeve van watertechnologie en duurzame energieopwekking, niet zijnde kleine windturbines, en een zendmast ter plaatse van de aanduiding “zend-/ontvangstinstallatie”.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van een zendmast mag niet meer dan 30 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 5 m bedragen.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Afwijking
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2.2, sub b en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verhoogd tot 15 m.
12.3.2 Toetsingscriteria
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.3.1 wordt uitsluitend verleend mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het bebouwingsbeeld;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische waarden;
-
de landschappelijke waarden;
-
de milieusituatie;
-
de natuurlijke waarden;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de watersituatie;
-
de woonsituatie.
12.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
-
de bestemming ter plaatse van de aanduiding “wetgevingszone – wijzigingsgebied” wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf’ met de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen met lpg”, met dien verstande dat:
-
de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast voor het verplaatsen van het bestaande verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg aan de Harlingerstraatweg 150 te Leeuwarden;
-
de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht worden genomen;
-
met de toepasselijke richtwaarden en risicoafstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden;
-
het groepsrisico wordt afgewogen;
-
tevens toepassing wordt gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid in artikel 33, lid 33.11.5.
-
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Agrarisch’.
Artikel 13 Verkeer - Railverkeer
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer - Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
spoorwegen;
-
paden;
-
groenvoorzieningen;
-
sloten, bermen en beplanting;
-
wegen,
met de daarbij behorende:
-
terreinen;
-
gebouwen, zoals seinhuisjes, transformatorstations en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en voorzieningen ten behoeve van watertechnologie en duurzame energieopwekking, niet zijnde kleine windturbines.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte van een gebouw ten behoeve van een 25 KV-onderstation mag niet meer dan 225 m² bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van overige gebouwen mag niet meer dan 200 m² bedragen;
-
de bouwhoogte mag niet meer dan 7 m bedragen.
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het railverkeer, mag niet meer dan 5 m bedragen.
Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
(woon)straten en pleinen;
-
voet- en fietspaden;
-
kunstwerken;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
sloten, bermen en beplanting,
met daaraan ondergeschikt:
-
tuinen en erven,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 5 m bedragen.
Artikel 15 Water
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
waterlopen en waterpartijen;
-
oevers en paden;
-
dagrecreatief medegebruik;
-
een woonschepenligplaats, ter plaatse van de aanduiding “woonschepenligplaats”, met dien verstande dat het aantal woonschepen niet meer dan 11 mag bedragen,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder dammen en/of duikers, oeverbeschoeiingen, kaden, bruggen en overige kunstwerken, en voorzieningen ten behoeve van watertechnologie en duurzame energieopwekking, niet zijnde kleine windturbines.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
er mogen geen steigers, vlonders en plankieren worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van oeverbeschoeiingen mag niet meer dan 0,75 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer te water, mag niet meer dan 5 m bedragen.
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op de doorvaarbaarheid, nadere eisen stellen aan:
-
de doorvaarthoogte van bruggen.
15.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden als permanente ligplaats voor woonschepen, anders dan ter plaatse van de aanduiding “woonschepenligplaats”.
15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.5.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
-
het wijzigen en/of dempen van waterlopen;
-
het vergraven van oevers.
15.5.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 15.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
15.5.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 15.5.1 wordt uitsluitend verleend mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de waterstructuur;
-
de waterhuishoudkundige situatie.
Artikel 16 Water - Vaarweg
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water - Vaarweg’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
vaarwegen;
-
oevers;
-
dagrecreatief medegebruik,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder remmingswerken, oeverbeschoeiingen, kaden, bruggen en overige kunstwerken, en voorzieningen ten behoeve van watertechnologie en duurzame energieopwekking, niet zijnde kleine windturbines.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
er mogen geen steigers, vlonders en plankieren worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van oeverbeschoeiingen mag niet meer dan 0,75 m bedragen;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer te water, mag niet meer dan 5 m bedragen.
16.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op de doorvaarbaarheid, nadere eisen stellen aan:
-
de doorvaarthoogte van bruggen.
16.4 Afwijken van de bouwregels
16.4.1 Afwijking
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2.2 sub a en toestaan dat steigers, vlonders en plankieren worden gebouwd.
16.4.2 Toetsingscriteria
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 16.4.1 wordt uitsluitend verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de waterstructuur;
-
de waterhuishoudkundige situatie.
16.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden als permanente ligplaats voor vaartuigen en/of woonschepen.
16.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.6.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
-
het vergraven van oevers.
16.6.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 16.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
16.6.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 16.6.1 wordt uitsluitend verleend mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de waterstructuur;
-
de waterhuishoudkundige situatie.
Artikel 17 Wonen
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde bed and breakfast;
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woonhuizen;
-
een bed and breakfast, ter plaatse van de aanduiding “bed & breakfast”;
-
dagactiviteiten voor zorgbehoevenden, ter plaatse van de aanduiding “maatschappelijk”;
-
een hondenpension, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen – hondenpension”,
waarbij, indien de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
waterlopen en waterpartijen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de afstand van een gebouw tot de perceelgrens mag niet minder dan 5 m bedragen;
-
de afstand van een gebouw tot het hart van de meest nabijgelegen rijstrook van een aangelegen weg mag niet minder dan 10 m bedragen;
-
de afstand van een woning tot de bestemming ‘Verkeer’, ‘Verkeer - Railverkeer’ en/of ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ mag niet minder dan de bestaande afstand bedragen.
17.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
-
het aantal woningen mag ten hoogste het bestaande aantal bedragen;
-
een hoofdgebouw mag uitsluitend vrijstaand worden gebouwd, dan wel aaneengebouwd ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden”, met dien verstande dat het aantal aaneen te bouwen hoofgebouwen niet meer mag bedragen dan het aantal aangegeven ter plaatse van de aanduiding aanduiding “maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden”;
-
de oppervlakte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 150 m² bedragen;
-
de goothoogte van een hoofgebouw mag niet meer dan 4 m bedragen;
-
de dakhelling van een hoofdgebouw mag niet minder dan 30° en niet meer dan 60° bedragen.
