direct naar inhoud van Artikel 3: Agrarisch - Bedrijf
Plan: Terkaple - Akmarijp
Status: Vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0051.BPTER10TERKAPAKMAR-VA01

Artikel 3: Agrarisch - Bedrijf

3.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. agrarische bedrijven met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. bedrijfswoningen;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning;
  • c. agrarische cultuurgronden;
  • d. een buitenterras ten behoeve van een theeschenkerij, ter plaatse van de aanduiding "terras";
  • e. standplaatsen voor kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans;

met de daarbijbehorende:

  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, waaronder silo's en vlaggenmasten.
3.2. Bouwregels
3.2.1. Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen bouwwerken worden gebouwd op een afstand van minder dan 5,00 m, gemeten ten opzichte van de bestemming “Water” c.q. “Water - Vaarweg”;
  • b. indien de bestaande afstand van een bouwwerk tot de bestemming “Water” c.q. “Water - Vaarweg” kleiner is dan 5,00, geldt in afwijking van het bepaalde in sublid a de bestaande afstand als minimale afstand.
3.2.2. Lid 3.1. sub a genoemde gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 3.1 sub a genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 6.000 m² bedragen;
  • c. er mag ten hoogste één bedrijfswoning per agrarisch bedrijf worden gebouwd;
  • d. de oppervlakte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 150 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande oppervlakte als maximale oppervlakte geldt;
  • e. de goothoogte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen;
  • g. een gebouw zal zijn voorzien van een kap.
3.2.3. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een aan- of uitbouw zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aan- of uitbouw niet meer dan 4,00 m mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning, met dien verstande dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw ten hoogste 7,00 m zal bedragen;
  • e. de goothoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
3.2.4. Overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. silo's zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een torensilo zal ten hoogste 18,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • d. er mogen ten hoogste 2 vlaggenmasten per bouwperceel worden gebouwd;
  • e. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal binnen het bouwvlak ten hoogste 15,00 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal buiten het bouwvlak ten hoogste 5,00 m bedragen.
3.3. Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid; en
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4. Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2.2 sub e in die zin dat de goothoogte van gebouwen en overkappingen ten behoeve van veestalling wordt verhoogd tot ten hoogste 5,00 m;
  • b. het bepaalde in lid 3.2.2 sub e in die zin dat de goothoogte van overige bedrijfsgebouwen en overkappingen wordt verhoogd tot ten hoogste 6,50 m;
  • c. het bepaalde in lid 3.2.3. sub a in die zin dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen minder dan 3,00 m achter, dan wel voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • d. het bepaalde in lid 3.2.3. sub d in die zin dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw wordt verhoogd, mits:
    • 1. deze afwijkingsmogelijkheid uitsluitend wordt toegepast bij bedrijfswoningen waarvan de bouwhoogte ten minste 7,50 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de aan- of uitbouw ten minste 0,50 m lager is dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd;
  • e. het bepaalde in lid 3.2.3. sub f in die zin dat de bouwhoogte van een bijgebouw wordt verhoogd tot ten hoogste 6,00 m.
3.5. Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid, met uitzondering van een buitenterras ten behoeve van een theeschenkerij ter plaatse van de aanduiding "terras";
  • b. het gebruik van de gronden ten behoeve van een buitenterras ter plaatse van de aanduiding "terras" voorzover de oppervlakte van het terras meer bedraagt dan 200 m²;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden in gebouwen anders dan logiesverstrekking voor recreatieve bewoning in de bedrijfswoning op de wijze van bed and breakfast ten behoeve waarvan maximaal twee kamers worden ingericht voor ten hoogste vier logiesgasten;
  • d. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • e. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen bij de bedrijfswoning, ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zoals genoemd in bijlage 1, zodanig dat:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
      • 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen;
      • 50 m²;
    • 2. het uiterlijk van de bedrijfswoning wordt aangetast. Uitsluitend niet-uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen van beperkte omvang zijn toegestaan;
    • 3. het bedrijf niet wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de bedrijfswoning. Het totale aantal werkenden mag hierbij niet meer bedragen dan twee;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  • f. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  • g. het gebruik van de gronden als standplaats voor meer dan 15 kampeermiddelen per agrarisch bedrijf, met dien verstande dat kampeermiddelen uitsluitend mogen worden geplaatst in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
  • h. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • i. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijdbak.
3.6. Afwijken van de gebruiksregels

