direct naar inhoud van Artikel 7 Bedrijventerrein
Plan: Grou
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0055.BPGROU-OH01

Artikel 7 Bedrijventerrein

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven tot en met categorie 2 zoals genoemd in Bijlage 3 Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
  • b. bedrijven tot en met categorie 3.1 zoals genoemd in Bijlage 3 Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
  • c. bedrijven tot en met categorie 3.2 zoals genoemd in Bijlage 3 Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
  • d. bedrijven tot en met categorie 4.1 zoals genoemd in Bijlage 3 Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1';
  • e. bedrijven tot en met categorie 4.2 zoals genoemd in Bijlage 3 Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2';
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', mede een bedrijfswoning;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', mede een kringloopwinkel;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus', mede detailhandel in volumineuze goederen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd', mede voor een sportschool;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', mede voor een kantoor;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', tevens het behoud, de bescherming en/of het herstel van het karakteristieke uiterlijk van het pand;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', mede een artsenpraktijk;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoogwaardige bedrijven' mede hoogwaardige, kennisintensieve industrie, groothandel, kantoren en overige dienstverlenende bedrijven;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum', mede een tuincentrum;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', mede een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - watergebonden bedrijf', mede een watergebonden bedrijf;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg' voor een lpg-vulpunt;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - reservoir lpg' voor een lpg-reservoir;
  • s. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met daaraan ondergeschikt:

  • t. de inrichting en het beheer van vaarwegen voor zover de gronden zijn gelegen binnen de in 40.2 aangegeven beheersgrenzen;

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen, erven, terreinen en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat:

  • u. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan, behalve voor zover toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg' en 'specifieke vorm van bedrijf - reservoir lpg';
  • v. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  • w. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • x. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het besluit M.E.R. 1994 niet zijn toegestaan;
  • y. detailhandel is toegestaan voor zover rechtstreeks voortvloeiend uit de bedrijfsactiviteiten van het bedrijf, waarbij geldt dat daarvoor van de vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen ten hoogste 10% met een maximum van 100 m2 mag worden benut, met dien verstande dat deze oppervlaktebeperking niet geldt voor de detailhandel die is toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'detailhandel', 'detailhandel volumineus', 'tuincentrum', 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' en 'specifieke vorm van bedrijf - watergebonden bedrijf'.
7.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

7.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen geldt dat:

  • a. een gebouw uitsluitend binnen het bouwvlak mag worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven bouwhoogte, waarbij geldt dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven goothoogte;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldkwaliteit' dienen de representatieve onderdelen van het bedrijf te worden gesitueerd en dient de voorkant of ontsluitingszijde van het bedrijf naar de weg gericht te zijn;
  • d. het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen dan 75%, dan wel het bebouwingspercentage ten tijde van het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan;
  • e. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 3 m mag bedragen;
  • f. de onderlinge afstand niet minder dan 5 m mag bedragen;
  • g. indien een kleinere afstand of een grotere bouwhoogte / goothoogte / bebouwingspercentage legaal aanwezig is op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, deze afstand / bouwhoogte / goothoogte / bebouwingspercentage mag worden gehandhaafd.
7.2.2 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen geldt in aanvulling op de regel in 7.2.1 dat:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' één bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. de oppervlakte niet meer dan 120 m² mag bedragen;
  • c. in afwijking van de regel in 7.2.1 onder b de bouwhoogte niet meer dan 9 m mag bedragen.
7.2.3 Bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning

Voor bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning geldt in aanvulling op de regels in 7.2.2 dat:

  • a. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan niet minder dan 3 m mag bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 50 m2 mag bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van de oppervlakte van het achter de voorgevel van het woonhuis en het verlengde daarvan gelegen bouwperceel verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw;
  • c. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan de hoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m tot een maximale bouwhoogte van ten hoogste 7 m;
  • d. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw niet meer dan 5 m mag bedragen.
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, geldt dat:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, in het bouwvlak niet meer mag bedragen dan de ter plaatse toegestane bouwhoogte van de gebouwen;
  • b. de bouwhoogte van constructies voor het in en uit het water tillen van boten en remmingswerken niet meer dan 20 m mag bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' een overkapping mag worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 6,5 m;
  • d. de bouwhoogte van erfafscheidingen, vóór de voorgevel van het gebouw en het verlengde daarvan dan wel indien sprake is van hoeksituaties en grenzend aan de weg of het openbaar groen, niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • e. in de overige situaties de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 mag bedragen;
  • f. voor de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Omgevingsvergunning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regel:

  • a. in 7.2.1 onder a ten behoeve van bebouwing buiten het bouwvlak;
  • b. in 7.2.1 onder b ten behoeve van een hogere bouwhoogte, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 12,5 m;
  • c. in 7.2.1 onder e ten behoeve van een geringe afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, mits er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid en veiligheid in geval van calamiteiten;
  • d. in 7.2.4 onder d voor het verhogen van de bouwhoogte tot ten hoogste 2 m bij uitsluitend visueel open erfafscheidingen;
  • e. in 7.2.4 onder e voor het verhogen van de bouwhoogte tot ten hoogste 3 m, mits de noodzaak voor afschermende en beschermende werking is aangetoond.
7.3.2 Afwegingskader

De in 7.3.1 genoemde omgevingsvergunningen worden slechts verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de woonsituatie
  • d. de milieusituatie;
  • e. de externe veiligheid;
  • f. de verkeersveiligheid en de bereikbaarheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend de bewoning van bedrijfsruimten.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Omgevingsvergunning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regel:

  • a. in 7.1 onder a tot en met e en kunnen tevens bedrijven worden toegelaten die niet zijn genoemd in de Bijlage 3 Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein of die volgens de Bijlage 3 Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein van een hogere categorie zijn, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie, met dien verstande dat:
    • 1. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
    • 2. Vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
    • 3. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
    • 4. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het besluit M.E.R. 1994 niet zijn toegestaan;
  • b. in 7.1 onder f ten behoeve van de realisering van een bedrijfswoning anders dan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', waarbij tevens de volgende regels in acht worden genomen:
    • 1. de ondernemer moet in een bedrijfsplan aantonen dat het niet gaat om een hobbymatig bedrijf en dat het bedrijf op langere termijn levensvatbaar is;
    • 2. de bedrijfswoning moet noodzakelijk zijn in verband met de aard van de producten die worden geproduceerd of verwerkt (levende, bederfelijke, kostbare goederen, goederen met een specifiek productieproces) of de diensten die worden geleverd (verblijfsaccommodaties, verhuur van roerende zaken);
    • 3. de gevels en daken moeten zodanig worden geïsoleerd dat binnen de woning in elk geval een binnenniveau van 35 dB(A) wordt bereikt. Deze voorwaarde is niet van toepassing indien in de directe omgeving alleen bedrijven uit de bedrijfscategorieën 1 en 2 van de Bijlage 3 Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein zijn toegestaan;
    • 4. de bedrijfswoning moet voldoen aan de eisen voortvloeiende uit de Wet en/of het Besluit geluidhinder;
    • 5. de bedrijfswoning mag niet leiden tot beperking van de ontplooiingsmogelijkheden van andere bedrijven;
    • 6. de realisatie van een bedrijfswoning mag geen negatieve gevolgen hebben voor de toekomstige verkaveling van een bedrijventerrein of mogelijke toekomstige uitbreidingen daarvan;
    • 7. de maatvoering van de bedrijfswoning en van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning dient te voldoen aan het bepaalde in 7.2.2 en 7.2.3 ;
  • c. in 7.1 onder u ten behoeve van de vestiging van een Bevi-inrichting, met dien verstande dat:
    • 1. de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico of - indien van toepassing - de afstand zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen juncto artikel 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen dient te zijn gelegen binnen het bouwperceel van de Bevi-inrichting, dan wel op gronden waarop geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten zijn gesitueerd dan wel toegestaan;
    • 2. een verantwoording dient te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting conform het bepaalde in artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dat geldt ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan;
    • 3. de verkeersveiligheid, brandveiligheid en een adequate brand- en rampenbestrijding worden gewaarborgd;
  • d. in 7.1 onder y ten behoeve van detailhandel in volumineuze goederen.
7.5.2 Afwegingskader

De in 7.5.1 genoemde omgevingsvergunningen worden slechts verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de externe veiligheid;
  • f. de verkeersveiligheid en de bereikbaarheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
7.6.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' bouwwerken te slopen.

7.6.2 Uitzondering op verbod

Het in 7.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. die al in uitvoering zijn of krachtens een verleende vergunning al mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.