10.2. Uitwerkingsregels
10.2.1. Uitwerkingsregels
Burgemeester en Wethouders werken, overeenkomstig artikel 3.6. lid 1. sub b. van de Wet ruimtelijke ordening, de in lid 10.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:
-
a. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke, ruimtelijke en stedenbouwkundige inpassing;
-
b. er dient voldoende open water aanwezig te zijn, dan wel te worden aangelegd, ter compensatie van de toename van het verhard oppervlak binnen het plangebied;
-
c. er zal geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan mogelijke archeologische en ecologische waarden;
-
d. er dient voldaan te worden aan de normen met betrekking tot externe veiligheid;
-
e. er zullen ten hoogste 30 woningen worden gebouwd;
-
f. bij de uitwerking kunnen Burgemeester en wethouders binnen de grenzen van de bestemming en de uitwerkingsregels ontheffingsregels opnemen ten aanzien van in het uitwerkingsplan opgenomen bouw- en gebruiksregels.
10.2.2. Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
-
b. een woning zal vrijstaand worden gebouwd;
-
c. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 4,50 m bedragen;
-
d. de voorgevelbreedte zal ten hoogste 8,00 m bedragen, met dien verstande dat voor ten hoogste één hoofdgebouw de voorgevelbreedte ten hoogste 13,00 m zal bedragen;
-
e. de afstand van de voorgevel ten opzichte van de weg zal niet minder bedragen dan 4,00 meter en niet meer dan 15,00 meter, met dien verstande dat de voorgevel ten minste 0,50 m achter of ten minste 0,50 m voor de voorgevel van het naastgelegen hoofdgebouw gebouwd zal worden;
-
f. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 45° bedragen;
-
g. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen.
10.2.3. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woonhuizen gelden de volgende regels:
-
a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
-
b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 100 m² bedragen;
-
c. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal, met inachtneming van het gestelde onder b., ten hoogste 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedragen;
-
d. de goothoogte van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
-
e. de dakhelling van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 60° bedragen.
10.2.4. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
a. de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal, voorzover gebouwd vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan, ten hoogste 2 m² bedragen;
-
b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan, ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
-
c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
10.3. Bijzondere regel
Zo lang en voor zover de in lid 10.2 bedoelde uitwerking niet onherroepelijk is, mogen bouwwerken slechts worden gebouwd, mits:
- het bouwplan in overeenstemming is met het ontwerpuitwerkingsplan.