Plan: | Hollum 2009 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0060.020203-VA01 |
9. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van:
1. detailhandel, met uitzondering van supermarkten;
2. detailhandel, met inbegrip van supermarkten, ter plaatse van de aanduiding “supermarkt”;
3. horeca, voorzover ondergeschikt aan en ten dienste van de onder 9.1. sub a. onder 1 genoemde doeleinden, ter plaatse van de aanduiding “horeca”;
4. appartementen, ter plaatse van de aanduiding “verblijfsrecreatie”;
5. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning;
waarbij, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd;
met de daarbijbehorende:
c. tuinen, erven en terreinen;
d. straten en paden;
e. parkeervoorzieningen;
f. groenvoorzieningen;
g. nutsvoorzieningen;
h. sloten, bermen en beplanting;
i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9. 2. Bouwregels
9. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 9.1. sub a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
c. de goot- c.q. bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” in het bouwvlak aangegeven hoogte in meters bedragen.
9. 2. 2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
a. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen per bedrijfswoning zal ten hoogste 50 m² bedragen;
c. de goothoogte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal ten hoogste 6,50 m bedragen, mits:
- de bouwhoogte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten minste 1,00 m lager is dan de hoogte van de bedrijfswoning;
e. indien de aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden afgedekt met een kap, zal de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen.
9. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 1,00 m bedragen.
9. 3. Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:
a. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het
Beschermd Dorpsgezicht;
b. een goede woonsituatie;
c. een goede milieusituatie;
d. de verkeersveiligheid;
e. de sociale veiligheid; en
f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9. 4. Ontheffing van de bouwregels
9. 4. 1. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
a. het bepaalde in lid 9.2.1. sub a en lid 9.2.2. sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
- de oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het binnen het bouwperceel gelegen gedeelte van het bouwvlak;
b. het bepaalde in lid 9.2.3. sub b en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verhoogd tot ten hoogste 5,00 m.
9. 4. 2. De in lid 9.4.1. genoemde ontheffingen mogen uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het
Beschermd Dorpsgezicht;
c. de woonsituatie;
d. de verkeersveiligheid;
e. de sociale veiligheid; en
f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9. 5. Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de gronden anders ten behoeve van een bedrijfswoning binnen de gronden die zijn voorzien van de aanduiding “bedrijfswoning”;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een supermarkt, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding “supermarkt”;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding “horeca”, in welk geval ondergeschikte aan de detailhandelsfunctie gerelateerde horeca is toegestaan;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor recreatieve bewoning, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding “verblijfsrecreatie”, in welk geval:
1. het aantal appartementen per aanduiding niet meer dan één zal bedragen;
2. de gebruiksoppervlakte van een appartement niet meer mag bedragen dan 30% van de gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat de oppervlakte van een appartement ten hoogste 70 m² zal bedragen.
9. 6. Sloopvergunning
9. 6. 1. Ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (sloopvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen.
9. 6. 2. Het bepaalde in lid 9.6.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:
a. het normale onderhoud betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
9. 6. 3. De in lid 9.6.1. genoemde vergunning mag uitsluitend worden verleend onder de volgende voorwaarden:
a. de karakteristieke hoofdvorm is niet langer aanwezig en kan niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand worden hersteld;
b. de karakteristieke hoofdvorm is in redelijkheid niet te handhaven;
c. het betreft delen van een pand of bijgebouwen die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken, en door sloop van deze delen vindt geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaats.
9. 6. 4. Het bepaalde in lid 9.6.1. is niet van toepassing op karakteristieke panden waarvoor reeds ingevolge de Monumentenwet een sloopvergunning is vereist.
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
a. de aanduiding “verblijfsrecreatie” wordt verwijderd, mits:
- de verblijfsrecreatieve functie ter plaatse is beëindigd;
b. de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeteringswerkzaamheden een niet als karakteristiek aangeduid pand (weer) karakteristiek wordt;
c. de aanduiding “karakteristiek” wordt verwijderd, indien blijkt dat een karakteristieke hoofdvorm niet te handhaven is in relatie tot de functie die het pand moet vervullen.