Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Hegedyk 73 te Gersloot
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0074.WOHegedyk73GS-VG01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 Plan:
Het wijzigingsplan Hegedyk 73 te Gersloot met IMRO codering NL.IMRO.0074.WOHegedyk73GS-VG01.
 
Voor het overige blijven de begrippen behorende bij het “Bestemmingsplan Buitengebied 2007” onverkort van toepassing.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
De wijze van meten behorende bij het “Bestemmingsplan Buitengebied 2007” blijft onverkort van toepassing.
 
2 Bestemmingsregels
  
Artikel 3 Van toepassing verklaring
 
Op dit wijzigingsplan ‘Hegedyk 73 te Gersloot’ zijn de planregels van het ‘bestemmingsplan buitengebied 2007’ met IMRO codering NL.IMRO.00740000BG2007kaart2 overeenkomstig van toepassing.
 
Op dit wijzigingsplan ‘Hegedyk 73 te Gersloot’ zijn tevens de planregels van ‘Partiële herziening bestemmingsplannen kamerverhuur’ met IMRO codering NL.IMRO.0074.BPNkamerverhuur-VG01 en ‘Partiële herziening bestemmingsplannen parkeren’ met IMRO codering NL.IMRO.0074.BPNparkeren-VG01 overeenkomstig van toepassing.
 
Artikel 4 Waarde - Archeologie
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde – Archeologie ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), ook bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische (verwachtings)waarden.
 
4.1.1 Voorrangsregeling
 
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
 
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
  1. Een omgevingsvergunning is benodigd voor bouwwerken, waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden, die de bodem dieper dan 0,30 meter verstoren en met een oppervlakte groter dan 5.000 m2
  2. Alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen als bedoeld in sub a. kan worden verleend, dient door de aanvrager een rapport te worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:
    1. de archeologische waarden van de (water)bodem die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en
    2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
4.2.2 Uitzondering vergunningplicht
 
Artikel 4.2.1 is niet van toepassing op bouwwerken, waaronder begrepen het slaan van heipalen en damwanden, waarbij:
  1. naar oordeel van het bevoegd gezag voldoende is aangetoond zonder archeologisch rapport dat de archeologische waarden in de bodem niet onevenredig worden aangetast en/of dat er geen sprake (meer) is van archeologische verwachtingswaarden (bijvoorbeeld een saneringsrapport); en/of
  2. het de vervanging, vernieuwing of verandering betreft van bestaande bovengrondse bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut en/of niet dieper wordt vergraven dan de te verwijderen fundering; en/of
  3. de uitvoering reeds gestart is op grond van een verleende omgevingsvergunning of vergund is ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan; en/of
  4. het een bouwwerk betreft met een oppervlakte onder de genoemde vrijstellingsgrenzen onder artikel 4.2.1 onder a; en/of
  5. het een bouwwerk betreft dat niet dieper dan 0,40 meter onder het maaiveld wordt gerealiseerd.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
4.3.1 Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
  1. Een omgevingsvergunning is benodigd voor de werken genoemd onder 4.3.2, die de bodem verstoren dieper dan 0,40 meter met een oppervlakte groter dan 5.000 m2;
  2. Alvorens een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in sub a. kan worden verleend, dient door de aanvrager een rapport te worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:
    1. de archeologische waarden van de bodem die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in
    2. voldoende mate zijn vastgesteld, en
    3. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
4.3.2 Vergunningsplichtige werken en werkzaamheden
 
Het beschrevene onder 4.3.1 is van toepassing op de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:
  1. het ontgronden, afgraven (waaronder saneren), verlagen, baggeren (waaronder saneren), onderzuigen, afplaggen, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  2. het uitvoeren van werken of werkzaamheden aan oevers en kaden;
  3. de aanleg van gronddepots;
  4. het graven, verdiepen en/of verbreden van vaargeulen, watergangen en waterpartijen;
  5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage (met uitzondering van agrarische percelen) en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  6. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting het aanleggen en/of verbreden van wegen, paden, banen en/of grondwaterpeilverlagingen;
  7. het verwijderen van fundamenten.
4.3.3 Voorschriften omgevingsvergunning
 
Voordat een omgevingsvergunning kan worden verleend, moet door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:
  1. de archeologische waarden van de bodem die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld (niet (meer) aanwezig zijn en/of niet onevenredig worden geschaad en/of
  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd en/of
  3. de verplichting de werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
4.3.4 Uitzondering vergunningplicht
 
Artikel 4.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die:
  1. naar oordeel van het bevoegd gezag voldoende is aangetoond zonder archeologisch rapport dat de archeologische waarden in de bodem door de bouwwerken niet onevenredig worden aangetast en/of dat er geen sprake (meer) is van archeologische verwachtingswaarden (bijvoorbeeld een saneringsrapport); en/of
  2. het werken of werkzaamheden betreffen met een oppervlakte onder de genoemde vrijstellingsgrenzen onder artikel 4.3.1 onder a; en/of
  3. het een bouwwerk betreft dat niet dieper dan 0,40 meter onder het maaiveld wordt gerealiseerd (met uitzondering van waterbodems en gronddepots); en/of
  4. het normale onderhoud en gebruik betreffen; en/of
  5. het normale agrarische gebruik betreffen, inclusief de aanleg van drainage in agrarische percelen; en/of
  6. al in uitvoering zijn op grond van een verleende omgevingsvergunning of vergund zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan; en/of
  7. op archeologisch onderzoek gericht zijn; en/of
  8. te maken hebben met de aanleg van ondergrondse infrastructuur met een maximum diameter van 0,40 meter, mits deze sleufloos wordt uitgevoerd.
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
 
3 Algemene regels
 
De algemene regels, voor zover relevant voor dit wijzigingsplan, van het “Bestemmingsplan Buitengebied 2007” zijn overeenkomstig van toepassing.
 
4 Overgangs- en slotregels
 
Artikel 5 Overgangsrecht
 
5.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
    1. Gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. Na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 3.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 3.1 sub a met maximaal 10%;
  3. Lid 3.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 
5.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 3.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. Indien het gebruik, bedoeld in sub lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. Lid 3.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 6 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wijzigingsplan Hegedyk 73 te Gersloot