Plan: | Heerenveen - Skoatterwâld 2e en 3e fase |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0074.Skoatterwald2en3-VG01 |
Op 25 augustus 2008 stelde de gemeenteraad van Heerenveen het bestemmingsplan
2e en 3e fase Skoatterwâld vast. Gedeputeerde Staten van Fryslân keurden het bestemmingsplan (gedeeltelijk) goed op 24 maart 2009, waarna het in werking trad.
Dit bestemmingsplan heeft globaal betrekking op het noordelijke deel van de woonwijk Skoatterwâld, die is gelegen aan de oostzijde van Heerenveen.
Onderhavig bestemmingsplan betreft een herziening van het bestemmingsplan 2e en 3e fase Skoatterwâld uit 2008. De herziening ziet toe op een actuele juridische regeling. Inhoudelijke cq. programmatische wijzigingen ten opzichte van het plan uit 2008 zijn niet aan de orde. De regeling van het nieuwe bestemmingsplan is opgezet volgens de recente plannen voor Skoatterwâld, zoals het uitwerkingsplan 3e fase Skoatterwâld (woningbouw ten oosten van de Bosvelden, deel 1). Het bestemmingsplan voldoet daarnaast aan de wettelijke verplichtingen zoals de RO Standaarden 2012 en digitale verplichtingen.
Het bestemmingsplangebied ligt aan de oostzijde van Heerenveen en sluit aan op de plangrenzen van het bestemmingsplan Skoatterwâld eerste fase (vastgesteld maart 2014). Aan de noordzijde wordt het bestemmingsplangebied begrensd door Het Meer, aan de oostzijde door de Woudsterweg, aan de zuidzijde door de Prins Bernhardweg en aan de westzijde door de bebouwing van de 1e fase van Skoatterwâld en de A32.
De bestaande bebouwing langs de randen van het plangebied is niet in het bestemmingsplan opgenomen, met uitzondering van het tuincentrum, het Nordwin College (VMBO-groen Heerenveen) , de school voor speciaal onderwijs en het museum Belvedère aan de Oranje Nassaulaan. Het op te stellen bestemmingsplan heeft betrekking op de gronden zoals weergegeven op bijgaand figuur.
Figuur: plangebied herziening bestemmingsplan Skoatterwâld 2e en 3e fase
De bestaande noord-zuid gerichte oriëntatie van het landschap is de belangrijkste onderlegger voor de stedenbouwkundige hoofdstructuur van Skoatterwâld. Deze komt naar voren in de groen-, water- en bebouwingsstructuur van de nieuwe wijk, waarbij de groen- en waterstructuur het raamwerk vormen waar de bebouwing zich naadloos in voegt. In de verkaveling van het gebied is rekening gehouden met de openheid van het (oorspronkelijke) gebied. De voorzieningenzone ligt centraal in het plan en dwars op de noord-zuid gerichte verkaveling. Deze zone wordt begrensd door een tweetal oost-west gelegen vaarten. In paragraaf 3.1 wordt nader ingegaan op de stedenbouwkundige hoofdopzet van de wijk.
De gemeente Heerenveen heeft het stedenbouwkundig plan voor dit gebied geactualiseerd. De actualisatie betreft geen wijzigingen in de hoofduitgangspunten. Het gaat om enkele detailaanpassingen en de weergave van de actuele stand van de woningbouw. Deze actualisatie is weergegeven in een verkavelingsplan (datum: augustus 2017). Dit verkavelingsplan vormt de basis voor de actualisatie van het bestemmingsplan 2e en 3e fase Skoatterwâld. Het verkavelingsplan is opgenomen in bijgaande figuur. (De donkerrode woningen zijn op dat moment (augustus 2017) al gebouwd, de lichtrode zijn de nog te bouwen woningen.) Tevens is het verkavelingsplan opgenomen als bijlage 1 Verkavelingsschets augustus 2017 bij de toelichting van dit bestemmingsplan.
Figuur: verkavelingsplan 2e en 3e fase Skoatterwâld
De volgende regelingen c.q. zaken maken deel uit van deze herziening:
Deze plannen moeten herzien worden omdat deze bijna tien jaar oud zijn en daarmee op grond van de Wet ruimtelijke ordening geactualiseerd moeten worden.
Figuur: Verbeelding bestemmingsplan 2e en 3e fase Skoatterwâld (2008)
In deze toelichting wordt ingegaan op de achtergronden van en de uitgangspunten voor dit bestemmingsplan. Na deze inleiding (hoofdstuk 1 Inleiding ) wordt ingegaan op de volgende onderwerpen:
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 2040 (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. De structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op nationale belangen dan voorheen. De ontwikkeling in het plangebied raakt geen van de onderscheiden rijksbelangen. De structuurvisie is via regels verankerd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Deze geeft voor het plangebied geen direct bindende regels.
Het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (BARRO) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het BARRO stelt regels over de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Het betreft de volgende belangen:
Met het voorliggende bestemmingsplan zijn geen rijksbelangen in het geding.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Met het vaststellen van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) heeft het Rijk de Ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Doel van deze ladder is het bevorderen van een zorgvuldig ruimtegebruik. De Ladder voor duurzame verstedelijking (Ladder) is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik, met een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Uit actuele jurisprudentie blijkt dat een woningbouwontwikkeling in deze omvang is aan te merken als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Daarom worden ruimtelijke plannen, die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken getoetst aan Artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (ladder voor duurzame verstedelijking).
Op 1 juli 2017 is een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden
waarbij een nieuwe Laddersystematiek gaat gelden. De ladder bestaat uit de volgende twee treden:
Deze Ladder is van toepassing op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. De definitie hiervan is weergegeven in artikel 1.1.1 lid 1 onder i Bro: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Onder ‘andere stedelijke voorzieningen’ vallen sociale en culturele voorzieningen en voorzieningen in het onderwijs.
ad a: De gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied zijn voor het eerst vastgelegd in het "Structuurplan Heerenveen" (vastgesteld in augustus 1993) en het "Structuurplan Skoatterwâld" (vastgesteld op 6 april 1998). Vervolgens is de voorgenomen stedelijke ontwikkeling onderbouwd in het bestemmingsplan Skoatterwâld 1999. Toen werd voor de periode 1998-2010 een uitbreidingsbehoefte van de woningvoorraad geraamd van 2400 woningen. Het in 2008 vastgestelde bestemmingsplan "2e en 3e fase Skoatterwâld" had als doel het mogelijk maken van de 2e en 3e fase van Skoatterwâld.
De plancapaciteit van heel Skoatterwâld bedraagt ruim 2500 woningen. Skoatterwâld wordt gefaseerd ontwikkeld. Het tempo wordt bepaald voor de marktvraag. De 1e fase van Skoatterwâld, een groot deel van de 2e fase en een deel van de 3e fase zijn inmiddels gerealiseerd. Er zijn nu (stand van zaken augustus 2017, zie verkavelingsschets) in totaal ruim 1400 woningen gerealiseerd in Skoatterwâld. Dit bestemmingsplan maakt de bouw van circa 780 tot 890 woningen mogelijk, grotendeels door middel van een uit te werken bestemming Wonen. Daarnaast zijn nog twee buiten dit plangebied gelegen gebieden onderdeel van de wijk Skoatterwâld. Dit zijn een gebied ten noorden van de sportvelden met een capaciteit van circa 100 woningen en een gebied ten zuiden van deze sportvelden, met een capaciteit van circa 40 woningen. De totale capaciteit in Skoatterwâld is dan 2320 – 2420 woningen en past binnen de gemaakte afspraken en genomen besluiten.
Het voorliggende bestemmingsplan is slechts een actualisatie van het juridisch-planologisch kader ten behoeve van de ontwikkeling van de 2e en 3e fase van Skoatterwâld. Het plan voorziet in planologische zin derhalve niet in nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Voor een verdere onderbouwing wordt verwezen naar paragraaf 3.3.1 Fasering, plancapaciteit, aantallen reeds gebouwde en nog te bouwen woningen, relatie met woonplan.
Woningbouwprogrammering
Binnen de regio Zuidoost Friesland, die de gemeenten Smallingerland, Ooststellingwerf, Weststellingwerf, Opsterland en Heerenveen omvat, zijn woningbouwafspraken gemaakt, die instemming hebben van Gedeputeerde de Staten van Fryslân. De woningbehoefte voor de regio en de verschillende gemeenten is gerelateerd aan de provinciale huishoudensprognose 2013, waar voor de gemeente Heerenveen van 2012 tot 2030 een groei van 2339 huishoudens wordt voorzien. De regionale woningbouwafspraken betreffen zowel binnenstedelijk gebied als uitleggebied, en zijn kaderstellend voor de gemeentelijke woningbouwprogrammering.
Het woningbouwprogramma van Heerenveen bestaat voor circa 30% uit locaties binnen bestaand stedelijk gebied, waar sprake is van inbreiding, transformatie of wijkvernieuwing. In de resterende woningbehoefte wordt voorzien door uitbreidingslocaties waarvan Skoatterwâld de belangrijkste is.
Doordat de gemeente eigenaar is van de te bebouwen gronden in Skoatterwâld, en burgemeester en wethouders de gronduitgifte verzorgen, kan ervoor worden zorg gedragen dat de feitelijke gronduitgifte steeds in overeenstemming is met het huidige en toekomstige woningbouwprogramma. Voor een verdere toelichting op fasering, plancapaciteit, aantallen reeds gebouwde woningen en nog te bouwen woningen alsmede de relatie met het woonplan wordt verwezen naar paragraaf 3.3 Programmatische aspecten.
Volgens de begrenzing tussen het buitengebied en het stedelijk gebied zoals weergegeven in de Verordening Romte Fryslân zie 2.2.2 Verordening Romte Fryslân) ligt het gedeelte van het plangebied waar woningbouw is toegestaan binnen het' bestaand stedelijk gebied', zie hiervoor ook de figuur 'Begrenzing bestaand stedelijk gebied (Verordening Romte), zoals opgenomen in paragraaf 2.2.2 Verordening Romte Fryslân). De Verordening Romte Fryslân (2014) definieert bestaand stedelijk gebied als: "het gebied dat de bestaande of bij bestemmingsplan toegelaten en voorziene woon- of bedrijfsbebouwing, waaronder mede begrepen de daarbij behorende openbare voorzieningen en verkeersinfrastructuur, van een kern bevat, zoals begrensd op de van deze verordening deel uit makende kaarten Begrenzing bestaand stedelijk gebied, of zoals sinds 1 januari 2010 opgenomen in een onherroepelijk ruimtelijk plan voor nieuwe stedelijke functies, met uitzondering van de stedelijke functies die pas kunnen worden gerealiseerd op grond van in dat ruimtelijk plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden ex artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening".
Conclusie ladder voor duurzame verstedelijking
De ontwikkeling voldoet zowel voor wat betreft de (kwantitatieve- en kwalitatieve) behoefte als voor wat betreft de locatiekeuze (binnen bestaande stedelijk gebied) aan de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking. Met de ontwikkeling is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.
Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân 2007 'Om de kwaliteit van de romte', dat is vastgesteld op 13 december 2006.
De provincie zet in op concentratie van nieuwe woningbouw in de bundelingsgebieden van de stedelijke centra. Heerenveen is samen met Joure één van de bundelingsgebieden die door de provincie is onderscheiden. De ambitie is de versterking van stedelijke gebieden, onder andere door het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en een duurzaam ruimtegebruik.
Heerenveen wordt in het Streekplan Fryslân aangemerkt als één van de stedelijke centra in Fryslân. Het Streekplan streeft naar verbetering van de leefbaarheid en de sociale samenhang in de stedelijke centra. Dit komt tot uitdrukking in:
De provincie streeft naar levendige en veilige binnensteden. Er wordt ingezet op goed en betaalbaar wonen voor iedereen, zowel in bestaand bebouwd gebied als in uitleglocaties aansluitend op de stedelijke centra. Dit vraagt om gevarieerd bouwen, en om revitalisering en het op peil houden van bestaande bebouwing en voorzieningen. Naast ruimte voor wonen dient in de stedelijke centra voldoende ruimte beschikbaar te zijn voor onder meer bedrijvigheid, dienstverlening, culturele, commerciële en openbare voorzieningen, gezondheidszorg en onderwijs.
De Verordening Romte Fryslân 2014 stelt regels aan ruimtelijke plannen en projecten. Volgens de begrenzing tussen het buitengebied en het stedelijk gebied ligt het plangebied binnen het stedelijk gebied. Hier wordt ruimte geboden voor het ontwikkelen van stedelijke functies voor zover deze naar aard en omvang passen bij de kern.
In Artikel 4.1.1 van de verordening is specifiek aangegeven dat een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw kan bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.
De Verordening Romte Fryslân (2014) definieert bestaand stedelijk gebied als volgt: "het gebied dat de bestaande of bij bestemmingsplan toegelaten en voorziene woon- of bedrijfsbebouwing, waaronder mede begrepen de daarbij behorende openbare voorzieningen en verkeersinfrastructuur, van een kern bevat, zoals begrensd op de van deze verordening deel uit makende kaarten Begrenzing bestaand stedelijk gebied, of zoals sinds 1 januari 2010 opgenomen in een onherroepelijk ruimtelijk plan voor nieuwe stedelijke functies, met uitzondering van de stedelijke functies die pas kunnen worden gerealiseerd op grond van in dat ruimtelijk plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden ex artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening".