Er kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.5 onder a in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf al dan niet in combinatie met interne bouwactiviteiten dan wel ondergeschikte uitbreiding van de bebouwing wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van de in bijlage 2 opgenomen bedrijvigheid, mits:
    • 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 2. er sprake is van een ligging aan een weg, die geschikt is voor een eventuele toename van (zwaar) verkeer;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
              • a. het bepaalde in lid 3.5 onder c in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van bedrijvigheid in de zin van logiesverstrekking, mits:
    • 4. de gronden ter plaatse zijn voorzien van een bouwvlak;
    • 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 6. niet meer dan 25% van de bestaande bedrijfsgebouwen ten tijde van de verleende omgevingsvergunning, met een maximum van 350 m², wordt gebruikt ten behoeve van de ondergeschikte tweede tak of de deeltijdfunctie;
    • 7. per agrarisch bedrijf ten behoeve van de logiesverstrekking maximaal 5 appartementen zijn toegestaan;
    • 8. voor logiesverstrekking in de vorm van bed and breakfast maximaal drie slaapkamers gerealiseerd worden;
    • 9. er bij logiesverstrekking in de vorm van bed and breakfast geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
    • 10. er sprake is van een ligging aan een weg, die geschikt is voor een eventuele toename van (zwaar) verkeer;
    • 11. er geen extra inrit wordt aangelegd in verband met de vestiging;
    • 12. alle activiteiten ten behoeve van de uitoefening van de toegelaten bedrijvigheid binnen de bestaande bebouwing worden ondergebracht;
    • 13. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in lid 3.5 onder f in die zin dat een vrijstaand bijgebouw, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor bewoning, mits:
    • 1. de bewoning van een vrijstaand bijgebouw uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van (mantel)zorg voor personen;
    • 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
    • 3. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 80 m²;
    • 4. de inrichting van het vrijstaand bijgebouw ten behoeve van de bewoning ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de (mantel)zorg;
  • c. het bepaalde in lid 3.5 sub g met betrekking tot het aantal kampeermiddelen in die zin dat het aantal kampeermiddelen wordt vergroot tot 25, mits:
    • 1. ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing een afschermende beplantingstrook met een minimale breedte van 5 meter wordt gerealiseerd;
                • a. het bepaalde in lid 3.5 onder h in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van bedrijvigheid in de zin van productiegebonden detailhandel, mits:
    • 2. de gronden ter plaatse zijn voorzien van een bouwvlak;
    • 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 4. niet meer dan 100 m² verkoopoppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de productiegebonden detailhandel;
    • 5. er sprake is van een ligging aan een weg, die geschikt is voor een eventuele toename van (zwaar) verkeer;
    • 6. er geen extra inrit wordt aangelegd in verband met de vestiging;
    • 7. er geen andere detailhandel dan productiegebonden detailhandel van agrarische bedrijfs-/streekeigen producten (kaas e.d.) of aan andere bedrijvigheid gebonden vormen van producten, welke ter plaatse worden bereid en verwerkt, plaatsvindt;
    • 8. alle activiteiten ten behoeve van de uitoefening van de toegelaten bedrijvigheid binnen de bestaande bebouwing wordt ondergebracht;
    • 9. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. het bepaalde in lid 3.5 sub i in die zin dat de gronden worden gebruikt voor een paardrijdbak ten behoeve van het eigen hobbymatig gebruik, met de daarbij behorende bouwwerken, mits:
    • 1. de paardrijdbak bij een agrarisch bedrijf op een afstand van ten hoogste 100,00 m uit de dichtstbijzijnde gevel van de bedrijfswoning ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik wordt aangelegd;
    • 2. de paardrijdbak anders dan bij een agrarisch bedrijf wordt aangelegd op een afstand van ten hoogste 100,00 m uit de dichtstbijzijnde gevel van de bedrijfswoning of het woonhuis, ten behoeve waarvan de paardrijdbak voor het eigen hobbymatige gebruik wordt aangelegd;
    • 3. de paardrijdbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd;
    • 4. er vanwege de paardrijdbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 30,00 m tot de woonbestemmingsgrens).
3.7. Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. ten behoeve van een functieverandering in combinatie met de sloop van voormalige bedrijfsgebouwen en/of overkappingen van een bouwperceel de bestemming 'Agrarisch - Bedrijf' wordt gewijzigd naar de bestemming 'Wonen - 1' of 'Wonen - 2' , mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 20 of 21 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 3. op het betreffende voormalige bouwperceel ten minste 1.000 m² aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, wordt gesloopt, dan wel gezamenlijk op meerdere voormalige bouwpercelen ten minste 1.000 m² aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, wordt gesloopt, waarbij per bouwperceel minimaal 250 m² moet worden gesloopt;
    • 4. er geen panden worden gesloopt die als rijksmonument zijn aangewezen;
    • 5. ter compensatie van de sloop ten hoogste één nieuw woonhuis wordt gebouwd;
    • 6. de wijziging past binnen het geldende Woonplan;
    • 7. het ter compensatie van de sloop nieuw te bouwen woonhuis direct achter of naast de voormalige bedrijfswoning of het voormalig boerderijpand wordt gebouwd, zodat er ten hoogste twee bestemmingsvlakken met de bestemming 'Wonen - 1' worden gerealiseerd;
  • b. de bestemming 'Agrarisch - Bedrijf' wordt gewijzigd naar de bestemming 'Wonen - 1' of 'Wonen - 2' , mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 20 of 21 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 3. de voormalige bedrijfsgebouwen, die landschapsontsierend zijn, worden gesaneerd ten behoeve van de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
    • 4. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
    • 5. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd.