Plan: | Winsum Dorp |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0053.BPWI2010BEHE1-VA01 |
4. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van:
1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
2. detailhandel in computers en computerbenodigdheden en detailhandel in en verhuur van (brom)fietsen, motorscooters, scootmobielen en overige invalidenwagens en trimapparatuur, alsmede de bij al deze zaken behorende accessoires en aanverwante artikelen;
3. een bedrijfswoning;
b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning;
met daaraan ondergeschikt:
c. groenvoorzieningen;
d. nutsvoorzieningen;
e. wegen en paden;
f. water;
met de daarbijbehorende:
g. parkeervoorzieningen;
h. tuinen, erven en terreinen;
i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4. 2. Bouwregels
4. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 4.1. sub a onder 1 en 2 genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een gebouw wordt binnen een bouwvlak gebouwd;
b. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens zal ten minste 3,00 m bedragen;
c. de onderlinge afstand tussen de gebouwen zal ten minste 3,00 m bedragen, tenzij de gebouwen aaneen worden gebouwd;
d. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zullen de goot- en bouwhoogte van een gebouw en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste de aangegeven hoogte respectievelijk het aangegeven percentage bedragen.
4. 2. 2. Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
a. per bedrijf wordt ten hoogste één bedrijfswoning gebouwd;
b. de oppervlakte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 150 m² bedragen;
c. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
d. de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 30° bedragen;
e. de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen.
4. 2. 3. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan gebouwd;
b. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden ten minste 1,00 m vanaf de zijdelingse perceelsgrens dan wel op de zijdelingse perceelsgrens gebouwd;
c. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning zal ten hoogste 50 m² bedragen;
d. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 3,50 m bedragen.
4. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 8,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van reclamemasten ten hoogste 6,00 m mag bedragen.
4. 3. Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
4. 4. Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de brandveiligheid, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:
a. het bepaalde in lid 4.2.1. sub b en toestaan dat de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens wordt verkleind;
b. het bepaalde in lid 4.2.1. sub c en toestaan dat de onderlinge afstand tussen de gebouwen wordt verkleind;
c. het bepaalde in lid 4.2.1. sub d en toestaan dat het bebouwingspercentage van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel wordt vergroot tot ten hoogste 80%;
d. het bepaalde in lid 4.2.3. sub d en toestaan dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping wordt vergroot tot ten hoogste 6,00 m, mits:
- de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping lager is dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning.
4. 5. Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijfsdoeleinden, anders dan in combinatie met de woonfunctie;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor woondoeleinden, anders dan in combinatie met de bedrijfsfunctie;
d. het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel, met uitzondering van:
1. ondergeschikte detailhandel, met dien verstande dat:
a. de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 20% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen per bedrijf bedraagt;
b. de omzet van de ondergeschikte detailhandelsfunctie ten hoogste 20% van de totale omzet van het bedrijf bedraagt;
2. detailhandel in computers en computerbenodigdheden, detailhandel in en verhuur van (brom)fietsen, motorscooters, scootmobielen en overige invalidenwagens en trimapparatuur alsmede de bij al deze zaken behorende accessoires en aanverwante artikelen.
4. 6. Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:
a. het bepaalde in lid 4.5. sub a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, mits:
1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar:
- die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd; of
- bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
b. het bepaalde in lid 4.5. sub e en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:
1. de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 20% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen per bedrijf bedraagt;
2. het geen detailhandel in voedings- en genotmiddelen betreft.