Het te bebouwen gebied van Skoatterwâld is, inclusief de nog niet gerealiseerde delen, aangewezen als bestaand stedelijk gebied ,in de zin van de Verordening Romte Fryslân (2014).
Figuur: begrenzing bestaand stedelijk gebied (Verordening Romte)
In het “Structuurplan Heerenveen” uit 1993 wordt reeds uitgegaan van de ontwikkeling van woningbouw aan de oostzijde van Heerenveen. Daarbij is aangegeven dat de start van deze ontwikkeling niet voor het jaar 2010 werd verwacht. In 1994 is echter besloten de realisatie van Skoatterwâld aanzienlijk te vervroegen, omdat de woningbehoefte en de feitelijke bouwproductie veel groter was dan voorzien. Ook het veiligstellen van de tijdige beschikbaarheid van voldoende gedifferentieerde bouwlocaties was voor de gemeente de aanleiding voor het nemen van dit besluit.
Het Structuurplan Skoatterwâld, dat de gemeenteraad vaststelde in 1998, bevat een strategie voor de inrichting van het gebied waarbij de vroegtijdige aanleg van natuur- en bosgebied het kader vormt voor een woningbouwontwikkeling waarvan tempo, volgorde en regelmaat niet met zekerheid zijn te voorspellen. De bij de aanvang van de ontwikkeling uit te voeren ingrepen dienen dan ook waardescheppend en duurzaam te zijn.
In het Structuurplan Skoatterwâld zijn de uitgangspunten met betrekking tot de structuur, het programma en de beoogde ruimtelijke kwaliteit voor de wijk Skoatterwâld, neergelegd. Het structuurplan geeft een beeld van de inrichting van Skoatterwâld in de eindsituatie. In het structuurplan worden de plaats, de omvang en het karakter van de structurerende elementen van de wijk weergegeven. Het structuurplan is - als resultaat van de inspraakprocedure - door de gemeenteraad bij de vaststelling aangevuld met gedetailleerde uitwerkingen van de randzones. Het structuurplan geeft een totaalvisie op de mogelijke eindsituatie van Skoatterwâld. Zie voor een verdere toelichting paragraaf 3.2 Beleidsmatig kader.
Figuur: Plankaart beeldvorming Structuurplan Skoatterwâld
Het in werking treden van de gewijzigde Woningwet per 1 juli 2015 en ontwikkelingen op de woningmarkt vormden aanleiding voor het vaststellen van een nieuwe woonvisie. In deze visie 'nieuwe stijl' zijn concrete prestatieafspraken gemaakt met woningbouwcorporaties en huurdersorganisaties over de opgaven in de sociale huursector. in de visie staan 4 thema's centraal:
Uitbreiding met nieuwbouw (vooral koopwoningen) vindt alleen op bestaande
uitbreidingslocaties plaats (Skoatterwâld en in Tjalleberd (De Eide) en Nieuwehorne (De Fjilden).Met het oog op de doorstroming wil de gemeente het aanbod voor hogere inkomens verder verruimen door het aanbieden van ruime kavels in Skoatterwâld.
In de woonvisie is als belangrijke doelstelling geformuleerd: diversiteit en keuzevrijheid in het woningaanbod. Inzetten op kwaliteit is hierbij een belangrijke strategie om wonen in Heerenveen aantrekkelijk te laten zijn.
In de woonvisie is de omslag naar afnemende groei zichtbaar. Voor een verdere toelichting op de programmatische aspecten van Skoatterwâld 2e en 3e fase wordt verwezen naar paragraaf 3.3.1 Fasering, plancapaciteit, aantallen reeds gebouwde en nog te bouwen woningen, relatie met woonplan.
Woningbouwprogramma 2014-2020 (peildatum 01-09-15)
Binnen de regio Zuidoost Fryslân, die de gemeenten Smallingerland, Ooststellingwerf, Weststellingwerf, Opsterland en Heerenveen omvat, zijn woningbouwafspraken gemaakt, die instemming hebben van Gedeputeerde Staten van provincie Fryslân. De woningbehoefte voor de regio en de verschillende gemeenten is gerelateerd aan de provinciale huishoudensprognose 2013, waar voor de gemeente Heerenveen van 2012 tot 2030 een groei van 2339 huishoudens wordt voorzien.
De regionale woningbouwafspraken betreffen zowel binnenstedelijk gebied als uitleggebied, en zijn kaderstellend voor de gemeentelijke woningbouwprogrammering. Het woningbouwprogramma van Heerenveen bestaat voor circa 70% uit locaties binnen bestaand stedelijk gebied, waar sprake is van inbreiding, transformatie of wijkvernieuwing. Voor Heerenveen geldt de afspraak dat binnenstedelijk plafondloos kan worden gebouwd. Dit betekent dat voor binnenstedelijk bouwen, zoals in het plangebied, geen sprake is van een beperkingen voor het bouwvolume.
Het woningbouwprogramma 2014-2020 is op 9 september 2014 vastgesteld door het
college van B&W. In dit programma wordt de stand van zaken van het woningbouwprogramma peildatum 1 september 2015 aangegeven. Het woningbouwprogramma 2014-2020 geeft een overzicht van de realiseerbare capaciteit in verschillende deelgebieden in de gemeente.
Voor een verdere toelichting op fasering, plancapaciteit, aantallen reeds gebouwde woningen en nog te bouwen woningen binnen het plangebied van dit bestemmingsplan alsmede de relatie met het woonplan wordt verwezen naar paragraaf 3.3 Programmatische aspecten.
De ‘Welstandsnota 2016’ is vastgesteld door de gemeenteraad van Heerenveen op 21-12 2015. Bouwplannen worden getoetst aan redelijke eisen van welstand, op grond van de welstandsnota. Het welstandsbeleid is een onderdeel van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid van de gemeente. Welstand is niet alles bepalend, maar doet mee in het geheel. Het belang van een goede ruimtelijke structuur staat voorop. De vormgeving van bouwplannen draagt hier aan bij. Uitgangspunt voor het welstandsbeleid is 'loslaten waar het kan, sturen waar nodig'.
De welstandsnota bevat een gebiedenkaart. Gebieden zijn zodanig begrensd, dat er sprake is van een bepaalde mate van ruimtelijke samenhang, en daarmee een bepaald eigen karakter, vaak samenhangend met ontstaan, functie en ligging van een gebied. De gebiedenkaart verbeeldt de structuur / opbouw van Heerenveen en sluit nauw aan bij andere instrumenten voor ruimtelijk kwaliteitsbeleid. Per gebied is een beleidsintentie geformuleerd. Daarnaast zijn per gebied welstandscriteria opgesteld. De beleidsintentie en de welstandscriteria samen vormen als het ware de leidraad waarlangs de beoordeling van een bouwwerk plaatsvindt.
Ten behoeve van de welstandsnota is een welstandsniveauskaart opgesteld. Hierbij is gekeken waar de ruimtelijke kwaliteit van gebieden in belangrijke mate door de bebouwing wordt bepaald (welstand gaat immers over bouwen). In die gebieden ligt het voor de hand de karakteristiek van die bebouwing in een bepaalde mate te beschermen en/of de ontwikkeling van een dergelijke karakteristiek te stimuleren. In grote lijnen is de insteek dat gebieden met veel kwaliteit en veel kansen, om meer sturing vragen dan gebieden met een basiskwaliteit of waar weinig dynamiek heerst. In de welstandsnota wordt gewerkt met drie niveaus: 1 – regulier, 2 – licht en 3 - luw (alleen excessen). Alle drie de welstandsniveaus komen voor. Daarnaast zijn er beeldkwaliteitsplannen opgesteld voor specifieke onderdelen.
Middenzone Skoatterwâld
Het plangebied wordt deels gerekend tot de 'Middenzone Skoatterwâld'. De middenzone van Skoatterwâld vormt het hart van deze woonwijk in ontwikkeling, aan de oostkant van de A32. De ontwikkeling van deze wijk is rond de eeuwwisseling begonnen. Voor een groot deel is de middenzone nog in ontwikkeling. Samen met het reeds gerealiseerde voorzieningeneiland (met o.a. MFA), vormt de hele middenzone van Skoatterwâld de verbindende schakel tussen het dynamisch en publieke deel van de plaats Heerenveen (centrum en sportstad), en de bijzondere kwaliteiten van het historische waardevolle Het Oranjewoud en het museum Belvédère. De bestaande bebouwing op het voorzieningeneiland heeft een grotere schaal met een sterke samenhang tussen de gebouwen. De architectuur is eigentijds, waarbij de gebouwen met kwalitatief hoogwaardige materialen en detaillering zijn uitgewerkt.
De beleidsintentie voor dit gebied is als volgt omschreven: Met het oog op de publieke ligging tussen Sportstad en Het Oranjewoud, dient de bebouwing een representatief karakter te hebben. Streven is de stedelijk beleving van dit verbindende gebied te versterken. Dit impliceert sterke hoofdlijnen en een afgewogen detaillering, die de grote lijnen van het ontwerp ondersteunt.
De welstandscriteria zijn in algemene zin als volgt geformuleerd:
Groenstructuur - Buitenplaatsen Skoatterwâld
De twee buitenplaatsen uit van de 21ste eeuw, het Zwanenwoud en Herenwoud, zijn als
bijzondere autonome bebouwingsclusters gebouwd als overgang tussen het historische
landgoederengebied Het Oranjewoud en Skoatterwâld. Deze twee buitenplaatsen zijn, vergelijkbaar met de historische landgoederen, gebouwd als onderdeel van een groene en structurerende elementen. Grote verschil met de historische landgoederen is dat hier de groenstructuren de centrale openbare ruimte in de wijk vormen en dat de bebouwing is opgebouwd uit een cluster van bijzondere, geschakelde grondgebonden woningen. De twee moderne buitenplaatsen zijn mede bepalend voor de identiteit van Heerenveen. Voor de beide buitenplaatsen zijn eigen beschrijvingen gemaakt en specifieke welstandscriteria opgesteld (de reeds bestaande kaders en criteria zijn in de
Welstandsnota opgenomen).
De beleidsintentie is als volgt omschreven: De groene noord- oost structuur met de twee moderne buitenplaatsen vormen een belangrijk onderdeel van de wijk Skoatterwâld. De bebouwing heeft een alzijdig en representatief karakter in relatie tot de groene openbare ruimte. Streven is de stedenbouwkundige en architectonische samenhang tussen de bebouwing binnen een cluster en met het groen te behouden. In het verlengde van de hiervoor gegeven typering van bebouwing en ruimte zijn voor het Zwanenwoud welstandscriteria geformuleerd waaraan bouwaanvragen dienen te worden getoetst.
Overig gebied – witte gebieden
Delen van het plangebied worden gerekend tot het deelgebied 'Overig gebied – witte gebieden'. Hier geldt een luw welstandsniveau.
Stedenbouwkundige hoofdlijnen; oude kernen en linten
Voor zover delen van het plangebied van dit bestemmingsplan zijn gelegen aan het lint 'Het Meer', is het deelgebied 'Stedenbouwkundige hoofdlijnen; oude kernen en linten' van toepassing. Bebouwingstypologie en structuur zijn in dit deelgebied in belangrijke mate bepalend. Kenmerk is individualiteit van de afzonderlijke panden en een bepaalde mate van openheid in de structuur. Veelal karakteristieke bebouwing, waarvan de
architectonische details sterk mede bepalend zijn.
De beleidsintentie is als volgt omschreven: het onregelmatige karakter van de bebouwingsstructuur in relatie met het open landschap vormt een specifieke waarde. Het beleid van de linten is in het algemeen gericht op het behoud van de cultuurhistorisch waardevolle ruimtelijke structuur en beeldkwaliteit. De aanwezige bebouwingskenmerken, karakteristieke elementen, de overwegend traditionele vormgeving en materialisering
moet worden gerespecteerd. Voor het deelgebied 'oude kernen en linten' zijn vervolgens specifieke welstandscriteria geformuleerd.
Eind negentiger jaren van de vorige eeuw werd de snelweg A32 aangelegd en in gebruik genomen. De nieuwe vierstrookssnelweg verving de oude tweestrooks N32. De nieuwe snelweg werd langs het centrale deel van Heerenveen enkele honderden meters naar het oosten verplaatst. Deze verlegging, samenhangend met nieuwe lokale aansluitingen, maakte stedelijke ontwikkelingen mogelijk ter weerszijden van de snelweg. Aan de oostzijde van de A32 ontstond de woonwijk Skoatterwâld. Deze wijk wordt ontwikkeld vanuit het zuiden naar het noorden. De totale omvang van de wijk is circa 2.400 woningen.
Skoatterwâld heeft twee hoofdontsluitingen: de Domela Nieuwenhuisweg in het noorden en de Oranje Nassaulaan in het zuiden. De hoofdfunctie van Skoatterwâld is wonen. Langs de randen van de wijk zijn, samenhangend met de hoofdontsluitingen, bovenwijkse voorzieningen gerealiseerd. Aan de zuidoostzijde betreft dit het museum Belvedère, aan de westzijde het sportpark Skoatterwâld en aan de noordwestzijde het Tuincentrum Bos Tuin&Dier, de AOC school en de school voor speciaal onderwijs.