17.2.3 Bijgebouwen bij woonschepen
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:
-
bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bijgebouwen”;
-
er mogen geen aan- of uitbouwen worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen per woonschip mag niet meer dan 50 m² bedragen;
-
de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
de dakhelling van een bijgebouw mag niet meer dan 60° bedragen.
17.2.4 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de woning of in het verlengde daarvan te worden gebouwd;
-
de afstand tussen een vrijstaand bijgebouw en een hoofdgebouw mag niet meer dan 25 m bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen per hoofdgebouw mag niet meer dan 50 m² bedragen;
-
de goothoogte van een aan- of uitbouw of een bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
de dakhelling van een aan- of uitbouw of een bijgebouw mag niet meer dan 60° bedragen.
17.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terrein-afscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, danwel het verlengde daarvan niet meer dan 2 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.3.1 Afwijking
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 17.2.1, sub a en toestaan dat de afstand van een gebouw tot de perceelgrens wordt verkleind;
-
het bepaalde in lid 17.2.1, sub c en toestaan dat een woning op een kortere afstand wordt gebouwd, mits wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde;
-
het bepaalde in lid 17.2.2 sub e en toestaan dat de goothoogte van hoofdgebouwen wordt verhoogd tot 6 m;
-
het bepaalde in lid 17.2.4 sub c en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen wordt vergroot tot 150 m², met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer dan 50% van het erf mag bedragen.
17.3.2 Toetsingscriteria
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.3.1 wordt uitsluitend verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het bebouwingsbeeld;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische waarden;
-
de landschappelijke waarden;
-
de milieusituatie;
-
de natuurlijke waarden;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de watersituatie;
-
de woonsituatie.
17.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van woonhuizen voor meer dan 1 woning;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de in sub g onder 5 genoemde detailhandel;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van recreatie;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding “bed & breakfast”, zodanig dat:
-
de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte per bouwperceel ten hoogste 50 m² mag bedragen;
-
er meer dan vier slaapplaatsen in meer dan twee van elkaar afgescheiden ruimten voor nachtverblijf aanwezig;
-
de exploitant geen hoofdbewoner is;
-
de kamers geen deel uitmaken van het hoofdgebouw of van een daarvan deel uitmakende aan- of uitbouw;
-
het uiterlijk aanzien van de woning wordt aangetast. Uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0,5 m² in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen is toegestaan;
-
de activiteit leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;
-
de activiteit geen hinder of overlast voor het woonmilieu oplevert; waarbij bij de beoordeling van de mate van overlast tevens het woningtype en het karakter van de omgeving betrokken dient te worden;
-
het ruimtebeslag van de functie leidt tot te weinig bergruimte in de woning;
-
het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, zodanig dat:
-
de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfswoning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen binnen een bestemmingsvlak, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte per bestemmingsvlak ten hoogste 50 m² mag bedragen;
-
de activiteit niet (mede) wordt uitgeoefend door de eigenaar of één van de bewoners van de betreffende bedrijfswoning;
-
het totale aantal werkenden bij een beroepsuitoefening meer dan 3 bedraagt en bij een bedrijfsuitoefening meer dan 2;
-
de activiteiten vergunning- of meldingplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
-
er detailhandel plaatsvindt, tenzij er sprake is van de verkoop van ter plaatse vervaardigde non-food goederen of de verkoop van direct aan de activiteit verwante artikelen, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen;
-
de activiteit leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;
-
de activiteit leidt tot overlast door een publiekaantrekkende werking;
-
het uiterlijk aanzien van de bedrijfswoning wordt aangetast. Uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0,5 m² in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen is toegestaan;
-
de activiteit hinder voor het woonmilieu oplevert.
17.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 17.4, sub a en toestaan dat een woonhuis voor ten hoogste 3 woningen wordt gebruikt, mits:
-
het een gebouw ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” betreft, het een monument betreft of het een agrarisch aanverwante hoofdvorm, zoals een stelpboerderij of een kop-hals-rompboerderij betreft;
-
wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde;
-
het aantal woningen past binnen een door Gedeputeerde Staten geaccordeerd woonprogramma;
-
het bepaalde in lid 17.4 sub c, d en g en toestaan dat woningen worden gebruikt ten behoeve van bed and breakfast, mits:
-
de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte per bouwperceel ten hoogste 50 m² mag bedragen;
-
er ten hoogste vier slaapplaatsen in ten hoogste twee van elkaar gescheiden ruimten voor nachtverblijf aanwezig zijn;
-
de exploitant hoofdbewoner is en er daadwerkelijk woont;
-
de kamers deel uitmaken van het hoofdgebouw of van een daarvan onderdeel uitmakende aan- of uitbouw;
-
het uiterlijk aanzien van de woning niet wordt aangetast. Uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0,5 m² in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen is toegestaan;
-
de activiteit niet leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;
-
de activiteit geen hinder of overlast voor het woonmilieu oplevert; waarbij bij de beoordeling van de mate van overlast tevens het woningtype en het karakter van de omgeving betrokken dient te worden;
-
het ruimtebeslag van de functie niet leidt tot te weinig bergruimte in of bij de woning.
17.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
17.6.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
-
het (deels) slopen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”.
17.6.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 17.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
17.6.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.6.1 wordt uitsluitend verleend indien:
-
de karakteristieke hoofdvorm niet meer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld, dan wel;
-
de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is, dan wel;
-
het delen van een pand of aan- of uitbouwen of bijgebouwen betreft die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door de sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
Artikel 18 Leiding - Brandstof
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Brandstof’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor:
-
de aanleg en instandhouding van een ondergrondse brandstofleiding met een belemmeringenstrook aan weerszijden van de hartlijn ter plaatse van de aanduiding “hartlijn leiding – brandstof”,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.2 Bouwregels
-
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mag op of in deze gronden niet worden gebouwd, anders dan voor deze bestemming.
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 2 m.
