direct naar inhoud van Artikel 16 Recreatie - Molen
Plan: Hollum 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0060.020203-VA01

Artikel 16 Recreatie - Molen

 

 

16. 1.    Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie - Molen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    een molen, al dan niet in combinatie met sociaal-culturele voorzieningen;

b.    gebouwen ten behoeve van:

1.    een mosterdmalerij;

2.    productiegebonden detailhandel, alsmede detailhandel in souvenirs;

 ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - mosterdmalerij”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd;

met de daarbijbehorende:

c.    tuinen, erven en terreinen;

d.    parkeervoorzieningen;

e.    groenvoorzieningen;

f.     straten en paden;

g.    nutsvoorzieningen;

h.    sloten, bermen en beplanting;

i.      overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

16. 2.    Bouwregels

16. 2. 1. Voor het bouwen van een molen gelden de volgende regels:

a.    een molen zal binnen het bouwvlak worden gebouwd;

b.    de hoogte van een molen zal ten hoogste 15,00 m bedragen.

16. 2. 2. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van een mosterdmalerij gelden de volgende regels:

a.    de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - mosterdmalerij”;

b.    de hoogte van de gebouwen zal ten hoogste 4,00 m bedragen.

16. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;

b.    de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 1,00 m bedragen. 

16. 3.    Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

a.    de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het

Beschermd Dorpsgezicht;

b.    een goede woonsituatie;

c.    een goede milieusituatie;

d.    de verkeersveiligheid;

e.    de sociale veiligheid; en

f.     de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 

16. 4.    Ontheffing van de bouwregels

16. 4. 1. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

-       het bepaalde in lid 16.2.3. sub b en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verhoogd tot ten hoogste 5,00 m.

16. 4. 2. De in lid 16.4.1. genoemde ontheffing mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

a.    het straat- en bebouwingsbeeld;

b.    de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het

Beschermd Dorpsgezicht;

c.    de milieusituatie;

d.    de woonsituatie;

e.    de verkeerssituatie; en

f.     de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

16. 5.    Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend :

a.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een zelfstandig horecabedrijf;

b.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van zelfstandige detailhandel.

16. 6.    Sloopvergunning

16. 6. 1. Ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (sloopvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

-       het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen.

16. 6. 2. Het bepaalde in lid 16.6.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

a.    het normale onderhoud betreffen;

b.    reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

16. 6. 3. De in lid 16.6.1. genoemde vergunning mag uitsluitend worden verleend onder de volgende voorwaarden:

a.    de karakteristieke hoofdvorm is niet langer aanwezig en kan niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand worden hersteld;

b.    de karakteristieke hoofdvorm is in redelijkheid niet te handhaven;

c.    het betreft delen van een pand of bijgebouwen die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken, en door sloop van deze delen vindt geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaats.

16. 6. 4. Het bepaalde in lid 16.6.1. is niet van toepassing op karakteristieke panden waarvoor reeds ingevolge de Monumentenwet een sloopvergunning is vereist.

16. 7.    Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in díe zin dat:

a.    de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeteringswerkzaamheden een niet als karakteris­tiek aange­duid pand (weer) karakteristiek wordt;

b.    de aanduiding “karakteristiek” wordt verwijderd, indien blijkt dat een karakteristieke hoofdvorm niet te handhaven is in relatie tot de functie die het pand moet vervullen.