De ontwikkeling van Skoatterwâld is onderdeel van een omvangrijke uitbreiding van woon-, werk- en voorzieningengebied aan de oostzijde van Heerenveen. Skoatterwâld betekent wonen in een landschap dat is omringd door de bossen van Oranjewoud. De woonwijk kenmerkt zich door woningen met afwisselende bouwstijlen voor alle doelgroepen, zoals vrijstaand, twee-onder-één-kap- en huurwoningen, appartementen en bijzondere woonvormen. Voor een verdere toelichting op de programmatische aspecten van Skoatterwâld 2e en 3e fase wordt verwezen naar paragraaf 3.3.1 Fasering, plancapaciteit, aantallen reeds gebouwde en nog te bouwen woningen, relatie met woonplan.
Met de realisatie van de eerste fase van Skoatterwâld is vorm gegeven aan de doelstelling om een “bosrijk” zuidelijk plandeel te creëren. Het zuidelijk plandeel wordt door middel van enkele terreinbeelden getypeerd. De Lanen, de Boskamers, de Strips en de buitenplaatsen geleden het woongebied in overzichtelijke, op de lineaire structuur van het landschap geënte eenheden.
Skoatterwâld 2e fase ligt grotendeels in het waterrijke gedeelte van Skoatterwâld en omvat alle terreinen tussen de 1e fase, de A32, Het Meer en het verlengde van de oostelijke begrenzing van de 1e planfase. Het gebied van de 3e fase betreft alle terreinen tussen de oostelijke grens van de 1e en 2e fase, (tevens de rand van de buitenplaats Heerenwoud) en de landschappelijk zone rond Oranjewoud waarmee een nauwe ruimtelijke relatie bestaat. De 3e fase en deze landschappelijk zone liggen deels in het bosrijke en deels in het waterrijke gedeelte van Skoatterwâld.
Met dit bestemmingsplan wordt het bestemmingsplan uit 2008 juridisch herzien. Stedenbouwkundige uitgangspunten blijven gehandhaafd. Voor de stedenbouwkundige opzet wordt verwezen naar paragraaf 1.3 Stedenbouwkundige onderlegger.
Juridische vertaling structuurplan Skoatterwâld
De juridische vertaling van het structuurplan Skoatterwâld (1998) heeft gestalte gekregen in twee bestemmingsplannen: het bestemmingsplan Skoatterwâld (raad 20-9 1999, herzien in 2014) en het bestemmingsplan 2e en 3e fase Skoatterwâld (raad 25- 8-08).
Beide bestemmingsplannen bestaan deels uit directe bestemmingen, op grond waarvan de ontwikkeling van de wijk vergund en uitgevoerd kan worden, en deels uit bestemmingen waarop een uitwerkingsplicht rust voor burgemeester en wethouders. Hier kunnen pas bouwwerkzaamheden worden vergund en uitgevoerd, nadat een vastgesteld uitwerkingsplan in werking is getreden.
Afwijkingen ten opzichte van structuurplan
In de raadsvergadering d.d. 16 december 2004 heeft de raad van de gemeente Heerenveen besloten van het structuurplan af te wijken met als doel een betere overgang naar "Het Meer" te bewerkstelligen. Die overgang heeft de vorm gekregen van een bufferzone tussen de bestaande bebouwing aan "Het Meer" en de nieuwe woon- en voorzieningenwijk. Tevens is de omvang en het karakter van de parkbossen in het noordelijk plandeel aangepast: meer nog dan in het structuurplan het geval was wordt het waterrijke karakter van met name het deel van het parkbos dat in het verlengde van "Het Zwanenwoud" ligt geaccentueerd. Het meest westelijk gelegen parkbos wordt in omvang beperkt. In afwijking van het structuurplan werd ook de voorzieningenzone anders gesitueerd; geheel ten noorden van de Middenvaart. Een tweede vaart vormt de noordelijke begrenzing van een zone waarbinnen een zekere verdichting van de woonbebouwing mogelijk is.
Uitwerking 3e fase: woningbouw ten oosten van de Bosvelden
Een deel van de gronden waarop het bestemmingsplan 2e en 3e fase Skoatterwâld (2008) betrekking heeft, heeft destijds de bestemming 'Uit te werken woondoeleinden' gekregen. Het bestemmingsplan bevat een verplichting om deze bestemming uit werken. Met het uitwerkingsplan wordt voor een deel van de gronden in de 3e fase uitvoering gegeven aan deze uitwerkingsplicht.
De 3e fase betreft hoofdzakelijk de oostzone van Skoatterwâld. Met de Uitwerking 3e fase Skoatterwâld (woningbouw ten oosten van de Bosvelden, deel 1), wordt de basis gelegd voor de realisering van een deel van de 3e fase Skoatterwâld, dat is gelegen ten zuiden van de Middenzone en ten oosten van de Bosvelden. Het uitwerkingsplan voor de woningbouw ten oosten van de Bosvelden is opgenomen in deze actualisatie van bestemmingsplan Skoatterwâld 2e en 3e fase. In het meest zuidelijk gelegen deelgebied is nu een groot bouwvlak opgenomen om meer flexibiliteit te bieden in de situering van kavels ten opzichte van de ontsluiting.
Figuur: verbeelding uitwerking 3e fase ( Woningbouw ten oosten van de Bosvelden, 2014)
De Watervelden: partiële herziening voor een deel van dit gebied
Skoatterwâld heeft een noordzuid gerichte lanenstructuur, die wordt onderbroken door een centrale Middenzone. De Watervelden vormen de noordelijke voortzetting van de Bosvelden, ten zuiden van de Middenzone. In zijn geheel vormen de Bos- en Watervelden een zone in Skoatterwâld, die van zuid naar noord, volgens dezelfde principes tot stand is gekomen.
Figuur: ligging van 'De Watervelden'
In de Bos- en Watervelden is sprake van particuliere bouw. Er is een bijzondere setting gecreëerd, waarbij ter weerszijden van doodlopende straatjes kavels worden uitgegeven. De richting van de straatjes en de ligging van daarop georiënteerde kavels zijn zodanig, dat sprake is van een “gestrooid” beeld: geen strakke rooilijnen, maar een op het oog willekeurige spreiding van woningen binnen de Bos- en Watervelden. De kavels zijn relatief ruim, rond 600 / 700 m2. Per straatje worden ter weerszijden 8 tot 10 woningen ontwikkeld. Er worden geen gangbare situeringseisen voor hoofd- en bijgebouwen gesteld. Er wordt alleen een maximale bebouwde oppervlakte (hoofd- en bijgebouwen) per bouwperceel vastgelegd (160 m2 of 180 m2) en een afstand van gebouwen tot de perceelgrens (4 m).
De 1e partiële herziening heeft betrekking op een deel van de Watervelden.
De herziening behelst een aanpassing van de voorgeschreven afstand van de gebouwen tot de perceelgrens. De minimale afstand van 4,00 m tot grens van een bouwperceel wordt verkleind naar 2,00 m, behoudens de afstand tot de perceelgrens die grenst aan de openbare weg, hier wordt de afstand van minimaal 4,00 m gehandhaafd. Ook voor bijgebouwen wordt de toegelaten afstand tot perceelgrenzen aangepast. De verruimde regeling biedt mogelijkheden om de verkaveling aan te passen. Er kunnen kleinere kavels (circa 500 m2) worden gerealiseerd, waardoor per straatje 12 tot 14 woningen kunnen worden gerealiseerd, in plaats van 8 tot 10. Het principe van de verkaveling blijft daarbij bestaan: straatjes met gestrooide bebouwing.
In het onderhavige bestemmingsplan is de oorspronkelijke regeling voor de Watervelden overgenomen voor het zuidelijk deel en de regeling uit de 1e partiële herziening voor het noordelijke deel van de Watervelden.
Uitwerking Middenzone - oost
Voor het meest oostelijk deel van de middenzone is eveneens een uitwerkingsplan opgesteld (Uitwerking Skoatterwâld (Middenzone - oost, deel 1) (vastgesteld op 26 september 2017). Het aantal woningen voor dit gebied is hierin vastgelegd op 55.
Voor het betreffende gebied wordt gestreefd naar woningen waarin een gevarieerd woonprogramma is onder te brengen, op relatief compacte kavels. Daardoor ontstaat een wat hogere dichtheid, passend bij het (beoogde) karakter van de Middenzone.
De hogere dichtheid wordt gecompenseerd door een aantrekkelijke en ruim bemeten openbare ruimte. De openbare ruimte wordt aan de noord- en zuidzijde gevormd door een brede watergang (vaart) en centraal in het plan door het groene veld. De oostrand wordt gevormd door het park, dat zijn oorsprong heeft in het Heerenwoud: een glooiend terrein met verspreid liggende beplanting.
Het uitwerkingsplan Skoatterwâld Middenzone - oost, deel 1 is integraal opgenomen in deze actualisatie van bestemmingsplan Skoatterwâld 2e en 3e fase.
Figuur: plangebied uitwerking Skoatterwâld Middenzone - oost, deel 1
Oorspronkelijke opzet
De oorspronkelijke planopzet van Skoatterwâld is vastgelegd in het structuurplan dat in 1998 door de gemeenteraad is vastgesteld. In de basis is de planopzet nog steeds gelijk. Het is een duurzaam opgezette wijk, de stedenbouwkundige basis wordt gevormd door de bestaande groen- en waterstructuur. Het doel is het realiseren van een gedifferentieerd woonmilieu, waarbij de volgende verdeling wordt aangehouden: 30% goedkoop, 30% middensegment, 30% duur en 10% appartementen. In het structuurplan was ervan uitgegaan dat Skoatterwâld zou voorzien in de behoefte aan woningen voor een langere periode. Daarbij was het uitgangspunt een woongebied van 2500 woningen te realiseren en dit af te ronden in 2020.
Bijstelling van het bouwtempo
Op basis van het structuurplan werd uitgegaan van een gemiddelde woningproductie in Skoatterwâld van 100 tot 125 woningen per jaar. De crisis zorgde echter voor een dieptepunt in toevoeging van woningbouw. Door de crisis en op basis van nieuwe demografische prognoses is de verwachting bijgesteld en rekening gehouden met een afname van de bouwproductie in Skoatterwâld.
Provinciale prognose
In 2013 is door de provincie Fryslân een nieuwe bevolkings- en huishoudenprognose uitgebracht. Deze liet een omslag zien. De algemene conclusie luidde dat er sprake is van een afnemende groei van het aantal huishoudens en dat deze sterker is dan uit voorgaande prognoses bleek. In veel gemeenten is zelfs in absolute zin sprake van krimp van de bevolking. Uitzondering daarop zijn de grotere plaatsen in Friesland, waaronder Heerenveen, maar ook hier is sprake van een afnemende groei.
De provinciale huishoudensprognose wordt als basis gebruikt voor de verwachte woningbehoefte in de provincie en de verschillende gemeenten. De nieuwe huishoudensprognose is dan ook gebruikt om in regionaal verband (regio Zuidoost Friesland: Smallingerland, Opsterland, Ooststellingwerf, Weststellingwerf en Heerenveen) nieuwe woningbouwafspraken te maken met de provincie. Deze afspraken zijn in augustus 2013 vastgelegd. In aansluiting op de afnemende groei is het beschikbaar woningcontingent per gemeente uitgesmeerd over een langere periode tot 2020.
De woningbouwafspraken die in regionaal verband met de provincie zijn gemaakt, zijn vertaald in een gemeentelijk woningbouwprogramma. Het woningbouwprogramma maakt deel uit van een gemeentelijke woonvisie.
Gemeentelijk woningbouwprogramma
In 2010 was de 'Strategische Woonvisie Heerenveen 2010-2025: van Kwantiteit naar Kwaliteit' vastgesteld door de gemeenteraad, daarvan is in 2014 een actualisatie gemaakt van het woningbouwprogramma. In 2015 is de woonvisie in zijn geheel geactualiseerd ('Woonvisie gemeente Heerenveen 2015-2020'), opnieuw met een geactualiseerd woningbouwprogramma. Deze woonvisie is op 18 april 2016 vastgesteld door de gemeenteraad.
Het aantal te realiseren woningen binnen bestaand stedelijk gebied is plafondloos. In uitleggebieden mag maximaal 70% van het beschikbare contingent worden gebouwd. Binnen de gemeente Heerenveen is Skoatterwâld veruit het grootste uitleggebied. Dit betekent dat er ongeveer 60% van het beschikbare contingent voor Skoatterwâld kan worden ingezet. Het beschikbare contingent komt overeen met de jaarlijkse productie zoals deze is opgenomen in de grondexploitatie en het gemeentelijke woningbouwprogramma.
Gevolgen voor Skoatterwâld
Naar aanleiding van deze nieuwe prognoses is de verwachting ten aanzien van de woningbouwproductie in Skoatterwâld teruggebracht naar een niveau van gemiddeld 60 woningen per jaar. Tijdens enkele jaren in de crisis werd ook dit aantal niet gehaald.