18.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 18.2 sub a en lid 18.2 sub b en toestaan dat op grond van de basisbestemming toelaatbare gebouwen worden gebouwd, mits het belang dat met de leiding wordt gediend niet onevenredig wordt geschaad en mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
-
het bepaalde in lid 18.2 sub a en lid 18.2 sub c en toestaan dat op grond van de basisbestemming toelaatbare bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits het belang van de leiding niet onevenredig wordt geschaad en mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, uit te voeren:
-
het aanbrengen of rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
-
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
-
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
-
het permanent opslaan van goederen;
-
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten en andere wateren.
18.4.2 Uitzondering
De in lid 18.4.1 bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerking treden van het plan;
-
mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende omgevingsvergunning of aanlegvergunning;
-
worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en);
-
mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken.
18.4.3 Voorwaarden
De in lid 18.4.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend als het belang van de leiding niet onevenredig wordt geschaad en nadat vooraf advies is ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 19 Leiding - Gas
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Gas’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor:
-
de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk transportleidingen met een belemmeringenstrook aan weerszijden van de hartlijn ter plaatse van de aanduiding “hartlijn leiding – gas”,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
19.2 Bouwregels
-
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mag op of in deze gronden niet worden gebouwd, anders dan voor deze bestemming.
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 2 m.
19.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 19.2 sub a en lid 19.2 sub b en toestaan dat op grond van de basisbestemming toelaatbare gebouwen worden gebouwd, mits er geen kwetsbare objecten worden toegestaan, mits het belang dat met de leiding wordt gediend niet wordt geschaad en mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
-
het bepaalde in lid 19.2 sub a en lid 19.2 sub c en toestaan dat op grond van de basisbestemming toelaatbare bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits het belang van de leiding niet wordt geschaad en mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, uit te voeren:
-
het aanbrengen of rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
-
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
-
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
-
het permanent opslaan van goederen;
-
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten en andere wateren.
19.4.2 Uitzondering
De in lid 19.4.1 bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerking treden van het plan;
-
mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende omgevingsvergunning of aanlegvergunning;
-
worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en);
-
mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken.
19.4.3 Voorwaarden
De in lid 19.4.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend als het belang van de leiding niet wordt geschaad en nadat vooraf advies is ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 20 Leiding - Hoogspanningsverbinding
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor:
-
de aanleg en instandhouding van bovengrondse hoogspanningsleidingen met een belemmeringenstrook aan weerszijden van de hartlijn ter plaatse van de aanduiding “hartlijn leiding – hoogspanningsverbinding”,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20.2 Bouwregels
-
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mag op of in deze gronden niet worden gebouwd, anders dan voor deze bestemming.
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 40 m.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 20.2 sub a en lid 20.2 sub b en toestaan dat op grond van de basisbestemming toelaatbare gebouwen worden gebouwd, mits het belang dat met de leiding wordt gediend niet onevenredig wordt geschaad en mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
-
het bepaalde in lid 20.2 sub a en lid 20.2 sub c en toestaan dat op grond van de basisbestemming toelaatbare bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits het belang van de leiding niet onevenredig wordt geschaad en mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
20.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met het bestemmingsplan, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden voor opgaande beplanting.
20.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming wordt verwijderd, mits:
-
vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
-
de leiding permanent buiten gebruik is gesteld, dan wel is verwijderd.
Artikel 21 Leiding - Riool
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Riool’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor:
-
de aanleg en instandhouding van ondergrondse rioolpersleidingen met een belemmeringenstrook aan weerszijden van de hartlijn ter plaatse van de aanduiding “hartlijn leiding – riool”,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
21.2 Bouwregels
-
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mag op of in deze gronden niet worden gebouwd, anders dan voor deze bestemming.
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 2 m.
21.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 21.2 sub a en lid 21.2 sub b en toestaan dat op grond van de basisbestemming toelaatbare gebouwen worden gebouwd, mits het belang dat met de leiding wordt gediend niet onevenredig wordt geschaad en mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
-
het bepaalde in lid 21.2 sub a en lid 21.2 sub c en toestaan dat op grond van de basisbestemming toelaatbare bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits het belang van de leiding niet onevenredig wordt geschaad en mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, uit te voeren:
-
het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
-
het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
-
het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
-
het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
21.4.2 Uitzondering
De in lid 21.4.1 bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerking treden van het plan;
-
mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende omgevingsvergunning of aanlegvergunning;
-
worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en);
-
mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken.
21.4.3 Voorwaarden
De in lid 21.4.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend als het functioneren van de leiding niet onevenredig wordt geschaad en nadat vooraf advies is ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 22 Leiding - Water
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Water’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor:
-
de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoofdwaterleidingen met een belemmeringenstrook aan weerszijden van de hartlijn ter plaatse van de aanduiding “hartlijn leiding – water”,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
22.2 Bouwregels
-
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mag op of in deze gronden niet worden gebouwd, anders dan voor deze bestemming.
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 2 m.
22.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 22.2 sub a en lid 22.2 sub b en toestaan dat op grond van de basisbestemming toelaatbare gebouwen worden gebouwd, mits het belang dat met de leiding wordt gediend niet onevenredig wordt geschaad en mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
-
het bepaalde in lid 22.2 sub a en lid 22.2 sub c en toestaan dat op grond van de basisbestemming toelaatbare bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits het belang van de leiding niet onevenredig wordt geschaad en mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4.1 Vergunningsplichtige werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, uit te voeren:
-
het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
-
het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
-
het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
-
het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
22.4.2 Uitzondering
De in lid 22.4.1 bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerking treden van het plan;
-
mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende omgevingsvergunning of aanlegvergunning;
-
worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en);
-
mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken.
22.4.3 Voorwaarden
De in lid 22.4.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend als het functioneren van de leiding niet onevenredig wordt geschaad en nadat vooraf advies is ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 23 Waarde - Archeologie 1
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m², moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:
-
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en:
-
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
23.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
Indien uit het in lid 23.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.3.1 Vergunningsplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
-
het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
-
het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
-
het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
-
het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
23.3.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 23.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
-
in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
-
niet dieper gaan dan 0,50 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 50 m² beslaan.
