direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Woningbouw Hollum - Trapweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0060.20200402-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Ameland wil aan de Trapweg in Hollum nieuwe woningbouw realiseren. Het betreft een nieuwe woningbouwlocatie waarbij maximaal 34 woningen worden gebouwd. Het gebied valt binnen het zoekgebied dorpsuitbreiding Hollum in de structuurvisie Ameland. De vigerende bestemming is 'Agrarisch-Cultuurgrond'. De ontwikkeling is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan, omdat binnen de bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' woningbouw niet is toegestaan. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch te kunnen regelen, is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk.

1.2 Begrenzing plangebied

De locatie voor de nieuwe woningbouw is gelegen aan de noord-oostzijde van Hollum en sluit aan de westzijde aan op reeds bestaande woningbouw ten zuiden van de Trapweg. De locatie is een nog open, onbebouwde ruimte die aan de noord- en oostzijde over gaat in het buitengebied. De ligging van het plangebied is weergegeven op onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20200402-VG01_0001.jpg"

Figuur: luchtfoto locatie woningbouw en omgeving

1.3 Vigerende regeling

Het betreffende perceel is juridisch vastgelegd in het bestemmingsplan Hollum 2009

(vastgesteld 2009-12-14). De bestemming 'Agrarisch- Cultuurgrond' zonder bouwmogelijkheden is van toepassing op de locatie. Een uitsnede van het geldende bestemmingsplan 'Hollum' is weergegeven in onderstaande figuur. Op dit moment mag het perceel alleen worden gebruikt voor agrarische cultuurgrond. Ook is er een wijzigingsbevoegdheid naar 'Wonen - 1' van toepassing. Overige bestemmingen die nodig zijn voor de woningbouwontwikkeling zoals 'Verkeer' of 'Tuin' kunnen echter niet met de wijzigingsbevoegdheid gerealiseerd worden. Daarom is een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20200402-VG01_0002.jpg"

Figuur 2: Uitsnede geldende bestemmingsplan 'Hollum' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 vindt een toetsing aan het relevante beleidskader plaats. In hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op de huidige situatie en op de planuitgangspunten. Vervolgens wordt het plan in hoofdstuk 4 getoetst aan de omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 beschrijft hoe het plan vorm krijgt in de juridische regeling. De uitvoerbaarheid van het plan is ten slotte beschreven in hoofdstuk 6.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

Dit hoofdstuk behandelt het beleid dat betrekking heeft op dit bestemmingsplan. Gezien de aard van het plan is rijksbeleid niet van belang, met uitzondering van de 'Ladder van duurzame verstedelijking'. Er wordt alleen ingegaan op het relevante provinciaal en gemeentelijk beleid. Voor het overige beleid wordt verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan 'Hollum'.

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 2040 (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. De structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op nationale belangen dan voorheen. De ontwikkeling in het plangebied raakt geen van de onderscheiden rijksbelangen. De structuurvisie is via regels verankerd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Deze geeft voor het plangebied geen direct bindende regels.

2.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Voor de ruimtelijke ontwikkeling van stedelijke functies gaat de SVIR uit van de Ladder voor duurzame verstedelijking. De 'Ladder voor duurzame verstedelijking' is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6. lid 2 Bro). Deze Ladder is bedoeld om zuinig om te gaan met de beschikbare ruimte en de behoefte binnen het ruimtelijke verzorgingsgebied in beeld te brengen.

In het Bro (artikel 3.1.6 lid 2) is opgenomen dat bij een ruimtelijk plan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen moet worden. Conform deze ladder moet voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen de behoefte worden aangetoond. Voor stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied moet ook worden gemotiveerd waarom niet binnenstedelijk in die behoefte kan worden voorzien.

Op 1 juli 2017 is een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden

waarbij een nieuwe Laddersystematiek gaat gelden. De ladder bestaat uit de volgende twee treden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen (nieuwe) stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een behoefte, en de nieuwe stedelijke ontwikkeling gepland is binnen bestaand stedelijk gebied dan wordt voldaan aan de ladder. Indien de stedelijke ontwikkeling buiten bestaan stedelijk gebied is gepland moet ook gemotiveerd worden waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien.

Toetsing

Stedelijke ontwikkeling

De Ladder is van toepassing op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. De definitie hiervan is weergegeven in artikel 1.1.1 lid 1 onder i Bro: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Onder 'andere stedelijke voorzieningen' vallen sociale en culturele voorzieningen en voorzieningen in het onderwijs. In dit geval is sprake van een stedelijke ontwikkeling omdat er meer dan 11 woningen worden gerealiseerd op een locatie waar nu geen woningen mogelijk zijn. Het betreft een locatie buiten bestaand stedelijk gebied. Een motivering van de locatiekeuze is daarom ook noo dzakelijk.

Toetsing

De behoefte aan nieuwe woningen, zowel in de huur-als de koopsector is nader gemotiveerd in de Woonvisie Ameland uit 2017. Daarnaast zijn afspraken gemaakt met de provincie over de woningbouwruimte op Ameland. In de periode 2016-2020 was er binnen die afspraken ruimte voor ca. 90 woningen (15 a 20 per jaar). De aantallen nieuwbouw op de locatie Trapweg maakt onderdeel uit van deze afspraken met betrekking tot woningbouwruimte. De locatie behoort niet tot het 'stedelijk gebied', zoals weergegeven op 'kaart 1 - Begrenzing bestaand bebouwd gebied' van de Verordening Romte Fryslân. Het plangebied valt echter wel binnen het zoekgebied dorpsuitbreiding Hollum in de structuurvisie Ameland. Voor Hollum komen geen andere locaties voor dorpsuitbreiding in aanmerking. Zie ook de 'structuurvisiekaart wonen' (paragraaf 2.3.1) waarop voor Hollum de te handhaven open plekken en ruimten, vrij te houden zichten en waardevolle randen zijn aangegeven. Op deze locaties is woningbouw en/of verdichting niet wenselijk. Daarbij spelen de beschikbaarheid en geschiktheid van locaties binnen bestaand stedelijk gebied een rol.

Conclusie : toetsing aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking' staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Verordening Romte Fryslân

Op 25 juni 2014 is de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. In de verordening zijn regels opgesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in gemeentelijke ruimtelijke plannen. Vervolgens is op 18 februari 2015, tegelijk met de vaststelling van de Beleidsnotitie Romte foar Sinne, de 1e partiële herziening van de verordening vastgesteld. Op 21 februari 2018 is de wijzigingsverordening ‘Verordening Romte Fryslân 2014’ vastgesteld. Deze wijzigingsverordening is op 28 maart 2018 in werking getreden. In de geconsolideerde versie van de Verordening Romte Fryslân 2014, is de wijzigingsverordening, zoals vastgesteld op 21 februari 2018, verwerkt. Daarnaast zijn een aantal tekstkaders opgenomen met een toelichting op de wijzigingen.

De Verordening Romte Fryslân geeft aan dat in een ruimtelijk plan voor het landelijk gebied geen bouwmogelijkheden en gebruiksmogelijkheden morgen worden opgenomen voor stedelijke functies. Volgens 'kaart 1 - Begrenzing bestaand bebouwd gebied' van de Verordening ligt de woningbouwlocatie aan de Trapweg te Hollum niet binnen het bestaand bebouwd gebied.

