Plan: | Doarpen |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0058.BPDRP2009-OH01 |
18. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie - Kampeerterrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. standplaatsen voor kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans;
b. gebouwen, voorzover ten dienste van een kampeerterrein, ten behoeve van:
1. sanitaire voorzieningen;
2. onderhoud en beheer;
3. dienstverlening;
4. een kantine;
5. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
c. recreatiewoningen, ter plaatse van de aanduiding “recreatiewoning”;
d. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning;
met de daarbijbehorende:
e. sport- en speelvoorzieningen;
f. parkeervoorzieningen;
g. groenvoorzieningen;
h. nutsvoorzieningen;
i. erven en terreinen;
j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18. 2. Bouwregels
18. 2. 1. Voor het bouwen van de in artikel 18 lid 18. 1 sub b genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
b. indien in het bouwvlak de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” is aangegeven, mag de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen;
c. indien in het bouwvlak de aanduiding “minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)” is aangegeven, mag de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en de minimale en maximale dakhelling van een gebouw respectievelijk ten minste en hoogste de in de aanduiding aangegeven minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen.
18. 2. 2. Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:
a. recreatiewoningen mogen uitsluitend worden gebouwd in het gebied dat is voorzien van de aanduiding “recreatiewoning”;
b. het aantal recreatiewoningen mag ten hoogste drie bedragen;
c. de oppervlakte van een recreatiewoning mag ten hoogste 60 m² bedragen;
d. de goothoogte van een recreatiewoning mag ten hoogste 3,00 m bedragen;
e. de bouwhoogte van een recreatiewoning mag ten hoogste 4,00 m bedragen.
18. 2. 3. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
a. de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen dienen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan te worden gebouwd, tenzij de afstand van een bestaande aan- of uitbouw, een bestaand bijgebouw of een bestaande overkapping minder bedraagt dan wel vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning is gebouwd, in welk geval voor de bestaande aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen de bestaande situering geldt;
b. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen ten minste 1,00 m vanaf de zijdelingse perceelgrens dan wel in de zijdelingse perceelgrens te worden gebouwd;
c. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per hoofdgebouw mag ten hoogste 75 m² bedragen, met dien verstande dat:
1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 50 m² mag bedragen;
2. indien de bestaande oppervlakte meer bedraagt, de bestaande oppervlakte geldt;
d. de goothoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping mag ten hoogste 3,30 m bedragen;
e. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping mag niet meer bedragen dan:
1. 6,50 m, indien in de zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd; en
2. de bouwhoogte van een punt in een denkbeeldige lijn van 45°, getrokken vanuit een punt op 3,30 m bouwhoogte op de zijdelingse perceelgrens, met dien verstande dat geen deel van de kap zich buiten deze denkbeeldige lijn mag bevinden;
met dien verstande dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping ten minste 1,00 m lager is dan de bedrijfswoning.
18. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw dat het dichtst aan de weg gesitueerd is en het verlengde daarvan, ten hoogste 2,00 mag bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5,00 m bedragen.
18. 3. Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a. een goede woonsituatie;
b. een goede landschappelijke inpassing;
c. de milieusituatie;
d. de verkeersveiligheid;
e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
18. 4. Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de gronden voor meer dan 120 standplaatsen voor kampeermiddelen;
b. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen buiten de periode van 1 april tot en met 30 oktober;
c. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen zonder dat deze op verantwoorde wijze landschappelijk worden ingepast;
d. het gebruik van de gebouwen, met uitzondering van de bedrijfswoning, voor permanente bewoning.