15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie - 4 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden;
Deze bestemming heeft voorrang op de andere daar voorkomende dubbelbestemming(en).
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Verbod
Het is verboden om op de voor Waarde - Archeologie - 4 aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder b):
-
a. het ophogen en ontgraven van de bodem;
-
b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
-
d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
-
e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen, aanleggen van drainage, en de daarmee verband houdende constructie;
-
f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
-
g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
-
h. het aanleggen van bos of boomgaard;
-
i. het scheuren van grasland;
-
j. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen.
15.4.2 Uitzonderingen
Lid 15.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die;
-
a. het normaal onderhoud en beheer betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
-
b. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
-
c. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.5 ha en niet dieper dan 30 cm worden uitgevoerd;
-
d. krachtens de Ontgrondingenwet vergunningsplichtig zijn.
15.4.3 Toetsingscriteria
-
a. de omgevingsvergunning kan worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is aangetoond;
-
b. burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning indien uit rapport blijkt dat;
-
1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
-
2. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht te nemen van de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
15.4.4 Beperkingen
Burgemeester en wethouders kunnen de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:
-
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
-
c. de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door de burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.