23.3.3 Voorwaarden
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
23.3.4 Onderzoeksplicht
Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:
-
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en:
-
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
23.3.5 Beoordelingscriteria
Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
23.3.6 Voorwaarden omgevingsvergunning
Indien uit het in lid 23.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Artikel 24 Waarde - Archeologie 2
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m², moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:
-
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en:
-
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
24.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
Indien uit het in lid 24.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.3.1 Vergunningsplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
-
het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
-
het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
-
het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
-
het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
24.3.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 24.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
-
in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
-
niet dieper gaan dan 0,50 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 100 m² beslaan.
24.3.3 Voorwaarden
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
24.3.4 Onderzoeksplicht
Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:
-
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en:
-
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
24.3.5 Beoordelingscriteria
Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
24.3.6 Voorwaarden omgevingsvergunning
Indien uit het in lid 24.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Artikel 25 Waarde - Archeologie 3
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m², moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:
-
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en:
-
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
25.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
Indien uit het in lid 25.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.3.1 Vergunningsplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
-
het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
-
het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
-
het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
-
het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
25.3.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 25.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
-
in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
-
niet dieper gaan dan 0,50 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 500 m² beslaan.
25.3.3 Voorwaarden
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
25.3.4 Onderzoeksplicht
Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:
-
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en:
-
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
25.3.5 Beoordelingscriteria
Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
25.3.6 Voorwaarden omgevingsvergunning
Indien uit het in lid 25.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Artikel 26 Waarde - Beschermd dorpsgezicht
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Beschermd dorpsgezicht’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de in het aanwijzingsbesluit aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing, zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regels.
26.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.2.1 Vergunningsplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
-
het afgraven, ophogen, verlagen of egaliseren van gronden;
-
het planten, kappen en rooien van boom-, haag- en struikbeplanting;
-
het aanleggen, verbreden, verleggen of verharden van wegen en paden;
-
het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
-
het graven, verbreden of dempen van sloten en andere wateren.
26.2.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 26.2.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
26.2.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 26.2.1 wordt uitsluitend verleend, mits geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de cultuurhistorische waarde van het beschermd dorpsgezicht.
Artikel 27 Waarde - Cultuurhistorie
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Cultuurhistorie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden van de gronden, zoals die zijn beschreven in het rapport ‘Cultuurhistorische inventarisatie ten behoeve van het bestemmingsplan Leeuwarden – Buitengebied, gemeente Leeuwarden’, dat als bijlage 4 bij de toelichting van dit bestemmingsplan is opgenomen.
27.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mag op of in deze gronden niet worden gebouwd.
27.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.2 en toestaan dat op grond van de basisbestemming toelaatbare gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
-
door de aanvrager door middel van een advies van een deskundige op het gebied van cultuurhistorie is aangetoond dat de cultuurhistorische waarden, zoals aangegeven in lid 27.1, door het bouwen niet onevenredig worden verstoord;
-
er door de aanvrager maatregelen worden getroffen, waardoor de cultuurhistorische waarden, zoals aangegeven in lid 27.1, kunnen worden behouden;
-
er zwaarwegende belangen zijn die rechtvaardigen dat de cultuurhistorische waarden, zoals aangegeven in lid 27.1, onevenredig worden verstoord. In dit geval dient een rapport te worden overlegd waarin de cultuurhistorische waarden, die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, in voldoende mate zijn gedocumenteerd.
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.4.1 Vergunningsplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
-
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
-
het ophogen, afgraven, vergraven, verzetten, ontgronden, egaliseren, ontginnen en/of diepploegen van gronden en/of het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
-
het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen;
-
het verwijderen van landschapselementen;
-
het aanleggen, verbreden, verleggen en/of verharden van paden en wegen en/of andere oppervlakteverharding;
-
het herprofileren van dijklichamen;
-
alle overige werken en werkzaamheden die de cultuurhistorische waarden, zoals aangegeven in lid 27.1, kunnen aantasten.
27.4.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 27.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
-
die het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
-
waarvoor op grond van de Erfgoedverordening Leeuwarden ook al een vergunning vereist is met het oog op het beschermen van de betreffende cultuurhistorische waarden, zoals aangegeven in lid 27.1.
27.4.3 Voorwaarden
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend mits:
-
door de aanvrager door middel van een advies van een deskundige op het gebied van cultuurhistorie is aangetoond dat de cultuurhistorische waarden, zoals aangegeven in lid 27.1, door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden verstoord;
-
er door de aanvrager maatregelen worden getroffen, waardoor de cultuurhistorische waarden, zoals aangegeven in lid 27.1, kunnen worden behouden;
-
er zwaarwegende belangen zijn die rechtvaardigen dat de cultuurhistorische waarden, zoals aangegeven in lid 27.1, onevenredig worden verstoord. In dit geval dient een rapport te worden overlegd waarin de cultuurhistorische waarden, die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, in voldoende mate zijn gedocumenteerd.
Artikel 28 Waarde - Monumentale bomen
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Monumentale bomen’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van monumentale bomen.
28.2 Bouwregels
28.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:
-
een op grond van de basisbestemming toelaatbaar nieuw gebouw, of de uitbreiding van een bestaand gebouw, mag niet worden gebouwd.
28.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
een op grond van de basisbestemming toelaatbaar nieuw bouwwerk, geen gebouw zijnde, of de uitbreiding van een bestaand bouwwerk, geen gebouw zijnde, mag niet worden gebouwd.
28.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 28.2.1 in die zin dat een op grond van de basisbestemming toelaatbaar nieuw gebouw of de uitbreiding van een bestaand gebouw, wordt gebouwd;
-
het bepaalde in lid 28.2.2 in die zin dat een op grond van de basisbestemming toelaatbaar nieuw bouwwerk, geen gebouw zijnde, of de uitbreiding van een bestaand bouwwerk, geen gebouw zijnde, wordt gebouwd,
mits hierdoor de conditie, levensverwachting, groeiplaats en ruimtelijke kwaliteit van de betreffende monumentale boom niet wordt aangetast.