Maatregelen en strategie
Ter ondersteuning van de bouwproductie in Skoatterwâld heeft de gemeenteraad aanvullende maatregelen getroffen. Bij de vaststelling van de nieuwe nota grondbeleid in 2013 is besloten een aantal met Skoatterwâld concurrerende woningbouwlocaties of uit de markt te halen of te temporiseren (inclusief het treffen van de benodigde voorzieningen en/of afwaarderingen van boekwaardes).
Op het moment dat er sprake was van een licht herstel van de woningmarkt, is gestart met de projectmatige ontwikkeling in zowel fase 2 als fase 3. De vraag naar woningen was eerst alleen merkbaar in het lagere segment, waar de verkoop van rijwoningen en de bouw van huurwoningen redelijk vlot verliep. Daarna werd de verkoop van halfvrijstaande woningen gefaseerd opgepakt. De verkoop van kavels kende een voorzichtige start in 2014. De markt is vervolgens sterk aangetrokken. In fase 3 is hierop ingespeeld door een deel van de oorspronkelijk geplande projectmatige bouw om te zetten in particuliere kavels. De resterende projectmatige locaties zullen in het middensegment worden gerealiseerd, waardoor uiteindelijk een goede mix aan woningtypologieën ontstaat. De verdeling vanuit het structuurplan naar prijscategorie van 30% goedkoop, 30% middensegment, 30% duur en 10% appartementen over het geheel van Skoatterwâld blijft hierdoor in stand.
Gevolgen voor de woningaantallen
Het niet kunnen realiseren van het oorspronkelijke bouwtempo betekent dat in dit bestemmingsplan opnieuw enkele gebieden als uit te werken bestemming zijn opgenomen.
De 1e fase van Skoatterwâld, een groot deel van de 2e fase en een deel van de 3e fase zijn inmiddels gerealiseerd. Er zijn nu (stand van zaken augustus 2017, zie bijlage 1 Verkavelingsschets augustus 2017) in totaal ruim 1400 woningen gerealiseerd in Skoatterwâld. Dit bestemmingsplan maakt de bouw van circa 780 tot 890 woningen mogelijk, grotendeels door middel van een uit te werken bestemming Wonen. Daarnaast zijn nog twee buiten dit plangebied gelegen gebieden onderdeel van de wijk Skoatterwâld. Dit zijn een gebied ten noorden van de sportvelden met een capaciteit van circa 100 woningen en een gebied ten zuiden van deze sportvelden, met een capaciteit van circa 40 woningen. De totale capaciteit in Skoatterwâld is dan 2320 – 2420 woningen en past binnen de gemaakte afspraken en genomen besluiten.
Plancapaciteit
In de geactualiseerde verkavelingsschets van augustus 2017 (zie ook bijlage 1 Verkavelingsschets augustus 2017) is af te lezen welke woningen reeds zijn gebouwd (de donkerrode woningen) en welke woningen nog te bouwen zijn (de lichtrode woningen).
De uit te werken woongebieden zijn in dit bestemmingsplan onder de bestemming 'Wonen - Uit te werken' gebracht en zijn onder te verdelen in drie gebieden, te weten:
Het uitgangspunt voor onderhavig bestemmingsplan is dat vastgehouden wordt aan de aantallen, zoals deze zijn opgenomen in de bestemming 'Uit te werken Woondoeleinden' in het vigerend bestemmingsplan. De aantallen te bouwen woningen per deelgebied zijn derhalve:
Voor het meest oostelijk gedeelte van deelgebied III is in het bestemmingsplan Uitwerking Skoatterwâld Middenzone - oost, deel 1, (vastgesteld op 26 september 2017) het aantal te bouwen woningen vastgelegd op 55.
Op basis van de verkavelingsschets is in het zuidelijk deel van deelgebied II nog ruimte voor de bouw van 220 woningen. Om enige flexibiliteit in het plan mogelijk te maken, wordt dit aantal met 5% verhoogd. Dit betekent dat in het zuidelijk deel van deelgebied II nog 231 woningen gebouwd moeten kunnen worden.
Het totaal aantal woningen in het zuidelijk deel van deelgebied II is dus 147 (gebouwd) + 231 (nog te bouwen) = 378. Uitgaande van het opgenomen aantal in het vigerend plan van 600 – 640 voor deelgebied II, kan in het noordelijk deel van deelgebied II nog een aantal van 222 – 262 woningen worden gebouwd.
Voor deelgebied III bedroeg het aantal woningen in het vigerend plan 270 – 310. Gebouwd zijn er 24 en vastgelegd in het recent bestemmingsplan voor Middenzone - oost (deel 1) 55. Het resterende aantal voor deelgebied lll is 191 – 231 woningen.
In het gebied deelgebied I zijn nog geen woningen gebouwd, zodat voor dit gebied het in het vigerend plan opgenomen aantal van 50 – 70 gehandhaafd blijft.
Behalve in de uit te werken woonbestemmingen, zijn er verder nog verspreid in het plangebied enkele bouwmogelijkheden 'bij recht' ( in totaal gaat het daarbij om 38 (2+4+ 32) woningen).
Resumerend is er binnen het plangebied van Skoatterwâld 2e en 3e fase nog ruimte voor de bouw van 787 tot 887 nieuwe woningen.
Regeling in het bestemmingsplan
Voor het bestemmingsplan is niet zozeer de feitelijke stand van zaken (zie hierboven), maar veel meer de totale plancapaciteit gedurende looptijd van het bestemmingsplan relevant. Daarom is op de verbeelding per deelgebied waar nog gebouwd kan worden, aangeven wat de totale plancapaciteit is. Dit betreft dus de plancapaciteit inclusief de op dit moment al gebouwde woningen binnen het betreffende deelgebied.
De betreffende deelgebieden zijn op de verbeelding aangegeven met een specifieke gebruiksaanduiding. In de algemene regels (zie artikel 22 Algemene gebruiksregels) is op basis van onderstaande indeling de plancapaciteit per deelgebied geregeld:
Daarnaast is er nog een aantal ander deelgebieden (niet behorende tot de uit te werken woongebieden in het plan uit 2008) waar nog planologische ruimte is om te bouwen. Ook voor deze deelgebieden is de totale plancapaciteit (dus inclusief de op dit moment reeds gebouwde woningen) per deelgebied geregeld en zijn de betreffende deelgebieden op de verbeelding aangegeven met een specifieke gebiedsaanduiding. De plancapaciteit voor deze deelgebieden bedraagt respectievelijk 28, 24 en 63 woningen. In totaal dus 115 woningen ( waarvan er al 77, (namelijk 115 - 38 = 77 ) zijn gerealiseerd.
In de algemene regels (zie artikel 22 Algemene gebruiksregels) is op basis van onderstaande indeling de plancapaciteit per deelgebied geregeld:
Bouwplannen die in Skoatterwâld 2e en 3e fase worden ontwikkeld dienen te voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Dit is in de regels geborgd door een verwijzing naar de parkeernormen op te nemen (zie hiervoor artikel 25 Overige regels). Voor woningen gelden daarbij de volgende parkeernormen:
Voor andere functies dan wonen wordt het aspect 'voldoende parkeergelegenheid' beoordeeld aan de hand van de op dat moment geldende CROW-normen.
Centrale middenzone
In de centrale middenzone zijn, naast woningen, de wijkvoorzieningen gerealiseerd. Het betreft in hoofdzaak de multifunctionele accommodatie 'de Spil' waarbinnen diverse voorzieningen zijn ondergebracht, waaronder een twee basisscholen (openbaar en christelijk) en een kinderopvang. Ook bevinden de sport- en recreatievoorzieningen alsmede horecavoorzieningen zich in deze zone.
Museum Belvedere
Aan de oostzijde van het plangebied is rekening gehouden met een overgangszone naar het buitengebied. Het zuidelijke deel van deze zone heeft een landschappelijke
inrichting gekregen, die overgaat in het parkgebied Het Oranjewoud. In dit
nieuwe landschap is het museum Belvedère gebouwd. Het museum maakt onderdeel uit van het plangebied van dit bestemmingsplan.
School voor speciaal onderwijs
Binnen het plangebied bevindt zich een school voor speciaal onderwijs, de Duisterhoutschool. Voor deze locatie is een afzonderlijk bestemmingsplan opgesteld (Bestemmingsplan Heerenveen –Speciaal onderwijs, Skoatterwâld . Vastgesteld 12 maart 2012). Dit bestemmingsplan maakte de nieuwbouw mogelijk voor de samenvoeging van de scholen voor speciaal onderwijs It Oerset en de Mr. Duisterhoutschool (2 vestigingen). Het bestemmingsplan Heerenveen - Speciaal onderwijs, Skoatterwâld geeft het planologisch-juridisch kader voor deze nieuwe school en eventuele andere functies.
In het bestemmingsplan 2e en 3e fase Skoatterwâld van 2008 zijn de gronden aangewezen voor Maatschappelijke doeleinden. Deze bestemming laat sociale, culturele, religieuze, medische zorg-, educatieve en overheidsvoorzieningen toe. De school past functioneel binnen deze bestemming. Het perceel met deze bestemming was echter te klein om de school plaats te bieden. Daarom zijn gronden van het aangrenzende volkstuinencomplex bij de planvorming betrokken. Voor deze gronden geldt, ingevolge het bestemmingsplan Skoatterwâld, de bestemming 'Volkstuinen'. Deze bestemming laat de school niet toe. Het nieuwe bestemmingsplan voor de school was nodig omdat de school strijdig is met de bestemming 'Volkstuinen' en omdat, door de beoogde invulling van een ruimer perceel, de school niet past binnen de bouwregels van de bestemming 'Maatschappelijke doeleinden'.
De regeling die is opgenomen in het bestemmingsplan Heerenveen - Speciaal onderwijs, Skoatterwâld (vastgesteld maart 2012) is integraal overgenomen in deze actualisatie.
Tuincentrum
Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan bevindt zich aan de Domela Nieuwenhuisweg 1 een tuincentrum. voor deze locatie is in 2010 een afzonderlijk bestemmingsplan opgesteld. Dit plan maakt de gecombineerde vestiging van een tuincentrum en een bouwmarkt mogelijk. Het tuincentrum is reeds aanwezig en zit te ruim in zijn jas. Gebleken is dat het huidige tuincentrum -met een grootte van ca. 10.000 m2 bedrijfsvloeroppervlakte, (BVO) verdeeld over twee lagen te groot is voor het marktgebied Heerenveen door de toegenomen concurrentie. De gemeente acht in haar beleid ruimte aanwezig om een deel van het tuincentrum om te bouwen naar een bouwmarkt. Om dit mogelijk te maken diende het vigerende bestemmingsplan te worden herzien, omdat dit slechts het specifieke gebruik als tuincentrum toestaat en geen bouwmarkt. De regeling uit het plan van 2010 is in hoge mate gebaseerd op het in 2008 vastgesteld bestemmingsplan 2e en 3e fase Skoatterwâld. De regeling is vervolgens integraal overgenomen in deze actualisatie.
Bedrijfsverzamelgebouw
Langs de Domela Nieuwenhuisweg bevindt zich een bedrijfsverzamelgebouw waarin verschillende bedrijven zitten. In het gebouw zijn gevestigd een bedrijf in reparaties, in - en verkoop van occasions, een autopoetsbedrijf, een trainings- en advies bureau en een uitzendbureau (Werktijdzorg). In het bedrijfsverzamelgebouw zijn bedrijfsactiviteiten uit de milieucategorieën 1 en 2 toegestaan.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (bijvoorbeeld woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieu-indeling op van 1 t/m 6, met bijbehorende richtafstanden tot een 'rustige woonwijk' of een 'gemengd gebied'.
De VNG publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (2009) beschrijft de richtafstanden die bij bedrijfscategorieën en de genoemde aspecten horen. Daarbij is de grootst genoemde afstand bepalend. Doel is om bedrijven qua aard en invloed (waarbij gekeken wordt naar de aspecten geur, stof, geluid en gevaar) op de woonomgeving te categoriseren en planologisch te regelen. Dit betekent dat - afhankelijk van de categorie - er in beginsel een bepaalde afstand moet worden aangehouden tussen een (nieuw) bedrijf en de omringende woonbebouwing. Omgekeerd dient ook bij nieuw geprojecteerde woonbebouwing voldoende afstand tot de bestaande bedrijven te worden aangehouden. Voor categorie 1 bedrijven is deze afstand 10 meter. Voor de categorie 2 bedrijven is deze afstand 30 meter. Voor categorie 3.1 bedrijven is deze afstand 50 meter. Hierbij gaat de bedrijvenlijst uit van een rustige woonwijk als omgevingstype. Afwijkende omgevingstypen met hun eigen (milieu)kwaliteiten en -gevoeligheden kunnen leiden tot andere gewenste afstanden.
De richtafstanden volgens de VNG-brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’ worden gemeten vanaf het bestemmingvlak van het bedrijf tot grens tot waar vergunningvrij gebouwd mag worden. Dit is in de praktijk meestal het bestemmingsvlak van de woonbebouwing. Bouwvlak of daadwerkelijke gevel van de woonbebouwing worden in praktijk ook toegepast, dit geeft echter minder rechtszekerheid.
Vertaling naar het plangebied
Het plangebied betreft een omgeving waarin de woonfunctie overheerst. Het toevoegen van nieuwe woningen is hier in beginsel inpasbaar.
