Artikel 16: Verkeer
16.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. wegen en straten;
-
b. paden;
-
c. parkeervoorzieningen;
-
d. nutsvoorzieningen;
-
e. groenvoorzieningen;
-
f. sloten, bermen en beplanting;
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
met de daarbijbehorende:
-
g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.
16.2. Bouwregels
16.2.1. Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
16.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
16.3. Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
16.4. Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
a. het aanleggen van wegen en paden of anderszins inrichten van het bestemmingsvlak in afwijking van het ter plaatse van de aanduiding 'dwarsprofiel' aangegeven dwarsprofiel;
-
b. het gebruik van de gronden als verkooppunt van motorbrandstoffen.
16.5. Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- het bepaalde in lid 16.4 onder a in die zin dat wordt afgeweken van de ter plaatse van de aanduiding 'dwarsprofiel' aangegeven dwarsprofielen, mits hierdoor geen wezenlijke verandering in de geluidssituatie optreedt.