28.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het bevestigen van voorwerpen aan of in de betreffende monumentale boom;
-
het plaatsen van schaftketen, toiletten, betonmolens of andere voertuigen, machines of bouwsels in de directe nabijheid van de betreffende monumentale boom.
28.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 28.4 in die zin dat het gebruik van de gronden en bouwwerken overeenkomstig deze regels wordt toegestaan, mits deze werken geen ernstige gevolgen hebben voor de conditie, levensverwachting, groeiplaats en ruimtelijke kwaliteit van de betreffende monumentale boom.
28.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.6.1 Vergunningsplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
-
het ophogen en afgraven van gronden;
-
het aanbrengen van verhardingen;
-
het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
-
het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
28.6.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 28.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
28.6.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 28.6.1. kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting van de betreffende monumentale boom plaatsvindt in die zin dat door de werken of de werkzaamheden de conditie, levensverwachting, groeiplaats en ruimtelijke kwaliteit van de monumentale boom negatief wordt beïnvloed.
28.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming ‘Waarde - Monumentale bomen’ wordt verwijderd, indien:
-
de bescherming van de betreffende monumentale boom niet langer noodzakelijk is, omdat de boom is verplaatst dan wel niet meer aanwezig is, of:
-
de levensverwachting van de betreffende monumentale boom door ziekte of door ouderdom minder dan 10 jaar bedraagt, of:
-
zwaarwegende maatschappelijke belangen dit vergen.
Artikel 29 Waarde - Natuur
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Natuur’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden van weidevogel- en vogelfoerageergebieden.
29.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.2.1 Vergunningsplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
-
het aanbrengen van drainage;
-
het scheuren en frezen van grasland, waaronder begrepen het omzetten van grasland in bouwland.
29.2.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 29.2.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
29.2.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 29.2.1 kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting van de natuurlijke waarden van weidevogel- en vogelfoerageergebieden.
29.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Natuur' wordt verwijderd, indien het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden van weidevogel- en vogelfoerageergebieden niet langer noodzakelijk is.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 30 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 31 Algemene bouwregels
31.1 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de landschappelijke waarden;
-
de natuurlijke waarden;
-
de cultuurhistorische waarden;
-
het bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de watersituatie;
-
de woonsituatie;
nadere eisen stellen aan:
-
de plaats en de afmetingen van de bebouwing;
-
de landschappelijke inpassing van de bebouwing.
31.2 Bestaande afmetingen
Wanneer een bestaand gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde:
-
een grotere goothoogte;
-
een grotere bouwhoogte;
-
een grotere oppervlakte;
-
een grotere dakhelling;
-
een kleinere dakhelling,
heeft dan in de bouwregels in de van toepassing zijnde bestemming is toegestaan, dan zal:
-
de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte;
-
de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte;
-
de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte;
-
de dakhelling ten hoogste de bestaande dakhelling;
-
de dakhelling ten minste de bestaande dakhelling,
bedragen.
31.3 Bouwregels windturbines
Er mogen geen windturbines en kleine windturbines worden gebouwd.
Artikel 32 Algemene gebruiksregels
32.1 Gebruiksregels
-
Het is op grond van artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemmingen volgens de artikelen 3 tot en met 29.
-
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
-
het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, met uitzondering van een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg ter plaatse van de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen met lpg”;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, met uitzondering van een militaire luchthaven als bedoeld in artikel 7;
-
het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - minicamping”, dan wel de gronden ter plaatse van de bestemming ‘Sport - Manege’.
-
Overtreding van het bepaalde onder a en b wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2e van de Wet op de economische delicten.
32.2 Afwijken van de gebruiksregels
32.2.1 Afwijking
Het bevoegd gezag kan met omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 32.1 sub b onder 6 en toestaan dat gronden worden gebruikt als standplaats voor kampeermiddelen, met dien verstande dat:
-
de omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor kamperen op erven van woningen, agrarische bedrijven, niet-agrarische bedrijven, of op een perceel, onmiddellijk grenzend aan zo’n erf;
-
de omgevingsvergunning niet wordt verleend als het erf of perceel grenst aan een ander erf of perceel dat voor kamperen wordt gebruikt;
-
de omgevingsvergunning niet wordt verleend voor de gronden ter plaatse van de bestemmingen ‘Natuur’ of ‘Waarde - Natuur’;
-
het aantal kampeermiddelen ten hoogste 15 per (bedrijfs)woning c.q. (agrarisch) bedrijf zal bedragen;
-
de kampeermiddelen uitsluitend zijn toegstaan gedurende het toeristisch seizoen, dat loopt van 15 maart tot en met 31 oktober per kalenderjaar;
-
stacarvans niet zijn toegestaan;
-
het kleinschalig kampeerterrein uitsluitend is toegestaan mits het landschappelijk goed is ingepast.
32.2.2 Toetsingscirteria
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 32.2.1 waarbij een kleinschalig kampeerterrein wordt gerealiseerd dat groter is dan 5.000 m², wordt uitsluitend verleend indien er geen sprake is van strijd met het provinciaal weidevogelbeleid.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 32.2.1 wordt uitsluitend verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het bebouwingsbeeld;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische waarden;
-
de landschappelijke waarden;
-
de milieusituatie;
-
de natuurlijke waarden;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de watersituatie;
-
de woonsituatie.
Artikel 33 Algemene aanduidingsregels
33.1 Geluidzone - industrie
33.1.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding “geluidzone - industrie” zijn naast de voor de gronden aangewezen bestemmingen, mede aangeduid voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op geluidgevoelige objecten vanwege de militaire luchthaven als geluidgezoneerd industrieterrein.
33.1.2 Bouwregels
In afwijking van de bouwregels bij de onderliggende bestemmingen geldt dat een toegestaan geluidgevoelig object alleen mag worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege de militaire luchthaven op de gevels van het geluidsgevoelige object niet hoger zal zijn dan de voorkeursgrenswaarde dan wel niet hoger dan een vastgestelde hogere grenswaarde.