In een ruimtelijk plan voor landelijk gebied mogen geen bouwmogelijkheden en gebruiksmogelijkheden worden opgenomen voor nieuwe stedelijke functies. Een uitbreidingslocatie aansluitend op bestaand stedelijk gebied kan worden toegestaan. In dat geval moet worden voldaan een het vereiste van zorgvuldig ruimtegebruik. De toelichting bij een ruimtelijk plan dat voorziet in een nieuwe stedelijke functie buiten bestaand stedelijk gebied bevat een verantwoording waaruit blijkt dat toepassing is gegeven van het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, waaruit in ieder geval blijkt waarom die functie redelijkerwijs niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd. Zie hiervoor paragraaf 2.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking.

Ten aanzien van 'Wonen' geeft de Verordening aan dat een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw kan bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. Ook kan een ruimtelijk plan een woningbouwproject bevatten dat niet is opgenomen in een woonplan, indien:

  • het woningbouwproject niet meer dan 3 woningen bevat dan wel, voor zover gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied, niet meer dan 11 woningen bevat, en
  • in de plantoelichting is gemotiveerd dat en op welke wijze overschrijding van het woningbouwprogramma van het woonplan kan worden voorkomen door uitwisseling of fasering van projecten.

In afwijking van bovenstaande kan een ruimtelijk plan onder voorwaarden een woningbouwproject bevatten dat niet past in een woonplan (3.1.2 van de VRF). Indien het gaat om een Waddeneiland gaat, wordt de woningbouwcapaciteit van het ruimtelijk plan ingepast in het gemeentelijke woningbouwprogramma, via uitwisseling van woningbouwcapaciteit op gemeentelijk niveau of door fasering van plannen.

Het gemeentelijk woningbouwprogramma 2018-2027 is in het voorjaar van 2018 ter instemming naar de provincie verzonden. Bij brief van 17 juli 2018 heeft de provincie laten weten in te kunnen stemmen met het woningbouwprogramma, waarbij uit wordt gegaan van een netto basisprogramma van 120 woningen voor de komende 10 jaar. Specifiek is er instemming voor 40 huurwoningen. De onderhavige plannen voor woningbouw op de locatie Trapweg te Hollum maken onderdeel uit van dit woningbouwprogramma.

Weidevogelkansgebied

De locatie voor de beoogde woningbouw ligt in 'weidevogelkansgebied', zoals aangewezen op kaart 7 in de Verordening Romte. Onder artikel 7.2.2 en/of artikel 7.2.4 van de Verordening Romte wordt een uitgebreidere motivering verwacht, wil een project in weidevogelkansgebied doorgang vinden. De provincie heeft de situatie beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat het project niet tot extra verstoring leidt, waardoor het voldoet aan artikel 7.2.2 van de Verordening Romte.

De provincie is bezig met de voorbereiding van een nieuwe Omgevingsverordening. In dat kader heeft de gemeente Ameland op verzoek van de provincie voorstellen gedaan voor aanpassingen van het bestaand stedelijk gebied. De gemeente Ameland heeft o.a. voorgesteld de woningbouwlocatie aan de Trapweg te Hollum op te nemen als bestaand stedelijk gebied.

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Structuurvisie Ameland

De Structuurvisie Ameland (vastgesteld op 28 november 2011) heeft de primaire opgave het huidig gemeentelijk beleid integraal te vertalen. De wens voor een Structuurvisie hangt direct samen met de actualisering van een groot aantal bestemmingsplannen. Met de Structuurvisie kan er binnen de bestemmingsplannen sturing worden gegeven aan de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen op het eiland. De visie voor Ameland is het toekomstbeeld voor de gemeente tot aan 2020.

De doelstelling ten aanzien van ‘wonen’ is het kwantitatief realiseren van kwalitatief voldoende woningen. In dat kader is het project ‘dorpsuitbreiding woningbouw’ opgenomen (zie figuur Structuurvisiekaart 'Wonen' Hollum). De woningen die de gemeente met de ontwikkeling van dit project wenst te realiseren, zijn met name bestemd voor mensen die sociaal-economisch aan Ameland gebonden zijn. Specifiek gaat het dan om starters, minder draagkrachtigen, personeel van het vaste land en ouderen.

Dorpsuitbreiding woningbouw: kwantitatieve opgave

De dorpsuitbreidingen voor woningbouw bestaan uit het ontwikkelen van nog onbenutte woningbouwlocaties uit de Structuurvise Wonen uit 2002. Dit betreft zowel inbreiding als uitbreiding. In de toekomst kunnen daar nog nieuwe woningbouwlocaties bijkomen. Concreet gaat het om vrijkomende locaties binnen de bebouwde kom van vertrekkende bedrijven. Tot de grotere uitbredingslocaties behoren o.a. de Trapweg in Hollum, de Smitteweg in Ballum, de Strandweg-Paasduinweg in Buren en de Miedenweg te Nes. Deze lokaties zijn terug te vinden op de 'structuurvisiekaart ontwikkelingen'.

Voor een verdere onderbouwing van de kwantitatieve opgave wordt verwezen naar de gemeentelijke woonvisie, zie paragraaf 2.3.2.

Dorpsuitbreiding woningbouw: kwalitatieve opgave

Van iedere kern is een 'structuurvisiekaart wonen' opgenomen. Hierop is de totaalvisie op wonen per kern weergegeven met daarin tevens aandacht voor de kwalitatieve opgave. Primair gaat deze opgave uit van het beleid dat maatwerk in schaal, karakteristiek en dichtheid als uitgangspunt hanteert bij uitbreiding en inbreiding. Op de 'structuurvisiekaart wonen' zijn daarnaast te handhaven open plekken en ruimten, vrij te houden zichten en waardevolle randen aangegeven. Op deze locaties is woningbouw en/of verdichting niet wenselijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20200402-VG01_0003.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20200402-VG01_0004.png"

Figuur: Structuurvisiekaart wonen Hollum (bron: Structuurvisie Ameland 2011)

Het plangebied van dit bestemmingsplan is op de Structuurvisiekaart Wonen Hollum aangegeven als voor 'dorpsuitbreiding' bestemd gebied.

2.3.2 Woonvisie Ameland

Met de Woonvisie Ameland (vastgesteld 23 augustus 2017) wil de gemeente het volgende bereiken:

  • 1. De woonvisie biedt oplossingen voor groepen die voor een vitaal eiland van belang zijn en die zonder hulp van de overheid niet of onvoldoende hun weg weten te vinden op de woningmarkt. Dat zijn personen op cruciale posities op het eiland die vanwege inkomen tussen ‘wal en schip’ zitten (niet kunnen huren en niet kunnen kopen). Maar daarnaast ook jongeren en starters.
  • 2. De Woonvisie dient ook als toetsingskader voor woningbouwinitiatieven. Ook is de Woonvisie van belang om nieuwe afspraken met de provincie Fryslân te maken over ´woningbouwruimte ´.
  • 3. De woonvisie geeft richting aan de strategische keuzes die het gemeentelijk Woningbedrijf Ameland (GWA) maakt in de komende jaren. Dit ter vervanging van het huidige plan van aanpak uit 2009 en de Tussenrapportage Strategisch Voorraadbeleid uit 2011.

Naast de versterking van het hoogwaardige toeristische karakter blijft Ameland ook een ‘gewoon’ wooneiland, met vier dorpen waar alle leeftijdsgroepen en alle inkomensgroepen samen wonen. Dat is nodig om basisvoorzieningen in stand te houden zoals wonen, wonen & zorg, onderwijs, winkels en veiligheid.

Woningbehoefte

In de woonvisie wordt geconcludeerd dat de voorraad sociale huurwoningen relatief klein is op Ameland. Tevens wordt gewezen op de druk op de onderkant van de markt (zowel sociale huur als goedkope koop) De zoektijd kan oplopen tot ca. 6 jaar. Met doorstromingsmaatregelen is deze druk niet op te lossen. Toevoeging van bijvoorbeeld 2 x 20 woningen leidt wel tot een substantieel lagere zoektijd. Er is daarnaast op Ameland behoefte aan betaalbare koopwoningen. Deze woningen zijn realiseerbaar door als gemeente eisen te stellen bij de ontwikkeling van bouwlocaties. Zonder aanvullende maatregelen (beding bij wederverkoop, erfpacht) stijgen deze woningen snel in waarde en dan heeft bijbouwen nauwelijks blijvend effect.

Programma-advies

De woningmarkt van Ameland staat onder druk. Op alle prijssegmenten en zowel huur als koop staat druk. Welke woningen worden toegevoegd en de manier waarop zijn sterk bepalend voor de mate waarin drukverlaging ook beklijft. De druk zorgt vooral voor schaarste aan de onderkant van de woningmarkt en dat remt de binding / vestiging van belangrijke beroepskrachten.Toevoeging is in dat segment het enige middel dat echt zoden aan de dijk zet. Maar zonder invloed op de prijsvorming is toevoeging slechts een tijdelijke oplossing.

Sociale huur:

Uit de analyse blijkt dat toevoeging van 2 x 20 woningen in de komende ca. 5 jaar leidt tot een drukverlichting. Tweederde daarvan moet vooral betaalbaar zijn en gericht op de groep kleine huishoudens. Levensloopbestendig bouwen vergroot de doorstroming. Direct bouwen voor jongere arbeidskrachten (studio’s, appartementen) heeft sneller effect maar bestaande woningen zullen dan vaker aangepast moeten worden voor ouderen met een zorgvraag. -De overige een derde kan groter en duurder zijn, net onder of zelfs net boven de liberalisatiegrens. Daarmee is ook het middenkader (onderwijs, zorg, veiligheid) geholpen. Deze woningen hoeven niet levensloopbestendig gebouwd te worden. Er ligt een gemeentelijke taak om locaties te vinden waarop dit programma ontwikkelbaar is.

Koop:

Zonder extra voorwaarden vanuit de gemeente is de neiging om goedkope koopwoningen te bouwen klein. Het is een uitdaging om voldoende kwaliteit voor een redelijke prijs op te leveren. De gemeente kan bij grotere locaties (zoals Nes-zuid, Trapweg, Smitteweg) voorwaarden stellen aan een gemengd programma naar prijsklasse. De middelen om daadwerkelijk invloed uit te oefenen op de prijsvorming na oplevering zijn beperkt, zeker bij grond die door particulieren wordt ontwikkeld. Mede hierom is toevoeging van huurwoningen voor middeninkomens door GWA belangrijk. Hoeveel woningen er in de koopsector toegevoegd worden is afhankelijk van de concrete marktvraag. Er zijn diverse locaties in particulier eigendom waar woningbouw mogelijk is.

Ontwikkelen in de periode tot 2020 en na 2020

Met de provincie Fryslân werd woningbouwruimte afgesproken. In de periode 2016-2020 was er binnen die afspraken ruimte voor ca. 90 woningen (15 a 20 per jaar). Deze afspraak is het gevolg van het ‘doorschuiven’ van aantallen uit eerdere perioden waarin Ameland de ruimte niet volledig wist te benutten, vooral omdat aan de onderkant van de koopmarkt en in de huurmarkt nauwelijks toevoegingen waren. De afspraken met de provincie Fryslân lopen tot 2020. Wanneer er op Ameland woningen aan de onderkant van de markt worden toegevoegd, wordt ook meetbaar in hoeverre dat leidt tot drukverlaging / of er aanleiding is om ook in de periode na 2020 verdere toevoeging te doen. Monitoring is van groot belang, ook voor een goede afstemming met de provincie Fryslân.

2.3.3 Woningbouwprogramma 2018-2027

Het gemeentelijk woningbouwprogramma 2018-2027 is in het voorjaar van 2018 ter instemming naar de provincie verzonden. Bij brief van 17 juli 2018 heeft de provincie laten weten in te kunnen stemmen met het woningbouwprogramma, waarbij uit wordt gegaan van een netto basisprogramma van 120 woningen voor de komende 10 jaar. Specifiek is er instemming voor 40 huurwoningen. De onderhavige plannen voor woningbouw op de locatie Trapweg te Hollum maken onderdeel uit van dit woningbouwprogramma.

Hoofdstuk 3 Huidige situatie en voorgenomen ontwikkeling

3.1 Algemeen

Het dorp Hollum ligt, samen met Ballum, op de meest westelijke van de drie duincomplexen op Ameland. Direct ten noorden van Hollum ligt een aantal verblijfsrecreatieve complexen. Ten noorden daar weer van liggen de hoge duinen die bescherming tegen de zee bieden. Ten zuiden van deze duinen liggen de weidegronden. Het dorp Hollum ligt te midden van deze weidegronden, op een uitloper van de hoge zandgrond van de duinen, die als een soort landtong in de lagere gronden fungeert. De oorspronkelijke opbouw van Hollum is karakteristiek voor de kernen op het eiland, met boerderijen in het dorp, rond het dorp de akkers op de hogere gronden, iets verder weg de gemeenschappelijke woeste gronden met heidegebieden in de lagere duinen, en nog weer verder de lagere gebieden naar het Wad toe (het kweldergebied). Naast een groot aantal boerderijen kende het dorp ook daarbijbehorende bedrijvigheid, waaronder een melkfabriek. De bedrijfsfunctie werd gecombineerd met de woonfunctie. De boerderijen in het dorp zijn nu nauwelijks meer in agrarisch gebruik. Wel komt hier de agrarische functie nog deels terug in de hobby- en deeltijdsector.

De bebouwingskenmerken

De bebouwing in Hollum is voor het grootste gedeelte vrijstaand. Dit geldt zeker voor de oorspronkelijke delen van het dorp. In de later gerealiseerde uitbreidingen zijn echter ook halfvrijstaande woningen gerealiseerd. Ten-slotte zijn er in enkele gevallen (in Hollum-Noord) complexen of rijtjes aan-wezig met steeds vier woningen.De bebouwingsstructuur wordt in Hollum voornamelijk bepaald door bebouwing die bestaat uit één bouwlaag met een kap. Dit geldt zowel voor de oude delen van de kern, als de recente uitbreidingen. De al wat oudere uitbreiding in Hollum-Noord, is hierop een uitzondering. Hier zijn veelal half-vrijstaande woningen en rijwoningen in twee bouwlagen met een kap aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20200402-VG01_0005.png"

Foto: impressie plangebied

3.2 Huidige situatie en voorgenomen ontwikkeling

De locatie voor de nieuwe woningbouw is gelegen aan de noord-oostzijde van Hollum en sluit aan de westzijde aan op reeds bestaande woningbouw ten zuiden van de Trapweg. De locatie is een nog open, onbebouwde ruimte die aan de noord- en oostzijde over gaat in het buitengebied.

Het plangebied van dit bestemmingsplan valt binnen het zoekgebied 'dorpsuitbreiding Hollum' zoals aangegeven in de structuurvisie Ameland. In totaal zullen op termijn in dit zoekgebied (het 'uitbreidingsplan Trapweg ') circa 52 woningen worden gerealiseerd. Het gebied waar nu een bestemmingsplan voor wordt opgesteld is de eerste fase van dit uitbreidingsplan en omvat 28 woningen. Onderstaande figuren geven respectievelijk de eerste fase van het uitbreidingsplan aan en het totaalplan voor de uitbreidingslocatie Trapweg.

Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan worden aldus 29 tot 34 woningen gebouwd. Er worden door het Gemeentelijk Woningbedrijf Ameland (GWA) 2 rijtjes van 4 of 5 woningen gebouwd (huur). Verder wordt uitgegaan van 8 tot 9 kavels bedoeld voor betaalbare koop rijenwoningen en/of twee-onder-een-kap. Van de resterende 15 vrije sector kavels worden er 5 door de gemeente uitgegeven en 9 of 10 blijven in eigendom van de particuliere eigenaren. De woningen zijn breed inzetbaar, dus zowel voor starters, gezinnen of ouderen bedoeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20200402-VG01_0006.jpg"

figuur: schetsplan uitbreidingsplan Trapweg Hollum

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20200402-VG01_0007.jpg"

figuur: schetsplan uitbreidingsplan Trapweg Hollum (totaalplan)

Landschappelijke inpassing

Het verkavelingsplan sluit aan op de verkaveling van de woningen westelijk van de nieuwe locatie. Aan de noord- en oostkant is een groensingel voorzien. Hierdoor wordt de woningbouw verkregen 'nieuwe rand' van het dorp aan deze zijden als 'groen' ervaren. Ter compensatie van de toename verharding wordt de bestaande waterloop aan de oostzijde verbreed. (Zie ook paragraaf 4.7).

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk worden de voor dit bestemmingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van de benodigde onderzoeken met de daarbij behorende conclusies.

4.1 Vormvrije merbeoordeling

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 28 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.

De vormvrije m.e.r. beoordeling is als bijlage 1 aan het ontwerpbestemmingsplan toegevoegd.

4.2 Milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieu-hinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In bepaalde gevallen kan gemotiveerd worden dat er geen sprake is van een 'rustige woonwijk', maar van een 'gemengd gebied'. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een lint in een dorpskern waar meerdere functies naast elkaar zitten. Of bij een gebied dat langs een drukke ontsluitingsweg ligt. Bij een 'gemengd gebied' kunnen de richtafstanden met 1 afstandsstap verkleind worden. Uitzondering hierop is de richtafstand voor externe veiligheid. Deze wordt niet verkleind.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20200402-VG01_0008.png"

Figuur: Richtafstandentabel (bron: VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)

Onderzoek en conclusie

Op grond van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' kan de omgeving rond het plangebied tot een rustige woonwijk worden gerekend. In het bestemmingsplan Hollum zijn bedrijven tot en met de milieucategorie 2 toegestaan. In de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen bedrijven. Het plangebied grenst aan de west zijde aan woningen. Aan de overige zijden grenst het plangebied aan het buitengebied.

Ten noord-westen van het plangebied bevindt zich het bedrijventerrein van Hollum. Hier zijn bedrijven toegestaan tot en met milieucategorie 3.2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven. Tot een rustige woonwijk dient een afstand van 100 meter aangehouden te worden. Het bedrijventerrein ligt op een afstand van circa 50 meter. Dit betekent dat onderbouwd moet worden waarom het uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening verantwoord is de woonwijk binnen deze richtafstand te ontwikkelen.

De locatie voor de nieuwe woningbouw is gelegen aan de noord-oostzijde van Hollum en sluit aan de westzijde aan op reeds bestaande woningbouw ten zuiden van de Trapweg. Deze bestaande woningbouw aan de Trapweg bevindt zich op een nog kortere afstand van het bedrijventerrein. Daarom mag er van worden uitgegaan dat de locatie voor de 28 woningen eveneens geen hinder zal ondervinden van het bedrijventerrein Hollum.

Het aspect 'Milieuzonering' vormt geen belemmering voor de voorgestane ontwikkeling van woningbouw op deze locatie.

4.3 Archeologie

Toetsingskader

Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

FAMKE

De provincie heeft in dit kader de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) opgesteld. Hierop zijn archeologische adviezen voor de provincie Fryslân gegeven. Op deze kaart worden voor zowel de Steentijd - Bronstijd als de Ijzertijd - Middeleeuwen adviezen gegeven over eventueel te verrichten onderzoeken.

Op basis van de FAMKE, advies steentijd-bronstijd, geldt dat geen onderzoek noodzakelijk is. Op basis van de FAMKE , kaart Ijzertijd-Middeleeuwen, blijkt dat het plangebied in z'n geheel valt in het gebied waarvoor het advies “Karterend onderzoek 1” geldt . Dit houdt in dat bij ingrepen groter dan 500 m² een karterend archeologisch onderzoek moet plaatsvinden. In 2003 is op deze locatie al archeologisch onderzoek gedaan. (Hollum Ameland Verkennend Archeologisch Onderzoek op Vier Locaties. De Steekproef, maart 2003) Er is toen geen vervolgonderzoek geadviseerd. Het archeologisch rapport is als bijlage 3 bij de toelichting opgenomen.

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de voorgestane ontwikkeling.

4.4 Cultuurhistorie

Toetsingskader

De regering heeft in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in hun bestemmingsplannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Burgers krijgen hiermee het recht om bij de planning van bouwwerkzaamheden aan te geven of er cultureel erfgoed wordt geraakt.

Onderzoek en conclusie

De Waddeneilanden zijn aangewezen als aardkundig waardevol gebied. De eilanden bestaan uit zeer veel gave en karakteristieke duinvormen waarin sedimentatie en erosieprocessen nog steeds plaats vinden, grote strandvlakten en kwelders met de kenmerkende kreken. Het plangebied ligt binnen het dorp Hollum en het gebied wordt gebruikt als grasland. De cultuurhistorische waarden van het eiland worden door de geplande nieuwbouw van 28 woningen niet aangetast.

Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de voorgestane ontwikkeling.

4.5 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient er in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat als de bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig gesaneerd wordt, dat het kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen worden bij voorkeur op schone grond gerealiseerd.

Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening.

Onderzoek en conclusie

Ten aanzien van het plangebied is geen sprake van een verdachte locatie, mede gelet op het grondgebruik in het verleden (agrarische gronden). In het kader van het bestemmingsplan is een verkennend bodemonderzoek ook niet noodzakelijk. Bij een aanvraag omgevingsvergunning voor de bouw van de woningen dient te worden aangetoond dat de milieuhygiënische gesteldheid van de bodem geschikt is voor het toekomstig gebruik.

4.6 Verkeer en parkeren

Het bestemmingsplan betreft een functieverandering van agrarische cultuurgrond naar wonen. Binnen het plangebied worden 28 woningen worden gebouwd (16 vrijstaande woningen en 12 geschakelde woningen). Het aantal verkeersbewegingen naar de locatie zal, als gevolg van deze nieuwe woningen, toenemen. De omliggende wegen zullen, mede gezien de bestaande verkeersintensiteit, het verkeer goed kunnen blijven verwerken. Het parkeren is voorzien op eigen erf. Zie hiervoor ook de figuren zoals opgenomen in paragraaf 3.2.

Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.7 Water

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moeten ruimtelijke plannen voorzien zijn van een waterparagraaf. Hiervoor wordt het proces van de watertoets doorlopen. Bij het watertoetsproces gaat het om het hele proces van vroegtijdig meedenken, informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het waterschap beoordeelt wat de invloed van het project is op de waterhuishouding en geeft een wateradvies. Waterhuishoudkundige consequenties van een plan mogen niet op de omgeving worden afgewenteld. Het waterschap streeft ernaar de ingrepen binnen een peilgebied water neutraal te houden. Wateraspecten die met een specifiek instrument kunnen worden geregeld, worden in de watertoets wel gesignaleerd, maar niet geregeld.

Watertoets

Via dewatertoets.nl is het plan op 6 mei 2020 aangemeld bij het Wetterskip Fryslân. Hieruit blijkt dat de normale watertoetsprocedure van toepassing is. Dit houdt in dat de aanwezige wateraspecten van invloed zijn op het plan.

Toename verharding

Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverharding die wel past binnen het bestemmingsplan, maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is.

Het is verboden zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied en 1500 m2 in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd in dit wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Bij het graven van extra oppervlaktewater is onderstaande tabel van toepassing. Uiteraard is het toepassen van alternatieve maatregelen in het plan ook mogelijk. Afhankelijk van de maatregel kunnen andere normen gelden dan vermeld in het onderstaande tabel. Indien er niet wordt gecompenseerd door extra oppervlaktewater te graven waarbij onderstaande percentages worden gehanteerd of indien er geen overeenstemming plaatsvindt in de watertoetsprocedure over alternatieve maatregelen dan dient een watervergunning bij het waterschap te worden gevraagd.

Gebied   Stedelijk (>200 m2)   Landelijk (>1.500 m2)  
Boezem   5%   5%  
Polder   10%   10%  
Vrij afstromend   Maatwerk mogelijk   Maatwerk mogelijk  

Toelichting tabel

  • 5% heeft alleen betrekking op de Friese boezem;
  • de algemene regels keur zijn in de tabel verwerkt;
  • maatwerk kan bestaan uit bijvoorbeeld infiltratie of berging van het overtollig hemelwater.

Compensatie toename verhard oppervlakte

De toename verhard oppervlakte is circa 9.007 m2. Er wordt binnen het plangebied circa 1.219 m2 wateroppervlaktewater gerealiseerd. Dit is circa 13 % van de toename verhard oppervlakte. Hiermee voldoet het plan ruimschoots aan de norm zoals in de tabel weergegeven.

4.8 Geluid

Toetsingskader

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.

Onderzoek en conclusie

Industrielawaai

In de omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig die geluidhinder veroorzaken. Onderzoek naar industrielawaai kan achterwege blijven.

Wegverkeer

Met dit bestemmingsplan worden 28 nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Volgens de wet geluidhinder is een woning een geluidsgevoelige functie. De nieuwe woningen liggen niet binnen de invloedszone waarvoor akoestisch onderzoek noodzakelijk is. Het plangebied ligt namelijk binnen een 30 km/u zone. De omliggende wegen worden voornamelijk door aanwonenden gebruikt en hebben een lage verkeersintensiteit. Hiermee is voldoende aannemelijk gemaakt dat de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de nieuw te realiseren woningen voldoet aan de voorkeursgrenswaarde Wet geluidhinder.

4.9 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijnstof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijnstof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Tabel: Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek en conclusie

In dit plan wordt de realisatie van 28 woningen toegestaan. De conclusie is dan ook dat dit plangebied, niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op basis van artikel 5.16, lid 1, aanhef en onder c kan het project zonder nader onderzoek doorgang vinden. De voorgestane ontwikkeling wordt dan ook niet belemmerd door het aspect luchtkwaliteit.

4.10 Ecologie

4.10.1 Toetsingskader

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura-2000 gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Op Ameland is sprake van meerdere beschermde natuurgebieden, namelijk Natura 2000- gebieden 'Waddenzee' en 'Duinen Ameland' en verschillende gebieden die daarnaast aangewezen zijn als NNN- gebieden in de provinciale verordening.

Gebiedsbescherming: Natura 2000-gebieden

Het plangebied maakt zelf geen deel uit van een Natura 2000-gebied. Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 met betrekking tot het Programma Aanpak Stikstof wordt bij vrijwel ieder plan stilgestaan bij de mogelijke stikstofemissie en het effect daarvan op Natura 2000-gebieden. Zie verder paragraaf 4.10.5.

Gebiedsbescherming: Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Een plan mag geen activiteiten en ontwikkelingen mogelijk maken, die leiden tot significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van het NNN. Het plangebied maakt geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland Het plangebied betreft een perceel agrarische grond dat in de huidige situatie intensief in gebruik is. Het is daarom niet aannemelijk dat de locatie van betekenis is voor de voorkomende soorten in de beschermde gebieden. Compensatie of het nemen van extra mitigerende maatregelen is dan ook niet nodig.

Soortenbescherming

Voor alle soorten is de algemene zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving.

4.10.2 Onderzoek

Omdat het planvoornemen een ruimtelijke ingreep betreft, dient een toetsing te worden uitgevoerd in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb). Deze toetsing vindt eerst plaats in de vorm van een quickscan gebaseerd op het onderdeel soortbescherming. In het kader daarvan is door Bureau FaunaX een analyse gemaakt van de (mogelijk) binnen de invloedssfeer aanwezige beschermde natuurwaarden. Hierbij ligt de focus op flora en alle diergroepen waarvan redelijkerwijze kan worden verwacht dat beschermde soorten voor kunnen komen in het plangebied. Tevens is een inschatting gemaakt van de eventuele effecten van de voorgenomen plannen op in de omgeving liggende beschermde natuurgebieden (Natura-2000 en EHS) (onderdeel gebiedsbescherming).

Het onderzoek (Quickscan Wet natuurbescherming, mei 2020) is als bijlage 4 bij de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen. Het project kan doorgang vinden binnen het kader van de Wet natuurbescherming, mits men zich houdt aan de hieronder volgende aanbevelingen:

  • 1. Algemeen voorkomende broedvogels

Gezien de habitat in het plangebied, kan niet worden uitgesloten dat vogels waarvan de nesten niet jaarrond beschermd zijn tot broeden komen binnen de invloedsfeer van de werkzaamheden. Deze soorten zijn wel beschermd tijdens de broedtijd. Geadviseerd wordt daarom om de werkzaamheden buiten de broedtijd uit te voeren. De broedtijd loopt grofweg van 15 maart tot 15 juli. Er is echter geen standaard voor deze periode. Sommige soorten kunnen eerder of later in het jaar broeden. Wat van belang is, is of er een broedgeval is en of er sprake is van wezenlijke verstoring van het betreffende broedgeval. Eventueel kan tijdens de broedtijd gewerkt worden, dit dient dan te gebeuren onder begeleiding van een ecoloog.

  • 2. Vleermuizen (vliegroute Trapweg)

Het kan niet worden uitgesloten dat de houtwal langs de Trapweg (grenzend aan het plangebied) een essentiële vliegroute vormt voor verschillende soorten vleermuizen. Het is daarom van belang om negatieve effecten als gevolg van bijvoorbeeld lichtuitstraling te voorkomen. Indien dit niet kan worden voorkomen, wordt geadviseerd om op basis van nader onderzoek vast te laten stellen of inderdaad sprake is van een essentiële vliegroute van vleermuizen, zodat kan worden bepaald of in deze een ontheffing dient te worden aangevraagd.

  • 3. Rugstreeppad

Het voorkomen van vaste rust- en verblijfplaatsen van de rugstreeppad in en om het plangebied kan niet op voorhand worden uitgesloten en is zelfs aannemelijk. Omdat deze soort op Ameland in hoge dichtheden voorkomt, heeft het weinig nut om nader onderzoek naar de aanwezigheid van deze soort in en om het plangebied uit te laten voeren. In plaats daarvan kan er beter vanuit worden gegaan dat de soort in en om het plangebied voorkomt en kan op basis hiervan, in overleg met het bevoegd gezag, worden overgegaan tot een ontheffingsaanvraag (compensatie en mitigatie).

  • 4. Vrijgestelde- en niet beschermde soorten: de zorgplicht

Er kan een aantal niet beschermde of vrijgestelde soorten voorkomen in het plangebied, zoals bijvoorbeeld verschillende soorten kleine zoogdieren. Voor schade aan deze soorten geldt in principe een vrijstelling. De zorgplicht van de Wet natuurbescherming schrijft echter voor dat men verplicht is om alles wat redelijkerwijze mogelijk is, te doen of juist te laten om schade aan wilde planten en dieren zo veel mogelijk te voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld tot uiting worden gebracht door zo te werken dat dieren de kans krijgen om te vluchten.

  • 5. Ganzenfoerageergebied

Door de werkzaamheden zal er 1,7 hectare aan ganzenfoerageergebied verloren gaan.

Zie verder de conclusies uit de Voortoets, paragraaf4.10.3.

  • 6. Natura2000

Op basis van de nu bekende informatie kan niet op voorhand worden uitgesloten dat het planvoornemen gepaard gaat met een negatief effect op habitattypen en habitatsoorten waarvoor het Natura2000 gebied Duinen Ameland is aangewezen. Hier kan sprake van zijn als de hydrologische omstandigheden in en om het plangebied veranderen. Dit vanwege het feit dat de afstand tot dit Natura2000-gebied klein is en een deel van de habitattypen en habitatsoorten waarvoor dit gebied is aangewezen zeer gevoelig is voor verdroging dan wel vernatting.

Als gevolg van deze conclusie is een Voortoets Wnb uitgevoerd, zie hiervoor paragraaf 4.10.3.

  • 7. Stikstofgevoeligheid

Tijdens de uitvoering van de voorgenomen werkzaamheden (bouw woningen) komt er naar alle waarschijnlijkheid extra stikstof vrij door bijvoorbeeld het inzetten van mobiele werkvoertuigen zoals graafmachines. Deze extra stikstofemissie heeft mogelijk een negatief effect op de voorgenoemde Natura2000-gebieden. Gezien de omvang van het project en het feit dat de werkzaamheden op korte afstand van omliggende Natura-2000 gebieden plaatsvinden, is een Aerius-berekening van toepassing.

Zie voor het onderdeel 'Stikstofdepositie' paragraaf 4.10.5.

  • 8. Weidevogelgebied Staatsbosbeheer

Het plangebied grenst aan een weidevogelgebied dat wordt beheerd door Staatsbosbeheer. Het is niet uit te sluiten dat het planvoornemen een negatief effect heeft op de kwaliteit van dit weidevogelgebied. Zo kan er in vergelijking met de huidige situatie meer verstoring optreden. Ook kan er sprake zijn van negatieve effecten op het habitat zelf, bijvoorbeeld als er veranderingen in de waterhuishouding (grondwaterpeil) worden doorgevoerd.

Met betrekking tot punt 8 kan worden vermeld dat veranderingen in waterpeilen niet niet aan de orde zijn. In de omliggende weilanden zijn van de afgelopen 10 jaar bovendien nauwelijks waarnemingen van weidevogels bekend. Ten opzichte van de bestaande dorpsrand en Trapweg voegt deze ontwikkeling geen noemenswaardige verstoring toe.

4.10.3 Voortoets Wnb

De kern Hollum zal aan de oostzijde worden uitgebreid met 28 woningen. Gezien de ligging naast het Natura 2000-gebied Duinen Ameland zijn significante effecten als gevolg van de beoogde ontwikkeling op dit gebied niet op voorhand uit te sluiten. Derhalve is minimaal een voortoets in het kader van de Wet natuurbescherming vereist. Op basis van deze voortoets moet worden beoordeeld of nader onderzoek vereist is, in de vorm van een passende beoordeling en daarmee een planMER. In deze voortoets worden niet de effecten op beschermde soorten en het Natuurnetwerk Nederland beschreven.

De voortoets in het kader van de Wet natuurbescherming (d.d. 7 oktober 2020) is als bijlage 5 Voortoets Wnb bij de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen. De conclusies uit de voortoets worden hieronder weergegeven:

  • 1. Het perceel wordt incidenteel gebuikt als foerageergebied door rotganzen uit de nabijgelegen Waddenzee. Het verlies van 1,7 ha foerageergebied zal geen enkel effect hebben op de gunstige staat van instandhouding van deze soort.
  • 2. Het dichtstbijzijnde verdrogingsgevoelige Natura 2000-habitat bevindt zich op 780 meter van het plangebied. Vanwege deze afstand kunnen verdrogingseffecten worden uitgesloten.
  • 3. De huidige dorpsrand is reeds verlicht en de wegen langs de rand worden reeds gebruikt door verkeer dat 's avonds en 's nachts licht voert. Mede gezien de grote afstand tot Natura 2000 en de gesloten beplanting langs de Trapweg is het uitgesloten dat het nieuwe woongebied extra verstoring door licht toevoegt.
  • 4. In het duingebied en op de stranden is vanuit de bestaande woon- en recreatiegebieden reeds sprake van enige optische verstoring door verkeer en bewegende mensen op het bestaande netwerk van wegen en paden. Deze aantallen zullen ten opzichte van de referentiesituatie verwaarloosbaar wijzigen.
  • 5. Verstoring door geluid tijdens de aanlegfase bereikt niet het Natura 2000-gebied op minimaal 780 m afstand.
  • 6. Door het opheffen van het agrarisch grondgebruik ter plaatse neemt de stikstofemissie als gevolg van bemesting af. Dit effect is groter dan de emissies en deposities in zowel de aanlegfase als de gebruikfase van het woongebied .


Significante effecten op het Natura 2000-gebied Duinen Ameland als gevolg van het nieuwe woongebied kunnen op basis van deze voortoets geheel worden uitgesloten. Een passende beoordeling alsmede een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming zijn niet nodig.

4.10.4 Effecten op Natuurnetwerk

Het plangebied grenst aan de noord- en oostkant aan het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het betreft bestaand of nog te ontwikkelen weidevogelgrasland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20200402-VG01_0009.png"

Figuur: Ligging woongebied (rood) ten opzichte van Natuurnetwerk (bron: Natuurbeheerplan 2022)

Artikel 7.1.1.3 van de Verordening Romte geeft aan dat een ruimtelijk plan dat op gronden nabij het Natuurnetwerk nieuwe niet-agrarische activiteiten en ontwikkeling mogelijk maakt, alleen is toegestaan indien dit niet leidt tot significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk.

Het beoogde woongebied leidt niet tot areaalverlies binnen het NNN. Ook de hydrologie blijft ongewijzigd. Denkbare effecten zijn verstoring door licht, geluid en bewegingen vanuit het woongebied, inclusief extra verkeersbewegingen.