Nabij de noordelijke toegang tot het plangebied, vanaf Het Meer, bevindt zich een tuincentrum. Dit tuincentrum vormt met het A.O.C. en twee kantoren/bedrijvenlocaties (bedrijfsverzamelgebouw) tussen de Domela Nieuwenhuisweg en de rijksweg A32 de begeleiding van de entree tot de wijk.
In het bedrijfsverzamelgebouw aan de Domela Nieuwenhuisweg zijn gevestigd een bedrijf in reparaties, in - en verkoop van occasions, een autopoetsbedrijf, een trainings- en advies bureau en een uitzendbureau (Werktijdzorg). In het bedrijfsverzamelgebouw zijn bedrijfsactiviteiten uit de milieucategorieën 1 en 2 toegestaan. De aanwezige bedrijven vallen in deze categorieën. (Ook het autoreparatiebedrijf is, vanwege het niet aanwezig zijn van een spuitinrichting en plaatwerkerij, een categorie 2 bedrijf). De grootste richtafstand bedraagt 30 meter. De afstand tussen de bestemmingsgrens van het bedrijfsverzamelgebouw en de gevel van de meest nabij gelegen woning is 7,5 meter. De afstand gemeten tot aan het bouwvlak van de meest nabij gelegen woning bedraagt 1,5 meter. De afstand tussen beide bestemmingsvlakken bedraagt 0 meter.
Een tuincentrum wordt gerekend tot een categorie 2 bedrijf. De grootste richtafstand bedraagt 30 meter. De afstand tussen de bestemmingsgrens van het tuincentrum en de gevel van de meest nabij gelegen woning is ca. 40 meter. De afstand gemeten tot aan het bouwvlak van de meest nabij gelegen woning bedraagt 21 meter. De afstand tussen beide bestemmingsvlakken bedraagt circa 3 meter.
Uitgaande van de aan te houden afstanden tot de woningen rondom het bedrijfsverzamelgebouw en rondom het tuincentrum in combinatie met de planologisch toegestane bedrijvigheid kan geconcludeerd worden dat de richtafstanden zoals genoemd in de VNG-brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’ niet gehaald worden. Omdat de bestaande situatie wordt vastgelegd, er geen zwaardere categorieën mogelijk worden gemaakt en de huidige situatie in het verleden niet tot problemen heeft geleid, mag geconcludeerd worden dat er geen sprake is van een conflictsituatie.
Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten (zoals woningen) als gevolg van wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader.
Op grond van de Wet geluidhinder, zoals die per 1/1/2007 geldt, hebben alle wegen een wettelijke geluidzone, met uitzondering van woonerven en wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. Dit geldt evenwel niet voor rijkswegen, zoals de A32. Daarvoor geldt het systeem van geluidproductieplafonds op basis van hoofdstuk 11.3 van de Wet Milieubeheer. Met deze geluidproductieplafonds worden de maximale geluidsniveaus langs rijkswegen geregeld. Op de bouw van woningen in zones langs rijkswegen is nog wel de Wet geluidhinder van toepassing.
Bij zoneplichtige wegen is uitgangspunt de geluidbelasting binnen de zone op een aanvaardbaar niveau te houden. Voor dat aanvaardbare niveau geeft de wet normen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Als er geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen de wettelijke geluidszones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de voorkeursgrenswaarde (48 dB). Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.
In het plangebied zijn alleen de geluidzones van wegen relevant. Industrielawaai en spoorweglawaai is in het kader van dit bestemmingsplan niet relevant.
Bij een weg met twee rijstroken is de zonebreedte in stedelijk gebied 200 meter. Indien binnen een geluidzone nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals woningen, worden gerealiseerd, moet door akoestisch onderzoek worden vastgesteld of aan de grenswaarden uit de Wgh wordt voldaan.
In de rapportage Onderzoek geluid wegverkeer t.b.v. actualisatie bestemmingsplan "Skoatterwâld fase 2 en 3" te Heerenveen (november 2017) heeft de Friese omgevingsdienst FUMO de ligging van belangrijke grenswaardecontouren berekend. Daarbij gaat het om contouren van de maatgevende zoneplichtige wegen vlak buiten en binnen het bestemmingsplangebied. De wegen zijn: de A32, de Stadionweg, de K.R. Poststraat, Het Meer, de Domela Nieuwenhuisweg, de Cissy van Marxveldtlaan en de Oranje Nassaulaan. In het onderzoek is de ligging berekend van de grenswaardecontouren op een waarneemhoogte van 4,5 m + maaiveld.
Voor de berekening van de geluidscontouren is een rekenmodel gemaakt waarbij uitgegaan is van gegevens van de gemeente en Rijkswaterstaat. In dit rekenmodel is de ligging van bestaande wegen, hoogten en andere objecten, waaronder de aanwezige schermen en wallen langs de A-32 opgenomen. Op de computerplots, die als bijlage 2 in het rapport van de FUMO zijn opgenomen, is de ligging van de 48 dB-geluidscontouren (Lden-waarde) ten gevolge van wegverkeerslawaai op de betrokken zoneplichtige wegen aangegeven. Voor het bestemmingsplan is relevant dat de nieuw te bouwen woningen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB of kunnen voldoen aan de maximale ontheffingswaarde.
Uit het onderzoek blijkt het volgende:
De rapportage 'Onderzoek geluid wegverkeer' is als bijlage 2 Onderzoek geluid wegverkeer bij de toelichting opgenomen. De berekeningen van de 48 dB contour van de Oranje Nassaulaan is als bijlage 3 Aanvullend akoestisch onderzoek wegverkeer Oranje Nassaulaanbij de toelichting opgenomen.
De conclusie is dat het aspect wegverkeerslawaai geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Het waterbeleid heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd. Dit zijn de tritsen:
De trits 'vasthouden, bergen en afvoeren' houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zonodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
Om de effecten van ruimtelijke ingrepen tijdig te signaleren, is de Watertoets ontwikkeld. Dit moet leiden tot een waterparagraaf in ruimtelijke plannen, waaruit blijkt wat het effect van een plan op de waterhuishouding is. Deze 'waterparagraaf' bevat de wettelijk verankerde watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen.
Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. In de Leidraad Watertoets van het Wetterskip staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De Waterwet geeft aan dat voor alle ingrepen in de waterhuishouding een vergunning moet worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.
Voor Skoatterwâld geldt in z'n algemeenheid dat de ambitie is om de kansen die water biedt zoveel mogelijk te benutten, zowel bij de landschaps- en natuurontwikkeling als bij recreatie en de ontwikkeling van nieuwe bebouwing. Skoatterwâld 2e fase ligt grotendeels in het waterrijke gedeelte van Skoatterwâld. De 3e fase ligt deels in het bosrijke en deels in het waterrijke gedeelte van Skoatterwâld. Bij de planontwikkeling voor Skoatterwâld is het Wetterskip daarom al vanaf het begin af aan nauw betrokken geweest. Deze betrokkenheid heeft geresulteerd in diverse rapportages en aanbevelingen voor de verdere uitwerking van de wijk.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Met betrekking tot water gaat het vooral om de zoetwatervoorziening in droge perioden en periodes met extreme neerslag. Het klimaatbestendig maken van het watersysteem en de ruimtelijke inrichting vraagt om een integrale aanpak van de gezamenlijke overheden, op nationale en internationale schaal, waarbij de wateropgaven in samenhang worden bekeken met andere beleidsterreinen zoals natuur, landbouw, visserij, verstedelijking en economie.
In het Waterbeheerplan 2016 – 2021 beschrijft Wetterskip Fryslân de doelen voor de komende jaren, de strategische keuzes die gemaakt worden en de financiële consequenties daarvan. Wetterskip Fryslân heeft drie hoofdtaken: zorg voor veiligheid achter de dijken, zorg voor voldoende water en zorg voor schoon water. Voor de thema's Waterveiligheid, Voldoende Water en Schoon Water worden per thema de beleidsvoornemens en de activiteiten die daaruit volgen, uiteengezet. Dit betreft vooral beleid dat in de afgelopen planperiode is vormgegeven, maar over meerdere planperioden moet worden uitgewerkt en uitgevoerd. De beleidsvoornemens en activiteiten worden beschreven op integraal en strategisch niveau, waar mogelijk met een concretisering.
Het gemeentelijk waterbeleid is vastgelegd in het Waterplan Heerenveen (2003). De gemeente Heerenveen, Wetterskip Boarn en Klif, Waterschap Sevenwolden en Wetterskip Fryslân hebben gezamenlijk het Waterplan Heerenveen opgesteld. Aanleiding hiertoe vormde de toenemende behoefte aan integratie op het vlak van beleid, planvorming en uitvoering. De in het Waterplan verwoorde missie luidt als volgt: “Door een duurzame en integrale benadering van water een optimale situatie scheppen voor een hoogwaardige, leefbare en economisch gezonde gemeente”. In het Waterplan Heerenveen zijn voor verschillende deelgebieden (ingedeeld op basis van landschappelijke, waterhuishoudkundige en bodemkundige kenmerken) streefbeelden neergelegd. Het plangebied van dit bestemmingsplan behoort tot het deelgebied 'Hoogveenontginning', met een accent op beleving en waterstructuren. De waterkwaliteitsambitie is hoog. Ook het gemeentelijk 'Watertakenplan' is in dit verband relevant. Op basis van de Wet milieubeheer is de gemeente verplicht om een (verbreed) gemeentelijk rioleringsplan vast te stellen. Aanvullend verplicht de Waterwet de gemeente in het verbrede rioleringsplan vast te leggen hoe de gemeente omgaat met de zorgplichten (watertaken) voor hemel-, grond- en afvalwater (stedelijk afvalwater). De gemeentelijk taak is om te zorgen voor de inzameling en transport van dit stedelijk afvalwater. Het Watertakenplan 2009-2012 wordt gecontinueerd voor de periode 2016-2020.
Oppervlaktewater
Het gebied wordt bemalen door een gemaal ten westen van de rijksweg A32. In het plangebied zijn diverse peilgebieden te onderscheiden, variërend van NAP - 1,40 m nabij het gemaal tot NAP + 0,10 m in de bossen van Oranjewoud, ten zuiden van de Prins Bernhardweg. In het bemalingsgebied bevinden zich drie inlaatpunten. Op de inlaatpunten nabij de Woudsterweg kan water vanuit de Friese boezem worden ingelaten. Het landbouwgebied ten oosten van de Woudsterweg watert via de hoofdwatergang door de
toekomstige wijk af op het gemaal.
In het kader van de ontwikkeling van de 1e fase van Skoatterwâld is een begin gemaakt met een zodanige wijziging van de waterhuishoudkundige structuur dat op den duur een betere waterkwaliteit wordt bereikt en een bijdrage wordt geleverd aan het tegengaan van de verdroging van Oranjewoud. Concrete maatregelen in dit verband zijn: het (waar mogelijk) verhogen van de polderpeilen en het creëren van een waterbuffer binnen het plangebied.
De waterstructuur bestaat uit een reeks singels of ‘wijken, een brede waterrijke zone in het verlengde (en deel uitmakende van) Het Zwanenwoud, een tweetal oostwest gelegen vaarten, een grote waterpartij aan de westzijde en, in het zuidelijke gedeelte van het plangebied, de "nullijn" en de randsingels van de parkbossen. De singels voorzien in de noodzakelijke waterberging. Het water wordt hierbij zo lang mogelijk binnen het woongebied vastgehouden.
De genoemde vaarten liggen centraal in het plangebied op de grens tussen het bosrijke en het waterrijke Skoatterwâld en hebben als verzameltochten een belangrijke waterhuishoudkundige functie. Zij markeren ook de begrenzing van de centrumzone en begeleiden de langzaam verkeersroutes in oost-westrichting. De nullijn vormt tevens de grens tussen twee peilgebieden. In de oostelijke landschapszone is een derde polderpeilgebied ingesteld. Het water in de buitenplaats Oranjewoud staat in open verbinding met de boezem. Van hieruit is een van de woonwijk gescheiden voedingskanaal naar het IBF ten noorden van Skoatterwâld aangelegd. In het plan is deze toevoer langs de achterzijde van de woningen aan de Woudsterweg en Het Meer gesitueerd.
Waterkwaliteit
Het plangebied was oorspronkelijk in gebruik als grasland. Naar verwachting zijn de graslanden niet zwaar bemest geweest en zullen niet veel nutriënten uitspoelen. De oppervlaktewaterkwaliteit wordt dan vooral bepaald door de kwaliteit van het regenwater en in de zomer ook door de kwaliteit van het boezemwater. Van grondwateraanvoer of kwel is nauwelijks of geen sprake. De aanvoer bestaat uit relatief schoon neerslagwater en eventuele inlaat van nutriëntenrijker water vanuit de boezem. Het boezemwater wordt ingelaten vanuit de Prinsenwijk.
