direct naar inhoud van Artikel 40 Waarde - Archeologie 4
Plan: Winsum Dorp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0053.BPWI2010BEHE1-VA01

Artikel 40 Waarde - Archeologie 4

 

40. 1.    Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 4’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede be­stemd voor:

-       het herstel en behoud van de archeologische (verwachtings)waarden.

40. 2.    Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bodem dieper dan 45 cm - Mv wordt geroerd, met uitzondering van:

a.    bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 200 m² wordt uitgebreid;

b.    bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 200 m² ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).

40. 3.    Ontheffing van de bouwregels

40. 3. 1. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 40.2., mits:

a.    op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;

b.    op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;

c.    één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:

1.    een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

2.    een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;

3.    een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

40. 3. 2. Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om aan de ontheffing voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

40. 4.    Aanlegvergunning

40. 4. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, uit te voeren:

a.    het ontgronden, afgraven en/of egaliseren van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 200 m²;

b.    het woelen, mengen, diepploegen of ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 200 m² en dieper dan 0,45 m;

c.    het graven of dempen van watergangen;

d.    het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, dieper dan 0,45 m;

e.    het permanent verlagen van het waterpeil.

40. 4. 2. Het in lid 40.4.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

a.    het normale onderhoud, waaronder in ieder geval wordt verstaan drainage en het uitbaggeren van sloten en grachten, betreffen;

b.    reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

c.    mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning;

d.    aanvaardbaar zijn op basis van een eerder onderzoek waaruit is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.

40. 4. 3. Een vergunning als bedoeld in lid 40.4.1. wordt slechts verleend indien:

a.    op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

b.    op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad;

c.    één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen worden:

1.    een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

2.    een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;

3.    een verplichting de bouw van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

40. 4. 4. Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om aan de aanlegvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.