33.1.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de gebiedsaanduiding “geluidzone - industrie” wordt gewijzigd, mits de geluidsbelasting vanwege de militaire luchthaven op de gevels van een geluidgevoelig object niet hoger zal zijn dan de voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
33.2 Geluidzone - luchtvaart 35-40 Ke
33.2.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding “geluidzone – luchtvaart 35-40 Ke” zijn naast de voor de gronden aangewezen bestemmingen, mede aangeduid voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op geluidgevoelige gebouwen vanwege de militaire luchthaven.
33.2.2 Bouwregels
In afwijking van de bouwregels bij de onderliggende bestemmingen gelden de volgende regels:
-
woningen en andere geluidgevoelige gebouwen mogen uitsluitend nieuw worden gebouwd indien wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 6 van het Besluit Militaire Luchthavens;
-
bestaande woningen, of nog niet bestaande woningen waarvoor de omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend, mogen gedeeltelijk worden veranderd of gedeeltelijk worden vernieuwd waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 8 van het Besluit Militaire Luchthavens;
-
bestaande andere geluidsgevoelige gebouwen, of nog niet bestaande andere geluidsgevoelige gebouwen waarvoor de omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend, mogen gedeeltelijk worden veranderd of gedeeltelijk worden vernieuwd waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 11 van het Besluit Militaire Luchthavens.
33.2.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de gebiedsaanduiding “geluidzone - luchtvaart 35-40” wordt gewijzigd, mits de geluidsbelasting vanwege de militaire luchthaven van de gevels van dit geluidgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
33.3 Geluidzone - luchtvaart 40-45 Ke
33.3.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding “geluidzone – luchtvaart 40-45 Ke” zijn naast de voor de gronden aangewezen bestemmingen, mede aangeduid voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op geluidgevoelige gebouwen vanwege de militaire luchthaven.
33.3.2 Bouwregels
In afwijking van de bouwregels bij de onderliggende bestemmingen gelden de volgende regels:
-
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen mogen uitsluitend nieuw worden gebouwd indien wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 6 van het Besluit Militaire Luchthavens;
-
bestaande woningen, of nog niet bestaande woningen waarvoor de omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend, mogen gedeeltelijk worden veranderd of gedeeltelijk worden vernieuwd waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 9 van het Besluit Militaire Luchthavens;
-
bestaande andere geluidsgevoelige gebouwen, of nog niet bestaande andere geluidsgevoelige gebouwen waarvoor de omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend, mogen gedeeltelijk worden veranderd of gedeeltelijk worden vernieuwd waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 11 van het Besluit Militaire Luchthavens.
33.3.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de gebiedsaanduiding “geluidzone - luchtvaart 40-45” wordt gewijzigd, mits de geluidsbelasting vanwege de militaire luchthaven van de gevels van dit geluidgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
33.4 Geluidzone - luchtvaart 45-50 Ke
33.4.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding “geluidzone – luchtvaart 45-50 Ke” zijn naast de voor de gronden aangewezen bestemmingen, mede aangeduid voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op geluidgevoelige gebouwen vanwege de militaire luchthaven.
33.4.2 Bouwregels
In afwijking van de bouwregels bij de onderliggende bestemmingen gelden de volgende regels:
-
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen mogen uitsluitend nieuw worden gebouwd indien wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 7 van het Besluit Militaire Luchthavens;
-
bestaande woningen, of nog niet bestaande woningen waarvoor de omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend, mogen gedeeltelijk worden veranderd of gedeeltelijk worden vernieuwd waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 9 van het Besluit Militaire Luchthavens;
-
bestaande andere geluidsgevoelige gebouwen, of nog niet bestaande andere geluidsgevoelige gebouwen waarvoor de omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend, mogen gedeeltelijk worden veranderd of gedeeltelijk worden vernieuwd waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 11 van het Besluit Militaire Luchthavens.
33.4.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de gebiedsaanduiding “geluidzone - luchtvaart 45-50 Ke” wordt gewijzigd, mits de geluidsbelasting vanwege de militaire luchthaven van de gevels van dit geluidgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de voorkeursgrenswaarde of een vastgesteld hogere grenswaarde.
33.5 Geluidzone - luchtvaart 50-55 Ke
33.5.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding “geluidzone – luchtvaart 50-55Ke” zijn naast de voor de gronden aangewezen bestemmingen, mede aangeduid voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op geluidgevoelige gebouwen vanwege de militaire luchthaven.
33.5.2 Bouwregels
In afwijking van de bouwregels bij de onderliggende bestemmingen gelden de volgende regels:
-
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen mogen uitsluitend nieuw worden gebouwd indien wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 7 van het Besluit Militaire Luchthavens;
-
bestaande woningen, of nog niet bestaande woningen waarvoor de omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend, mogen gedeeltelijk worden veranderd of gedeeltelijk worden vernieuwd waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 9 van het Besluit Militaire Luchthavens;
-
bestaande andere geluidsgevoelige gebouwen, of nog niet bestaande andere geluidsgevoelige gebouwen waarvoor de omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend, mogen gedeeltelijk worden veranderd of gedeeltelijk worden vernieuwd waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 11 van het Besluit Militaire Luchthavens.
33.5.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de gebiedsaanduiding “geluidzone - luchtvaart 50-55 Ke" wordt gewijzigd, mits de geluidsbelasting vanwege de militaire luchthaven van de gevels van dit geluidgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
33.6 Geluidzone - luchtvaart 55-60 Ke
33.6.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding “geluidzone – luchtvaart 55-60Ke” zijn naast de voor de gronden aangewezen bestemmingen, mede aangeduid voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op geluidgevoelige gebouwen vanwege de militaire luchthaven.
33.6.2 Bouwregels
In afwijking van de bouwregels bij de onderliggende bestemmingen gelden de volgende regels:
-
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen mogen uitsluitend nieuw worden gebouwd indien wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 7 van het Besluit Militaire Luchthavens;
-
bestaande woningen, of nog niet bestaande woningen waarvoor de omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend, mogen gedeeltelijk worden veranderd of gedeeltelijk worden vernieuwd waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 9 van het Besluit Militaire Luchthavens;
-
bestaande andere geluidsgevoelige gebouwen, of nog niet bestaande andere geluidsgevoelige gebouwen waarvoor de omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend, mogen gedeeltelijk worden veranderd of gedeeltelijk worden vernieuwd waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 11 van het Besluit Militaire Luchthavens.
33.6.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de gebiedsaanduiding “geluidzone - luchtvaart 55-60 Ke" wordt gewijzigd, mits de geluidsbelasting vanwege de militaire luchthaven van de gevels van dit geluidgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
33.7 Geluidzone - luchtvaart 60-65 Ke
33.7.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding “geluidzone – luchtvaart 60-65 Ke” zijn naast de voor de gronden aangewezen bestemmingen, mede aangeduid voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op geluidgevoelige gebouwen vanwege de militaire luchthaven.
33.7.2 Bouwregels
In afwijking van de bouwregels bij de onderliggende bestemmingen gelden de volgende regels:
-
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen mogen uitsluitend nieuw worden gebouwd indien wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 7 van het Besluit Militaire Luchthavens;
-
bestaande woningen, of nog niet bestaande woningen waarvoor de omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend, mogen gedeeltelijk worden veranderd of gedeeltelijk worden vernieuwd waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 9 van het Besluit Militaire Luchthavens;
-
bestaande andere geluidsgevoelige gebouwen, of nog niet bestaande andere geluidsgevoelige gebouwen waarvoor de omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend, mogen gedeeltelijk worden veranderd of gedeeltelijk worden vernieuwd waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 11 van het Besluit Militaire Luchthavens.
33.7.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de gebiedsaanduiding “geluidzone - luchtvaart 60-65 Ke" wordt gewijzigd, mits de geluidsbelasting vanwege de militaire luchthaven van de gevels van dit geluidgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
33.8 Luchtvaartverkeerzone - ils verstoringsgebied 1
33.8.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding “luchtvaartverkeerzone - ils verstoringsgebied 1” zijn, naast de voor die gronden aangewezen bestem-ming(en), mede aangeduid voor het tegengaan van verstoring van het ILS-systeem van de vliegbasis Leeuwarden.
33.8.2 Bouwregels
In afwijking van de bouwregels bij de onderliggende bestemmingen geldt ter plaatse van de aanduiding “luchtvaartverkeerzone - ils verstoringsgebied 1” dat wanneer de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de ter plaatse van de aanduiding “toetsingshoogte – ils verstoringsgebied” aangegegeven toetsingshoogte overschrijdt, het gebouw of bouwwerk uitsluitend mag worden gebouwd wanneer uit een daaromtrent verstrekt advies van de beheerder van het ILS-systeem blijkt dat dit systeem niet op onaanvaardbare wijze wordt verstoord.
33.9 Luchtvaartverkeerzone - ils verstoringsgebied 2
33.9.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding “luchtvaartverkeerzone - ils ver-storingsgebied 2” zijn, naast de voor die gronden aangewezen bestem-ming(en), mede aangeduid voor het tegengaan van verstoring van het ILS-systeem van de vliegbasis Leeuwarden.
33.9.2 Bouwregels
In afwijking van de bouwregels bij de onderliggende bestemmingen geldt ter plaatse van de aanduiding “luchtvaartverkeerzone - ils verstoringsgebied” dat wanneer de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de ter plaatse van de aanduiding “toetsingshoogte - ils verstoringsgebied” aangegegeven toetsingshoogte overschrijdt, het gebouw of bouwwerk uitsluitend mag worden gebouwd wanneer uit een daaromtrent verstrekt advies van de beheerder van het ILS-systeem blijkt dat dit systeem niet op onaanvaardbare wijze wordt verstoord. De geldende toetsingshoogte dient tussen de op de verbeelding aangegeven contourlijnen door lineaire interpola-tie te worden bepaald.
33.10 luchtvaartverkeerzone - obstakelbeheergebied
33.10.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding “luchtvaartverkeerzone – obstakelbeheergebied” zijn, naast de voor die gronden aangewezen bestemming(en), mede aangeduid voor het tegengaan van te hoge bouwwerken en beplantingen in verband met de gebruiksmogelijkheden en veiligheidssituatie van de vlieg-basis Leeuwarden, waaronder begrepen het vrijhouden van de invliegfunnel.
33.10.2 Bouwregels
In afwijking van de bouwregels bij de onderliggende bestemmingen geldt ter plaatse van de aanduiding “luchtvaartverkeerzone - obstakelbeheergebied” dat de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde de ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte” aangegeven bouwhoogte niet mag overschrijden. De geldende bouwhoogte dient tussen de op de verbeelding aangegeven contourlijnen door lineaire interpolatie te worden bepaald.
33.10.3 Wijzigingsbevoegdheid
Tot een gebruik, strijdig met het bestemmingsplan, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden voor opgaande beplanting met een hoogte, hoger dan de ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte” aangegeven hoogte.
33.11 Veiligheidszone - lpg
33.11.1 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de ter plaatse voorkomende bestemming(en) mogen op/in deze gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.
33.11.2 Afwijken van de bouwregels
Er kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 33.11.1 in die zin dat beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
33.11.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.
33.11.4 Afwijken van de gebruiksregels
Er kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 33.11.3 in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt als beperkt kwetsbaar object, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
33.11.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
-
de gebiedsaanduiding “veiligheidszone - lpg” wordt verwijderd, mits de betreffende risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd;
-
de gebiedsaanduiding “veiligheidszone - lpg” voor een risicovolle inrichting wordt gewijzigd of toegevoegd, mits:
-
voor de risicovolle inrichting een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer is verleend of gewijzigd;
-
de ligging van de zone is afgestemd op de met deze vergunning corresponderende veiligheidsafstand ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
-
zich binnen de gewijzigde zone geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten bevinden.