Het realiseren van hogere grond- en oppervlaktewaterpeilen kan leiden tot afname van afbraakprocessen in de bodem en een stijging van de pH-waarde. Hierdoor kunnen zware metalen beter worden vastgehouden. Door een betere beluchting komen afbraakprocessen weer op gang en kunnen nutriënten en zware metalen vrijkomen. Naar verwachting komen deze metalen niet tot uitspoeling maar worden ze tijdens het transport weer door de bodem geabsorbeerd voordat ze het oppervlaktewater bereiken. Om voldoende zuurstof in het water te behouden dient het water voldoende te stromen, te circuleren. De kwaliteit van het boezem is naar verwachting minder dan de kwaliteit van het water in Skoatterwâld. Het inlaatwater dient dan ook bij voorkeur te worden gemengd met "gebiedseigen" water. Daartoe dient in het water voldoende circulatie op te treden en dienen aanvullende maatregelen te worden getroffen. In Skoatterwâld zijn daarom filtergebieden (helofytenfilter of berkenbos) in het bosgebied aangelegd ten behoeve van de zuivering van boezemwater en/of regenwater. Tevens is het landbouwgebied ten oosten van de Woudsterweg afgekoppeld. Hiermee wordt voorkomen dat het oppervlaktewater binnen het bestemmingsplan (voornamelijk regenwater) vermengd wordt met landbouwwater.
Grondwater
De bovenste lagen van de bodem in het plangebied bestaan uit dekzand en keileem. De keileem is sterk bepalend voor de mate van uitwisseling tussen freatisch grondwater en het grondwater van het eerste watervoerende pakket. De grondwaterstand in het gebied van de 2e en 3e fase wordt in de huidige situatie bepaald door kunstmatig gehandhaafde polder- en boezempeilen. Als gevolg van boezem- en polderpeilverlagingen (tot 75 cm) in het verleden is de grondwaterstand gedaald, wat mede heeft geleid tot verdroging van Oranjewoud.
Duurzaamheidsaspecten
Duurzaamheid geldt als uitgangspunt voor het waterkwantiteitsbeheer. Dit wordt vertaald in een streven naar een zelf verantwoordelijk, gesloten watersysteem. Dit betekent dat geen of zo weinig mogelijk gebiedsvreemd water wordt ingelaten, onder andere door een variabel peil te hanteren en een geïntegreerd rioolstelsel aan te leggen. Daarnaast worden (extreem) lage polderpeilen opgeheven en wordt infiltratie en berging van regenwater bevorderd.
Bij het bouwrijp maken wordt - in relatie tot de gewenste droogleggingseisen - zoveel mogelijk uitgegaan van het bestaande maaiveldniveau; daarbij wordt gestreefd naar minimaliseren van ophoging en winning van ophoogmateriaal binnen het plangebied zelf (gesloten zand- en grondbalans).
Riolering
Schone verhardingsoppervlakten worden afgekoppeld van het riool, waardoor directe infiltratie van regenwater van verhardingen en daken naar het grondwater wordt bevorderd.
Tracé in geval van watertekort
Het Wetterskip Fryslân en Staatsbosbeheer zijn een tracé overeengekomen voor de aanvoer van water uit de Friese Boezem, in geval van watertekort in Skoatterwâld. Het tracé zal in dat geval worden gelegd tussen de vijver en de sloot ten noorden van het plangebied. Bijgaande figuur geeft de punten aan waartussen de verbinding zal worden gelegd. De verbinding kan met bestemmingsplan worden gerealiseerd. De onderliggende bestemmingen maken voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding namelijk al mogelijk.
Figuur: ligging punten te verbinden watergang
De waterhuishouding in het plangebied is onderwerp van overleg tussen het Wetterskip Fryslân en de gemeente Heerenveen. De uitwerking van het plan zal in afstemming met het Wetterskip plaatsvinden.
Skoatterwâld ligt in een woudontginningsgebied, op de overgang naar het noordelijk gelegen laagveengebied en aan het westelijke uiteinde van het hoogveen-ontginningsgebied tussen Schoterland en Opsterland. Het maaiveldpeil varieert rond de "nullijn": van circa 0.5 m -NAP in het noordwesten tot circa 0.5 m +NAP in het zuidoosten. De ondergrond bestaat tot grote diepte uit zand met een slecht doorlatende, twee tot zes meter dikke keileemlaag. De onderzijde van deze laag bevindt zich in het gehele plangebied op circa acht meter -NAP. De samenstelling van de bodemoppervlakte (tot 0,8 meter diepte) is van zuid naar noord als volgt: zandgronden (ten zuiden van de "nullijn"), overgangsgebied van zand naar veen, veengrond (> 50% veen). Het gebied is blijkens het voorgaande over het geheel genomen weinig zettingsgevoelig.
Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.
Het plangebied is in het kader van de geldende bestemmingsplannen geschikt bevonden voor woningbouw. In dat kader zijn verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd, waaruit is gebleken dat in algemene zin sprake is van slechts lichte overschrijdingen van de streefwaarden. Dat betekent dat de bodemkwaliteit toereikend is voor woningbouw, maar dat afgevoerde grond niet overal kan worden toegepast.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de reeds uitgevoerde bodemonderzoeken.
jaar | onderzoeksbureau |
2014 | Bodemvisie, 1140126 en 40126-2 |
1998 | 90.04.256 |
1996 | Oranjewoud, 16546 - 79605 |
2004 | Oranjewoud, 16546 - 143441 |
2016 | Bodemvisie, 160115 - 2 |
2000 | Oranjewoud, 16546 - 67917 (deels) |
2003 | Oranjewoud, 16546 - 139675 (deels) |
2004 | Verhoeve, 470117 (deels) |
2000 | Oranjewoud, 16546 - 67917 - 1 (nader onderzoek) |
Uit de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor de voorgenomen planontwikkelingen. Wel dient er te worden opgemerkt dat er ten behoeve van de verkoop van de percelen en voor de omgevingsvergunning (activiteit bouwen) een actueel bodemonderzoek (niet ouder dan 5 jaar) wordt gevraagd. Er zal in dit kader daarom voor bepaalde gebieden op dat moment bodemonderzoek uitgevoerd moeten worden.
Conclusie: Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat de bodemkwaliteit binnen het plangebied niet verdacht is en toereikend is voor het voorgenomen gebruik. In het kader van de bouwaanvragen voor nieuwe woningbouw worden bij de aanvraag van de omgevingsvergunning gerichte verkennende bodemonderzoeken uitgevoerd, waarmee wordt aangetoond dat er geen risico's voor de volksgezondheid ontstaan. Het aspect 'bodemkwaliteit' vormt geen belemmeringen voor de herziening van het bestemmingsplan.
Sinds 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht. Deze wet vervangt zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed, te weten:
In de Erfgoedwet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.
Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE)
Voor Heerenveen wordt gebruik gemaakt van de Friese Archeologische
Monumentenkaart Extra (FAMKE). De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één
voor de periode steentijd - bronstijd (300.000 - 800 v Chr), en één voor de periode
ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr - 1500 n Chr). Fryske Archeologische Monumenten Kaart Extra (FAMKE) adviseert onderzoek uit te voeren met een bepaalde dichtheid aan boringen.
Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek
Overeenkomstig het advies op grond van FAMKE is in 2005 ten behoeve van het bestemmingsplan voor de 2e en 3e fase voor de uitbreiding van Skoatterwâld een inventariserend archeologisch veldonderzoek in het plangebied verricht. De resultaten daarvan zijn opgenomen in het rapport “Heerenveen, Skoatterwâld; Een inventariserend Archeologisch Veldonderzoek 2005-03/7” (mei 2005). Het onderzoek heeft geresulteerd in het aangeven van enkele terreindelen, waarbinnen geldt dat het uitvoeren van werkzaamheden in de bodem ten behoeve van het bouwrijpmaken van het terrein en/of de voorbereiding van de bouw van de woningen en andere bouwwerken, uitsluitend mag plaatsvinden onder archeologische begeleiding.
Verdiepingsslag FAMKE
De provincie Fryslân voert samen met de gemeente Heerenveen een archeologische verdiepingsslag uit op het grondgebied van de gemeente Heerenveen. In dat kader zijn de resultaten van het eerder genoemde onderzoek voor Skoatterwâld nogmaals tegen het licht gehouden. De provincie is van mening dat uit het onderzoek geringe aanwijzingen voor de aanwezigheid van eventuele archeologische waarden naar voren komen. De provincie acht deze aanwijzingen te gering om archeologische begeleiding te adviseren. Met andere woorden: de provincie acht het niet nodig om in het bestemmingsplan regels te verbinden ter bescherming van de archeologie in het bestemmingsplangebied.
Conclusie: De aanduiding "archeologische waarden” en bijbehorende regeling die in het bestemmingsplan uit 2008 nog was opgenomen, is op basis van het advies van de provincie in het onderhavige bestemmingsplan achterwege gelaten. Het aspect 'archeologie' vormt geen belemmering voor de herziening van het bestemmingsplan.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
Het plangebied maakt geen deel uit van een cultuurhistorisch waardevol gebied. Ook zijn in en rondom het plangebied geen beschermenswaardige cultuurhistorische waarden aanwezig. Wel zeggen de stedenbouwkundige structuren van de wijk, die vooral tot uiting komen in door de wegen en waterlopen benadrukte noordwest-zuidoost gerichtheid van het gebied, iets over de historie van Heerenveen.
In het plangebied zijn geen monumenten of cultuurhistorisch waardevolle objecten aanwezig welke een bijzondere bescherming behoeven.
Conclusie: het aspect 'cultuurhistorie' vormt geen belemmeringen voor de herziening van het bestemmingsplan.
Op 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.
De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Wet natuurbescherming. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS), thans genoemd Natuurnetwerk Nederland. Daarnaast worden een groot aantal van nature in Nederland thuishorende beschermde planten en dieren met de wet beschermd. Datzelfde geldt voor een groot aantal uitheemse plantensoorten. De wet wil schadelijke handelingen ten aanzien van de beschermde dieren en planten verbieden.
Gebiedsbescherming
Skoatterwâld maakt geen deel uit van Natura 2000 gebieden. Ook wordt het niet gerekend tot het Natuurnetwerk Nederland. In het plangebied liggen evenmin overige natuurgebieden die beschermd zijn in het kader van de Natuurbeschermingswet. Er zijn geen negatieve effecten vanuit het plangebied op de in de omgeving gelegen natuurgebieden, te weten Oranjewoud, de Rottige Meenthe en de Brandemeer en De Deelen - te verwachten.
De ontwikkeling heeft, mede gelet op de aard en omvang van de ontwikkeling, geen negatieve effecten op natuurwaarden die op grotere afstand liggen. De ontwikkeling van het plangebied leidt derhalve niet tot strijdigheid met de gebiedsbescherming zoals bepaald in de Wet Natuurbescherming.
Fragment kaart Natuur ( bron: Verordening Romte Fryslân)
Naar aanleiding van de ontwikkelingen die in het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt is onderzoek gedaan. Ten behoeve hiervan zijn twee onderzoeksrapporten opgesteld, deze zijn opgenomen in bijlage 4 Ecologische beoordeling.
Het veldonderzoek is uitgevoerd in de gebieden, waar binnen dit bestemmingsplan woningbouw mogelijk maakt. Maar ook het deel waar natuurontwikkeling mogelijk is (bestemming 'Groen – Uit te werken'), is bezocht.
Voor de verschillende gebieden zijn de resultaten als volgt:
De conclusie is dat het aspect ecologie geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Op grond van deze benadering worden grenzen gesteld aan de risico's, waarbij wordt gelet op de kwetsbaarheid van de omgeving. Daarbij worden twee verschillende normen gehanteerd: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 per jaar als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten geldt deze norm als streefwaarde.
Nieuwe ontwikkelingen binnen een invloedsgebied, die een toename teweeg brengen van het groepsrisico, moeten worden verantwoord ten opzichte van deze oriënterende waarde. Door deze verantwoordingsplicht zal een bestuurlijke afweging en keuze worden gemaakt waarin de nieuwe ontwikkeling wordt afgewogen tegen aspecten als risico's, zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en economische belangen.
Om de externe veiligheidsrisico's te beheersen heeft de rijksoverheid een aantal nota's, circulaires en besluiten opgesteld die leidend zijn voor externe veiligheidstaken van de provincie en gemeenten. Het gaat daarbij om wet- en regelgeving waarin risiconormen zijn gesteld voor respectievelijk inrichtingen, transport van gevaarlijke stoffen en buisleidingen. Het rijksbeleid staat niet op zichzelf.
Risicobedrijven
Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi) bevat veiligheidsnormen voor bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het Bevi verplicht gemeenten en provincies rekening te houden met de externe veiligheid als ze een milieuvergunning verlenen of een bestemmingsplan maken.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) in werking getreden. Het Bevt is vergelijkbaar met het Bevi en bevat risiconormen voor transportroutes (spoor, weg en waterwegen). Op basis van het Bevt moet rekening worden gehouden met het Landelijk Basisnet (verder Basisnet) voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uitgangspunt van het Basisnet is dat door het vastleggen van veiligheidszones de gebruiksruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en ruimtelijke ontwikkelingen op elkaar kunnen worden afgestemd.
Landelijk Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen
Vervoer van gevaarlijke stoffen vindt plaats via het spoor, over de weg en het water. Met het Basisnet water, weg en spoor worden risicoplafonds vastgesteld voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en worden randvoorwaarden aan de ruimtelijke ordening gesteld. In het Basisnet wordt een maximum opgelegd aan de PR 10-6. Deze PR 10-6 kan daarmee niet meer ongelimiteerd groeien. De PR-max vormt de grens van de gebruiksruimte voor het vervoer en tevens de grens van de veiligheidszone. Een veiligheidszone is een zone langs wegen, hoofdspoorwegen en/of binnenwateren waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten zijn toegestaan. Nieuwe beperkt kwetsbare objecten zijn hier alleen in uitzonderingsgevallen toegestaan. De veiligheidszone wordt gemeten vanaf het hart van de spoorbundel, het midden van de weg of op de referentiepunten gelegen op de begrenzingslijnen van de vaarweg.
In het kader van de ruimtelijke ordening dient de afstand die voor de veiligheidszone in het Basisnet is vastgesteld te worden gehanteerd en wordt niet meer berekend. Het groepsrisico daarentegen dient wel te worden berekend en wordt daarbij de maximale benutting van groeiruimte voor het vervoer toegepast die in de bijlage van het Basisnet is vastgelegd.
Daarnaast moet voor bepaalde transportmodaliteiten met veel vervoer van zeer brandbare vloeistoffen in het Basisnet rekening worden gehouden met een plasbrandaandachtsgebied (PAG). Een PAG is een gebied tot 30 meter aan weerszijden van de spoorbaan (en erboven) en 30 meter gemeten vanaf de rechter rand van de rijstrook van de (rijks)weg of het spoor waarbinnen, bij realisatie van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Plasbranden kunnen ontstaan wanneer brandbare vloeistoffen ten gevolge van een ongeluk of calamiteit kunnen weglekken uit een tankwagen/wagon en tot ontbranding kunnen komen.
Hogedrukaardgastransportleidingen
Voor het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn de normen voor externe veiligheid in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vastgelegd. De regels voor buisleidingen zijn op basis van het Bevb uitgewerkt in de Ministeriële regeling externe veiligheid buisleidingen. Ook het Bevb is op dezelfde wijze opgesteld als het Bevi. Het Bevb stelt verplicht om bij onder andere het vaststellen van een bestemmingsplan rekening te houden met de externe veiligheidsaspecten. Tevens geldt een belemmeringenstrook van 4 of 5 meter aan weerszijde van de leiding die vrij moet blijven van bebouwing.
Risicovolle inrichtingen
Binnen het plangebied bevinden zich geen risicovolle inrichtingen. De risicocontouren van de risicovolle inrichtingen in de directe omgeving van het plangebied lopen niet over het plangebied van dit bestemmingsplan heen.
Transport voor gevaarlijke stoffen:
De A32 maakt deel uit van het Basisnet Weg. De PR-contour valt samen met het wegtracé (0 meter). Deze weg valt onder de werkingssfeer van het Basisnet en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Op basis van Bevt (artikel 8, lid 1) dient het groepsrisico te worden berekend. Het advies van Brandweer Fryslân d.d 18 februari 2018 geeft aan dat wanneer wordt gekeken naar het geldende bestemmingsplan Skoatterwâld uit 2008, er kan worden gesteld dat er een groepsrisicoberekening is uitgevoerd en dat er ten tijde van de berekening geen sprake was van een groepsrisico. Aangezien het hier gaat om een conserverend plan, conform het geldende plan uit 2008, neemt Brandweer Fryslân aan dat er in het voorliggend bestemmingsplan ook geen sprake zal zijn van een groepsrisico. Dit, in combinatie met het feit dat in 2008 al een gedeeltelijke verantwoording heeft plaatsgevonden, adviseert Brandweer Fryslân af te zien van verdere verantwoording van het groepsrisico ten aanzien van de Rijksweg A32.
Aardgastransportleiding
Ten westen van het plangebied bevindt zich een hogedrukaaardgasleiding. De leiding loot naar het gasdrukmeet- en regelstation aan de Nieuwburen. De leiding , inclusief de belemmeringenstrook bevindt zich voor een klein gedeelte binnen de plangrens van dit bestemmingsplan en is onder een afzonderlijke bestemming gebracht.
Figuur: fragment risicokaart
Het bestemmingsplan is in verband met de onderdelen 'bestrijdbaarheid' en 'zelfredzaamheid' voorgelegd aan brandweer Fryslân. Brandweer Fryslân is onderdeel van Veiligheidsregio Fryslân. De reactie van de Veiligheidsregio Fryslân is opgenomen in bijlage 6 Advies Veiligheidsregio Fryslân bij de toelichting. Het advies van de FUMO aangaande externe veiligheid is opgenomen als bijlage 7 Advies EV FUMO bij de toelichting.
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.
Projecten die in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling Niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:
In Fryslân zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten blijkt dat er in Heerenveen en omgeving sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit. Voor veel initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Woningbouwlocaties met niet meer dan 3.000 nieuwe woningen bij twee ontsluitingswegen vallen onder deze regeling. De woningbouwlocatie Skoatterwâld valt hieronder.
De rapportage Onderzoek luchtkwaliteit wegverkeer wijziging verkeersstromen
gemeentelijke hoofdwegen (t.g.v. wijzigingen afritten A-32) van oktober/november 2017 van de FUMO geeft inzicht in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Het onderzoek is uitgevoerd naar aanleiding van de wijzigingen aan de A32, maar brengt ook de effecten in beeld voor de gemeentelijke hoofdwegen in het stedelijk gebied van Heerenveen, onder andere in het plangebied.
De resultaten voor de stoffen NO2, PM10 en PM2,5 ten gevolge van wegverkeer zijn in
de toetsingspunten voor de zichtjaren 2018, 2032 autonoom en 2032 met planontwikkeling (wijzigingen A32) weergegeven. Uit het onderzoek blijkt dat de berekende jaargemiddelde concentraties voor de stoffen NO2, PM10, PM2,5, in de drie zichtjaren op alle onderzochte locaties aan de wettelijke grenswaarden voldoen. In het meest ongunstig gelegen toetsingspunt in Heerenveen (dat ligt buiten het plangebied) wordt de daggemiddelde concentratie (24 uur gemiddelde) fijn stof (PM10) van 50 ìg/m3 in alle zichtjaren 3 keer per jaar overschreden. Dit mag maximaal 35 keer per jaar zijn.
Het onderzoek naar luchtkwaliteit is opgenomen als bijlage 5 Onderzoek luchtkwaliteit.
De conclusie is dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.
In het plangebied ligt een aantal kabels en leidingen. Het betreffen een rioolpersleiding van 3 bar langs de Oranje Nassaulaan en een aardgastransportleiding.
Ten behoeve van de bescherming van deze aardgasleidingen is de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' opgenomen. Binnen de bestemming gelden beperkingen voor wat betreft het gebruik van de gronden en mogen in beginsel geen bouwwerken (geen gebouwen zijnde) worden opgericht, dan ten dienste van de leidingen. Andere bouwwerken zijn slechts toelaatbaar als de belangen van de leidingen hierdoor niet onevenredig
worden geschaad.
De 3 bar rioolpersleiding langs de Oranje Nassaulaan ligt zodanig diep dat hiervoor geen vrijwaringszone geldt. De bescherming van de leiding is privaatrechtelijk geregeld.
Normstelling en beleid
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Sinds 7 juli j.l. is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Hierin is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan –ondanks dat het ruim onder de drempelwaarde blijft- mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een “vormvrije” mer-beoordeling.
Voor de ontwerpbestemmingsplanfase dient een m.e.r-beoordelingsbeslissing te worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.
Onderzoek en conclusie
In bijlage D van het Besluit m.e.r. (D11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. Ten aanzien van woningen ligt de drempelwaarde op een aaneengesloten gebied met 2.000 of meer woningen. Dit bestemmingsplan maakt de bouw van circa 780 tot 890 woningen mogelijk. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.
Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen m.e.r.-procedure of m.e.r.-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r. Bij de besluitvorming over het ontwerpbestemmingsplan wordt tevens vastgesteld dat geen milieueffectrapportage nodig is.
Dit hoofdstuk gaat in op de juridische vormgeving van het bestemmingsplan. Daarbij wordt in eerste instantie ingegaan op de algemene afspraken die hiervoor (landelijk) zijn gemaakt. Vervolgens wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling van dit specifieke bestemmingsplan, door de gehanteerde bestemming toe te lichten.
Dit bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
De wijze van bestemmen is afgestemd op actuele bestemmingsplannen van Heerenveen. Daarnaast is aansluiting gezocht op de recente plannen voor Skoatterwâld, zoals het uitwerkingsplan 3e fase Skoatterwâld (woningbouw ten oosten van de Bosvelden, deel 1). Binnen het plangebied komen de volgende bestemmingen voor:
In het bedrijfsverzamelgebouw aan de Domela Nieuwenhuisweg zijn gevestigd een bedrijf in reparaties, in - en verkoop van occasions, een autopoetsbedrijf, een trainings- en advies bureau en een uitzendbureau (Werktijdzorg). Het bedrijfsverzamelgebouw is onder de bestemming 'Bedrijf' gebracht. De bestemming maakt bedrijfsactiviteiten uit de milieu categorieën 1 en 2 mogelijk. Geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de verbeelding weergegeven bouwvlak. De regeling is hiermee in overeenstemming gebracht met de regeling in het omringende gebied, namelijk bestemmingsplan Het Meer (onherroepelijk 5 maart 2010).
Het tuincentrum aan de Domela Nieuwenhuisweg 1 is onder de bestemming 'Bedrijf - Tuincentrum / Bouwmarkt'gebracht. Behalve een tuincentrum is hier ook een bouwmarkt toegestaan. De regeling maakt het mogelijk dat voor beide functies functieondersteunende horeca is toegestaan. De parkeerplaats is op de verbeelding aangeduid (aanduiding 'parkeerterrein'). Er dienen minimaal 230 parkeerplaatsen aanwezig te zijn.
De centrale middenzone, waarin de wijkvoorzieningen zijn gerealiseerd, zijn onder de bestemming 'Centrum' gebracht. Het betreft de multifunctionele accommodatie 'de Spil' waarbinnen diverse voorzieningen zijn ondergebracht, waaronder een twee basisscholen (openbaar en christelijk) en een kinderopvang. De bestemmingsomschrijving is afgestemd op de feitelijke situatie en voorziet in maatschappelijke doeleinden, detailhandel en dienstverlening (waaronder sport- en recreatievoorzieningen) en horeca. Ook (gestapelde) woningen zijn toegestaan. De bouwregels zijn afgestemd op de feitelijke situatie.
Het openbaar groen in het plangebied is ondergebracht in twee verschillende bestemmingen: 'Groen - 1' en 'Groen - 2'. Dit onderscheid is aangebracht vanwege het verschil in karakter en functie. De bestemming 'Groen - 1' is gelegd op de algemeen voorkomende openbare groenvoorzieningen in het plangebied zoals plantsoenen en groenstroken en overige beplanting en bebossing. De bestemmingsomschrijving maakt ook sloten en andere watergangen en/of waterpartijen mogelijk. Fiets- en voetpaden zijn eveneens binnen de bestemmingsomschrijving gebracht. De bestemming 'Groen - 2' is gelegd op de gronden ten westen van het museum Belvedere. Hier heeft het groengebied een meer op watergebonden natuur gerichte uitstraling. Dit is in de bestemmingsomschrijving ook tot uitdrukking gekomen. Naast groenvoorzieningen met een op watergebonden natuur georiënteerde inrichting zijn ook hier overige beplanting en bebossing toegestaan. Routegebonden dagrecreatieve voorzieningen zoals fiets-, wandel- en ruiterpaden vallen onder de bestemmingsomschrijving. Het het ontwikkelen en behoud van natuurwetenschappelijke waarde is expliciet benoemd in de bestemmingsomschrijving van 'Groen - 2'. Zowel binnen de bestemming 'Groen - 1' als binnen de bestemming 'Groen - 2' mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
De scholen gelegen in het noord-westen van het plangebied aan Domela Nieuwenhuisweg 3 en 5 (resp. het Nordwin College (VMBO-groen Heerenveen) en de school voor speciaal onderwijs) zijn onder de bestemming 'Maatschappelijk' gebracht. Ook Museum Belvedere (Oranje Nassaulaan 12) is onder deze bestemming gebracht. Naast onderwijsdoeleinden ziet de bestemming toe op religieuze-, sociaal-culturele - en sociaal-medische doeleinden. De volkstuinen die nabij de scholen zijn gelegen, zijn onder de bestemming 'Recreatie - Volkstuin' gebracht. Vanwege de onderwijsdoelen zijn deze volkstuinen op de verbeelding specifiek aangeduid. Het museum is eveneens specifiek aangeduid. Functieondersteunende horeca is hier toegestaan. De bouwregels zijn afgestemd op de feitelijke situatie. De maximale bouwhoogte is op de verbeelding weergegeven.
Het volkstuinencomplex in de noord-westhoek van plangebied is onder de bestemming 'Recreatie - Volkstuin' gebracht. Het betreft het volkstuinencomplex in beheer van de Volkstuinvereniging Heerenveen. Naast volkstuinen zijn voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en sloten toegestaan.
Voor gebouwen en overkappingen zijn specifieke bouwregels opgenomen. Zo mag als gebouw of overkapping uitsluitend een plantenkas of berging van tuingereedschap worden gebouwd. Deze bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd op een kavel met een oppervlakte van minimaal 100 m². De oppervlakte van een plantenkas is maximaal 12 m², de oppervlakte van een berging is maximaal 6 m². De bouwhoogte van een plantenkas of een berging bedraagt ten hoogste 3 m.
De hoofdontsluitingswegen van het plangebied zijn onder de bestemming 'Verkeer' gebracht. De gronden zijn, behalve voor hoofdontsluitingswegen, bestemd voor trottoirs en pleinen, voet- en fietspaden en groenvoorzieningen. Ook speelvoorzieningen, watergangen en nutsvoorzieningen zijn onder de bestemming gebracht, evenals parkeervoorzieningen.
De kleinere ontsluitingswegen binnen het plangebied zijn onder de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gebracht. Dit omdat naast de verkeersfunctie, deze wegen ook een belangrijke verblijfsfunctie hebben. De bestemmingsomschrijving ziet tot op wegen en straten, trottoirs, pleinen, voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen. Ook speelvoorzieningen en waterlopen zijn toegestaan. Er mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
De algemene lijn is dat hoofdwatergangen en vaarwegen zijn bestemd als 'Water'. Voor watergangen van lagere orde is het afhankelijk van de ligging of ze zijn bestemd als 'Water', of dat ze zijn meegenomen in een ruimere bestemming, zoals 'Groen' of 'Verkeer'. Bruggen, duikers en dammen zijn binnen de bestemming toegestaan. Er mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
Ten behoeve van het grondgebonden wonen zijn drie bestemmingen opgenomen: Wonen - 1, Wonen - 2 en Wonen - 3. Binnen de bestemmingen 'Wonen - 1' en 'Wonen - 2' zijn zowel vrijstaande woningen, twee-onder- een kap woningen als rijtjeswoningen toegestaan. 'Wonen - 3' ziet uitsluitend toe op vrijstaande woningen. De bouwhoogte bedraagt maximaal 12 meter.
Voor die deelgebieden waar in planologische zin 'bij recht' nog ruimte is om te bouwen, is de totale plancapaciteit per deelgebied geregeld. Zie hiervoor ook de uitleg in paragraaf 3.3.2 Vertaling kwantitatief programma woningbouw naar bestemmingsplan. Voor die deelgebieden is een specifieke aanduiding op de verbeelding opgenomen. In de bijbehorende regels (zie artikel 22 Algemene gebruiksregels, deelgebied IV, V en VI ) is de minimale dan wel maximale plancapaciteit vastgelegd.
Het belangrijkste onderscheid tussen de bestemmingen 'Wonen - 1' en 'Wonen - 2' is gelegen in de aanduiding 'gevellijn' die op de verbeelding is weergegeven voor een aantal bouwvlakken in de bestemming 'Wonen - 2'. Ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient de voorgevel van een hoofdgebouw in de aanduiding te worden gebouwd. Hierdoor worden de gewenste strakke rooilijnen binnen deze bebouwingsstroken geborgd.
Gezien het specifieke karakter van de te realiseren woningen binnen het met een aanduiding op de kaart aangegeven gebied "Waterstrip" zijn afwijkende bouwbepalingen en erfbouwregelingen opgenomen. Overschrijdingen van de bouw- of aanduidingsgrens 'gevellijn' zijn toegestaan ter plaatste van de op de verbeelding weergeven aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - waterstrip' . De overschrijding mag maximaal 2 m bedragen over een breedte van ten hoogste 6 m. Ook moet het buiten het bouwvlak gelegen gedeelte van het hoofdgebouw minimaal 3 m uit de zijdelingse perceelsgrens te liggen. Als het perceel grenst aan het openbaar gebied, moet ten minste 2 m uit de zijerfgrens tussen het bouwperceel en het openbaar gebied worden aangehouden.
Het bouwperceel is het perceel waarop gebouwd mag worden. In het algemeen is dit voor woningen en bedrijven het perceel dat kadastraal gezien bij elkaar hoort. Indien er sprake is van bijvoorbeeld een rij huurwoningen,wordt het bouwperceel begrensd door het dat deel van het perceel dat tot de betreffende woning behoort.
De appartementencomplexen in het plangebied zijn, vanwege hun afwijkende verschijningsvorm, onder de bestemming 'Wonen - Gestapeld' gebracht. De bouwhoogte bedraagt maximaal 15 meter.
Het noord-oostelijk gedeelte van het plangebied is onder de bestemming 'Groen - Uit te werken' gebracht. Hier dient, conform het stedenbouwkundig plan, een groengebied verder ontwikkeld te worden. Daarbij wordt qua karakter aangesloten op het groengebied ten zuiden van deze uit te werken bestemming: een groenvoorzieningen met een op watergebonden natuur georiënteerde inrichting. De bestemmingsomschrijving is hier op afgestemd. In de uitwerkingsregels is daarnaast opgenomen dat de gronden binnen deze bestemming voor ten minste 40% moeten worden ingevuld met water. Route gebonden dagrecreatieve voorzieningen zoals fiets-, wandel- en ruiterpaden zijn binnen de bestemming toegestaan. Het ontwikkelen en behoud van natuurwetenschappelijke waarde is eveneens als bestemmingsomschrijving opgenomen.
De nader uit te werken woongebieden zijn onder de bestemming 'Wonen - Uit te werken' gebracht. Ten behoeve van de uit te werken bestemming zijn uitwerkingsregels opgenomen. Er geldt een voorlopig bouwverbod. De uitwerkingsregels hebben betrekking op het aanleggen van een centrale ontsluitingsweg die het uitwerkingsgebied in noord-zuidelijke richting doorsnijdt. Hierbij zal worden aangesloten op de bestaande infrastructurele voorzieningen aan de noord- en zuidzijde van het uitwerkingsgebied. Ook zal, om het waterrijke karakter te borgen, het gebied ter plaatse van de aanduiding 'water' voor ten minste 30% worden aangewend voor water.
Voor de uit te werken woongebieden is de totale plancapaciteit per deelgebied geregeld. Zie hiervoor ook de uitleg in paragraaf 3.3.2 Vertaling kwantitatief programma woningbouw naar bestemmingsplan. Hiertoe is een specifieke aanduiding op de verbeelding opgenomen. In de bijbehorende regels (zie artikel 22 Algemene gebruiksregels, deelgebied I, II, en III) is de minimale dan wel maximale plancapaciteit vastgelegd.
Ten westen van het plangebied bevindt zich een hogedruk- aardgasleiding. Deze leiding met bijbehorende belemmeringenstrook valt voor een klein gedeelte in het plangebied van dit bestemmingsplan. De gasleiding is onder de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' gebracht. De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor een gastransportleiding en de daarbij behorende belemmeringenstrook. Ter bescherming van de gasleiding mag binnen de bestemming niet worden gebouwd.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
Ruimtelijke ordening is voor een groot deel een belangenafweging. Uit deze belangenafweging blijkt de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Om dit aan te tonen doorloopt het bestemmingsplan de in de wet vastgelegde bestemmingsplanprocedure:
Vooroverleg en inspraak
Op basis van de inspraakverordening is inspraak geboden voor het bestemmingsplan. Verder is het voorontwerpbestemmingsplan in het kader van het overleg voorgelegd aan de betrokken overleginstanties, waaronder Provincie Fryslân en Wetterskip Fryslân.
De uitkomsten van de inspraak en het overleg zijn opgenomen in hoofdstuk 7.
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van donderdag 15 maart 2018 tot en met woensdag 25 april 2018 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het bestemmingsplan kenbaar te maken (artikel 3.8 Wro). Er zijn 3 zienswijzen ingediend. De zienswijzen hebben geen aanleiding gegeven tot aanpassing van het plan.
Vaststelling
In het kader van de vaststellingsprocedure zijn nog enkele onvolkomenheden hersteld, waardoor het bestemmingsplan gewijzigd is vastgesteld op 16 juli 2018.
Tegen het vaststellingsbesluit is beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Voor de hele wijk Skoatterwâld is een exploitatieplan opgesteld, dat regelmatig wordt herzien. In de vergadering van 19 september 2016 heeft de gemeenteraad de laatste herziening van de grondexploitatie vastgesteld: “Skoatterwâld: exploitatie 1e en 2e fase en exploitatie 3e fase”.
Onderstaande kaart komt uit het geactualiseerde exploitatieplan en geeft het projectgebied (exploitatiegebied) weer met daarop aangegeven de drie onderscheiden fasen en de gehanteerde vlekken indeling voor de derde fase.
Figuur: exploitatiegebied
Het totale ruimtebeslag van het plangebied bedraagt ca. 250 ha. Het op kaart aangegeven woongebied zonder de groene oostzone bedraagt ca. 183 ha.
Voor het project is vanaf de start globaal het in de volgende tabel opgenomen ruimtegebruik als (bestuurlijk) uitgangspunt gehanteerd. (Het betreft algemene globale kengetallen.)
Tabel Ruimtegebruik
De navolgende tabellen Kosten, Verwachte grondopbrengsten, Bijdragen en Recapitulatie zijn overgenomen uit het exploitatieplan “Skoatterwâld: exploitatie 1e en 2e fase en exploitatie 3e fase”. De eerdere bijstelling in het woningbouwprogramma met de bijbehorende afwaardering en herprioritering (de jaren 2012 en 2013) hebben geleid tot een nieuw evenwicht. Eén van de andere maatregelen die destijds zijn genomen is het verlengen van de looptijd van Skoatterwâld van 2020 tot 2032. Hiermee wordt aangetoond dat de exploitatie sluitend is.
Tabel Kosten
Tabel Verwachte grondopbrengsten
Tabel Bijdragen
Tabel Recapitulatie
Het bestemmingsplan is voor overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) voorgelegd aan:
De reacties zijn opgenomen in bijlage 8. Hierna zijn de opmerkingen samengevat en van een reactie van de gemeente voorzien.
Ad 1. Provincie Fryslân
De provincie heeft aangegeven met het plan te kunnen instemmen en maakt een opmerking over de verbeelding (verwisseling van een arcering). op de verbeelding.
Reactie:
De verwisseling van de arcering is gecorrigeerd.
Ad 2. Wetterskip Fryslân
Het Wetterskip merkt op dat in de waterparagraaf in de toelichting staat dat er voor het plan een watertoets is doorlopen en dat de uitkomst hiervan was dat het bestemmingsplan geen waterbelangen raakt. Het Wetterskip geeft aan dat deze uitkomst onjuist is en dat in het plangebied sprake is van verschillende waterbelangen. Het Wetterskip verzoekt de gemeente om in het voorontwerpbestemmingsplan aan te geven dat de waterhuishouding onderwerp van overleg is en dat de uitwerking in afstemming met Wetterskip Fryslân plaats gaat vinden.
Reactie:
Aan het verzoek van het Wetterskip is tegemoet gekomen. In de toelichting is aangegeven dat Wetterskip en gemeente in overleg zijn over de waterhuishouding in het plangebied.
Ad 3. Gasunie
De Gasunie heeft geen opmerkingen over het plan, maar merkt op dat een QRA berekening zinvol kan zijn voorafgaand aan de invulling van de woningbouwgebieden.
Reactie:
De berekening zal te zijner tijd worden uitgevoerd en worden voorgelegd aan de Gasunie. Het bestemmingsplan behoeft geen aanpassing.
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van donderdag 21 december 2017 tot en met woensdag 24 januari 2018 ter inzage gelegen.
Voor bewoners en belangstellenden is op 11 januari 2018 van 16.00 uur tot 20.00 uur in De Spil een inloopgelegenheid geboden. Circa 40 personen hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
Er is één inspraakreactie binnen gekomen, deze is in bijlage 9 opgenomen. Hierna is de inspraakreactie van de inspreker samengevat en van een reactie van de gemeente voorzien.
Inspreker merkt op dat de bouwmogelijkheden in de Watervelden zijn gewijzigd. De opzet van het plan was een ruimtelijke uitstraling, waarbij een afstand van 4 meter van de woningen tot de erfgrens werd geëist. Deze afstand is nu verkleind tot 2 meter. Inspreker is het hier niet mee eens, omdat dit een ongewenste verdichting van het plan tot gevolg heeft.
Reactie:
De opmerking is terecht en het bestemmingsplan is aangepast. Voor het zuidelijk deel van de Watervelden (Nienke van Hichtumweg 49 t/m 121 oneven) is de regeling weer in overeenstemming gebracht met het voor deze woningen geldende bestemmingsplan 2e en 3e fase Skoatterwâld. In artikel 15 (Wonen-3) is aangegeven dat de afstand van hoofdgebouwen tot de perceelsgrenzen tenminste 4 meter dient te bedragen voor dat gebied. Deze aanpassing is niet gedaan voor het noordelijk deel van de Watervelden (Nienke van Hichtumweg 11 t/m 47 oneven). Hier is de afstand op 2 meter gehandhaafd, conform het bestemmingsplan 1e partiële herziening van het bestemmingsplan 2e en 3e fase Skoatterwâld (Watervelden) dat voor deze woningen geldt.
Met deze aanpassing is de regeling voor hoofdgebouwen in de Watervelden weer precies hetzelfde als voorheen.