Verstoringscontouren algemeen

Bijgaande figuur laat de bestaande en nieuwe verstoringscontouren zien rondom het nieuwe woongebied. Langs de Trapweg en de Verbindingsweg bevinden zich bomenrijen. Voor dergelijke lijnvormige beplantingen hanteert de provincie Fryslân een verstoringsafstand van 200 meter (bron: L.W. Bruinzeel, A.G.M. Schotman (2011): “Onderbouwing verstoringsafstanden werkplan weidevogels in Fryslân”, A&W rapport 1624/Alterra rapport 2184). Eenzelfde verstoringsafstand geldt voor landschappelijke beplantingen zoals die ten zuiden van de Verbindingsweg voorkomen. Voor woonwijken (huizen bebouwde kom) hanteert de provincie een verstoringsafstand van 300 meter.

In bijgaande figuur zijn de verstoringscontouren aangegeven als gevolg van de betreffende bomenrijen (geel en oranje) en het bestaande dorspgebied van Hollum (rood). In blauw is de nieuwe verstoringscontour aangegeven als gevolg van het beoogde woongebied Trapweg. Zoals uit deze figuur blijkt veroorzaakt dit nieuwe woongebied nergens nieuw verstoord gebied dat niet reeds wordt verstoord door de bomenrijen en/of de bestaande dorpsrand.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20200402-VG01_0010.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20200402-VG01_0011.png"

Figuur: Bestaande en nieuwe verstoringscontouren

Geluid aanlegfase

Bij de inrichting van het terrein en de bouw van de woningen wordt gedurende 1 jaar gebruik gemaakt van de apparatuur zoals weergegeven in onderstaande tabel. In de laatste kolom is de ligging van de 47 dB(A)-contour weergegeven. Dit is de kritische verstoringscontour voor vogels van open landschappen, zoals weidevogels (bron: Reijnen, 1992). Bij hogere geluidsniveaus neemt het aantal broedparen mogelijk af.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20200402-VG01_0012.png"

Tabel: Verstoringscontouren aanlegwerkzaamheden (bron: www.AV-consulting.nl)

De grootste geluidsproductie hangt samen met het gebruik van de graafmachine gedurende ongeveer 8 maanden. Deze 47 dB(A)-contour overlapt met de reeds bestaande verstoringscontouren door opgaande beplantingen en de bestaande dorpsrand. Significante verstoringseffecten kunnen voor de aanlegfase daarom geheel worden uitgesloten.

Geluid gebruiksfase

Op basis van CROW-kencijfers wordt de toename van de verkeersintensiteit geraamd op 176 mvt/etm (weekdag). Op de Verbindingsweg (weekdagintensiteit 2017: 2980 mvt/etm) voegt dit verkeer slechts 6% toe. Voor de ligging van de 47 dB(A)-contour heeft een dergelijke geringe verkeerstoename geen enkele betekenis. Significante verstoringseffecten kunnen derhalve ook voor de gebruiksfase geheel worden uitgesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20200402-VG01_0013.png"

Tabel: Verkeersgeneratie

4.10.5 Stikstofdepositie

Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 met betrekking tot het Programma Aanpak Stikstof wordt bij vrijwel ieder plan stilgestaan bij de mogelijke stikstofemissie en het effect daarvan op Natura 2000-gebieden.

In opdracht van de gemeente Ameland is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd voor de aanleg- en exploitatiefase van de ontwikkeling van 28 grondgebonden eengezinswoningen, waarbij rekening is gehouden met verkeersbewegingen en de inzet van diesel aangedreven materieel.

Binnen het bestemmingsplan Hollum – Trapweg wordt de beweiding van grasland beëindigt. Hier worden 28 grondgebonden eengezinswoningen voor teruggebouwd. Het betreffen hier 16 vrijstaande woningen en 12 rijenwoningen.

In de berekening is de referentiesituatie vergeleken met de aanleg- en exploitatiefase. Uit de berekeningen blijkt dat de stikstofdepositie nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar en er derhalve geen relevant effect is, waarbij het opheffen van de agrarische functie een gunstige invloed heeft. Negatieve effecten in de vorm van vermesting en verzuring zijn derhalve niet aan de orde. Het vervallen van de agrarische functie geldt voor meerdere jaren. Dit effect wordt niet in de berekeningen meegenomen, maar heeft wel een gunstig effect. Voor dit plan bestaat geen vergunningplicht op basis van de Wet natuurbescherming.

De memo 'Voortoets stikstofemissie en stikstofdepositie' (d.d. 09-03 2021) evenals de bijbehorende rekenresultaten van de stikstofemissies met behulp van de AERIUS Calculator (release 15 oktober 2020) zijn als bijlage 6 bij de toelichting toegevoegd.

4.11 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Onderzoek en conclusie

Om te bepalen of in en in de nabijheid van het plangebied risicovolle objecten aanwezig zijn die het plan kunnen belemmeren, is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in de directe nabijheid van het plangebied geen risicovolle functies/installaties aanwezig zijn. Ook is in de directe omgeving geen hogedruk aardgasleiding aanwezig die een risico vormt voor de ontwikkeling van het plangebied. Verder vindt er geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats.

Ten aanzien van het aspect externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor dit plan.

4.12 Kabels en leidingen

In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die een planologische bescherming nodig hebben.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Algemeen

In voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het

plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en het beleid. In dit hoofdstuk worden de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bouwregels van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

5.2.1 Groen

De openbare groenvoorzieningen binnen het plangebied zijn onder de bestemming 'Groen' gebracht. Naast groenvoorzieningen, beplanting en bebossing zijn paden en speelvoorzieningen toegestaan. Er mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.2 Tuin

Vanwege het karakter van de kern Hollum, dient zorgvuldig te worden omgegaan met het plaatsen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen en de woningen zelf. Met name de gebieden die grenzen aan de openbare ruimte dienen vrij te blijven van bebouwing. Om dit te waarborgen is de bestemming ‘Tuin' opgenomen voor de voor- en de zijtuinen tot 3,00 meter achter de voorgevel van de woningen. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 1 meter bedragen. Voor erf- en terreinafscheidingen geldt een meer specifieke regeling. Vóór de naar de weg gekeerde gevel mogen erf- en terrein-afscheidingen maximaal 1 meter hoog zijn. De achter de naar de weg gekeerde gevel van de woning gelegen erf- en terreinafscheidingen mogen maximaal 2 meter hoog zijn.

5.2.3 Verkeer - Verblijfsgebied

Hollum is geheel als 30 km/uur-gebied aangewezen en ingericht. Daarom zijn alle wegen en straten bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied '. Onder deze bestemming vallen naast wegen en straten ook paden, pleintjes, parkeervoorzieningen en kleinschalig openbaar groen. Het betreft hier de openbare ruimte die slechts een verkeersontsluitende functie voor de directe woonomgeving heeft en waar het verblijfskarakter voorop staat. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en overkappingen worden opgericht.

5.2.4 Water

De in het plangebied gelegen waterloop is onder de bestemming 'Water' gebracht. De gronden zijn bestemd voor waterlopen en waterpartijen, oevers en bijbehorende beplanting. De bestemmingsomschrijving ziet daarnaast toe op het behoud van de landschappelijke en natuurlijke waarden en een goede waterhuishouding en waterstructuur. Binnen de bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht.

5.2.5 Wonen - 1

Deze bestemming 'Wonen - 1' betreft de nieuwe woningen in het plangebied. De bestemming ‘Wonen - 1’ betreft woningen die bestaan uit één bouwlaag en een dak met een hellende kap. In beperkte mate zijn woon-straten, paden, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen onder deze bestemming gebracht. Dit betreft de gronden die tot de directe omgeving van de woning behoren. De omgevingsfuncties staan dan ook ten dienste van de woonfunctie. Binnen de bestemming zijn aan-huis-verbonden beroepen mogelijk.

In de bouwregels wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds hoofdgebouwen en anderzijds aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Voor ‘Wonen - 1’ geldt dat de goothoogte maximaal 3,50 meter en de (bouw)hoogte maximaal 8,50 meter mag bedragen. De dakhelling varieert wel enigszins, zodat ten aanzien daarvan is bepaald dat deze minimaal 30° en maximaal 60° mag bedragen.

Er mogen maximaal 2 woningen aaneen gebouwd worden, tenzij de verbeelding anders weergeeft. Een hoofdgebouw dient in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd. In verband met het voorkómen van een rommelig straat- en bebouwingsbeeld wordt de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de openbare ruimte gewaarborgd door de bestemming ‘Tuin’. Het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen is toegestaan op een afstand van ten minste 1 meter tot de zijdelingse perceelsgrens.

Om volgebouwde erven te voorkomen, is de gezamenlijke oppervlakte voor de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op maximaal 50% van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, gesteld. Voor de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen is een goothoogte van 3 meter toegestaan. De (bouw)hoogte mag 6,50 meter bedragen, maar moet ten-minste 1,00 meter lager zijn dan de (bouw)hoogte van het hoofdgebouw. De aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen zijn voorzien van een plat dak of van een dak met een hellende kap (30° tot 60°). Onder de regeling voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen vallen ook erkers en serres.

Met de ligging van de bestemming ‘Tuin’ (waarin geen gebouwen zijn toegestaan) wordt voorkomen dat dergelijke bouwwerken aan de voorzijde van een woning worden gebouwd. Door middel van een afwijking middels een omgevingsvergunning is het mogelijk om, onder voorwaarden, een hoofdgebouw deels buiten het bouwvlak te bouwen. Ook is het mogelijk de dakhelling van gebouwen te verlagen of tot maximaal 80° te verhogen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde bestemmingsplanprocedure.

Ten behoeve van de maatschappelijke uitvoerbaarheid is het voorontwerpbestemmingsplan in het najaar van 2020 in het kader van het Overleg ex artikel 3.1.1 Bro toegezonden aan de overlegpartners. Van de provincie is op 26 januari 2021 een reactie ontvangen. Van de overige overlegpartners is geen reactie ontvangen. De vooroverlegreactie betrof de volgende onderwerpen:

  • 1. Wonen: de provincie heeft ingestemd met 10 woningen in het woonplan van 2018. Met betrekking tot de extra 18 woningen die in dit bestemmingsplan mogelijk woren gemaakt maakt de provincie een voorbehoud.
  • 2. Weidevogels: het aspect weidevogels, als onderdeel van het provinciale weidevogelbeleid, is ten onrechte niet benoemd in paragraaf 2.2 (provinciaal beleid). Daarnaast wordt er in paragraaf 4.10 (ecologie) ten onrechte van uitgegaan dat het plangebied zich niet in een weidevogelgebied bevindt. De locatie ligt, anders dan het ecologisch onderzoek in paragraaf 2.7 vermeldt, in 'weidevogelkansgebied', zoals aangewezen op kaart in de Verordening Romte. Beoordeling van de situatie heeft echter tot de conclusie geleid dat het onderhavige project niet tot extra verstoring leidt, waardoor het voldoet aan artikel 7.2.2 van de Verordening Romte.
  • 3. Aerius-berekening: Vanaf 15 oktober 2020 geldt de nieuwe Regeling natuurbescherming. Vanaf die datum moeten stikstofberekeningen worden uitgevoerd met de nieuwe Aerius-calculator. Verzocht wordt gebruik te maken van de nieuwe calculator.
  • 4. Juridische kwaliteit: verzocht wordt de rapportage 'Hollum Ameland Verkennend Archeologisch Onderzoek op Vier Locaties" (De Steekproef, maart 2003) als bijlage van het bestemmingsplan toe te voegen.

De vooroverlegreactie is opgenomen als bijlage 7 bij de toelichting. Daar waar de reactie van de provincie aanleiding geeft tot aanpassing, zijn deze aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt.

ad 1: Er moet formeel nog de goedkeuring van GS worden verkregen over het woningbouwprogramma. Provincie en gemeente hebben afgesproken dat er een herijking komt van de woningbouwafspraken, en dat onderhavig plan past binnen de voorgenomen nieuwe afspraken. De procedure voor de formele schriftelijke instemming van GS met de woningbouwafspraken kan gelijktijdig met de procedure van het bestemmingsplan lopen. De reactie leidt niet tot aanpassingen in het bestemmingsplan.

ad 2: De toelichting is op dit punt aangevuld. Onder de paragraaf 'provinciaal beleid' is een kopje 'weidevogelkansgebied' opgenomen waarin deze conclusie is verwerkt.

ad 3: De berekening voor de stikstofdepositie is opnieuw uitgevoerd met de nieuwe Aerius-calculator. De nieuwe berekening met bijbehorende toelichting zijn opgenomen als bijlage 6 bij de toelichting. De conclusie ten aanzien van stikstofdepositie blijft ongewijzigd.

ad 4: de genoemde rapportage is als bijlage 3 bij de toelichting opgenomen.

Het ontwerpbestemmingsplan is vervolgens zes weken ter inzage gelegd: van 29 april tot en met 9 juni 2021. In deze periode kon eenieder zijn zienswijze kenbaar maken. Indien noodzakelijk wordt het bestemmingsplan aangepast aan de zienswijzen.

Op het ontwerpbestemmingsplan Hollum-Trapweg is één zienswijze binnengekomen. Dit betreft een zienswijze van de provincie Fryslân op het onderdeel ecologie. De zienswijze van de provincie is opgenomen als bijlage 8 bij de toelichting. Naar aanleiding van deze zienswijze is nader onderzoek gedaan waar uit blijkt dat het plan niet leidt tot significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk. Het nader onderzoek is verwerkt in de toelichting van dit bestemmingsplan: paragraaf 4.10 is aangevuld met een paragraaf over de effecten van het plan op het Natuurnetwerk.

Het bestemmingsplan Hollum- Trapweg is vervolgens 19 juli 2021 vastgesteld. Na de vaststelling wordt het bestemmingsplan nogmaals zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode bestaat de mogelijkheid tot het indienen van beroep bij de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Het aantonen van de economische uitvoerbaarheid ten behoeve van de inzet van gemeentelijke middelen door middel van een cijfermatige opzet, is voor onderhavig voornemen niet relevant. De woningbouw wordt ontwikkelde door de gemeente Ameland. Er worden deels woningen gebouwd voor het Gemeentelijk Woningbedrijf Ameland (GWA). Voor de ontwikkeling zijn voldoende middelen gereserveerd. Gesteld kan worden dat het plan hiermee economisch uitvoerbaar is.

6.3 Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten op derden. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestemmingsplan. Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden. In de Wro is opgenomen dat voor bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro, in verband met het kostenverhaal van de gemeente, in beginsel een exploitatieplan vastgesteld moet worden. Dit bestemmingsplan maakt de bouw van woningen mogelijk. Dit valt onder de bouwplannen zoals bedoelt in het Bro. Echter de woningen worden ontwikkeld door de gemeente Ameland. Vaststelling van een exploitatie-plan is derhalve niet aan de orde.