33.12 Veiligheidszone - munitie
33.12.1 Verbodsbepaling
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding:
-
“veiligheidszone – munitie A” is het oprichten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, de aanleg van autowegen, autosnelwegen, spoorwegen, druk bevaren waterwegen, parkeerterreinen, recreatieve voorzieningen niet toegestaan. Ook het gebruik van de gronden binnen de bestemming ‘Agrarisch’ voor meer dan een incidentele aanwezigheid van enkele personen is niet toegestaan;
-
“veiligheidszone – munitie B” is het oprichten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet toegestaan, met uitzondering van het bestaande kwetsbare object aanhet Bitgumerlan 6 te Leeuwarden;
-
“veiligheidszone – munitie C” is het oprichten van bouwwerken met vlies- of gordijngevel-constructies of grote glasoppervlakten en waarbinnen zich doorgaans een groot aantal personen bevindt, niet toegestaan.
33.12.2 Bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
-
aanduiding “veiligheidszone – munitie A”, “veiligheidszone – munitie B” of “veiligheidszone – munitie C” wordt verwijderd, mits de munitieopslag ter plaatse is beëindigd;
-
de aanduiding “veiligheidszone – munitie A”, “veiligheidszone – munitie B” of “veiligheidszone – munitie C” wordt gewijzigd, mits:
-
de hoedanigheid van de betreffende munitieopslag is gewijzigd;
-
de ligging van de zone is afgestemd op de risicocontouren ingevolge de van toepassing zijnde wettelijke regels.
33.13 Vrijwaringszone - molenbiotoop
33.13.1 Bouwregels
Op of in deze gronden mag, in afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemming(en), niet hoger worden gebouwd dan:
-
binnen een afstand van 100 m van de molen: de bouwhoogte die gelijk is aan de bouwhoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen;
-
binnen een afstand van 100 m tot 400 m van de molen: de bouwhoogte genoemd onder a vermeerderd met 1/100 van de afstand tussen het bouwwerk en de molen;
-
deze regels niet van toepassing zijn op bestaande bouwwerken.
33.13.2 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 33.13.1 in die zin dat hogere in de daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de molen.
33.13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.13.3.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
-
het ophogen van gronden hoger dan de op grond van de in lid 33.13.1 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
-
het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting hoger dan de op grond van de in lid 33.13.1 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
-
het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de op grond van de in lid 33.13.1 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken.
33.13.3.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 33.13.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
-
het normale onderhoud dan wel het normale agrarische gebruik betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.
33.13.3.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende tegemoet gekomen kan worden. Voorafgaand moet advies worden ingewonnen bij de beheerder van de molen.
Artikel 34 Algemene afwijkingsregels
34.1 Afwijking
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
-
de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, alsmede voor zover een minimale en/of maximale dakhelling wordt voorgeschreven, voor een verlaging of verhoging van de dakhelling tot 0° respectievelijk 80°;
-
de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
-
de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 12 m;
-
de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30 m;
-
de bestemmingsregels en toestaan dat antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie op of aan een bouwwerk, wordt gebouwd, mits de bouwhoogte van de antenne, met antennedrager, gemeten vanaf de voet van de antenne-installatie, niet meer dan 5 m bedraagt;
-
het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
-
de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende bouwvlak mag bedragen;
-
de hoogte leidt tot een hoogte die niet meer dan 1,25 maal de bouwhoogte van het betreffende gebouw mag bedragen;
-
het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak, bestemmingsvlak c.q. maatvoeringsvlak en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak, bestemmingsvlak c.q. maatvoeringsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
-
plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
-
gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
-
erkers over maximaal 80% van de breedte van de gevel van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;
-
ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen,
mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden;
-
de bestemmingsregels voor de (ver)bouw van kleinschalige (openbare) voorzieningen ten behoeve van recreatie of cultuur, zoals kleedgebouwtjes, dierenverblijven, kunstobjecten en toiletgebouwtjes, mits:
-
de brutovloeroppervlakte niet meer dan 25 m² bedraagt;
-
de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedraagt;
-
de bestemmingsregels voor de (ver)bouw van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en/of de telecommunicatie, mits:
-
de brutovloeroppervlakte niet meer dan 100 m² bedraagt;
-
de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedraagt.
34.2 Toetsingscriteria
De in lid 34.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
de parkeercapaciteit;
-
de watersituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeerssituatie;
-
archeologie;
-
cultuurhistorie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de hoogtebeperkingen die voortvloeien uit de geldende luchtvaartwet- en regelgeving in verband met de vliegbasis Leeuwarden, of andere, in het gebied aanwezige hoogtebeperkingen;
-
aspecten die verband houden met externe veiligheid en brandveiligheid.
Artikel 35 Algemene wijzigingsregels
35.1 Wijziging
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen voor de volgende gevallen:
-
het wijzigen van de situering van bouw- en/of bestemmingsgrenzen, indien bij de uitvoering van het bestemmingsplan mocht blijken dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwplannen wenselijk of noodzakelijk zijn, mits de bestemmingsgrenzen of bouwgrenzen niet meer dan 5 m worden verschoven;
-
het wijzigen van de bestemming(en) ten behoeve van de aanleg van of een wijziging in de bestaande infrastructuur (weg-, water-, parkeer- en groenvoorzieningen), met bijbehorende voorzieningen.
35.2 Toetsingscriteria
De in lid 35.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
de parkeercapaciteit;
-
de watersituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeerssituatie;
-
archeologie;
-
cultuurhistorie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de hoogtebeperkingen die voortvloeien uit de geldende luchtvaartwet- en regelgeving in verband met de vliegbasis Leeuwarden, of andere, in het gebied aanwezige hoogtebeperkingen;
-
aspecten die verband houden met externe veiligheid en brandveiligheid.
Artikel 36 Overige regels
36.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
-
de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
-
de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
-
het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransport-leidingen;
-
de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
-
de ruimte tussen bouwwerken.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 37 Overgangsrecht
37.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
37.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 38 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
"Regels van het bestemmingsplan Leeuwarden - Buitengebied".