Plan: | Doarpen |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0058.BPDRP2009-OH01 |
28. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - Wooncentrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van woningen, in combinatie met ruimte voor:
1. sociaal-medische voorzieningen;
2. sociaal-culturele voorzieningen;
met de daarbijbehorende:
b. parkeervoorzieningen;
c. nutsvoorzieningen;
d. tuinen, erven en terreinen;
e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
28. 2. Bouwregels
28. 2. 1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
28. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw dat het dichtst aan de weg gesitueerd is en het verlengde daarvan, ten hoogste 2,00 mag bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5,00 m bedragen.
28. 3. Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a. een goede woonsituatie;
b. de milieusituatie;
c. de verkeersveiligheid;
d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
28. 4. Ontheffing van de bouwregels
28. 4. 1. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
- het bepaalde in artikel 28 lid 28. 2. 1 sub a en toestaan dat gebouwen (gedeeltelijk) buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
1. er sprake is van een incidentele uitbreiding;
2. uitsluitend ondergeschikte gebouwen geheel buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde.
28. 4. 2. De in artikel 28 lid 28. 2. 1 genoemde ontheffingen kunnen uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. de woonsituatie;
b. de milieusituatie;
c. de verkeersveiligheid;
d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
e. de in bijlage 4a en 4b aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgebied, indien er sprake is van een beschermd dorpsgezicht.