direct naar inhoud van Artikel 38 Algemene ontheffingsregels
Plan: Dokkum Bûten de Bolwurken
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0058.081005-VA01

Artikel 38 Algemene ontheffingsregels

 

38. 1.    Ontheffingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

a.    het bepaalde in de bestemmingsregels, voorzover het de artikelen 3, 5, 10, 13, 14, 17, 18, 19, 22 en 23 betreft en toestaan dat per bedrijf één bedrijfswoning met daarbijbehorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen wordt gebouwd, met dien verstande dat:

1.    de goothoogte van een uitpandige bedrijfswoning ten hoogste 6,00 m bedraagt;

2.    de bouwhoogte van een uitpandige bedrijfswoningen ten hoogste 10,00 m bedraagt;

3.    de maatvoering van inpandige bedrijfswoningen voldoet aan de in het bouwvlak van de betreffende bestemming aangegeven maatvoeringseisen;

4.    de oppervlakte van een bedrijfswoning niet meer dan 150 m² bedraagt;

5.    voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen de volgende regels gelden:

a.    de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen dienen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan te worden gebouwd, tenzij de afstand van een bestaande aan- of uitbouw, een bestaand bijgebouw of een bestaande overkapping minder bedraagt dan wel vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning is gebouwd, in welk geval voor de bestaande aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen de bestaande situering geldt;

b.    de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen dienen ten minste 1,00 m vanaf de zijdelingse perceelgrens dan wel in de zijdelingse perceelgrens te worden gebouwd;

c.    de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen mag per bedrijfswoning ten hoogste 75 m² bedragen, met dien verstande dat:

-       de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 50 m² mag bedragen;

d.    de goothoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping mag ten hoogste 3,30 m bedragen;

e.    de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping mag niet meer bedragen dan:

-       6,50 m, indien in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd; en


-       de bouwhoogte van een punt in een denkbeeldige lijn van 45°, getrokken vanuit een punt op 3,30 m bouwhoogte op de zijdelingse perceelgrens, met dien verstande dat geen deel van de kap zich buiten deze denkbeeldige lijn mag bevinden;

met dien verstande dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping ten minste 1,00 m lager is dan de bedrijfswoning;

6.    de geluidsbelasting van geluidgevoelige gebouwen niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;

b.    de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;

c.    de in de aanduidingen aangegeven maatvoeringseisen met betrekking tot goot- en bouwhoogte tot ten hoogste 20% van die maatvoeringseisen;

d.    het bestemmingsplan ten aanzien van de voorgeschreven minimale en maximale dakhelling ten behoeve van het toestaan van afwijkingen in kapvormen;

e.    de regels en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;

f.     de regels en toestaan dat gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, openbaar vervoer, bediening van kunstwerken, sanitaire voorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:

1.    de oppervlakte per gebouwtje ten hoogste 50 m² mag bedragen;

2.    de bouwhoogte van een gebouwtje ten hoogste 3,00 m mag bedragen;

g.    de regels en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van jongerenontmoetingsplekken worden gebouwd, mits:

1.    de oppervlakte per gebouwtje ten hoogste 65 m² mag bedragen;

2.    de bouwhoogte van een gebouwtje ten hoogste 3,00 m mag bedragen;

h.    de regels, ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;

i.      de regels, ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 40,00 m;


j.      de regels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt vergroot, mits:

1.    de maximale oppervlakte van de plaatselijke verhoging ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak mag bedragen;

2.    de vergroting ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;

k.    het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak en toestaan dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:

1.    trappen, trappenhuizen en galerijen;

2.    entreeportalen, luifels, veranda’s en balkons;

3.    overstekende daken;

mits de bouwgrens met niet meer dan 1,50 m overschrijdend;

4.    andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de bouwgrens met niet meer dan 1,00 m overschrijdend.

38. 2.    Toepassingsregel

De in artikel 38 lid 38.1. genoemde ontheffingen kunnen uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

a.    het straat- en bebouwingsbeeld;

b.    de woonsituatie;

c.    de milieusituatie;

d.    de verkeersveiligheid;

e.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.