direct naar inhoud van Artikel 1 Begrippen
Plan: Dokkum Bûten de Bolwurken
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0058.081005-VA01

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

1.    het plan

het Bestemmingsplan Dokkum Bûten de bolwurken van de gemeente Dongeradeel;

2.    het bestemmingsplan:

de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0058.BPDKBB2009-OH01 met bijbehorende regels;

3.    aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

4.    aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

5.    aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

6.    aan-huis-verbonden:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

7.    ABC-goederen:

auto’s, boten, caravans en daarmee direct samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;

8.    achtererf:

dat gedeelte van het erf dat achter de achtergevel van het (hoofd)gebouw en het verlengde daarvan is gebouwd;

9.    agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren;

10.  archeologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

11.  bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

12.  bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein of perceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

13.  bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

14.  bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

15.  (beperkt) kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheidinrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

16.  beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

17.  bestaand:

a.    ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken, en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:

-       bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van dit plan;

b.    ten aanzien van het overige gebruik:

-       bestaand ten tijde van het van kracht worden van dit plan;

18.  bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

19.  bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

20.  bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand, gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

21.  bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

22.  bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

23.  bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

24.  bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

25.  bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

26.  bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijn toegelaten;

27.  bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

28.  chalet:

een gebouw, bestaande uit een lichte constructie, dat naar de aard en de inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning;

29.  dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

30.  detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

31.  dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

het op het publiek gericht aanbieden, verkopen en/of leveren van economische en/of maatschappelijke diensten, zoals reisbureaus, kapsalons, uitzendbureaus, bankfilialen en makelaarskantoren;

32.  dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

33.  dierenbenodigdheden:

dierenverblijven en andere dierbenodigdheden zoals voer, strooisel en accessoires;

34.  eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

35.  erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

36.  gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

37.  geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg;

38.  geluidsgevoelige functies:

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

39.  geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

40.  geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolgde de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

41.  gevelbouwgrens:

de als zodanig aangegeven bouwgrens;

42.  grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt;

43.  handel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, het verkopen en/of afleveren van goederen;

44.  hogere grenswaarde:

een maximale waarde voor de geluidbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

45.  hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

46.  horecabedrijf:

een bedrijf of instelling, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

47.  horeca categorie 1:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken en etenswaren aan met name bezoekers van centrumvoorzieningen, zoals dagrestaurants c.q. eethuisjes, ijssalons, croissanterieën en naar de aard en openingstijden daarmee vergelijkbare horecabedrijven;

48.  horeca categorie 2:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, grillrooms, shoarmazaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven; 

49.  horeca categorie 3:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, zoals restaurants, bistro's en daarmee vergelijkbare horecabedrijven;

50.  horeca categorie 4:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)cafés, met uitzondering van discotheken en nachtclubs;

51.  horeca categorie 5:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend elektrisch versterkte muziek of het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken, alsmede horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse, zoals nachtclubs en automatieken;

52.  horeca categorie 6:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals hotels en pensions;

53.  horizontale diepte van een gebouw:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;

54.  individueel aaneengebouwd (hoofd)gebouw:

een (hoofd)gebouw, op een zodanige wijze aaneengebouwd, dat er sprake is van een visueel zelfstandige bebouwing, tot uitdrukking komend in het onderling verschil in goothoogte, dakvorm en/of gevelbelijning;

55.  kampeermiddel:

a.    een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;

b.    enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde;

één en ander voorzover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf; 

56.  kantine:

een ruimte, behorende bij een maatschappelijke, recreatieve of sportvoorziening, waarbij de bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van maaltijden, eenvoudige etenswaren en dranken, primair ten behoeve van de gebruikers van die voorziening;

57.  kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi-)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

58.  kap:

een dakafdekking onder een hoek van meer dan 5° met het horizontale vlak;

59.  kas:

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

60.  kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

de in bijlage 2 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

61.  kringloopwinkel:

een winkel, welke gericht is op de verkoop van gebruikte huishoudelijke goederen;

62.  maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-/medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

63.  niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt;

64.  nijverheid:

bedrijfsactiviteiten gericht op reparatie/onderhoud, verhuur, op- en overslag en transport van goederen, op technische dienstverlening, op constructie, assemblage en bewerking/­verwerking van producten en op hiermee naar de aard vergelijkbare bedrijfsactiviteiten;

65.  nutsgebouw:

een gebouw ten behoeve van een nutsvoorziening, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen en telefooncellen;

66.  nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van milieuvoorzieningen, de telecommunicatie, de waterhuishouding, natuurbeheer en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval wordt verstaan bergbezinkbassins, centrale voorzieningen voor de afvalinzameling en zendmasten;

67.  overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;

68.  peil:

a.    voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

-       de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b.    voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:

-       de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

c.    indien in of op het water wordt gebouwd:

-       het Nieuw Amsterdams Peil;

d.    in het geval de hoogte van het terrein op een perceel grote verschillen vertoont:

-       de door burgemeester en wethouders bepaalde hoogte;

69.  perceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

70.  perifere detailhandel:

grootschalige detailhandel, met minimaal 1000 m² verkoopvloeroppervlak (BVO), die naar aard en omvang van de artikelen (volumineus, gevaar of hinder voor de omgeving) niet in het centrum van Dokkum is in te passen;

71.  plaatselijk verzorgend bedrijf:

een bedrijf dat, hetzij uit oogpunt van werkgelegenheid, hetzij in verband met productie, dienstverlening en/of afzet, in hoge mate gebonden is aan zijn directe omgeving;

72.  platte afdekking:

een horizontale dakafdekking of een dakafdekking onder een hoek van maximaal 5° met het horizontale vlak;

73.  productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

74.  prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

75.  recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

76.  risicogevoelig bouwwerk:

een bouwwerk c.q. object dat kan worden aangemerkt als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;

77.  risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

78.  seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

79.  singuliere detailhandel:

grootschalige detailhandel in niet-volumineuze goederen die naar aard en omvang van de artikelen (gevaar of hinder voor de omgeving) niet op een perifere detailhandelslocatie of in het centrum van Dokkum is in te passen;

80.  sportieve recreatie:

het verblijf buiten de woning, voor recreatieve doeleinden, in de vorm van veldsporten en spelactiviteiten op grotere schaal;

81.  stacaravan:

een caravan die gedurende langere tijd op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en die door zijn plaatsing als (niet bouwvergunningplichtig) bouwwerk is aan te merken;

82.  straatwand:

een naar de straatzijde gerichte, gesloten dan wel halfgesloten bebouwingswand, welke wordt gevormd door een gebouw, door aangebouwde c.q. ingebouwde gebouwen, dan wel door gebouwen met een relatief geringe onderlinge afstand;

83.  tuincentrum:

een bedrijf waarbinnen bedrijfsmatig bomen, heesters en andere siergewassen worden gekweekt en/of waarbinnen detailhandel in tuininrichtingsartikelen en/of dierenbenodigdheden plaatsvindt;

84.  tuininrichtingsartikelen:

specifieke artikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen;

85.  uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

86.  verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

87.  voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien een perceel met meer dan één zijde grenst aan een weg, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

88.  voorkeursgrenswaarde:

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

89.  vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

90.  winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

91.  woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

92.  woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

93.  woonhuis:

een gebouw dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

 

Voorzover in deze regels wordt verwezen naar andere regelingen (wetten, verordeningen), dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpplan.