Plan: | De Linten |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0048.BP0904-vs01 |
Het ecologische beleidskader in ons land wordt gevormd door de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Respectievelijk hebben de wetten betrekking op de bescherming van waardevolle gebieden en van waardevolle soorten.
Gebiedsbescherming
Bij de gebiedsbescherming spelen de volgende aspecten:
Nabij het plangebied liggen geen Beschermde Natuurmonumenten of Natura 2000-gebieden. Dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het bosgebied Lieftingshbroek, 10 kilometer ten noordoosten van het plangebied. Fysieke verstoringseffecten als licht- en geluidhinder zullen gelet op de grote afstand tot het plangebied niet aan de orde zijn. Ook de neerslag van stikstofdepositie zal, gelet op de afstand tot het Natura 2000-gebied en de beperkte uitbreidingsmogelijkheden die het bestemmingsplan de Linten biedt aan agrarische bedrijven, verwaarloosbaar zijn. Het uitvoeren van een passende beoordeling, danwel een planMER is daardoor niet aan de orde.
Het zuidelijk deel van het plangebied aan de Ecologische Hoofdstructuur. Dit is in navolgend figuur weergegeven. Dit deel is gevoelig voor verzuring. Op grond van de Wet ammoniak en veehouderij is nieuwvestiging van veehouderijen binnen voor verzuring zeer kwetsbare gebieden en een zone van 250 meter daaromheen niet toegestaan. De regels hiervoor zijn opgenomen in de provinciale omgevingsverordening (artikel 4.12). In figuur 4 is weergegeven om welk deel het gaat. Nieuwvestiging van agrarische bedrijven is binnen deze zone niet aan de orde.
Figuur 3 Fragment kaart Omgevingsverordening provincie Groningen: natuur
Figuur 4 Fragment kaart Omgevingsverordening provincie Groningen verzuringsgevoelig, zeer kwetsbaar gebied
Tevens zijn er geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan die een negatief effect zullen hebben op de doelen van de EHS.
Bij de invulling van eventuele potentiële locaties voor wonen of wonen/werken in dit deel van het lint, zal bij de aparte bestemmingsplanprocedure gekeken worden of de ontwikkeling negatieve effecten heeft op de doelen van de EHS.
Soortenbescherming
In de Flora- en faunawet heeft de overheid van nature in Nederland voorkomende planten- en diersoorten aangewezen die beschermd moeten worden.
De bescherming houdt in dat het verboden is beschermde, inheemse planten te beschadigen en om beschermde, inheemse dieren te doden of te verontrusten, dan wel hun nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen te beschadigen, te vernielen, uit te halen of te verstoren.
Daarnaast geldt voor alle in het wild levende dieren en planten en hun directe omgeving 'de zorgplicht'. Dit houdt in dat iedereen dient te voorkomen dat zijn handelen nadelige gevolgen voor flora en fauna heeft. De zorgplicht geldt altijd, zowel voor beschermde als onbeschermde soorten.
Voor vogels geldt een algemene bescherming, waarbij het verboden is vogels en hun nesten in het broedseizoen te verstoren. Dat betekent dat het in die periode niet is toegestaan om werkzaamheden in een gebied te starten die bedreigend zijn voor broedvogels. Voor de meeste vogels geldt een broedseizoen van 15 maart tot en met 15 juli.
Er zijn geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan waardoor beschermde planten- en/of diersoorten bedreigd worden. Bij de invulling van eventuele potentiële locaties voor wonen of wonen/werken in dit deel van het lint, zal bij de aparte bestemmingsplanprocedure gekeken worden of door de ontwikkeling beschermde planten- en/of diersoorten bedreigd worden.