Plan: | Vlagtwedde Dorp |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0048.BP0905-vs01 |
Beleid en normstelling
In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. De projectmer-plicht en de mer-beoordelingsplicht is van toepassing op projecten die concreet worden mogelijk gemaakt of aangevraagd. De planmer-plicht is van toepassing op strategische plannen die het afwegingskader vormen voor mer-(beoordelings)plichtige besluiten. Daarnaast geldt een planmer-plicht voor ontwikkelingen die kunnen leiden tot significant negatieve effecten voor natuurwaarden binnen Natura 2000-gebieden. Tot slot dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
Het voorliggende bestemmingsplan is conserverend van aard. Het bestemmingsplan bevat geen grootschalige ontwikkelingmogelijkheden die belangrijke negatieve milieueffecten met zich mee kunnen brengen. De ontwikkelingsmogelijkheden die worden geboden door de bouw- en gebruiksregels zijn aanmerkelijk kleinschaliger dan de drempels uit het Besluit m.e.r. Het plangebied ligt op ruim 2 kilometer afstand van het Natura 2000-gebied Lieftinghsbroek, waardoor er in geen geval sprake is van directe verstoring. Dat er geen belangrijke negatieve milieugevolgen aan de orde zijn, blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r
Bovendien gaat het in concreto om een tweetal akkerbouwbedrijven, waarvan milieugevolgen beperkter zijn dan ingeval er sprake zou zijn van veehouderijbedrijven.