Plan: | Dokkum Bûten de Bolwurken |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0058.081005-VA01 |
23. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie - Manege’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen, voorzover ten dienste van de bestemming, ten behoeve van:
1. de manegefunctie annex paardenhouderij;
2. onderhoud en beheer;
3. horeca van categorie 2, voorzover gerelateerd aan de bestemming;
4. bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
met de daarbijbehorende:
b. parkeervoorzieningen;
c. nutsvoorzieningen;
d. tuinen, erven en terreinen;
e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
23. 2. Bouwregels
23. 2. 1. Voor het bouwen van de in artikel 23 lid 23.1. sub a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. de gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
b. bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
c. per bedrijf mag uitsluitend één bedrijfswoning worden gebouwd;
d. voor uitpandige bedrijfswoningen gelden de volgende maatvoeringseisen:
1. de goothoogte van een bedrijfswoning mag ten hoogste 3.50 m bedragen;
2. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag te hoogste 9.00 m bedragen;
e. een gebouw, met uitzondering van een uitpandige bedrijfswoning, dient te voldoen aan de in het bouwvlak aangegeven maatvoeringseisen.
23. 2. 2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
a. de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen dienen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan te worden gebouwd, tenzij de afstand van een bestaande aan- of uitbouw, een bestaand bijgebouw of een bestaande overkapping minder bedraagt dan wel vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning is gebouwd, in welk geval voor de bestaande aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen de bestaande situering geldt;
b. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen ten minste 1,00 m vanaf de zijdelingse perceelgrens dan wel in de zijdelingse perceelgrens te worden gebouwd;
c. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen mag per bedrijfswoning ten hoogste 75 m² bedragen, met dien verstande dat:
1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 50 m² mag bedragen;
2. indien de bestaande oppervlakte meer bedraagt, de bestaande oppervlakte geldt;
d. de goothoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping mag ten hoogste 3,30 m bedragen;
e. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping mag niet meer bedragen dan:
1. 6,50 m, indien in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd; en
2. de bouwhoogte van een punt in een denkbeeldige lijn van 45°, getrokken vanuit een punt op 3,30 m bouwhoogte op de zijdelingse perceelgrens, met dien verstande dat geen deel van de kap zich buiten deze denkbeeldige lijn mag bevinden;
met dien verstande dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping ten minste 1,00 m lager is dan de bedrijfswoning.
23. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het (hoofd)gebouw dat het dichtst aan de weg gesitueerd is en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m mag bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5,00 m bedragen.
23. 3. Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a. een goede woonsituatie;
b. de milieusituatie;
c. de verkeersveiligheid;
d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
23. 4. Ontheffing van de bouwregels
23. 4. 1. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
a. het bepaalde in artikel 23 lid 23.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen (gedeeltelijk) buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
1. er sprake is van een incidentele uitbreiding;
2. uitsluitend ondergeschikte gebouwen geheel buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde.
23. 4. 2. De in artikel 23 lid 23.4.1 genoemde ontheffing kan uitsluitend worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de woonsituatie;
c. milieusituatie;
d. de verkeersveiligheid;
e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
23. 5. Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van gebouwen voor bewoning, tenzij het bestaande bedrijfswoningen betreft, alsmede het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning voor bewoning;
b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van opslag, voorzover het geen zij- en/of achtererf betreft.